In het vorige bericht in deze serie heb ik laten zien dat we ons denken over onze uiteindelijke bestemming niet moeten laten bepalen door wat wij willen dat er zal gebeuren. Onze bijna vanzelfsprekende ik-gerichtheid vervormt namelijk ons verlangen. We vinden datgene 'goed' dat ons leven het makkelijkst maakt, maar dat is misschien niet het 'best'. En wat God voor ons heeft klaarliggen, ten goede of ten kwade, is altijd het beste. Maar we moeten onze hoop en verwachting laten bepalen door het karakter en de openbaring van God, en niet andersom! God zelf is het ijkpunt. Wij zijn het in elk geval niet.
Maar als we niet op ons eigen oordeel kunnen vertrouwen, hoe kunnen we dan weten dat God het beste met ons voorheeft? Hoe kunnen we erop vertrouwen dat wat Hij ook voor ons in petto heeft, het uiteindelijk beter zal zijn dan wat wij met ons beperkte, egocentrische voorstellingsvermogen hadden kunnen bedenken?
Ik zie zelf vijf aanwijzingen voor Gods goede bedoelingen met de gehele mensheid. Ik presenteer hieronder de eerste drie in een volgorde van toenemende 'betrouwbaarheid'.
De eerste is wat ik zelf heb ervaren van de natuur van God. Zoals sommigen van jullie weten heb ik na mijn studie een periode van meer dan drie jaar lang niet gebeden. Ik kon niet op mijn knieƫn zitten zonder te worden overvallen door plicht- en schuldgevoel, en ik ervoer niets van de aanwezigheid van God of iets anders bovennatuurlijks. Na die periode begon ik op een dag om eenvoudig tegen God te praten terwijl ik naar mijn werk liep. Al op die eerste dag ervoer ik een rustgevende warmte of aanwezigheid van binnen en kwam het verhaal van de verloren zoon uit de bijbel in mijn gedachten. Ik kende dat verhaal al van kinds been af, maar dit was de eerste keer dat ik de boodschap ervan met mijn hart 'voelde', namelijk dat God onvoorwaardelijk van mij hield, en dat niets wat ik deed die liefde van Hem ongedaan zou kunnen maken.
Sinds die tijd is het vaker voorgekomen dat ik het idee had iets van God te horen. Soms door een tekst die in mijn gedachten opkwam, soms door een zin of een woord dat zichzelf steeds maar herhaalde, soms door regels uit een film die ik aan het kijken was. En soms doordat anderen iets tegen me zeiden. Het was niet altijd wat ik zelf zou hebben verzonnen: zo wist ik een keer dat ik contact moest opnemen met een vriend, van wie ik jaren daarvoor plotseling afstand had genomen. Dat was moeilijk, maar bleek uiteindelijk wel goed te zijn. Bovendien ontving ik deze bevestigingen vaak juist terwijl ik diep in de put zat en negatief over mezelf dacht. Ik zou nooit zelf hebben verzonnen dat God mij zijn geliefde zoon zou noemen. Of dat hij mij zou willen omarmen als zijn kind. Toch waren deze ervaringen altijd positief. God uitte zich nooit veroordelend (hoewel hij dus wel aanwees waar ik mijn leven moest veranderen). Wat ik interpreteerde als zijn stem was altijd bemoedigend, naar de toekomst gericht en een uiting van zijn genegenheid.
Een van de krachtigste ervaringen die ik meemaakte was bijna vijf jaar geleden. Ik had een bespreking in Utrecht voor een boek waaraan ik zou meewerken, maar ik kon de juiste plek niet vinden en zwierf onverrichter zake rond in winkelcentrum Hoog Catharijne. Ik was niet speciaal aan het bidden of met God aan het praten, maar opeens kreeg ik sterk een gevoel van bewogenheid met de mensen om mij heen. Ik zag hen (een klein beetje) zoals God hen ziet. Van elk individu in het winkelcentrum en op het treinstation zag ik hoe waardevol hij of zij was. Hoe geliefd. Ik werd er ontroerd van. Ik moest denken aan de tekst uit Romeinen 5:5 waar staat dat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest. Als ik op dat moment zo'n liefde voelde voor deze mensen (van wie ik niet wist of ze wel of niet geloofden, die misschien de gruwelijkste dingen op hun kerfstok hadden staan), moest de liefde van God voor hen allemaal wel nog oneindig veel groter zijn.
De tweede aanwijzing voor Gods goede bedoelingen met alle mensen zie ik in de verhalen van 'bijna dood ervaringen'. Begin vorig jaar hadden we een samenkomst in onze kerk waarbij het daarover ging. Het blijkt dat deze ervaringen niet uniek zijn voor christenen, maar dat ze worden gedeeld door alle mensen, ongeacht hun religie (of het ontbreken daarvan). En hoewel ze van oorsprong uiteenlopende beelden hebben van God, komen hun verhalen in grote lijnen overeen. In het voorbeeld dat verteld werd, kwam een niet-christen na een slangenbeet in een coma terecht. Hij was zich bewust van duisternis om zich heen, en realiseerde zich hoe hij zich had vervreemd van zijn familie en op welke gebieden hij zelfzuchtig was geweest. Toen zag hij een licht, en ervoer hij de vraag of hij van deze duistere dingen afstand wilde doen. Dat wilde hij, en vervolgens 'steeg hij op' naar het licht en werd hij omarmd door Gods liefde voor hem persoonlijk. Hij wist vanaf dat moment zeker dat God onvoorwaardelijk van hem hield. Toen hij de keus kreeg, keerde hij terug naar het leven, niet omdat het in de hemel niet mooi zou zijn, maar omdat hij graag weer contact zou hebben met zijn moeder en zou goedmaken wat tussen hen verkeerd was gegaan.
Dit patroon zou naar wat ik hoor vaker voorkomen. Er is wel degelijk een ervaring van Gods heiligheid en het besef dat onze zelfzucht de mens in de duisternis gevangenhoudt. Er is de mogelijkheid van een keuze daarvan afstand te doen en te kiezen voor het licht. En er is de ervaring van de liefde van God voor de hele persoon, die uit zijn of haar ketenen bevrijd is en nu volledig de acceptatie van de drie-eenheid kan bevatten.
Er bestaat vanuit de wetenschap enige twijfel over de realiteit van bijna dood ervaringen. Pim van Lommel heeft er overtuigend over geschreven, maar er zijn ook stemmen die ze verklaren uit signalen van zenuwcellen onder de toestand van ernstig zuurstoftekort. Het feit dat de levens van mensen die zoiets hebben meegemaakt, ingrijpend veranderd (meestal ten goede), is voor mij een aanwijzing dat we ze serieus moeten nemen. Maar het is in elk geval geen zekere basis voor een theologie over hemel of hel.
Er is nog een derde suggestie dat we mogen hopen op een goede afloop. Die wordt geleverd door de al eeuwen lang overgeleverde sprookjes en verhalen. We kunnen ons individuele menselijke verlangen misschien niet altijd klakkeloos leidinggevend maken, maar het ligt anders voor de hoop en verwachting van de mensheid als geheel, als collectief. Een van mijn favoriete schrijvers, G.K. Chesterton, schrijft in Orthodoxie dat de essentiele dingen van mensen zijn de dingen die ze gemeenschappelijk hebben. Dat noemt hij democratie. En traditie (vooral de verhalende traditie) is slechts democratie, uitgerekt in de tijd. 'Democratie zegt ons de mening van een goed mens niet te negeren, zelfs als hij onze stalknecht is. Traditie vraagt ons de mening van een goed mens niet te negeren, zelfs als hij onze vader is.' De overgeleverde verhalen zijn gedestilleerd uit de ervaringen van generatie op generatie, en suggereren zo welke verlangens algemeen menselijk zijn, in plaats van individueel. Natuurlijk kunnen we ook op sprookjesverhalen en legendes geen theologie baseren. Daar was Chesterton zich ook drommels goed van bewust. Het was ook niet de bedoeling van Homerus en andere schrijvers van mythen en bedenkers van overleveringen om een metafysische werkelijkheid te tekenen. In The Everlasting Man betoogt Chesterton dat de mythen niet roepen: "Dit is de waarheid!", maar: "Was dit maar de waarheid!" Oftewel: "Dit is wat wij als mensen verlangen, zelfs al weten we niet of het zo zal zijn."
Wat zijn dan de universele verlangens die blijken uit onze sprookjes en mythes? Chesterton zelf wijst op een belangrijke: dat onze daden (hoe klein we ze zelf ook vinden) grote gevolgen kunnen hebben. Er zijn waarschuwingen en het heeft consequenties die in de wind te slaan. Wie op de hoorn blaast, waakt de slapende reus. Wie de lamp aansteekt, laat het paleis verdwijnen. Wie van de appel eet, moet het paradijs verlaten. Dat wijst erop dat het wel degelijk belangrijk is hoe wij leven, en dat onze keuzes (voor onszelf of voor de ander) bepalend zijn voor onze uiteindelijke bestemming.
Er is echter nog een grotere waarheid die uit deze verhalen is af te leiden, en dat is die van het 'happy end'. Mijn andere grote voorbeeld, J.R.R. Tolkien, spreekt over 'eucatastrofe', de plotselinge wending aan het eind van het verhaal, wanneer alles mis dreigt te gaan, en de held het onderspit dreigt te delven, maar plotseling de tafels worden omgekeerd, de verstotene in zijn glorie wordt hersteld en iedereen zijn echte naam weer terugkrijgt. Deze omwenteling biedt volgens Tolkien 'een vluchtige blik op vreugde, de vreugde voorbij de muren van de wereld, indringend als smart.' Het komt altijd onverwacht. En het leidt altijd tot een omkering. De jongste zoon (die door zijn broers werd veracht) wordt de koning. De dienstknecht wint de prinses voor zich. De schone slaper wordt door een kus gewekt. Het verdronken land komt weer boven water. De gescheiden geliefden vallen elkaar in de armen. De zwakken krijgen kracht en de armen ontvangen rijkdom. En in de mooiste verhalen krijgen zelfs de schurken vergeving (als ze daarom vragen).
Wie door deze verhalen niet in zijn hart geraakt wordt, mist een belangrijk deel van zijn menselijkheid!
De laatste twee belangrijke aanwijzingen voor Gods goede bedoelingen met alle mensen worden geleverd door de bijbel. Daaruit blijkt dat Zijn liefde zich verder uitstrekt dan we als christenen soms willen geloven, maar tegelijk bij mensen een grotere verantwoordelijkheid schept dan we misschien comfortabel vinden ...
(wordt vervolgd)