dinsdag 22 december 2009

De menselijke maat


Soms lijkt er een behoorlijke kloof te bestaan tussen religieuze mensen en  'echte mensen'. Nu gaat het me er even niet om dat mensen die geloven bepaalde dingen wel of niet doen omwille van hun geloof, of ze drinken of niet, of naar de kerk gaan of niet. De meest ascetische mensen kunnen nog steeds heel menselijk overkomen en zijn. Jezus zelf was ook voortdurend onder weg, zonder eigen woning en leefde zonder veel comfort. Het ligt niet aan de levensstijl als zodanig.
Desalniettemin zijn er volgens mij behoorlijk wat gelovigen die zich niet in hetzelfde leven lijken te bevinden als andere mensen. Ze leven in eenwereld van regels, van waarheden, van verplichtingen, van taken, van wonderen, van profetieën. Daar baseren ze hun waardeoordelen op, daar meten ze anderen aan af, daar ontlenen ze hun motivatie aan. Maar precies daardoor lijken ze niet in contact te staan met wat werkelijk menselijk is. Zolang ze geobsedeerd worden door de dogma's, de leerstellingen, de correctheid van wat ze geloven, lachen ze niet uitbundig om een goede mop. Nee, ze vertellen eerder waarom die grap eigenlijk niet grappig is. Ze slaan niet hun arm heen om iemand die verdriet heeft om te luisteren (maar vertellen in navolging van Jobs vrienden waarom die persoon niet vertdrietig moet zijn). Ze genieten niet met overgave van een goede maaltijd, of een mooie zonsopgang (want wat is het nut ervan?). Ze beschouwen kunst of creativiteit als iets voor erbij (maar hoe kan het ooit belangrijk zijn, behalve als evangelisatiemiddel?). Ze be- en veroordelen mensen die anders zijn dan zij (want wat ze geloven of wat ze doen, is belangrijker dan wie ze zijn als persoon). Ze weten precies hoe de uitverkiezingsleer in elkaar zit, (en kunnen ook uitleggen waarom zij bij de juiste groep horen en jij niet), maar net als de priester en de leviet in Jezus' gelijkenis van de barmhartige Samaritaan nemen ze niet een moment de tijd voor iemand die hulp nodig heeft. Ze weten je precies te vertellen waarom je bepaalde muziek wel of niet mooi mag vinden (met bijbelteksten en al), maar vragen je nooit waarom je die muziek eigenlijk mooi vindt.

Ik weet hoe dit soort personen leven, omdat ik er zelf een geweest ben.
Ik wist alles (of in elk geval heel veel, voldoende om behoorlijk zelfverzekerd te zijn op bijbelstudiebijeenkomsten. 'Wandelende concordantie' is al bijna twintig jaar mijn bijnaam).  Maar ik wist niet wat het betekende om mens te zijn. Om van mensen te houden. Om een relatie te hebben, met God en met mijn naasten.
Ik vermoed dat er meer christenen zijn die zo in het leven staan. Die geloof hechten aan een intellectuele leer over God en Christus. Die een schema hebben over wie er wel en niet naar de Hemel gaan. Die voorschriften hebben over wat je precies moet geloven  en welke woorden je precies moet bidden om door God geaccepteerd te worden. Die zelfs kunnen berekenen op welk moment Jezus' terugkomst moet plaatsvinden.
Ze lijken wat dat betreft, precies zoals ik dat deed, nogal op de Farizeeën uit Jezus tijd. Die gingen er ook prat op de wil van God, de wet, te kennen. En ook nog alle regels die de traditie erbij had bedacht. En ze leefden al die regels nog eens beter na dan wie ook. Ze knipten zelfs de tienden van de keukenkruiden om aan God te wijden. Ze zeefden de mug uit de wijn, om niet verontreinigd te worden. Maar, zegt Jezus in Mattheus 23: de kameel slikten ze door. Van echte gerechtigheid, liefde voor hun medemens, goedheid, hadden ze geen kaas gegeten. Het waren de Farizeeën die de vrouw die op overspel betrapt werd naar Jezus brachten, om te zien of hij zou voorstellen haar te stenigen. Ze veroordeelden Jezus omdat hij iemand van een verlamde arm genas op de sabbat. Ze weigerden de voorhof van de heidense Pilatus in te gaan omdat het Pasen was, maar brachten wel een onschuldige prediker op een gruwelijke wijze ter dood. Ze misten echte menselijkheid.

Veel van onze theoretische en dogmatische constructies zijn op het eerste gericht volledig kloppend. Er is geen speld tussen te krijgen. De argumentatie is angstwekkend correct. Net zoals veel regels van de Farizeeen te begrijpen waren en in die samenleving vaak nog nuttig ook! Maar deze intellectuele benadering is tegelijk levenloos. Er zit geen leven in. Sterker nog: ze vernietigt mensen onder de eisen van de leer. De regels drukken individuen neer, in plaats van ze op te tillen. En discussies over de juiste bewoordingen maken een einde aan de hechtste vriendschappen.
Deze christenen, net als de Farizeeen voor hen, en alle religieuzen uit alle religies (ook de atheisten), missen de waarde van de individuele mens. Het hele huis van hun filosofie is gebaseerd op bijbelteksten, dogma's, wetenschappelijke principes en aannames. Het is gebouwd op een onpersoonlijk fundament. En als ze een keer echt zouden praten met een mens die iets anders gelooft als zij, als ze echt zouden gaan houden van een straatkrantverkoper, de moslimbuurvrouw of de collega in de kamer naast hen, als ze die echt zouden zien als de mensen die ze zijn, zouden hun kille woorden en starre uitspraken in hun mond sterven. Want je kunt niet verkondigen wie er precies wordt gered en wie verloren gaat, als je in je vrienden waardevolle, liefhebbende personen ziet. Als je van ze houdt en je realiseert dat God ook van hen houdt. Je kunt niet aankomen met een sluitende theodicee, een verklaring van het lijden, als je naast het bed zit van iemand met kanker, of praat met iemand die in haar jeugd verkracht is. Je kunt niet droog theoretiseren over de zonde van homoseksualiteit, als je collega's hebt die een relatie hebben met iemand van hetzelfde geslacht. Je kunt niet een dode maatstaf van kennis gebruiken voor het meten van de menselijke maat.
G.K. Chesterton (ik zei toch dat ik het hem vaker zou aanhalen?) zegt: 'Philosophers all think that existence can be representend by a diagram instead of a drawing ... They cannot believe that religion is really not a pattern but a picture. Stil less can they believe that it is a picture of something that exists outside our minds.' Oftewel: deze mensen kaderen in stijve grenzen in, wat levend, organisch, dynamisch is. Ze maken een formule van een relatie.

Chesterton wijst erop dat Jezus nu juist niet kwam om een nieuwe filosofie te brengen, een nieuwe theorie over het leven, een nieuwe wet om alles te regelen en vorm te geven. Hij bracht geen religie. Hij kwam daarentegen in de eerste plaats om een menselijk leven te leiden. Dat is het fantastische van het christelijke verhaal: de incarnatie. God werd mens, volledig, helemaal. Jezus bracht schoonheid en heelheid en rechtvaardigheid. Hij vierde feest en hij treurde. Hij zocht naar relaties zowel met de religieuzen en leiders, als met de verschoppelingen, onreinen en zondaars. En hij had een doel, een missie.
De betekenis van Jezus' leven lag niet in de leer die hij bracht, dan zou hij hetzelfde zijn als alle andere mensen die een godsdienst stichten. Zijn betekenis lag in de gebeurtenissen, het drama, het verhaal van zijn leven zelf. Hij legde niet op een theoretische manier uit wat liefde was. Nee, zijn menselijke daden, zijn dood en opstanding, waren de uiting van zijn totale, opofferende liefde voor ieder mens afzonderlijk. Met die concrete actie,kijkt hij elk individu in de ogen, en nodigt hem of haar uit voor een persoonlijke, wederkerige relatie met hemzelf. Niet gebaseerd op intellectuele kennis over hem, niet op een theorie, maar op werkelijke, tastbare, levende liefde. Een liefde die het hart van zijn volgelingen in brand zet.
En als ze zijn liefde zijn gaan ervaren als werkelijkheid, nodigt Jezus zijn vrienden uit om deel uit te gaan maken van hetzelfde verhaal als Hij leefde. Om net als hij met overgave anderen lief te hebben, schoonheid te creëren en bereid te zijn hun leven over te geven. Hij nodigt hen uit werkelijk mens te zijn, blij te zijn met de blijen en te treuren met de verdrietigen. Om waarde te hechten aan die ontzettend waardevolle schepselen van God die alle individuen zijn. Om hen lief te hebben, van wie God met volle overgave houdt. En hij belooft hen dat ze uiteindelijk het herstel van alle dingen mee zullen maken, de glorie van de opstanding, het 'happy end' van Gods verhaal, waarvan Jezus' opstanding het voorstukje was, de 'trailer' van een weergaloze toekomst.

Kortom, anders dan de Farizeeën en hun huidige equivalenten denken, anders dan ik vroeger dacht, is het christelijk geloof niet een filosofie. Christen zijn is niet hetzelfde als geloven dat een bepaalde filosofie over de wereld waarheid is, een leerstelling aannemen, erover lezen en discussiëren en anderen overtuigen van een bepaalde esoterische metafysische theorie over het antwoord op het leven, het heelal en de rest. (42, voor ingewijden).
Christen zijn is deel uitmaken van een verhaal dat boven de schepping uitstijgt, een verhaal waar je een belangrijke rol in speelt, namelijk het liefhebben van God en je naaste. Het is een kwestie van keuzes maken, keuzes die grote consequenties hebben voor jou en anderen, keuzes die je leven bepalen. Het is iets levends, iets dramatisch. Het is uiteindelijk menselijk.

En dit dramatische geloof geeft tegelijkertijd het antwoord voor de filosofen die naar wijsheid zoeken, een uitdaging voor de intellectuelen en een aanknopingspunt voor de wijzen. Chesterton zegt het in een ander boek ongeveer zo: Rationele mensen die hun filosofie alleen op zichzelf baseren, worden uiteindelijk gek. Maar wie slechts een enkele mystieke zekerheid aanneemt in vertrouwen (zoals die wordt gegeven in de historische feiten van de geboorte, dood en opstanding van Jezus), ziet in de ratio de puzzelstukjes in elkaar vallen. Wie zich als wijze toestaat op dat punt een dichter te zijn, is een betere geleerde dan wie blijft vasthouden aan de pure ratio. Want de pure ratio, het denken op zichzelf, de kennis, doodt. De liefde bouwt op. De Geest maakt levend.

Toevoeging: dit bericht van blogger Jared Wilson maakt hetzelfde punt, maar dan een paar paragrafen korter.