woensdag 25 mei 2011

Voorlopig niets nieuws ...

Laat ik met de deur in huis vallen: dit wordt voorlopig het laatste bericht op mijn blog. Nee, het is niet dat jullie geen leuke lezers zijn. Het is ook niet dat ik geen inspiratie meer heb voor nieuwe, lange stukken. De woorden blijven komen. Maar de komende vier weken ben ik niet in staat om te schrijven. Ik bevind me dan namelijk aan de andere kant van de Atlantische Oceaan (onder andere in Yosemite, dat je op de foto ziet). In die periode onttrek ik me van het internet. Ik zal geen e-mails beantwoorden, zal niet twitteren, en op facebook zal ik ook niet te vinden zijn (behalve voor een verdwaalde update mocht ik ergens WiFi tegenkomen). Ik kijk er juist naar uit om een paar weken niet bereikbaar te zijn! In plaats daarvan ga ik genieten van mooie natuur, goede vriendschappen, lekkere koffie, lange autoritten, diepe gesprekken, en spannende avonturen. Het is mijn hoop dat ik uiteindelijk met nieuwe inspiratie en een dosis energie weer terug naar huis kom.
Vanaf de laatste week van juni ben ik waarschijnlijk weer op deze plek actief en verschijnen er weer stukke. Maar ik moet jullie er vast voorzichtig op voorbereiden dat er het een en ander gaat veranderen in de opzet van de blog. Onder andere hoop ik namelijk tijdens mijn reis tot een opzet te komen voor een nieuw boek. Daar wil ik in de zomer aan beginnen te schrijven. Maar een week heeft maar zeven dagen en een dag maar 24 uur. Dat wil zeggen dat ik minder tijd te besteden zal hebben voor het bloggen. Ik ben van plan om in elk geval foto’s te blijven plaatsen, naar links door te blijven verwijzen en films te blijven beschrijven (en af en toe een verdwaald boek). En daar tussendoor zal zeker hier en daar een artikel over een interessant onderwerp opduiken, en ik heb nog wat stukken liggen die hier ook wel thuishoren. Maar in elk geval tot ik mijn volgende boek geschreven heb, zal het op mijn blog wat rustiger zijn dan tot nu toe. Ik weet van sommige trouwe lezers dat mijn stukken zo lang zijn, dat ze een achterstand hebben opgelopen wat betreft het lezen ervan. Dus misschien is het niet eens zo’n gek idee om een keer wat minder te schrijven.
Ik zou zeggen, als je echt de komende vier weken niet zonder mijn pennenvruchten kunt, koop of bestel dan mijn boek Indrukwekkende Vrijheid (een beetje reclame voor mijn eigen werk moet kunnen), of kijk eens in het archief in de balk hiernaast - er is genoeg te lezen of te herlezen. Tot over een maandje!

Doe wat je wilt 2: Niet moeten slapen

Ook dit bericht begin ik met een bekentenis, maar nu niet over mijn dieet. Het is namelijk niet alleen zo dat ik de laatste tijd behoorlijk ongezond eet, met mijn slaap is het ook niet zo best gesteld. Van het voorjaar heb ik een paar maanden lang slecht geslapen. Daarna weer een paar weken beter, zodat ik me weer uitgerust voelde, maar de laatste twee weken is het weer raak. Het is een combinatie van vaak wakker worden ‘s nachts en te laat naar bed gaan. Dit weekeinde was bijvoorbeeld zwaar: ik had een koortsig gevoel en hoofdpijn, puur van de vermoeidheid. Ik was zo duf dat ik niet eens aan het schrijven van dit bericht toekwam, moet je nagaan! De nacht van zondag op maandag was door onvoorziene omstandigheden vervolgens nogal stressvol en maandag op mijn werk was ik niet op mijn vrolijkst. Maar ik had mijn energie hard nodig om mijn vakantie voor te bereiden. Dus -en hier komt het punt van mijn anekdote- besloot ik te proberen maandagavond in elk geval zo vroeg naar bed te gaan dat ik acht uur slaap zou halen.
Ik had beter moeten weten. Dat betekende namelijk dat ik er de hele avond mee bezig was. Tijdens het schoonmaken van mijn aquariums keek ik al een paar keer op de klok en rekende ik uit wanneer ik ermee klaar zou zijn - zodat ik nog tijd had om een Star Trek-aflevering te kijken. Toen Star Trek afgelopen was, keek ik snel weer naar de tijd - niet te lang internetten, snel gaan douchen, dan haalde ik het. Inderdaad lag ik om elf uur op bed. Maar van slapen kwam het niet. Waar ik me eerder die dag zo moe had gevoeld dat ik zo in slaap had kunnen vallen, lag ik nu te woelen. Mijn nacht was onrustig.
Pas nadat ik er een paar keer uit was geweest, bedacht ik me dat dit nu net een illustratie was van het probleem waar ik over wilde schrijven. Want juist omdat ik zo bezig was geweest met het op tijd naar bed gaan, omdat ik me op een bepaalde tijd had gericht en me had ingespannen die te halen, kon ik niet slapen. Mijn motivatie was er een van buitenaf geweest. Ik MOEST op tijd naar bed, omdat ik acht uur MOEST slapen en dus MOEST ik me haasten bij het schoonmaken van mijn aquariums en de rest van mijn avondbesteding. Wat zou er zijn gebeurd als ik een half uur later naar bed zou zijn gegaan, en zeven en een half uur in plaats van acht uur op bed had gelegen? Niets dramatisch. Waarschijnlijk (realiseerde ik me achteraf) zou ik beter hebben geslapen en me de volgende ochtend fitter hebben gevoeld. Maar omdat ik me die deadline had gesteld, zou ik mezelf hebben afgewezen, als het niet was gelukt. Ik zou boos op mezelf zijn geweest, en me schuldig hebben gevoeld, als ik bijvoorbeeld net als op andere avonden te lang achter de computer zou zijn blijven zitten. Ik zou mezelf hebben veroordeeld, en dat wilde ik voorkomen.
Ik had een scheidslijn aangebracht tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Om elf uur naar bed was ‘goed’ - als ik dat haalde was ik zelf dus ‘goed’. Na elven was ‘slecht’ - als ik faalde was ik zelf dus ook ‘slecht’. En omdat ik al niet zo zeker ben van mezelf en mijn eigenwaarde, kon ik dat natuurlijk niet laten gebeuren. Ik MOCHT niet slecht zijn. Gevolg was uiteindelijk dat ik voldeed aan de eis van buitenaf - maar niet dat bereikte wat ik eigenlijk nodig had: slaap. Trouwens, als ik had gefaald, zou ik waarschijnlijk ook niet goed hebben geslapen, omdat ik dan boos was geweest op mezelf, en zou hebben liggen uitrekenen hoeveel uur ik nog wel had voordat de wekker ging. Beide opties - het halen van het doel en het niet halen ervan - zouden hetzelfde effect hebben gehad, namelijk dat ik uiteindelijk niet goed kon slapen. Ik was hoe dan ook een ellendig mens.
Ik heb hetzelfde principe op andere gebieden in mijn leven in werking gezien. Steeds heeft het verbinden van een oordeel aan het bereiken van een doel het effect dat zelfs al valt het oordeel over de activiteit gunstig uit, het doel erachter niet wordt bereikt. Dat gold bijvoorbeeld voor de eisen die ik mezelf stelde toen ik nog veel bijbelstudie deed. Ik bedacht me van te voren hoe lang ik over een bepaald bijbelstudieboek zou moeten doen, en welk boek ik daarna zou lezen (ik had tot anderhalf jaar in het voren bedacht wat ik zou bestuderen - dat ging inderdaad een beetje ver). Vervolgens wist ik dus ongeveer hoeveel bladzijdes ik per avond gelezen moest hebben. Vaak lukte het niet dat aantal pagina’s te halen. Dan was ik gefrustreerd. Ik moest mijn planning weer bijstellen. Soms lukte het me het aantal pagina’s voor die avond te halen, of zelfs meer! Dan was ik trots op mezelf, en paste ik mijn schema weer gunstig bij. Maar ik leerde God niet beter kennen door de bijbel. Ik verzamelde kennis, en ik beoordeelde mezelf naar de kennis die ik verworven had, maar ik kwam niet dichter bij God - wat toch het doel is van het lezen van de bijbel.
Net zo is het voor mij funest om eisen te verbinden aan het schrijven. Ik heb bijvoorbeeld de neiging me te vergelijken met andere schrijvers, en mezelf dan te beoordelen - ‘Ik ben niet zo goed als die en die’ - en vervolgens lukt het me niet meer om te schrijven. Ik heb wel eens de eis opgelegd gekregen om in plaats van een fantasyboek (waar ik destijds mee bezig was) een thriller te schrijven die zich in deze tijd afspeelt. Dat lukte me niet. Ik kwam niet verder dan een enkele pagina. Ook merk ik dat ik soms bij het schrijven ga tellen hoeveel woorden ik per dag geschreven heb en dat ga vergelijken. Maar dat komt de kwaliteit van wat ik schrijf niet ten goede. Ik ben meer bezig met hoeveel woorden ik haal per dag dan met wat ik eigenlijk wil zeggen. Bovendien leidt het er toe dat ik eigenlijk geen zin meer heb in schrijven, omdat ik er geen zin in heb mezelf teleur te stellen en niet aan mijn eigen minimumeisen te voldoen.

Motivatie van buitenaf gaat eigenlijk altijd gepaard met een oordeel. Het is altijd een maatstaf. Voldoe je eraan, dan ben je ‘goed’ en krijg je een beloning. Schiet je tekort, dan ben je ‘slecht’ en verdien je straf. Het is de motivatietechniek die wordt gebruikt door Sinterklaas: ‘Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.’ Het is de motivatie van het voortdurend vergelijken met een ideaal, van voortdurende zelfverbetering en van voortdurend proberen te worden wat je niet bent. Maar met die voortdurende pogingen om  ‘goed’ te worden bevonden volgens een meetlat buiten jezelf, verlies je datgene wat niet voortkomt uit het worden, maar uit het zijn. Je verliest datgene wat ontspringt aan wie je bent, als persoon, zonder dat je het dwingt of verplicht. Je verliest de spontaniteit, de ‘flow’ van de creativiteit, de onbezorgdheid van het spel, de lichtvoetigheid van een gesprek met vrienden dat overal en nergens over kan gaan, de rust van het genieten van een madeliefje of een zonsondergang. Je verliest de gezondheid van de mens die gewoon zichzelf IS. Die schoonheid opmerkt, die intimiteit kan beleven, en die de waarheid uitspreekt en doet (eenvoudig omdat hij niet oneerlijk hoeft te zijn over het al dan niet voldoen aan de eisen).
Motivatie van buitenaf leidt tot een van twee resultaten: trots op het ‘goede’ oordeel en zelfingenomenheid, of frustratie en zelfverachting vanwege het ‘slechte’ oordeel. Beide zorgen ervoor dat iemand zichzelf ziet als beter dan anderen of als slechter dan anderen. Beide zorgen ervoor dat iemand niet zichzelf is. Beide zijn vormen van onvrijheid en dus van dood. Ja, zo heftig is het - het organische, spontane leven wordt onderdrukt en het gedwongen, mechanische keurslijf vormt voortaan de mens. God zei het tegen de eerste mensen: Op de dag dat u van deze vrucht eet, zult u sterven. Dit was de dood waar Hij het over had. Niet een letterlijke dood - want Adam leefde nog bijna duizend jaar - maar een einde aan de stroom van het leven, die zich niet bezig hield met het voldoen aan een eis van buitenaf, maar die voortkwam uit een staat van gewoon ‘zijn’, uit de verlangens van het hart, de motivatie van binnenuit. En dat einde aan het spontane leven,  aan het leven van binnenuit, kwam door het eten van de vrucht van de kennis van goed en kwaad.
Er is nogal wat discussie over wat deze vrucht en het eten ervan precies inhield, en waarom de slang de mensen voorhield dat ze - zodra ze ervan aten - als God zouden zijn. Een van de beste verklaringen vind ik die van Greg Boyd, die in navolging van Dietrich Bonhoeffer stelt dat de boom van de kennis van goed en kwaad stond voor het oordelen. Het onderscheid willen maken tussen goed en kwaad. De introductie van de meetlat. En dat leidde tot de dood. Want voorheen hoefde Adam nergens aan te voldoen. God had hem geen eis opgelegd, geen stappenplan gegeven, geen ‘targets’ vastgesteld. In plaats van een eis waaraan hij moest voldoen, in plaats van een oordeel, en straf en beloning, gaf God Adam een volmacht - hij mocht eten van alle vruchten in het veld, hij mocht de dieren namen geven die hij wilde, hij mocht de Aarde vullen en hij mocht heerser zijn over de schepping. Hij mocht initiatief nemen, zonder bang te hoeven zijn afgerekend te worden op wat hij presteerde. Hij mocht creatief zijn, zonder te hoeven vrezen voor de recensies. Hij mocht leven op basis van zijn hartsverlangen - wat zijn hand vond om te doen, dat mocht hij doen - op basis van motivatie van binnenuit, in plaats van geregeerd te worden van buitenaf. Dat mocht hij doen, zo kon hij leven, omdat hij leefde in een diepe, oprechte afhankelijkheid van God. God wandelde met Adam en Eva in de avondkoelte. De eerste mensen wisten van zichzelf dat God van ze hield, dat ze waardevol waren, dat ze er mochten zijn, precies zoals ze waren. En op basis van die liefde hielden ze van hun schepper, God, en wilden ze Hem kennen en volgen. Ze hielden niets voor hem verborgen, maar betrokken hem bij al hun beslissingen. En omdat ze zichzelf geliefd wisten, hielden ze ook van elkaar, omdat ze wisten dat God zelf ook onvoorwaardelijk van de ander hield. Ze legden elkaar geen eisen op, oordeelden en veroordeelden elkaar niet, maar deelden het leven zonder zich ooit te schamen.
De slang kon onze voorouders pas verleiden om te oordelen, hij kon ze er pas van overtuigen dat ze moesten voldoen aan uitwendige maatstaven, nadat hij ze had laten twijfelen aan de onvoorwaardelijke liefde van God. De tegenstander maakte God zwart, stelde het voor alsof God iets voor de mensen verborgen hield, alsof hij ze naief wilde houden en ze voor zijn eigen doeleinden wilde gebruiken. Nog anders verwoord: de duivel kreeg het voor elkaar dat Adam en Eva oordeelden over God, dat ze zelfs God wilden houden aan hun eigen maatstaven. En daarmee was voor hen de weg vrij om ook over elkaar te oordelen en over zichzelf te oordelen. Want wat is schaamte anders dan een oordeel over jezelf? ‘Ik ben niet goed’, is de gedachte achter schaamte, en de volgende stap is datgene te bedekken wat niet goed zou zijn. Bedekken met vijgenbladen of kleren, zoals in het geval van dit verhaal, of bedekken met inspanning, heiligheid, en hard werken, of juist losbandigheid, leugens (‘ik ben niet degene die slecht is, nee, die vrouw die u mij hebt gegeven .... of die slang ...’) en passiviteit.

Het goede nieuws van het evangelie is nu dat er een einde is gekomen aan het oordeel. Dit is de waarheid die Paulus bespreekt in Romeinen 8, de waarheid die hem uit zijn impasse helpt. Er is geen veroordeling meer voor hen die in Christus Jezus zijn! Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal hij, die zelfs zijn eigen zoon niet heeft gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Wie zal beschuldiging inbrengen tegen uitverkorenen van God? God is het die rechtvaardigt, wie is het die veroordeelt? Dood noch leven, engelen, machten, noch krachten,  heden noch toekomst, hoogte, noch diepte. nog enig ander schepsel kunnen ons scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer. Gods liefde is volmaakt. Dus hoeven we niet meer bang te zijn voor straf. Want de liefde drijft de vrees uit. We hoeven dus voortaan niet meer over onszelf te denken in termen van ‘goed’ of ‘slecht’. We hoeven ons niet meer af te vragen of we voldoen aan een of ander ideaal, of we een niveau van perfectie bereikt hebben. We hoeven ons ook niet meer met andere mensen te vergelijken. Elke uitwendige motivatie is zijn kracht ontnomen. ‘Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het kruis te nagelen’ (Kolossenzen 2:14) Nog steeds is de wet goed, zoals Paulus al zei, en rechtvaardig. In de wet, en in de bergrede en in de brieven van Paulus kunnen we lezen hoe het er uitziet om van mensen te houden. Maar de wet heeft geen macht meer om over ons te oordelen. We hoeven niet meer ‘goed’ of ‘slecht’ over onszelf te denken afhankelijk van hoe wij ons aan de regels houden. Het is juist de impact van de onvoorwaardelijke liefde van God waardoor wij ernaar gaan verlangen te leven op de manier die de wet beschrijft! De motivatie van buitenaf wordt motivatie van binnenuit, het gaat van extern naar intern. Paulus zegt ergens: ‘De liefde van Christus dringt ons ...’ Hij predikte niet uit schuldgevoel, niet omdat hij een bepaald quotum bekeerlingen moest halen, maar omdat hij het wilde, omdat hij wist dat God van hem hield en hij daar enthousiast over was. In Romeinen 8 noemt hij dit ‘leven door de Geest’. Het is de Geest van God die ons de liefde van God laat ervaren. Volgens het bijbelboek Johannes staan we door de Geest in verbinding met het leven van de drie-eenheid, met de wederzijdse opofferende liefde die de relaties van Vader, Zoon en Geest kenmerkt. En dit bruisende leven, dit levende water, is wat ons aandrijft in ons leven. Dit drijft ons aan om onszelf te respecteren, onze grenzen te bewaken en goed voor onszelf te zorgen. Dit drijft ons aan om onze medemens te respecteren, het goede voor hem of haar te zoeken en woorden van leven te spreken. En dit drijft ons aan om God te vereren, en Hem lief te hebben door zijn wil te doen. Het gedrag van de gelovige komt van binnenuit. Er komt geen oordeel aan te pas.

Toen ik in de loop van de nacht besefte dat ik mezelf wakker hield omdat ik over mezelf oordeelde, en dat ik dit mooi als voorbeeld kon gebruiken, kon ik een stuk beter slapen. Net zo geloof ik dat ik in staat ben om me vaker aan mijn dieet te houden als ik er geen oordelen aan verbind, als ik mezelf niet haat om mijn gewicht, en als ik er geen eis van maak. Ik kan me aan mijn dieet houden als ik mezelf zie als kostbare en waardevolle geliefde van God, en als ik mezelf in die positie ontspan. Als ik besef dat God van mij houdt, en als ik van mezelf kan houden, ga ik er ook naar verlangen om goed voor mezelf te zorgen. En daar hoort bij dat ik gezond eet. Mezelf ertoe dwingen loopt er op uit dat ik gefrustreerd raak. Als het mijn oprechte verlangen is om goed te eten (en als ik zorg dat het goede eten ook nog lekker is), wordt het voor mij een vreugde om me aan de voedingsvoorschriften te houden. Dan komt mijn motivatie namelijk niet van buitenaf, maar van binnenuit.

dinsdag 24 mei 2011

De zon blijft maar ondergaan ...

Het is weer tijd voor zonsondergangen! Dat heb je met het heldere weer - als de lucht egaal regengrijs zou zijn zou ik niet zo veel te fotograferen hebben. Maar mijn volgende foto's zullen uit Amerika zijn.




Als toegift nog eentje uit de dierentuin, maar niet van een dier!

zaterdag 21 mei 2011

Donkere planeten, missing link, Neuromancer, Calvin & Hobbes, Hawking, motivatie van buitenaf en de opname van de gemeente

Ongelofelijke superhelden

Planeten draaien niet alleen rond sterren, maar zweven ook in het donker van het heelal. Misschien zijn er wel net zo veel 'zonloze' planeten in ons sterrenstelsel als er sterren zijn. Waarschijnlijk zijn de planeten wel gevormd bij een ster, maar zijn ze uit hun zonnestelsel geslingerd. Stof voor SF-verhalen.

De ontdekking van een 'missing link' tussen hagedissen en pootloze hagedissen is aanleiding voor een discussie over de basis van de evolutietheorie.

Acteur Stephen Fry speelt mee in The Hobbit. En er komt een film van het SF-boek Neuromancer (dat onder andere als inspiratie diende voor films als The Matrix).

De trailer voor een interessante TV-serie, getiteld 'Once Upon A Time', waarin de echte wereld en de sprookjeswereld lijkt te versmelten en de waarheid van verhalen een belangrijke rol speelt.

Nederlandse stripheldin January Jones keert terug.

Over striphelden gesproken? Hoe zou het zijn met Calvin en Hobbes

N.T. Wright over Stephen Hawking. "In the Bible ‘heaven’ isn’t ‘the place where people go when they die.’ In the Bible heaven is God’s space while earth (or, if you like, ‘the cosmos’ or ‘creation’) is our space. And the Bible makes it clear that the two overlap and interlock. For the ancient Jews, the place where this happened was the temple; for the Christians, the place where this happened was Jesus himself, and then, astonishingly, the persons of Christians because they, too, were ‘temples’ of God’s own spirit."

Hier heb ik gisteren ook over geschreven: het verschil tussen motivatie van buitenaf en motivatie van binnenuit: "The sickness of religious idolatry can be measured by the extent to which it forces you to comply to standards of holiness in order to belong. There isn’t anything wrong with the standards of holiness – we need those! But it gets a little dicey in my mind when we rely solely on external motivation (i.e. “comply to our standards, or else!”) to get the job done. Because, of course, the most significant holiness can only come from the inside out, born of the Spirit. This is the difference between compelled obedience and inspired obedience. Legislating holiness can only deal with the outward symptoms of sin, but it rarely gets to the heart of the matter."

Oh, en vandaag is het volgens sommige gelovigen tijd voor de dag des oordeels. Chaplain Mike op Internetmonk heeft een paar pittige woorden te zeggen over de theologie van de opname en het dispensationalisme waar die uit voortkomt. "All the magnificent animated three dimensional literature of the Scriptures became flattened, reduced to a blueprint or series of mathematical formulae. Not only that, but the system seemed to miss (or at least downplay) the most important theological point of all—that Jesus and the story of him told in the Gospels is the pinnacle of God’s plan, the fulfillment of his promises. There will be one Second Coming, one return, one glorious “appearing” of the Lord Jesus Christ when he comes to consummate his triumphant finished work. It’s time to leave behind puzzle piece theology and read the Bible more carefully as it is given to us, not as we dissect it and put it back together."

vrijdag 20 mei 2011

Doe wat je wilt 1: het falende dieet

Het is niet zo makkelijk het toe te geven, vooral niet op internet, maar ik heb mij de afgelopen maanden niet goed aan mijn dieet gehouden. Ik ben een paar jaar geleden dertig kilo afgevallen met een bepaald eetpatroon. Maar de laatste maanden haalde ik vaak ‘s ochtends een broodje en een croissant op het station, nam ik taart als er op werk getrakteerd werd, haalde ik ‘s avonds op het station ook een snack of iets bij de koffie, en dronk ik ‘s avonds een biertje met wat erbij. Het gevolg ervan is dat ik weer heel wat kilo’s ben aangekomen, weer grotere broeken moet dragen en niet op de weegschaal durf te staan. Zelfs een collega op werk zei gisteren dat ik dik begon te worden. Dat voelt niet goed, natuurlijk. Ik wil graag weer een paar kilo’s kwijt. Maar het blijkt niet makkelijk weer consequent te zijn met diĂ«ten. Ik heb de neiging om me schuldig te gaan voelen als ik ben aangekomen, of als ik weer wat ongezonds heb gegeten, maar dat helpt weinig. Ik wordt daardoor alleen maar gefrustreerd over mijn dieet. Ik kan mezelf belonen als ik een bepaald streefgewicht heb bereikt, maar dan nog blijft mijn verlangen naar ongezond eten. En over lichaamsbeweging moeten we het helemaal maar niet hebben. Ben ik gedoemd om tot het eind van mijn leven dingen te doen zoals sport, waar ik niet van geniet, en niet datgene te eten waar ik eigenlijk trek in heb? Ik ellendig mens! Wie zal mij redden uit dit lichaam dezes doods?

Een verwijzing naar Paulus lijkt frivool in dit verband, maar is wel relevant. In een discussie op een blog las ik een tijdje geleden namelijk de uitspraak dat het er in het christelijk geloof om gaat dat wij dingen gaan doen die we niet willen. Wat wij willen is namelijk niet goed. De taak van predikers in de kerk is om ons zover te krijgen ons gedrag te veranderen. Zo lijkt het er vaak aan toe te gaan in diensten, ten minste die van de evangelische kerken die ikzelf heb meegemaakt. Ik overdrijf een beetje, maar als ik ze goed heb beluisterd zijn de preken enerzijds bedoeld om ons van kennelijk ongewenst gedrag af te krijgen. We moeten onszelf beheersen en de verleiding weerstaan. Alleen als we heilig zijn, zijn we immers ‘goede christenen’. Als we toch in de fout gaan, moeten we ons schuldig voelen, slecht over onszelf denken, en zo snel mogelijk God om vergeving vragen.
Aan de andere kant roepen de preken ons op het gewenste religieuze gedrag te vertonen: bidden, bijbellezen, kerkdiensten bezoeken, geld geven, evangeliseren et cetera. Het uitgangspunt daarbij is dat we dat uit onszelf niet willen, dus worden de negatieve consequenties beschreven van wat er gebeurt als we te weinig doen. Ik heb wel eens horen beweren dat we geestelijk gezien uit de lucht zouden storten als we geen stille tijd hielden (zoals arenden uit de lucht vallen als ze niet elke dag hun veren poetsen). We mogen dus positief over onszelf denken als we ons tot dit gedrag weten te zetten en moeten ons schuldig voelen (opnieuw) als we tekort schieten. We zijn ‘slechte christenen’ als we falen.
Maar deze oproepen zijn meestal niet effectief. Sterker nog, ze hebben vaak het tegenovergestelde effect. Onze strijd tegen verleiding lijkt nooit gewonnen te kunnen worden, en we lijken alleen maar vaker te struikelen hoe meer we proberen ‘nee’ te zeggen. Maar dit kunnen we niet publiekelijk toegeven, want dan ziet iedereen hoe slecht we eigenlijk zijn. Dus doen we alsof wij beter zijn dan anderen en vooral dan de mensen buiten onze groep. Aan de andere kant worden al die kennelijk zo goede en mooie activiteiten een sleur en een plicht. We hebben steeds meer energie nodig om ons ertoe te zetten, en van het podium moeten steeds krachtigere oproepen en sterkere dreigementen worden geroepen om bij de gemeenteleden iets gedaan te krijgen. Als het ons wel lukt om de discipline vol te houden, worden we trots. Als het ons niet lukt, raken we overspannen.

Deze boodschap is wat de Amerikaanse schrijver Dallas Willard ‘het evangelie van zondemanagement’ noemt. Ik heb er afgelopen zomer een serie over geschreven op deze blog, en waarschijnlijk zeg ik in dit en het volgende bericht in grote lijnen hetzelfde als toen, maar hopelijk wel in andere bewoordingen en met een andere insteek.
Want in die discussie die ik zojuist aanhaalde, reageerde iemand met de woorden: ‘Mensen doen altijd wat ze willen.’ Ik geloof dat deze reageerder gelijk had. Als wij iets doen - wat dan ook - is dat altijd omdat we het willen (behalve waar het gaat om stoornissen of onbewuste reflexen). We maken voortdurend keuzes. Om uit bed te komen, om de computer aan te zetten, om de stad in te gaan, om een vriend te bellen. Als we een verleiding weerstaan is dat omdat we dat willen, net zoals we het willen als we toegeven. Als we onze stille tijd houden is dat omdat we het willen, net zoals wanneer we ‘s ochtends niet uit de bijbel lezen.Als we niet meer doen wat we willen, zijn we geen mensen meer. Dan zijn we als robots geworden. Evangelischen gebruiken wel eens termen als ‘aan onze eigen wil sterven’ of ‘de eigen wil breken’ - maar dat kan niet. Ook onze keuze om niet te doen waar we naar verlangen is een uiting van onze wil, het is iets dat we zelf doen. En zelfs als overheersers of manipulatieve types -sekteleiders of dictators- onze keuzevrijheid inperken en ons laten doen wat zij zelf willen, is het een uiting van onze wil dat we hen die macht geven.
Predikers kunnen ons dus niet iets laten doen wat we niet zelf willen. Het enige dat ze kunnen is ons iets anders laten willen. Ze moeten ons ervan overtuigen dat de ene keuze beter is dan de andere, dat wil zeggen dat ze moeten inspelen op onze motivatie. Ik heb al eerder betoogd dat er niet zoiets is als ‘wilskracht’, als een aparte menselijke eigenschap. We doen per definitie wat we willen. De vraag die we ons moeten stellen is: Waarom willen we wat we doen?

Wat we willen, wordt bepaald door twee factoren. Een daarvan komt van binnenuit (ons verlangen). De ander komt van buitenaf (de gevolgen van het gedrag). De ene is intern - een grote, kolkende, zinderende krachtbron die ons elke dag opnieuw ertoe krijgt ons bed uit te komen en de deur uit te gaan. De andere is extern, de oordelen waarmee we steeds weer afwegen welke consequenties een keuze voor ons zal hebben, goede of slechte. Hoe de balans tussen ons verlangen (interne motivatie) en de gevolgen ervan (externe motivatie) doorslaat, bepaalt wat we op een bepaald moment doen. Of we bidden, of bijbellezen, of nog een tweede stuk appeltaart met slagroom nemen, ook al weten we dat de weegschaal de volgende dag meer zal aangeven. Als ik me moe voel, en een zware dag achter de rug heb, is mijn verlangen naar ‘comfort food’ zo sterk dat de angst voor het toegenomen gewicht er niet meer tegenop weegt. Als ik lekker in mijn vel zit, en productief ben geweest, merk ik dat ik goed voor mezelf wil zorgen en de taart dus kan laten staan.
Als iemand ons tot een bepaald gedrag wil krijgen (of ons met een bepaald gedrag wil laten stoppen) -ook al zijn we dat zelf- moet hij de balans laten doorslaan. Meestal gebeurt dat door aan gedrag bepaalde consequenties te verbinden. Het verlangen, de energiebron, de interne motivatie IS nu eenmaal gewoon. Het gaat dus bij pogingen van gedragsverandering (of zondemanagement) om externe motivatie. Het kan zijn dat iemand een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld (een ereplaats in de hemel, een gezegend leven op Aarde, de goedkeuring van God), maar de automatische tegenhanger daarvan is dat iemand wordt bedreigd met straf bij het niet veranderen van het gedrag (de hel, ziekte en financieel ongerief, en Gods afkeuring). Als iemand maar bang genoeg is, kiest hij ervoor niet te doen wat uit zijn verlangen voortkomt. Dan wil hij dus datgene doen waar hij niet uit zichzelf naar verlangt. Let op: hij doet dus nog steeds wat hij wil. Wat is veranderd is zijn motivatie. Hij wil nu iets doen vanwege een externe motivatie, in plaats van uit een interne motivatie.
In een discussie op de Internetmonk-blog over de liefde van God las ik bijvoorbeeld het volgende commentaar: “If everyone is going to always have the chance to be redeemed, then why should I spend my time helping them? I’m going to Japan in a few days to help with earthquake relief and evangelism for the summer. My motivation is the fact that, with Japan’s small Christian population, most of that nation is heading for Hell. And that thought distresses me so badly I can’t describe it. Because I don’t want anyone in Hell, I want to go and spread the gospel and show Christ’s love to them so they can be saved from that terrible punishment. But if they can gain salvation in Hell, then all the wind is taken out of my sails. Suddenly, there’s no urgency to spread the Gospel. I mean, sure they could spend a long time in Hell, but they’ll get out eventually. And 100 years, 1 million years, 100^100^100 years in Hell is nothing compared to eternity in Heaven, so they aren’t losing anything by not knowing Christ here. I might as well just sight see in Japan.”
Deze man vindt de boodschap over de liefde van God, zoals die geopenbaard is in Jezus Christus, dus niet mooi genoeg om er uit zichzelf over te gaan vertellen. Hij is niet enthousiast over het goede nieuws, wat volgens mij wil zeggen dat hij er niet van overtuigd is dat het werkelijk goed is. Zijn interne motivatie schiet tekort om hem tot actie aan te zetten. Hij kan alleen tot handelen worden gebracht door de dreiging dat mensen naar de hel gaan, dat mensen gestraft worden als ze niet geloven, of als Hij ze niet over Jezus heeft verteld. Ik vermoed (maar dat schrijft hij verder niet in zijn reactie) dat zijn motivatie om heilig te leven, is dat hij bang is dat God anders boos op hem is, of dat gestraft zou worden als hij niet goed genoeg zou zijn. Zijn motivatie om naar de kerk te gaan of bijbel te lezen zou wel eens hetzelfde kunnen zijn. God kan alleen van hem houden als hij hard zijn best doet. Als God toch wel van hem zou houden, ongeacht wat hij wel of niet deed, waarom zou hij dan nog zijn best doen? Waarom zou hij er dan niet op los leven? Kennelijk is hij er niet van overtuigd dat het liefhebben van God en de naaste (wat heilig leven eigenlijk is) goed en waardevol is in zichzelf, en dat het leven in afhankelijkheid van God het beste leven is dat een mens kan leiden. Hij wordt alleen gemotiveerd door angst voor straf (en verlangen naar beloning), en niet door liefde. En zeer waarschijnlijk (maar ook dat vul ik in zonder dat hij het zelf schrijft) vindt hij dat hij te weinig doet, is hij boos op zichzelf over zijn falen en voelt hij zich schuldig.

Zo werkt dat bij externe motivatie - angst voor straf, verlangen naar beloning: het leidt tot frustratie. “Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik”, schrijft Paulus. “Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?” En kijk, we zijn terug bij het begin van dit bericht! Maar lijkt dit vers niet te suggereren dat we niet doen wat we willen (of doen wat we niet willen)? Op het eerste gezicht wel - maar let op: het gaat in dit hoofdstuk over de wet. Paulus zegt dat hij ervan overtuigd is dat de wet heilig is, en de geboden heilig, rechtvaardig en goed. Ik ben er ook van overtuigd dat mijn dieet goed is, en dat lichaamsbeweging gezond is. En ook dat het slechte gevolgen heeft als ik me er niet aan houd. Maar dat maakt het niet makkelijker het te doen. Daar ligt het kennelijk niet aan.
Wat Paulus hier volgens mij bedoelt, is dat hij een conflict ervaart tussen zijn interne motivatie en de interne motivatie. Tussen de goede wet van God die hem van buitenaf motiveert, en de ‘wet van de zonde, die in mij leeft’, die hem van binnenuit motiveert - twee wetmatigheden. Let op dat hij daarbij steeds blijft spreken over zijn ‘ik’-het instrument waarmee hij 'wil'- dat is dus kennelijk niet verkeerd-  “Ik wil het goede wel, maar het goede doen kan ik niet.” Hij merkt dat hij op momenten kiest voor datgene waarvan hij weet dat het slechte gevolgen zal hebben, en dat hij op andere momenten niet kiest voor datgene waarvan hij weet dat het de beste gevolgen zal hebben. Zijn interne motivatie wint het van de externe motivatie en hij is gefrustreerd. Maar als hij zichzelf zou proberen te veranderen door de wet, van buitenaf, zou hij alleen nog maar meer gefrustreerd raken - ‘Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is’.’ Mijn trek in taart zal alleen maar toenemen als ik mezelf verbied ooit nog taart te eten. En ik zal me nog schuldiger voelen als ik het wel doe.
Maar de interne motivatie kan Paulus niet zelf veranderen: niet door rationele argumenten, niet met beloningen of dreigementen. Hij kan de drijvende kracht van zijn verlangen niet op eigen beweging aanwakkeren of uitblussen. Die IS. Maar dat Paulus geen instrumenten heeft om zijn innerlijke motivatie te veranderen, wil niet zeggen dat er geen verandering mogelijk is. Paulus kan er namelijk wel voor kiezen zich open te stellen voor iets dat de innerlijke motivatie aanwakkert: liefde.

In het volgende bericht meer over de redenen dat externe motivatie gedoemd is te falen, en over de veranderende kracht van de liefde. En hoe dat te maken heeft met mijn dieet.

Vogels uit Blijdorp

Er waren niet alleen reptielen in Blijdorp, maar ook vogels. En sinds ik weet dat vogels eigenlijk vliegende dinosaurussen zijn (of wat wij kennen als dino's gewoon de 'niet vliegende dinosaurussen') vind ik vogels natuurlijk veel interessanter dan vroeger. 






woensdag 18 mei 2011

Kuifje, zeemeerminnen, landkrabben, rentmeesterschap, lichaam en ziel

De poster voor de Kuifjefilm van Spielberg. En de eerste trailer. Ziet er boeiend uit, en ik heb vertrouwen in de regisseurs, maar het blijft de vraag hoe overtuigend de animatie zal zijn.

De anatomie van de zeemeermin.

Op de blog Project: Rooftop worden nieuwe ontwerpen getoond van superhelden en superschurken. Een aanrader voor elke geek. 

Exoplaneet Gliese 581d is de eerste planeet waarvan (met computersimulaties) is bewezen dat -gegeven een atmosfeer met een hoog percentage koolstofdioxide- vloeibaar water aanwezig moet zijn. Maar er moeten nog veel aannames voor worden gedaan.

De eerste dieren hadden het moeilijk. De concentratie zuurstof in de atmosfeer (en in het water) was namelijk tien keer lager als nu. Maar in de omgeving van zuurstofproducerende bacteriĂ«n waren de omstandigheden gunstiger. De dieren leefden in zuurstofoases in een zuurstofloze woestijn.

Voordat mensen arriveerden op Hawai leefden er onder andere landkrabben, die tot hoog in de bergen voorkwamen en waarschijnlijk tot de top roofdieren behoorden. Ze stierven uit door de introductie van ratten. Een voorbeeld van de vreemde vormen die leven kan aannemen op eilanden, en van de nadelige effecten van de mens op de ecologie van deze eilanden.

De Rabbit Room roept ons op onze roeping als rentmeesters over deze schepping serieus te nemen. "It is not so much a failure of faith on our part as it is a failure of imagination, a myopic view of God’s panoramic purposes—from the redemption of the smallest and most foolish human being, to the restitching and repainting and reclaiming and reblessing of the whole cosmos. He has promised a new heaven and a new earth. We should be going into manic fits of gardening. We should plant trees just to be able to point to them and say, “Look—that beauty. That strength. That longevity. More, so much more, is coming.We will, by the grace of Christ through whom it was all made, see this brilliantly designed, big-bang-up, mathematical masterpiece of a universe raised to the infinite power—changed beyond our wildest fantasies, shaken free of death and disaster and disappointment—yet still unexpectedly, recognizably, belovedly our own.”

Een interessante vraag wordt besproken op Jesus Creed - wat maakt de mens een mens? Is de 'ziel' te onderscheiden van het lichaam? Is de mens in essentie anders dan dieren? 'If the capacities traditionally allocated to the “soul” – for example, consistency of memory, consciousness, spiritual experience, the capacity to make decisions on the basis of self-deliberation, planning and action on the basis of that decision, and taking responsibility for these decisions and actions – have neural basis, then the concept of “soul,” as traditionally understood in theology as a person’s “authentic self,” seems redundant.' Interessante discussie.

Een argument om minstens een deel van elke dag en elke week NIET bereikbaar te zijn. "To be transformed from the inside out, there must some piece of each day where we are not accessible and therefore have the space to allow our hearts to open and receive our Father. We need the daily and weekly bread of solitude to cultivate the quietness of our internal world and the sensitivity of our heart to His Voice."

dinsdag 17 mei 2011

Filmbespreking: The Way Back

Wat heb je ervoor over om vrij te zijn? Als het waarschijnlijk lijkt dat je een poging om te ontsnappen niet zult overleven, als de wereld buiten de gevangenis een dodelijke wildernis is, waarom zou je dan niet kiezen voor de veiligheid? Voor het comfort van in elk geval weten waar je aan toe bent? Wat kan je motiveren om alles op het spel te zetten? Dat zijn de vragen die worden opgeroepen bij het kijken van The Way Back, een film gebaseerd op een waar gebeurd verhaal. Dat zegt in elk geval de DVD-hoes. Er schijnt echter wat controverse te bestaan over het boek waarin dat verhaal is opgetekend. De schrijver zou het een en ander hebben verzonnen. Of de titanische voettocht werkelijk heeft plaatsgevonden, staat niet honderd procent vast. Maar of het nu wel of niet in werkelijkheid gebeurd is, is vooral belangrijk voor historici. Het blijft een krachtig verhaal, dat de kijker niet onberoerd laat.
Het verhaal begint met de Poolse Janusz, die wordt ondervraagd door de Russische geheime dienst. Hij wordt ervan beschuldigd zich negatief te hebben uitgelaten over de communistische partij. Zelf weigert hij schuld te erkennen, maar de agenten hebben zijn vrouw te pakken gekregen en haar onder handen genomen. En zij is onder de martelingen bezweken en heeft hem aangeklaagd. Het leidt ertoe dat Janusz wordt afgevoerd naar de Gulag in Siberië, waar allerlei dissidenten en politiek ongewenste figuren in de vrieskou te werk worden gesteld. Zo moeten ze zich nuttig maken voor moedertje Rusland. Alleen de hardsten en de sterksten overleven het, maar zelfs zij zien het somber in als ze naar de mijnen moeten. En dan zijn er de criminelen, de moordenaars, die de macht uitmaken in de barakken en die bereid zijn te moorden voor iets banaals als een trui of een pakje sigaretten. De kampbewakers blaken ondertussen van zelfvertrouwen - want wie zou er durven ontsnappen? De gevangenis wordt niet gevormd door het prikkeldraad, maar door de omliggende natuur. Wie niet doodvriest, komt van de honger om. Wie niet van de honger omkomt, wordt door de wolven wel gevonden. En wie niet door de wolven wordt gevonden, wordt wel opgespoord door de lokale bevolking, die een beloning krijgt voor elke aangebrachte ontsnapte gevangene. Vergeleken met de helse omgeving is het werkkamp dus een paradijs. Maar Janusz kan niet in de Gulag aan zijn einde komen. Hij moet terug. En dus glipt hij tijdens een sneeuwstorm langs de bewaking en begint aan een lange voettocht naar het zuiden, naar het Baikalmeer en verder. In zijn gezelschap bevinden zich de taaie Amerikaan Mister Smith, een Letse priester, een kunstenaar en een van de levensgevaarlijke criminelen die een schuld wil ontvluchten. Onderweg hebben ze te kampen met honger, met muggen, met wilde dieren en met dorst. Een groep van zeven vertrekt uit het kamp, drie mannen trekken uiteindelijk de Himalaya over en bereiken India.

Ik was onder de indruk van het verhaal. De film bevat prachtige natuurbeelden, en inventieve oplossingen om te overleven. Ik genoot ook van het spel van de acteurs, vooral Ed Harris en Colin Farrell - die een onberekenbaar roofdier weet neer te zetten. Hoofdrolspeler Jim Sturgess maakte aanvankelijk minder indruk, maar zijn rol als vriendelijke maar doelbewuste jonge man blijft wel hangen. Soms vond ik de vertelstijl wat afstandelijk, maar dat is waarschijnlijk bewust. Regisseur Peter Weir - ook bekend van Master and Commander - keert namelijk vaker terug naar het thema van mensen in een conflict met de natuur, of hun omgeving. Die neemt in zijn films regelmatig een mythische vorm aan. Wie de hoofdrolspelers zijn, hun precieze motivaties en hoe hun relaties zich ontwikkelen wordt naar de achtergrond verdreven. Tegen de achtergrond van de onpersoonlijke en ongrijpbare natuur blijkt dat allemaal oppervlakte te zijn - een vernislaagje beschaving. En de vraag is of de onpersoonlijke, ongrijpbare macht van de natuur dat laagje oplost en de mens doet verdwijnen, en als dat niet gebeurt, welke innerlijke kracht de hoofdpersonen in staat stelt menselijk te blijven. Wat dat betreft komt deze film overeen met de eerdere Weir-film Picknick at Hanging Rock, hoewel hier wat er gebeurd is bij de ontknoping wel duidelijk is. Maar er is ook een duidelijke parallel met The Truman Show, in de ontsnapping aan een controlerend systeem dat het individu zijn waardigheid ontneemt. In elk geval is deze film in mijn opinie een aanrader.

Zoals ik zei, roept Weir door zijn vertelstijl een mythische sfeer op - de indruk dat het niet  of niet alleen gaat om het indrukwekkende verhaal van enkele individuen, maar dat met hun verhaal een algemene waarheid over het menselijk ras wordt overgedragen. Daarom aarzel ik niet de film toe te passen op de reis die we allemaal moeten maken. De reis terug. De vraag wordt al direct door de titel opgeroepen: het is niet een tocht naar een bestemming, naar de vrijheid, naar het beloofde land - in elk geval niet voor de hoofdpersoon - het is de weg ergens naar terug. Waarnaar? Janusz ziet het voor zich - een huis, een raamkozijn met een steen erin, een houten deur. Dat is waar hij naar terug gaat. Hij wil er niet naar terug om iets te krijgen. Hij is niet op zoek naar bevestiging, naar genoegdoening, of verontschuldiging. Hij moet ernaar terug om iets te geven. Hij zoekt niet het beste voor zichzelf, heeft zijn eigen geluk en gezondheid niet op de eerste plaats staan. Hij wordt gedreven door zijn liefde voor iemand anders. Dat is wat hem in staat stelt ondanks honger, kou en dorst de ene voet voor de andere te zetten, om door te gaan als ieder ander in de groep de moed verliest, om niet passief zich in een bergdorpje te vestigen maar om verder te trekken. Janusz kan in zijn hart niet gevangen blijven. Hij heeft geen angst, want de ware liefde drijft de vrees uit. Zijn reis is tegelijk veel langer dan zesduizend kilometer, hij heeft ook als hij na vele ontberingen in India aankomt nog een hele tocht voor de boeg, zowel in afstand als in tijd.
Net zo hebben mensen altijd het gevoel gehad dat ze iets kwijt zijn geraakt: hun onschuld, hun onbevangenheid, hun kinderlijkheid. De situatie waarin we volledig vrij waren ligt achter ons. Die vrijheid had haar basis in onvoorwaardelijke liefde - in relaties waarbij de partners aan beide zijden zich voor de ander opofferden. De relaties die een weerspiegeling waren van de relaties die van Eeuwigheid af gelden in de drie-eenheid, waarbij de een altijd het beste zoekt voor de ander, zonder zichzelf boven de ander te verheffen. Waar geen sprake is van controle en van machtsstructuren. Maar we zijn ver van huis geraakt - ver van de dans van de liefde van de drie-eenheid en terechtgekomen in een wereld waar macht en manipulatie de boventoon voeren, en het recht geldt van de sterkste. Een wereld waar mensen zichzelf op de eerste plaats zetten (wijzelf incluis) en anderen zien als instrument om hun eigen positie te verstevigen of te verhogen. Waar de systemen gaan boven de individuen en prestaties boven relaties. En ook onze relatie met God zijn we in instituten gaan vangen. De gulag staat in deze film voor alle organisaties en structuren die de menselijke persoonlijkheid kleiner maken - wereldse en religieuze. We moeten net als Janusz de weg terug aanvangen. Dat is waar het God op uit is, dat wij vrij zouden zijn. Dat wij zouden leven in de realiteit van zijn koninkrijk.

Maar net als Janusz worden we tegengewerkt. Het verlangen en de energie van deze Pool trekken mensen aan, mensen die zeggen ook naar vrijheid te verlangen en te willen ontsnappen. Ze wachten alleen op het juiste moment. Maar als het puntje bij het paaltje komt brengen ze hun voornemen niet in praktijk. En met mooie woorden en ingewikkelde plannen houden ze ook Janusz tegen. Ze zijn als parasieten, die teren op Janusz drang om te ontsnappen, maar die de energie daarvan eigenlijk gebruiken om de bestaande situatie van onvrijheid in stand te houden. Janusz moet komen tot een radicale breuk, een plotselinge afscheiding van de controlerende machten. Ook hier zit denk ik een les voor mensen die door anderen worden verleid toch nog in het systeem te blijven, te proberen het te verbeteren, misschien deel te nemen aan een commissie, toch nog een poging te wagen. Ik zeg niet dat dit altijd verkeerd is, want vorm of structuur zijn in zichzelf niet verkeerd. Maar daar waar het een doel is geworden, is dat niet zomaar om te keren. Het is vechten tegen de bierkaai. Je verspilt er al je energie aan, en eindigt moe en uitgeput, zonder enige verandering bewerkt te hebben.
Janusz kiest voor de weg van de liefde - en dat betekent dat hij zich niet aan de gulag kan blijven onderwerpen. Maar zijn radicale keuze inspireert anderen, en zij voegen zich bij hem. Hijzelf dwingt niemand om met hem mee te gaan. Hij is bereid alleen te gaan, mocht dat nodig zijn. De keuze van de anderen is helemaal vrij. En die blijft vrij tijdens de reis. Nooit dwingt Janusz de anderen zijn wil te doen, hij laat ze in hun waarde. Maar hij laat zich ook niet door hen van zijn weg terug afbrengen. Hij offert zich voor ze op - hij zoekt naar het Baikalmeer en keert naar hen terug als hij het in de verte gezien heeft, hij maakt maskers voor ze van berkenbast tegen de sneeuw, hij ondersteunt ze als ze in de woestijn dreigen achter te blijven. Maar dat is niet iets waar hij toe gedwongen wordt, of waar hij zich door zijn reisgenoten toe laat manipuleren. Hij kiest er zelf voor. Het is liefde. Dezelfde opofferende liefde waarvoor hij oorspronkelijk op weg was gegaan. De beide liefdes liggen in elkaars verlengde. Daarom komt zijn inspanning voor zijn reisgenoten niet in conflict met het doel van zijn weg terug. Er is geen sprake van een systeem. Janusz verlangt ook niets terug voor zijn opoffering. Hij houdt geen lijst bij met wat hij allemaal voor wie heeft gedaan. Hij gebruikt zijn daden ook niet als machtsmiddel. Hij meet zichzelf geen officiële positie aan. Hij is dus ook niet door verplichting gebonden aan de groep - zijn enige verplichting is de vrije keuze van de liefde.
Maar juist doordat hij zich uit vrije keuze opoffert, juist omdat hij zich uit eigen beweging nederig opstelt en anderen dient, zijn de anderen bereid om hem te volgen, willen de anderen zich ook voor hem inspannen en voor elkaar. Zelfs de misdadiger in de groep ziet in hem iets bijzonders, en noemt hem zijn leider. Hij werpt zichzelf op als Janusz’s lijfwacht en zet zich steeds voor hem in. Hij luistert ook naar Janusz als die hem zegt iets niet te doen of te zeggen. Zonder dat Janusz hem daarom heeft gevraagd of hem de opdracht heeft gegeven. Zijn loyaliteit is volledig gewonnen door het voorbeeld van de opofferende liefde. En uiteindelijk sluiten zijn reisgenoten zich bij hem aan als hij niet wil blijven rusten in een bergdorp, maar door de winterstormen heen de passen van de Himalaya wil oversteken. Hij vraagt hen niets, maar uit eigen beweging volgen ze hem. Hij heeft hun hart gewonnen en niets kan hen ertoe brengen hem nu in de steek te laten. Deze vorm van leiderschap is risicovol - want niets is gegarandeerd - maar hij laat de volgelingen wel vrij. En ik geloof dat het zo ook is in het Koninkrijk van God - de werkelijke leider leidt omdat mensen uit vrije keuze besluiten hem te volgen, niet omdat hij via een systeem macht over hen uitoefent. En als wij kiezen voor de vrijheid, als wij op weg terug gaan naar de dans van de drie-eenheid, zullen anderen ons gaan volgen. En zij worden op hun beurt ook leiders, zonder dat ze de erkenning nodig hebben van een titel of een salaris.

De reis naar de vrijheid is niet zonder ontberingen. Zesduizend kilometer lopen is niet niks. En ook dit reisgezelschap moet veel verdragen. De vraag is: wat kan je motiveren om alles op het spel te zetten? Wat is de drijfveer die je elk comfort van een systeem af doet werpen? Het antwoord van deze film is de liefde. Liefde die de waarde ziet van elk individu, ongeacht van wat hij doet of heeft gedaan. Liefde die het beste zoekt voor de wereld om zich heen en voor de mensen in zijn omgeving. Liefde die het goede viert in elk persoon, die zich niet verblijdt over het kwade maar zich verheugt over gerechtigheid. De liefde die alles hoopt, alles verdraagt. De radicale keuze om anderen te dienen, omdat ze kostbaar zijn. Schuldgevoel, verplichting, zelfzucht, egoĂŻsme - al die dingen zorgen ervoor dat je in systemen van controle blijft steken, of ze hooguit verruilt voor nieuwe systemen, nieuwe machtsspelletjes. Alleen de liefde drijft de vrees uit. Alleen de liefde laat ons het risico nemen van de vrijheid. En - maar dat blijkt niet expliciet uit de film - die opofferende liefde wordt in ons opgewekt doordat we met zo’n opofferende, onvoorwaardelijke liefde worden liefgehad, omdat God op die manier, vrij en uit eigen keuze van ons houdt. Wie leeft in de realiteit van Gods onvoorwaardelijke liefde, wie daarvoor open staat, is vrij om het systeem te verlaten en te beginnen aan de weg terug.

zondag 15 mei 2011

De subversieve kerk

Binnenkort is het een jaar geleden dat ik ophield met op zondagmorgen naar de kerk te gaan. Dat betekent niet dat ik niet meer in God of in Jezus geloof. Het betekent ook niet dat ik geen waarde hecht aan de gemeenschap van gelovigen, in de bijbel aangeduid als de Gemeente, het Lichaam van Christus, de Tempel van de Heilige Geest. Ik ben alleen op een andere manier gaan denken over de kerk - meer als een realiteit die we ervaren als we in relatie staan met andere gelovigen, dan als een activiteit die we moeten organiseren. Meer als het werk van God in ons, dan als ons werk voor God. Meer als organisme dan als instituut. Ik geloof niet dat vormen of afspraken in zichzelf verkeerd zijn - rituelen en liturgieën kunnen zelfs heel waardevol zijn door de deelnemers deel uit te laten maken van de waarheid. Daarom ga ik nog graag naar de kring van de kerk - ook als ik moe ben of uitgeblust - ik ontmoet er medegelovigen, we delen het leven met elkaar, en wijzen elkaar op Christus. Ik spreek graag af met vrienden, thuis of bij de Coffee Company, om over Jezus te praten. Ik kom graag bij de kerk in Almere, waar steeds de liefde van God centraal wordt gesteld. Ik ben dus geen anarchist pur sang.

Vorm en organisatie zijn echter bedoeld als middel, niet als doel. Zodra de organisatie het doel wordt, worden de individuen middelen. Ze worden beoordeeld naar wat ze bijdragen. De kerk gaat lijken op een bedrijf - en dan delft de genade het onderspit. Want een bedrijf, zelfs een ‘non profit’-organisatie als dat waar ik bij werk, kan nooit onvoorwaardelijk zijn. Er zijn altijd verwachtingen, eisen, en afspraken. En als je daar niet aan voldoet, wordt je uiteindelijk ontslagen. In een kerk zal het niet snel tot ontslag komen (je bent er immers niet in dienst), maar wie niets doet zal wel steeds worden opgeroepen meer te doen, harder te werken, meer te presteren. Het individu kan in zo’n situatie niet meer zichzelf zijn, niet meer rusten in de wetenschap dat hij geliefd is zoals hij is. Hij zal nooit de boodschap horen dat hij genoeg doet, dat hij het een tijdje rustiger aan mag doen, dat God alleen wil dat we Hem vertrouwen en verder niet. Dat zou de productiviteit immers in gevaar brengen. In de organisatie waar ik werk worden niet alleen mijn taken en te behalen resultaten me van buiten opgelegd, maar zelfs mijn persoonlijke groei - ik moet competenties afspreken waar ik aan ga werken, en ook afspreken hoe die competenties er over een jaar uitzien. En mijn loonstrookje hangt ervan af of ik de groei behaal die ik heb afgesproken. Ik ben iemand voor wie het niet motiverend is mijn doelen van buiten af opgelegd te krijgen - al was het alleen maar omdat ik mezelf al van nature zulke hoge doelen stel dat ik ze niet kan halen. Nu snap ik dat het er in het werkende leven nu eenmaal zo aan toe gaat, en daarom doe ik (zij het niet totaal van harte) mee met het systeem. We leven nu eenmaal in de wereld.
Maar we zijn niet van de wereld. Daarom zou het mijns inziens in de kerk, in het koninkrijk van God, anders moeten zijn. Het van buiten opleggen van te behalen resultaten en te bereiken persoonlijke groei is een manier van controle die kenmerkend is voor de gevallen mensheid - de mens die zichzelf ziet als verantwoordelijk voor zijn leven en de wereld, voor zijn eigen geluk, voor goed en kwaad. Het is hoe mensen de macht naar zichzelf toe trekken, en andere mensen en hun omgeving voor hun eigen doeleinden willen inzetten, ja, hoe ze zichzelf willen dwingen om geluk te garanderen. In het zweet van hun aangezicht werken ze zichzelf dood om in elk geval hun eigen stukje van de wereld te beheersen, om in elk geval in hun eigen leven ‘als God’ te zijn. Het individu -de onvervangbare beelddrager van God, uit zichzelf belangrijk om wie hij of zij is- wordt een instrument en wordt beoordeeld naar de mate waarin het bijdraagt aan het verwezenlijken van het doel van de persoon of de structuur. Dat dit leidt tot overspannenheid, depressie en vluchtgedrag als verslaving (op persoonlijk niveau) en pestgedrag, discriminatie, uitbuiting en zelfs oorlog (op maatschappijniveau) hoef ik waarschijnlijk niet verder uit te werken. Ik herken deze neigingen in mijn eigen leven en mijn pogingen mezelf een christelijker, moreler mens te maken - die tot falen gedoemd zijn. En ik denk dat ik ook niet uitgebreid hoef te betogen dat het kwalijke gevolgen heeft als deze gevallen motivaties een plek krijgen in de kerk.
Dit is volgens mij waar de exclusiviteit van de kerk waarin ik opgroeide vandaan kwam. We ontleenden iets aan het behoren tot de gemeenschap -een gevoel van het bij het rechte eind hebben, God aan onze kant te hebben, beter te zijn dan ‘het volk dat de wet niet kent- en dus was de kerk voor ons een middel geworden. We waren gaan denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’ - onze acceptatie van onszelf en anderen was voorwaardelijk geworden. En dat leidde tot afwijzing en uitsluiting van mensen die worstelden met hun seksuele identiteit of met twijfel, maar ook tot depressie en bij mij tot overspannenheid. Het had tot gevolg dat je nooit werkelijk eerlijk kon zijn over jezelf - niet in de kerk en niet buiten de kerk. En het eindigde in een dubbele scheuring van de kerk, waarbij het geloof van velen schade opliep. Maar ik heb het ook gezien in de kerk waar ik de laatste jaren heenging en hoor het in verhalen uit andere kerken - we moeten aan programma’s meewerken, we moeten de gemeente laten groeien, we moeten activiteiten organiseren. We moeten ons leven op een bepaalde manier inrichten. We moeten ons onderwerpen aan leiders. Ik geef ruiterlijk toe dat ik bepaalde overgevoeligheden heb voor deze boodschappen, maar ik weet ook dat ik niet de enige ben die ze oppikt. Volgens mij wordt er in veel kerken vertrouwd op de structuren, is de organisatie het doel geworden, en geven systemen een gevoel van controle.

Er staat ergens in de bijbel dat men aan de vruchten de boom herkent. En volgens mij laten de hierboven genoemde vruchten zien dat deze systemen voortkomen uit de menselijke controledrang. De vloek die God daarover ooit had uitgesproken - namelijk dat pijn en moeite het gevolg zouden zijn van het controleren uit eigen kracht - blijkt nog steeds te gelden. Maar gij geheel anders, zegt Paulus, gij hebt Christus leren kennen. Het is makkelijk te kiezen voor controle, om je wil op te leggen aan de omgeving, om doelen te formuleren en eisen te stellen en het belang van individuen daaraan af te meten. Dit is de brede weg, waar Jezus het over heeft, die velen volgen, maar die uiteindelijk niet naar het koninkrijk van God voert. Dat kan deze brede weg van de menselijke inspanning ook niet - het volgen ervan leidt tot een wereld waar de mens tot alles in staat is en geen God meer nodig heeft, en dat is de hel.
Het alternatief is de smalle weg, die Jezus aan zijn toehoorders voorstelt, een manier van leven die ons niet komt aanwaaien, die voor mensen contra-intuĂŻtief is, die slechts weinigen vinden. Een weg waarbij het niet zeker is of er resultaten gehaald worden, waarbij wij de controle uit handen hebben gegeven, waarbij er geen garanties zijn van geluk of groei of opbrengst. Het is een weg waar de zwakke uiteindelijk het meest gedaan krijgt, waar degene die het minst heeft bij te dragen de hoogste positie inneemt, waarbij macht bestaat uit het dienen van anderen, waarbij geen enkele maatstaf of richtlijn meer geldt om iemands belang aan af te meten. Het is een weg die van de reizigers vraagt elke aanspraak op invloed of controle af te leggen. Het is een weg die men pas kan betreden als men bereid is aan zichzelf te sterven. Want dit is een weg, niet van presteren, maar van ontvangen. Niet van het tot stand brengen van een realiteit, maar van het zichzelf openstellen voor de Werkelijkheid. Het is een weg die subversief is, ja, aanstootgevend.

In Johannes 6 staat beschreven dat velen Jezus’ woorden hard vonden en hem verlieten. Het was niet dat Jezus zijn toehoorders regels oplegde waaraan ze moeilijk konden voldoen. Nee, hij zei ze dat ze het eeuwige leven alleen van Hem konden ontvangen. Dat ze het alleen als voedsel aangereikt konden krijgen. En dat het niet uitmaakte of ze zondaar waren of heilige, hoer of schriftgeleerde, FarizeeĂ«r of tollenaar.
Als Hij verteld had dat het Koninkrijk van God exclusief was, dat het alleen open stond voor de mensen die het echt verdiend hadden, dat maar een beperkt gezelschap er aanspraak op kon laten gelden, zouden ze uit alle landstreken naar Hem toe zijn getrokken en zouden ze zich tot het uiterste hebben ingespannen om door Hem te worden aangenomen. Ze zouden de wereld hebben veranderd om hun kans te vergroten toegelaten te worden tot deze selecte gemeenschap. Het Koninkrijk zou door hun harde arbeid zijn gerealiseerd. Zo werkt reclame nog steeds - we willen allemaal iets dat exclusief is, dat is voor ons en ons alleen, waardoor we ons beter kunnen voelen dan anderen. Dit was wat de verleider Jezus had voorgehouden - als hij zijn bediening had gebaseerd op het principe van eigen kracht en inspanning, zouden alle landen hem hebben toebehoord en zou ieder mens zich aan hem hebben toegewijd.
Maar dat was niet de weg van het Koninkrijk. Het Koninkrijk zoals Jezus dat voorstelde is niet exclusief, maar inclusief. Niet voor een select gezelschap, maar voor ieder mens, waar hij ook vandaan kwam, tot welk volk hij ook hoorde, en wat hij ook met zijn leven had uitgespookt. Het kent geen enkel onderscheid. ‘In Christus is Jood noch Griek, slaaf noch vrije, man noch vrouw’, zegt Paulus in Galaten 3:28 (en laten we er aan toevoegen: ‘In Christus is homo nog hetero’). Die laatste uitspraak tussen de haken is voor veel christenen een heikel punt, maar de punten die Paulus in de tekst noemt waren net zo controversieel voor de Joodse gelovigen in de eerste eeuw. Het is al realiteit, iedereen is al ingesloten, en alleen wie er op staat zich beter te blijven voelen dan anderen heeft zichzelf van het feest buitengesloten. De glorieuze wil van God zal plaatsvinden, ongeacht onze inspanningen en ongeacht onze heiligheid. De Regering van de Almachtige wordt realiteit, in ons en door ons, zonder dat het van ons afhankelijk is. We kunnen er niets aan bijdragen, helemaal niets. We kunnen het alleen ontvangen. We kunnen alleen maar dankbaar zijn dat we in het Koninkrijk thuishoren. De intrede in het Koninkrijk is werkelijk onvoorwaardelijk, zonder enige eis van tevoren of achteraf.
En dit is de realiteit van het Koninkrijk, omdat het de realiteit van God is. Andersom gezegd: omdat God in zijn diepste wezen Liefde IS, IS Gods liefde de realiteit. Het is niet zo dat alles liefde is, maar wel dat liefde alles is, het ‘Ja en amen’, het begin en het einde. En Gods liefde is werkelijk onvoorwaardelijk. Dat is wat Jezus heeft laten zien, waarom hij is gekomen, en wat voor eens en altijd duidelijk werd door zijn dood en opstanding. Greg Boyd zei het ooit in een kersttoespraak, getiteld ‘Bearhug from a manger’: ‘Sinds Bethlehem is het duidelijk: de hele wereld bevindt zich binnen de omhelzing van de Vader!’ Gods liefde kunnen we niet tot stand brengen, we kunnen haar niet verdienen, we kunnen er ook niets voor terugdoen. Gods liefde IS. En wij kunnen haar alleen maar accepteren. We kunnen alleen maar reageren door te leven als geliefden, als mensen die al volledig geaccepteerd zijn, die al aanvaard zijn. We gaan ons leven baseren op deze realiteit, in plaats van te proberen een realiteit tot stand te brengen.

Dat betekent dat ons leven als christenen er anders uit gaat zien, maar het heeft ook gevolgen voor ons kerkzijn. De kerk is immers niet anders dan de gemeenschap van het Koninkijk - de mensen die zich openstellen voor de Werkelijkheid van Gods liefde. De kerk is dus Realiteit, zoals het Koninkrijk Realiteit is, zoals Liefde Realiteit is. Dat wil zeggen dat de kerk niet iets is dat wij kunnen organiseren, maar iets waar wij ons alleen maar voor kunnen openstellen. De kerk is niet iets dat wij moeten bouwen, maar iets dat God tot stand brengt in ons en door ons - we hoeven haar allen maar te herkennen in onze liefdevolle relaties. De kerk is bovendien geen exclusieve club, maar een inclusief gezelschap - waar iedereen bijhoort - tot en met het tuig van de Aarde.
De kerk is net zo inclusief als het Koninkrijk. De kerk heeft net zulke open armen als de wijd geopende armen van God. De enigen die zich er buiten bevinden, zijn degenen die zich er buiten willen bevinden, die het koninkrijk van God niet willen binnengaan en anderen ervan weerhouden binnen te gaan. De religieuzen. De FarizeeĂ«n. De mensen die hun waarde als gelovige ontlenen aan hun eigen identiteit of prestaties, en niet aan de onvoorwaardelijke liefde van God. Voor ieder ander geldt dat de scheidsmuur die scheiding bracht is afgebroken en dat niets hen meer kan scheiden van de liefde van God,  die is in Christus onze Heer.
Is dat idealistisch? Ja. Heel erg.
Geloof ik dat dit visioen ooit volledig werkelijkheid kan worden in een gemeenschap op Aarde? Nee. Ik kan er zelf niet eens volledig naar leven, ik probeer nog steeds mijn waarde te ontlenen aan mijn eigen eigenschappen of prestaties, laat staan dat een gemeenschap ooit volledig kan ontsnappen aan het verwoorden van doelen of het stellen van eisen. Er zijn geen volmaakte kerken, en al zou ik er een vinden en me erbij aansluiten, dan zou ze niet meer volmaakt zijn.
Maar geloof ik dat het waard is om hiernaar te streven, om ons hiervoor open te stellen, om ons door dit visioen van het open Koninkrijk te laten inspireren? Ja! Ik hoop dit zelf steeds meer te ervaren, in elke relatie in mijn leven, en hopelijk ook uiteindelijk weer in een bewuste gemeenschap met andere gelovigen, een gemeenschap waarin ik mezelf kan zijn. Ik ben inderdaad cynisch over de instituten en de systemen, zoals ik ook cynisch ben over mijn eigen pogingen mijn leven onder controle te brengen. Maar dat betekent niet dat ik cynisch ben over de kerk. Hoe kan ik cynisch zijn over een realiteit die God tot stand brengt? Ik ben juist vol hoop en verwachting van wat mogelijk is. Ik verwacht Gods koninkrijk. 

Koudbloedige dieren op een warme dag

Ik probeer elk jaar minstens eens naar een dierentuin te gaan. Afgelopen zaterdag was ik met mijn kleine neefje en zijn vader naar Blijdorp. Het was opvallend rustig voor een zaterdag, vond ik, maar dat betekende dat we lekker ontspannen konden rondlopen. En ik kon foto's maken van allerlei beesten. Ik heb natuurlijk een zwak voor alles wat koudbloedig is.






zaterdag 14 mei 2011

Zeekatten, geregenereerde wormen, dinosaurussen versus aliens, schrijven als roeping, mind body problem

Zeekatten passen niet alleen hun kleur, maar ook de stand van hun armen aan hun omgeving aan - en daarvoor kijken ze goed om zich heen.

Reptielen en zoogdierachtige reptielen leefden op het supercontinent Pangaea in gescheiden gebieden

Uit een enkele stamcel van een planariaworm kan een hele nieuwe worm groeien! Het experiment waarmee dit werd aangetoond is wel bizar - bij een worm van de ene soort werd de celdeling met straling verstoord, zodat deze worm begon te sterven. Toen werd er een stamcel van de andere soort worm ingezet, en die begon de stervende cellen te vervangen, tot de worm in die andere soort was veranderd.

Een heel nieuw type schimmel, die geldt als levend fossiel omdat hij geen celwand heeft, werd ontdekt in een vijver op een universiteitsterrein.

Deze film klinkt als iets dat ik zou hebben kunnen verzonnen: Aliens versus dinosaurussen. Geschreven door Grant Morrisson de auteur van een van mijn favoriete comics, All Star Superman.

Boksende robots.

Een animatiefilmpje van Aardman (bekend van Wallace and Gromit) parodieert bekende films. Net als deze videoclip overigens.

Een schrijver op de Rabbitroom confronteert haar angst om te schrijven. Ze vindt het moeilijk het als haar roeping te zien - wat voor mij erg herkenbaar is - maar, schrijft ze: "My desire—so much a part of me—was the call. And the reply could only be made in faith. Art exults in its own implausibility; it is mystery and miracle awaiting the collaboration of a human handmaiden. It is a plunge in the dark; a walking on water. if I truly believe that in attempting to write a book I am being obedient to something that God has placed within me, then His pleasure is the final word. It will not matter in the least whether I succeed in the temporal sense or fail utterly. In the words of the immortal Rumpole, it will be “a matter of indifference bordering on the supernatural.

Volgens Richard Beck (Experimental Theology) kan ons rechtvaardigheidsgevoel (waardoor we bijvoorbeeld blij waren met de dood van Osama Bin Laden) ook een verleiding zijn. En om in het kader van dit gevoel te kiezen voor genade is hard werk. "Rather than retaliation, followers of Jesus are to love and forgive. We are to leave the moral debt outstanding. The debt isn't repaid. It is forgiven. Grace is a bomb that explodes our thirst for moral balance and proportionality. Grace has always been scandalous. It makes no sense, morally speaking. In fact, it can seem downright immoral. Why? Because grace violates our innate, deeply rooted sense of morality. Grace isn't natural. Grace is about the hardest thing you can do. It's damn near heroic."

Het blijft een interessante vraag: wat is een mens? Heeft een mens een ziel - die op de een of andere manier te scheiden is van het lichaam? Of zelfs: bestaat een mens uit geest, ziel en lichaam? Volgens N.T. Wright is het verkeerd dit onderscheid te maken. Een mens is in de eerste plaats een eenheid. "God is always at work in the world, and God is always at work in, and addressing, human beings, not only through one faculty such as the soul or spirit but through every fibre of our beings, not least our bodies. That is why I am not afraid that one day the neuroscientists might come up with a complete account of exactly which neurons fire under which circumstances, including that might indicate the person as responding to God and his love in worship, prayer and adoration. Why should the creator not relate to his creation in a thousand different ways? Why should brain, heart and body not all be wonderfully interrelated in so many ways that we need the rich language of mind, soul and spirit to begin to do justice to it all?"

donderdag 12 mei 2011

Boekbespreking: Powers

Freedom is mostly a matter of knowing there are alternatives’, zegt een van de karakters in Powers, het derde deel van The Annals of the Western Shore van Ursula K. Le Guin. We nemen namelijk allemaal aan dat de omgeving waarin we ons bevinden normaal is, we passen ons aan op onze omstandigheden. Wie in een situatie van onvrijheid opgroeit, weet niet dat er een andere manier van leven mogelijk is. We accepteren de wereld zoals hij is, en proberen er zo goed mogelijk in te overleven. We accepteren bovendien wat de wereld zegt over ons - als we leren dat we slaven zijn, minderwaardig, het waard om geslagen te worden, gaan we geloven dat we niets anders kunnen zijn dan slaven, dat anderen meer waarde hebben dan wij en dat de klappen ons verdiende loon zijn. Er is een zin in de tweede Narnia-film Prince Caspian die -geparafraseerd- luidt: ‘Behandel iemand lang genoeg als een redeloos beest, en hij gaat zich gedragen als een redeloos beest.’
Er moet een boodschap van buiten onze ‘normale wereld’ komen, die laat zien dat het leven er ook anders kan uitzien dan we gewend zijn en dat we tot meer in staat zijn dan anderen ons voorhouden. Misschien zullen we die aanvankelijk niet geloven, we zullen hem zelfs bestrijden vanuit ons aangeleerde waardesysteem, ons denken over goed en fout. We zullen de ander bestempelen als dwaalleraar of afvallige. Maar soms kan de waarheid tot ons doordringen - vaak als ons vertrouwen in de oude machtsstructuren of bekende machthebbers wordt beschadigd. Onze ogen gaan open. En we kunnen nooit meer tevreden zijn met het oude leven, met het oude systeem. We zijn dorstig geworden naar de vrijheid, en kunnen niet rusten voor die dorst is gelest. Het kost moeite en pijn om te ontsnappen, en bepaalde gedachtepatronen zullen ons het hele leven blijven achtervolgen, maar we gaan met goede moed de wijde wereld in.
Helaas komen we echter al snel tot een pijnlijke conclusie - namelijk dat die zo geprezen alternatieven ons uiteindelijk ook zullen teleurstellen. Dat we ook in deze omstandigheden makkelijk onze vrijheid kwijtraken, dat mensen ons voor hun eigen doeleinden willen gebruiken en dat het systeem gaat boven het individu. Ons al wankele vertrouwen wordt verder beschadigd. Een ander systeem, een andere samenlevingsvorm, is geen garantie voor een vrijer leven. Vrijheid is geen kwestie van een nieuwe machtsstructuur of organisatie, het is een kwestie van een nieuwe hartsgesteldheid, een nieuwe grondhouding. Vrijheid ontstaat alleen als mensen -zowel de machthebbers als de machtelozen- werkelijk het goede zoeken voor anderen, boven zichzelf. Als mensen worden gedreven door liefde.

Dit is wat Gavir leert in de loop van het verhaal. Samen met zijn zus Sallo, is hij als jong kind door slavenrovers is meegenomen uit de Marshes - een moerasgebied waar verschillende stammen wonen - naar het huis Arcamand in de stadsstaat Etra. Nu kent hij niets anders meer dan deze geordende wereld, waarin hij onvoorwaardelijk gehoorzaam dient te zijn aan de meesters, en geen recht heeft op een eigen slaapplek, bezittingen, of een partner. Gavir valt op door zijn fenomenale geheugen, en wordt opgeleid tot leraar. Zijn zus en dierbaarste kameraad Sallo is voorbestemd om als ‘geschenk’ te worden gegeven aan Yavin, de oudste zoon. Gavir blijft ervan uitgaan dat de vader en moeder van het huis het beste met hem voorhebben. Zijn vertrouwen lijkt onwankelbaar - hij blijft loyaal, ook als hij wordt gepest, en zelfs als hij bij een beleg van Etra in de stad te werk wordt gesteld en wordt afgebeuld. Totdat zijn zus op een dag het slachtoffer wordt van de wrede spelletjes van Torm, de mentaal instabiele jongere zoon van de familie, en blijkt dat deze niet gestraft zal worden. Overmand door verdriet slaat Gavir op de vlucht. Na heel wat omzwervingen komt hij terecht bij een nederzetting van ontsnapte slaven in het midden van het bos. Hun leider Barna heeft grootse plannen voor een opstand. Maar de idyllische gemeenschap van de Barnavieten is niet zo vrij de verhalen haar deden voorkomen en al snel staat Gavir er weer alleen voor. Het enige dat hij heeft om zich aan vast te houden, zijn een bundel gedichten van de beroemde Orrec Caspro, en een visioen van een man die zich naar hem omdraait en hem bij zijn naam noemt.

Ik heb in mijn recensie van het tweede boek uit de serie al uitgelegd waarom ik Le Guin’s werken vind horen bij de top van wat het fantasygenre te bieden heeft. En dit boek bevestigt haar kwaliteiten als schrijfster opnieuw. Net als in de vorige delen gebruikt ze een bedrieglijk heldere, toegankelijke schrijfstijl. Haar zinnen en beschrijvingen lijken eenvoudig, zonder opsmuk, maar tegelijk weet ze toch een heel overtuigende wereld te creĂ«ren en hoofdpersonen met wie je als lezer ademloos meeleeft. LeGuin heeft het talent om meer te laten zien met minder woorden, en precies de juiste details weer te geven die haar verhaal tot leven laten komen in de verbeelding. De schrijfstijl en de jeugdige hoofdpersoon zorgen er misschein voor dat dit boek wordt ingedeeld bij de tienerboeken in de boekhandel, maar opnieuw is er niets kinderachtigs aan het verhaal - vooral niet in wat er gesuggereerd wordt over het verband tussen macht en de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. De geloofwaardige karaktertekening, de zorgvuldige opbouw van de verzonnen wereld, en de subtiele en veelzijdige behandeling van de thematiek maken dit werk net als de vorige delen in mijn optiek onbetwistbaar tot literatuur.
Er blijven ook na dit deel nog heel wat vragen onbeantwoord over de wereld van de Westerse Kust, en ik hoop dat Le Guin er nog een keer in een boek of in verhalen naar terugkeert, zoals ze dat ook deed met de wereld van de Aardzee-trilogie. Aan de andere kant vormt dit boek wat betreft de thematiek wel een passende afsluiting. Het is namelijk duidelijk dat alle drie de boeken gaan over de verschillende manieren waarop macht kan worden misbruikt om mensen hun vrijheid te ontnemen. In het eerste deel, Gifts, betrof het de macht van de gaven waarmee de gezinnen van de Uplands gezegend zijn - gaven die worden gebruikt om angst te zaaien. Wie is er in staat om voor zijn eigen belang op te komen, als de machthebber door aan hem te denken zijn lichaam binnenstebuiten kan keren of zijn vee kan laten sterven? Angst maakt onvrij, altijd en overal. Maar degenen die hun gaven gebruiken om macht uit te oefenen, raken zelf ook in de greep van angst - ze komen terecht in een nooit eindigend conflict met andere machthebbers. De hoofdpersonen van het verhaal weigeren aan het spel mee te doen, en willen hun gaven nooit gebruiken om hun wil aan iets of iemand anders op te leggen. Ze onttrekken zich aan het systeem.
Het tweede verhaal betrof een volk dat onder de invloed stond van een religieuze macht, die hen ertoe opzette steden in te nemen en een einde te maken aan een andere godsdienst die in hun ogen duivels was. Deze religieuze macht verbood ook het lezen of bezitten van boeken - kennis werd gezien als iets bedreigends. En ook hier dreigde een cirkel te ontstaan van geweld, want het onderdrukte volk maakte van de bezetter de vijand, en dreigde geweld te beantwoorden met geweld. Ook in dit boek moesten de hoofdpersonen afstand doen van hun vermeende recht op vergelding. De cirkel wordt doorbroken als de machthebbers aan beide kanten elkaar in de ogen kijken en genoegen nemen met een compromis. Dit keer wordt afzien van macht gecombineerd met respect voor de ander.

Dit derde verhaal gaat ook over macht van personen over anderen (dat blijkt natuurlijk al uit de titel). Macht is in zichzelf niet verkeerd. God is machtig. Zelfs almachtig. En wij hebben als mensen allemaal een zekere macht of invloed. We hebben in die zin allemaal ons eigen koninkrijk. En het koninkrijk van de een kan groter zijn dan dat van de ander. Waar mensen samenleven moeten beslissingen genomen worden. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden. Hierbij zal altijd een bepaalde machtsstructuur ontstaan. Iemand zal de knoop immers moeten doorhakken. En dat is macht. Daar is niks mis mee.
Maar het feit dat iemand macht heeft, en invloed kan uitoefenen, maakt hem niet beter of waardevoller dan andere mensen. Hij blijft een mens, een individu, en degenen over wie hij macht uitoefent, zijn individuen zoals hij, die een eigen identiteit hebben, en dezelfde waarde. Ze zijn zijn gelijken.
Toevallig luisterde ik eerder deze week naar een lezing van mijn favoriete prediker Greg Boyd, waarin hij vier soorten macht beschreef. De eerste was de ‘macht van de Neanderthaler’ - de brute macht waarmee de oerman in de cartoons met zijn knuppel een vrouw op het hoofd slaat en haar meesleept naar zijn grot. De tweede was de ‘macht van Machiavelli’ - eigenlijk de macht van manipulatie, waarbij de angsten en begeerten van mensen zo worden bespeeld dat ze doen wat de leidinggevende wil, om hun eigen hachje te redden. Deze twee worden ook wel eens samengevat onder de noemer ‘macht over’. Het is de grote valkuil van macht om zich boven anderen te willen verheffen. Van mensen die minder macht hebben, worden deze anderen mensen die minder ZIJN. Ze zijn plotseling geen individuen meer die belangrijk zijn om hun eigen identiteit, maar ze zijn verworden tot instrumenten die belangrijk zijn om wat ze bijdragen aan de positie van de machthebber. En ze worden behandeld op een manier die daarmee overeenkomt, namelijk niet met het respect dat zelfs de minste persoon verdient, maar met het pragmatisme waarmee men elk instrument behandelt: je zorgt ervoor zolang het zijn doel dient, maar je gooit het weg als het niet meer functioneert. Het kan zijn dat het systeem zelf corrupt is (zoals in het geval van slavernij), het kan ook zijn dat een individuele machthebber zijn positie gebruikt om bijvoorbeeld (zoals in dit boek) vrouwen voor zichzelf op te eisen, of zijn status als religieus figuur terug te krijgen. In elke groep waar het behalen van doelen komt boven het belang van individuen, delft de vrijheid het onderspit.
Gelukkig zijn er ook andere vormen van macht, stelde Greg Boyd. De macht van de wijsheid - waarbij iemand leiding heeft omdat anderen de waarde van zijn ideeen erkennen. Ik luister bijvoorbeeld graag naar Gregs lezingen, en probeer wat hij zegt ook in mijn leven toe te passen, niet omdat hij mij ertoe dwingt, maar omdat ik overtuigd ben van de waarde van zijn visie. Ik vertrouw hem om zijn wijsheid. De vierde vorm is de macht van de liefde, de opofferende liefde, Gods liefde, Agape. De hoogste vorm van macht is die macht die zichzelf wegcijfert. De macht die afstand doet van de eigen positie en de eigen voorrechten om de ander te verhogen en in zijn recht te herstellen. De macht die het beste zoekt voor de ander. De macht die er uit eigen vrije wil voor kiest niet te heersen, maar te dienen. Dit is geen ‘macht over’, maar ‘macht onder’. Maar het gaat wel degelijk om macht - macht die bergen kan verzetten. Maar het is macht die de ander vrij laat om te veranderen, vrij om ook lief te hebben en te dienen, of om de liefde te verwerpen en gevangen te blijven in de cirkel van angst en controle. Van afzien van macht in het eerste boek, en het respect voor de ander in het tweede boek, gaat het in het derde boek dus een stap verder. Dit is de conclusie waar Gavir toe komt: “I had been a fool indeed to go off with Dorod, poor Dorod who had waited for me and wanted me only for his own sake, to make him important among his people, a seerman, a dealer in destiny, a person of power. I had turned my back on Gegemer, who even if she hardly knew it had truly waited for me, truly wanted me, not to maker her great, but for love’s sake.

Ik geloof dat dit laatste het onderscheidende kenmerk is van de macht van God. Het is ook de enige manier waarop het mogelijk is dat God almachtig is - de absolute machthebber - en tegelijkertijd verlangt naar mensen die hij kan liefhebben als zijn kinderen, zijn partners (en niet als zijn slaven). God verlangt naar werkelijke relatie - waarbij beide personen waardevol zijn. Een relatie waar de angst is uitgedreven, zodat er geen sprake is van straf, maar alleen van liefde. Dit betekent dat Gods macht tot de tweede categorie behoort. Het is ‘macht onder’, liefhebbende macht, opofferende macht, dienende macht. Deze macht is zichtbaar geworden in Jezus, die niet kwam om te heersen, maar om zijn leven te geven voor velen. Hij heeft zichzelf vernederd en de gedaante van een dienstknecht, een slaaf aangenomen. Hij bukte zich om de voeten van de discipelen te wassen. Als Jezus de openbaring is van het karakter van God, is God te alleen tijde subversief. Draait God de machtsverhoudingen om. Knielt God bij ons neer, om het beste voor ons te zoeken, in plaats van te eisen dat wij ons voor Hem opofferen.
En deze radicale omwenteling, deze subversie van de natuur van de macht, zou ook onze interacties met elkaar moeten kenmerken. Ook onze organisaties en structuren zouden hierop gebaseerd moeten zijn. Niet op overheersing maar op dienen. De liefde van God voor ons, de manier waarop Hij zijn macht uitoefent door Jezus, zou ons moeten inspireren elkaar op dezelfde manier te dienen, voor elkaar neer te knielen en elkaar de voeten te wassen zoals Jezus dat bij ons gedaan heeft. Wie zonder bijbedoelingen liefheeft, het beste zoekt voor de ander, heeft absolute macht in het koninkrijk van God. Het is de minste die de meeste is, het is de laatste die de eerste is. Jezus zei het zelf: Wie de meeste wil zijn onder zijn discipelen, moet de dienaar van allen zijn. Het is moeilijk te overdrijven hoe radicaal deze omwenteling is van ‘macht over’ naar ‘macht onder’. Het betekent het einde van alle systemen die zijn gebaseerd op ‘macht over’ - de vormen die (net als het instituut van de slavernij in het besproken boek) het makkelijk maken om gradaties aan te brengen tussen mensen, en de wil van de een boven de wil van anderen te plaatsen. Bovendien zijn de meeste machthebbers niet happig om hun positie van invloed te verlaten. Maar dit afleggen van de macht is precies wat Jezus verlangt. Dit heeft grote consequenties voor al onze relaties - tussen ouders en kinderen, tussen partners, tussen werkgevers en werknemers en -laat ik expliciet maken wat de aandachtige lezer wel heeft opgemerkt- in de kerk. Laten we niet tevreden zijn met de status quo. Laten we niet ‘macht over’ accepteren omdat het systeem nu eenmaal zo gegroeid is, en we deze vormen nu eenmaal sinds mensenheugenis gebruiken. Laten we net zo subversief willen zijn als Jezus. Laten we liefhebben in plaats van heersen.