vrijdag 22 januari 2010

Boekbespreking: De wilde gave


Ursula Le Guin is voor fantasyliefhebbers geen onbekende (voor sciencefictionliefhebbers trouwens ook niet). Ze is de auteur van de bekende Aardzeeserie, waarvan het eerste deel verscheen in 1968. Deze serie droeg in grote mate bij aan de geloofwaardigheid van fantasy als een genre, door de beschrijving van een originele wereld, een spaarzame schrijfstijl, geloofwaardige karakters en een einde dat blijk gaf van inzicht in menselijke psychologie. Haar boeken zijn bovendien niet van die pillen van negenhonderd pagina's. Niet dat ik iets heb tegen dat formaat boeken, die lees ik ook, maar het is ook wel eens prettig een verhaal te lezen waarvan het plot in een pagina of tweehonderd is afgerond. En last but not least was de Aardzeeserie een van de voorlopers van Harry Potter: het grootste deel van het verhaal wordt namelijk gevormd door de beschrijving van het leven op een tovenaarsschool (en de hoofdpersoon heeft een goed hart, maar is wat overmoedig en raakt daardoor in moeilijkheden). De draken die Le Guin beschrijft zijn trouwens ook intrigerend.

Le Guin is ondertussen tachtig, maar is niet gestopt met schrijven! Mijn broer belde me laatst op dat hij een boek van haar in de winkel had zien staan. Hij is fan van de Aardzeetrilogie en heeft hem natuurlijk aangeschaft. En gelezen. En aan mij uitgeleend. Waarvoor dank! Ook ik heb De Wilde Gave in een ruk uitgelezen. En ik was teleurgesteld toen ik op pagina 195 was aangeland en het verhaal bleek afgelopen. Gelukkig zijn er twee vervolgdelen. En Le Guin geeft in het verhaal hints van een wijdere wereld, die wel eens interessante volken en personen zou kunnen herbergen.
Op het eerste gezicht lijkt het een standaard fantasyverhaal. Voorin staat een grote landkaart vol plaatsnamen (altijd goed! Ik geniet altijd van zulke kaarten, en tekende ze zelf ook voor mijn verhalen.) Zo'n kaart suggereert altijd een episch verhaal, waarbij bijna elke plaats die getoond wordt ook daadwerkelijk wordt aangedaan. En de achterflap beschrijft een samenleving waarbij families beschikken over gaven die tussen de generaties worden overgeërfd, van vader op zoon, van moeder op dochter. De ene familie heeft de gave om ledematen krom te maken, de andere de gave om mensen ziek te maken, de andere om vuur te maken of geesten aan zich te onderwerpen. In de Oplanden zijn de grondstoffen schaars, en de families zijn dan ook verwikkeld in een harde strijd om het voortbestaan, waarbij alle middelen geoorloofd schijnen. Met zulke duistere gaven kun je dan afschuwelijke gebeurtenissen verwachten ...
Maar Le Guin is geen schrijver die haar boek laat verworden tot meer van hetzelfde: een queeste voor een magisch voorwerp, nauwe ontsnappingen, een boerenknecht die de koning blijkt te zijn, en aan het eind een grootse confrontatie tussen goed en kwaad, waarbij het voortbestaan van de wereld op het spel staat. Dat is te makkelijk. Wijzelf raken ook niet elke dag verzeild in zoektochten naar zwaarden en ringen, we worden niet zomaar tot koning gekroond en (gelukkig) vliegen ons geen bliksemschichten en pijlen om het hoofd. (Ik geloof wel dat deze dingen tot ons verlangen spreken, en bovendien dat er een grotere werkelijkheid om ons heen is, waarin wel degelijk geldt dat we een rol spelen in een groter verhaal, een erfenis hebben waarvan we ons niet bewust zijn, en er een strijd is tussen goed en kwaad). Le Guin schrijft niet over superhelden of mythische wezens, maar over mensen zoals jij en ik, die toevallig leven in een wereld waar dit soort gaven voorkomen. (Voor degenen die zich oncomfortabel voelen bij beschrijvingen van magie: dat is hier totaal niet aan de orde. Het is meer een soort genetische afwijking van deze mensen dan tovenarij). De problemen van de hoofdpersonen zijn dan ook ons soort problemen: hoe ga ik om met de verwachtingen van mijn ouders of mijn maatschappij, wat zijn de kwaliteiten die ik heb in te brengen, wat is een goede manier om te reageren op groot verdriet? Het traject waarbij ze het antwoord vinden op deze vragen is niet minder boeiend dan de avonturen, gevechten en nauwe ontsnappingen in 900-paginaseries. Door Le Guins realistische en overdachte schrijfstijl leef je met ze mee, en wordt hun zoektocht de jouwe. Je zou niet zeggen dat het verhaal door iemand van tachtig geschreven is. Het is in geen enkel opzicht ouderwets, maar juist toegankelijk, fris en meeslepend.

De vader van hoofdpersoon Orrec is ooit getrouwd met iemand van buiten de Oplanden. Maar omdat de gaven genetisch bepaald zijn, is het de vraag of Orrec over zijn familietalent zal beschikken. Niet dat hij dat graag wil; de gave van zijn vader is een gruwelijke: het ontdoen. Door te kijken naar een knoop raakt die ontward, door te kijken naar een dier verdwijnen diens botten, door te kijken naar een landschap verandert dat in chaos. Orrec vindt het maar niets. Zijn vader dringt er echter bij hem op aan te oefenen, omdat zijn familie uiteindelijk van zijn gave afhankelijk zal zijn om te blijven voortbestaan. Dit gaat zo ver dat Orrec boos wordt, en de gave die zo lang afwezig bleek, laat zich plotseling merken. Zonder dat hij het wil, veroorzaakt Orrec grote schade. Zijn vader overtuigt hem er daarom van geblinddoekt door het leven te gaan, om degenen van wie hij houdt niet in gevaar te brengen.
Drie jaar lang leeft Orrec in het donker. In die tijd zijn er twee dingen die hem op de been houden. Dat is ten eerste zijn jeugdvriendin Gry. Haar gave is het roepen van dieren. Haar familie wil dat zij die gebruikt om jagers te helpen, hoewel zij weigert. Orrec is verliefd op haar, maar ze dreigt aan een ander te worden uitgehuwelijkt. Het tweede wat Orrec staande houdt, zijn de verhalen van zijn moeder. Die zorgen ervoor dat hij zich in zijn fantasie naar andere werelden kan verplaatsen. Al snel gaat Orrec zijn eigen verhalen en gedichten verzinnen. Maar na een bezoek aan een naburige familie, gaat het met de gezondheid van zijn moeder bergafwaarts.
Een reiziger uit de laaglanden die bij Orrecs familie overwintert doet een suggestie die Gry en hem op een heel nieuw pad zal brengen ...

De thematiek uit het verhaal herkende ik uit mijn eigen leven. Namelijk: wat staat je te doen als je ouders verwachtingen van je hebben die je niet waar kunt maken? Wat als je werkelijke talent door hen niet als waardevol wordt beschouwd? Hoe kun je loyaal zijn aan je familie en tegelijk aan jezelf? Daar valt geen eenvoudig antwoord op te geven. Le Guin suggereert dat je jouw leven uiteindelijk niet moet laten bepalen door de verwachtingen van anderen. Je moet niet je eigen gaven en verlangens verloochenen, maar keuzes maken die passen bij wie jij bent. Ze laat echter tegelijk zien dat dit kostbare keuzes zijn, met grote en soms pijnlijke gevolgen voor je leven. Durf je met respect voor andere mensen en hun meningen, te staan voor wat je zelf gelooft? Dat is de uitdaging. Dar denk ik ook nog steeds over na. Het is pas de laatste maanden (nadat mijn vrienden het al jaren tegen me zeggen), dat ik het schrijven ga zien als een roeping die even waardevol is als alle andere, een taak die ik met plezier mag uitoefenen, zonder me schuldig te voelen dat ik sommige andere dingen niet doe. Ik leer te zeggen: dit is wie ik ben, en dat is okee, ook al verwachten anderen dat ik mijn leven anders invul. En dat voelt honderd procent beter.