zaterdag 16 januari 2010

De basis van mijn vertrouwen


Een positief kritische lezer schreef mij over mijn stukje gisteren ('Het leven is nu') dat het wel erg stichtelijk was. Hij wees vooral op de slotzin ('Wat er na de dood volgt, daar mogen we op hopen. En wie op God hoopt, wordt niet teleurgesteld.') en merkte op dat het nu juist een kwaliteit van een hoop is dat je teleurgesteld kunt worden. Mijn conclusie is dus veel te makkelijk.
Ik neem zulke opmerkingen serieus, vooral omdat ik 'eerlijk' in het leven wil staan. Dat wil zeggen, ik wil, uitgaande van mijn overtuigingen, een echt mens zijn, en me rekenschap geven van mijn ervaringen en die van andere mensen. Ik wil niet mijn kop in het zand steken, of mijn geloof gebruiken om te manipuleren (mezelf of anderen). Maar ik zal de eerste zijn die toegeeft dat ik dat niet perfect doe, en dat ik nogal eens val in de valkuil van de Johan van vijftien jaar terug, die een bijbeltekst aanhaalde en aannam dat daarmee genoeg gezegd was. Het slot van mijn vorige stukje was ook zoiets. Ik sneed als het ware een bocht af. Maar zo werkt het natuurlijk niet.
De betekenis van de bijbel en hoe ik daarmee omga, is een onderwerp voor een ander bericht op deze blog. Nu wil ik graag ingaan op het onderwerp hoop. En hoe je daar zeker van kunt zijn.

Ik kom eerst nog eens terug op het filmpje van de vallende meteoriet. Hij kwam tot leven in de bovenste laag van de dampkring. Hij genoot van het vallen. Tot hij de zee opmerkte. Hij probeerde zijn lot af te wenden, maar ontdekte al snel dat het niet ging. Uiteindelijk verzoende hij zich ermee dat zijn bestaan eindig was en genoot hij van de tijd die hem nog restte. In de laatste beelden zien we hem wegzinken.
Maar: het slot van het verhaal sluit niet uit dat er zoiets is als een hemel voor meteorieten. Het sluit ook niet uit dat aan het eind van de tijd het heelal vernieuwd zal worden en deze levensvorm of intelligentie het bestaan zal krijgen dat bij hem past. In een baan om een planeet bijvoorbeeld. Dit is prima mogelijk. Het punt is alleen dat het binnen de grenzen van dit verhaal niet zichtbaar kan worden gemaakt, en dat de meteoriet er niet van afwist. Net zo is zoiets als de hemel, of beter het herstel van Gods koninkrijk, niet theoretisch onmogelijk. Als er een God is, kan Hij hiervoor zorgen. Maar deze opties onttrekken zich aan wat wij met onze vijf zintuigen kunnen waarnemen. Wij zien alleen materie en energie, wij zien dat het universum afkoelt, wij zien dat onze lichamen vervallen, en wij hebben nog niemand uit de dood zien terugkomen. Maar dat wij iets niet kunnen waarnemen betekent niet dat het er is. Dat wij alleen het fysieke universum kunnen zien, wil niet zeggen dat er geen niet-fysieke werkelijkheid is.
Het enige dat de meteoriet kon doen was hopen dat er zijn leven niet eindig was. Hij kon er niet zeker van zijn. Net zo hebben mensen sinds ze intelligent werden gehoopt dat er een leven was na de dood. Een van de eerste tekenen van intelligent gedrag bij mensen is dat ze doden begraven (vaak met gebruiksvoorwerpen erbij). Deze hoop is diep geworteld in het menselijk ras. De Egyptenaren zwoegden tientallen jaren aan de pyramides, martelaren gingen naar de leeuwen, en chinese keizers maakten complete legers van terracotta. De behoefte/hoop/verlangen om niet als persoon te eindigen, maar te blijven bestaan, hoort bij wie we zijn als mensen. Maar we kunnen er niet zeker van zijn. Al die rituelen blijven een gok.

En ook ik kan niet objectief zeker zijn dat het herstel van alle dingen zal plaatsvinden. Ik kan niet wetenschappelijk aantonen dat het universum vernieuwd zal worden. Ik heb geen bewijs dat ik uit de dood zal opstaan. Dat kan ook helemaal niet.
Maar waarom houd ik er dan wel aan vast? De eerste reden heeft ermee te maken dat het ook niet te ontkrachten is dat zoiets zal gebeuren. Het is met de wetenschap (die er a priori van uitgaat dat alleen fysieke krachten effecten veroorzaken) niet aan te tonen dat niet fysieke krachten niet bestaan. Geloven in een eeuwig leven is dus niet a-rationeel (maar boven-rationeel, zoals ik ooit iemand het heb horen omschrijven).
De tweede reden draait om vertrouwen. Dat is namelijk wat geloof is. Hetzelfde Griekse woord staat voor beide. Geloof is dus niet een soort irrationele aanname van intellectuele leerstellingen of dogma's. Een vastklampen aan een leer waar je geen bewijs voor hebt. Een jezelf voor de gek houden. Het is een vertrouwen. En je kunt alleen vertrouwen op iets of iemand die betrouwbaar is.
Laat ik een ander voorbeeld nemen. Stel: ik kom terecht in een waterput, en alleen door te watertrappelen kan ik mijn hoofd boven water houden. Ik kan er echter niet uitkomen, en zie mezelf al verdrinken. Iemand moet mij redden. Dan komt een vriend voorbij. Hij hoort mij, kijkt naar beneden, en roept: "Hou vol, ik ga een touw halen, dan kom ik je redden!" Opeens heb ik hoop. Natuurlijk, die hoop zou beschaamd kunnen worden. Ik kan niet volledig zeker weten dat ik gered zal worden. Die vriend kan thuiskomen, mij vergeten en een krantje gaan lezen. Hij kan iets heel anders doen. Maar ik geloof dat hij doet wat hij heeft beloofd, omdat ik hem ken en weet dat hij betrouwbaar is. Dus hoewel een wetenschapper zou kunnen zeggen: 'Waarom ben je nou zo hoopvol? Je weet toch niet of hij daadwerkelijk terug zal komen?', blijf ik naar hem uitkijken, omdat ik zeker ben dat hij er aankomt. "Geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt", zegt Paulus in Romeinen. Dat lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig (zekerheid? hoop?), maar de kern ligt in het geloof, oftewel: vertrouwen. De zekerheid is niet gebaseerd in een vage, niet rationeel te bewijzen hoop, maar in het vertrouwen op God.

Nu kun je de redenering doortrekken. Want hoe kun je vertrouwen op een God die je niet kunt zien en die je niet kunt bewijzen? Laat ik het voorbeeld van zojuist dan ook maar doortrekken. Ik ben aan het watertrappelen in de put en mijn vriend komt langs. Hij ziet mij watertrappelen en hij zegt: "Ik ben zelf niet sterk genoeg om je te redden. Maar ik ken iemand die dat wel kan. Hij zal alles laten vallen waar hij mee bezig is om je eruit te trekken. Vertrouw me." En hij pakt zijn mobiele telefoon en belt de persoon in kwestie. Heb ik nu ook reden om hoopvol te zijn? Volgens de cynicus waarschijnlijk nog minder, want ik ken zelf die persoon niet die mijn vriend belt. Hoe kan ik weten dat die mij zal willen redden? Maar, het cruciale is hier dat ik mijn vriend wel ken. Als ik hem vertrouw, vertrouw ik zijn oordeel over de derde persoon, en vertrouw ik erop dat hij mij inderdaad komt redden. Ik ben er zeker van, hoewel ik objectief natuurlijk niet zeker kan zijn. Ik geloof.
Hierin ligt hem de kern. Want welke reden heb ik om op God te vertrouwen? Ik heb er meerdere. Die hebben mij zelf overtuigd. Ik geloof dat ik in mijn leven Gods leiding heb ervaren, en dat ik bemoedigende woorden van hem gehoord heb (ook op momenten dat mijn eigen gedachten erg negatief waren). (Een cynicus kan dit natuurlijk aan psychologische redenen toeschrijven. Dat is nu juist het punt!) Ik heb dingen meegemaakt in het leven van anderen die ik aan God toeschrijf, toevalligheden die net iets te toevallig waren. (Hoewel een cynicus kan zeggen dat dit nu juist toeval is!). Ik merk in mezelf verlangens naar schoonheid, gerechtigheid en intimiteit die volgens mij door God in mij gelegd zijn (hoewel een cynicus vast evolutionaire redenen voor deze dingen kan aangeven). Ik zie schoonheid en orde in de schepping, en ben onder de indruk van het 'antropisch principe' (hoewel een cynicus op toeval zal wijzen, en niet onterecht). Ik ben onder de indruk van de bijbel, de verhalen daarin, de consistentie van de boodschap (hoewel een cynicus zal wijzen op innerlijke tegenspraak, en conflicten met archeologische bronnen). In de verhalen over Jezus zie ik iemand die ik niet zomaar kan verklaren, die dingen zegt die mij te boven gaan, die ik wil navolgen (verzonnen, volgens de cynici, hoewel dat moeilijk lijkt te zijn. Het gaat om vier verhalen, kort na de gebeurtenissen geschreven). En ik ben overtuigd door de argumenten voor zijn opstanding uit de dood (meerdere cynici zijn door het beschikbare materiaal overtuigd geraakt dat het graf wel degelijk leeg was, en andere verklaringen (diefstal, Jezus was niet dood) zijn niet hard te maken. Het is geen bewijs, maar de aanwijzingen zijn m.i. wel sterk). En al deze dingen zijn als de vrienden die mij vertellen dat iemand mij komt redden. Op basis van deze aanwijzingen vertrouw ik op een God die Liefde is, die onvoorwaardelijk van mij houdt, en 'plannen van vrede met mij heeft, en niet van onheil' (Jeremia 29, ja ik blijf stichtelijk bezig). 
Scherp gesteld: ik vertrouw op God, omdat ik een relatie heb met Jezus, die ik heb leren kennen door de bijbel. Wat de bijbel over Jezus zegt, en wat Jezus in de bijbel zegt, heeft indruk op mij gemaakt, en ik ben ervan overtuigd dat wat Hij zegt waar is. Dat hij dus nu bestaat en nu bij mij is. En ik heb daar ook meermalen iets van ervaren. Ik heb ervaren dat Hij van me houdt, ook als ik niet van mezelf kan houden. Dus kies ik ervoor om op hem te vertrouwen. Om een relatie met Hem aan te gaan. Om Hem als echt te ervaren. Op basis van die concrete relatie kon ik zeggen dat wie op God vertrouwt niet teleurgesteld wordt. In Romeinen 5 schrijft Paulus: 'De hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest'. Ik geloof dat God van mij houdt, dat heb ik ook ervaren, en ik kies ervoor om keuzes te maken die daarmee in overeenstemming zijn. Om te hopen en God, andere mensen en mezelf lief te hebben.
Vertrouwen is een keuze. Misschien heeft God er daarom voor gezorgd dat we hem niet kunnen bewijzen. Omdat hij wil dat we voor hem kiezen.

'Toevallig' las ik vanochtend in de bijbel het hoofdstuk 1 Petrus 1, en dat zei een aantal dingen die ik in dit stukje wilde zeggen. Het gaat namelijk ook juist over een 'onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt', maar die we nu niet kunnen zien. Op dit moment moeten we allerlei beproevingen verduren, we zitten nog in de waterput ('zo kan de echtheid blijken van uw geloof'). 'U hebt Christus lief zonder hem ooit gezien te hebben', schrijft Petrus. 'En zonder hem nu te zien gelooft u in hem.' (Dat komt wel heel erg overeen met mijn stuk hierboven. Eerlijk waar, ik wilde dat gisteren schrijven, maar kon niet, omdat er iemand spontaan op bezoek kwam. En vandaag las ik dit. Echt waar!) Petrus roept zijn lezers op: 'vestig al uw hoop op de genade die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart' en hij zegt hen keuzes te maken die in overeenstemming zijn met dat geloof: 'Leid een leven dat in alle opzichten heilig is, zoals hij die u geroepen heeft heilig is.' En waar moeten ze dat geloof op baseren volgens Petrus? Op Jezus, die 'aan het eind van de tijd is verschenen omwille van u'. Hij zegt: 'Door hem gelooft u in God ... zodat uw geloof tevens hoop is op God.' De persoon van Jezus is de basis waarop deze mensen in God geloven, en waarop hun hoop op de toekomst is gebaseerd. Jezus is als het ware de vriend die bij de put komt staan en ons verzekert dat zijn vader ons zal redden. Die verzekering is goed nieuws, en dat is wat Christenen het evangelie noemen. Daarom zijn we volgens Petrus ook wedergeboren 'uit onvergankelijk zaad, door Gods levende en altijd blijvende woord ... dit woord is het evangelie (het goede nieuws) dat u verkondigd is.'

Deze hoop maakt ons leven nu erg belangrijk. Petrus zegt dat de gelovigen omdat ze op deze waarheid vertrouwen 'oprecht van uw broeders en zusters [kunnen] houden. Heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief!'. Het mooie van dit evangelie is namelijk dat het eeuwige leven nu al begint. Van moment tot moment leef ik in de realiteit van Gods liefde. En mag ik de keuzes maken die daarmee in overeenstemming zijn. Op dit moment mag ik al op de manier gaan leven die God voor mij bedoeld heeft. Dat was waarom Luther kon zeggen: 'Als ik wist dat Jezus morgen terugkwam, zou ik vandaag nog een boom planten.' Want bomen  planten, herstellen, liefhebben, feest vieren, genieten, relaties aangaan, waarheid naspeuren, gerechtigheid nastreven, iemand helpen, het zijn allemaal dingen die horen bij de eeuwigheid.
Dat is misschien wat stichtelijk allemaal, maar ik kies ervoor mijn leven hierop te baseren. En dat geeft mij een 'onuitsprekelijke, hemelse vreugde' (zoals Petrus het verwoordt).