Toen ik nog in Leiden in een studentenhuis woonde draaiden we wel eens een plaat van André van Duin. (Niet afhaken: dit bericht wordt nog wel serieus. En ik ga ook Tolkien aanhalen. En tja, een beetje associëren is soms wel leuk). Op dit plaat stond ook het liedje 'Doorgaan'. Dat zongen we wel eens tijdens de afwas.
Vrij onzinnig, maar ik moest er wel even aan denken toen ik nadacht over wat ik wilde schrijven, namelijk: hoe kunnen we doorgaan (daar heb je 'em) als er dingen gebeuren zoals die aardbeving in Haiti. Of zoals de oorlogen die overal op de wereld nog steeds aan de gang zijn. Of zoals de epidemieën die de ronde doen. Of zoals abortus, kanker, mensenhandel, vervuiling, leugens in de politiek, kloof tussen arm en rijk, broeikaseffect, 'peak oil' en manipulatie op de werkvloer. Wat heeft het voor zin. Moeten we zoals André zingt doorgaan 'het graan heeft de orkaan doorstaan door door te gaan, dus kunnen we doorgaan'? Of is er een betere reden om de handdoek niet in de ring te gooien?
Als ik berichten lees zoals van de week over Haïti bekruipen me namelijk wel eens vage schuldgevoelens. Hoe kan ik hier in Nederland doorgaan (ja, ja) met mijn werk, mijn hobbies, mijn vriendschappen, terwijl aan de andere kant van de wereld mensen liggen te creperen onder het beton, terwijl bendeleden de schaarse grondstoffen roven, terwijl kinderen drinken van rioolwater bij gebrek aan beter, terwijl de hoop van een land de grond wordt ingeslagen? Wat moet mijn reactie zijn? Hoe kan ik rechtvaardigen dat ik zaterdagmiddag gezellig koffie zit te drinken met een vriend, terwijl er mensen van honger omkomen? Hoe kan ik een paar uur besteden aan het schrijven van een SF-verhaal, terwijl we als mensen ons milieu om zeep helpen door vervuiling? Hoe kan ik genieten van een goede maaltijd, terwijl er onschuldige kinderen op dit moment worden misbruikt door verknipte mensen? Zijn mijn passies, mijn verlangens, mijn tijdsbestedingen niet een vlucht tegenover de koude, harde realiteit van het leven? Steek ik niet mijn hoofd in het zand?
We moeten ons van deze vragen rekenschap geven, want het kan inderdaad een vlucht zijn, het ontlopen van onze verantwoordelijkheid en het negeren van de nood van onze medemens. We moeten niet willens en wetens onwetend willen zijn (ooh ... mooie zin!). We moeten de wereld recht en eerlijk in de ogen willen kijken en de ander daadwerkelijk zien als mens, die ons respect en onze liefde nodig heeft. Maar tegelijk moeten we ons niet laten ontmoedigen door de chaos en onvoorspelbaarheid van het heelal. We moeten ons niet laten intimideren door de gruwelen waartoe onze medemensen in staat zijn, en ons niet cynisch laten maken door de dodelijke gevolgen van het toeval. In het zicht van de schijnbaar zinloze, gewelddadige, onpersoonlijke wereld tegenover ons, is het juist van onnoemelijk groot belang dat wij leven als vrije, waardevolle, liefhebbende mensen. Dat wij schoonheid bewonderen en maken, dat wij gerechtigheid nastreven en herkennen, dat wij intimiteit beschermen en aangaan. Dat we in het gezicht van het verderf de vlag opheffen van de goedheid van Gods schepping.
Ik moet denken aan een stukje uit de tweede Lord of the Rings-film. Frodo is ontmoedigd. De reis valt hem zwaar. Geconfronteerd met de macht van de boosaardige Sauron, de vernietiging die de orks aanbrengen, de verwoesting van de wereld, en zijn eigen zwakheid (hij heeft bijna toegegeven aan de verleiding de ring aan de ringgeest te geven), ziet hij geen reden meer om door te gaan. Sam wijst op de helden van de verhalen. "Folks in those stories had lots of chances of turning back, only they didn't. They kept going. Because they were holding on to something." Frodo zucht en vraagt: "What are we holding on to then, Sam?" En Sam antwoordt: "That there's some good in this world, Mr. Frodo ... and it's worth fighting for." Ze zien op dat moment geen bewijs dat het goede er werkelijk is, of dat er een kans is dat het de overhand behaalt, maar toch kiezen ze ervoor om door te gaan. (Hun vertrouwen wordt bevestigd als ze uiteindelijk door een gat in het wolkendek een ster zien. Een teken dat hoe uitzichtsloos hun situatie ook is, de werkelijkheid groter is dan Midden-Aarde zelf, en dat die grotere werkelijkheid, de sterrenhemel, gekenmerkt wordt door goede, mooie en ware dingen.)
Door vast te houden aan de verlangens die ons mens maken, door te blijven vechten voor schoonheid, waarheid en intimiteit, door te creëren in plaats van af te breken, door anderen te helpen in plaats van alleen onszelf, door relaties aan te gaan in plaats van ons te isoleren, verzetten we ons dus tegen de schijnbare zinloosheid van het heelal. We rebelleren tegen de vloek van de vergankelijkheid die volgens Romeinen 8 de schepping laat kreunen als in barensnood. We plaatsen onze vlag op een heuvel te midden van het cynisme, en proclameren dat er iets is om voor te vechten, iets om voor te sterven. Dat we mensen zijn en mensen willen blijven. Elk moment van schoonheid, van waarheid, van intimiteit is een heldendaad! In het gezicht van rampen als Haiti, laten we zien dat we niet ontmoedigd kunnen worden, dat we niet kunnen worden banggemaakt, maar dat we geloven. Geloven dat er inderdaad iets goeds is in deze wereld. En dat dit het waard is om na te streven.
En dit is geen vergeefse verzetsdaad. Het is niet als het Noorse Ragnarok, de godenschemering, waar de machten van orde een laatste heldhaftige verzetsdaad plegen tegen de overweldigende machten van de chaos en uiteindelijk het onderspit delven. Het is niet een verzet tegen de rede in. Het is een daad van geloof. Geloof dat God uiteindelijk groter is dan het onheil. Dat wat God belooft uiteindelijk waargemaakt zal worden. Dat het herstel van alle dingen eens plaats zal vinden, en dat onze keuzes nu dat uiteindelijke herstel mogen reflecteren. Dat wat ons nu ook overkomt, de overwinning vaststaat.Dat de crisis waar wij voor staan, niet het einde is, maar precies wat Romeinen 8 zegt: barensweeën, de stuiptrekkingen van de oude wereldorde voor het verschijnen van de regering van God.
In onze keuzes, in ons nastreven van schoonheid, waarheid en intimiteit, grijpen we vooruit op het herstel dat komt, op de wil van God die zal gebeuren en de schoonheid, waarheid en intimiteit die kenmerken zijn van het koninkrijk van God. We kiezen ervoor om die nu al in praktijk te brengen. We tonen onze werkelijke alliantie. We zijn een getuigenis aan de machten van de duisternis dat de nacht niet eeuwig zal duren. Ons licht is nu misschien nog zwak, labiel, als een nachtkaars uitgeblazen. Maar het is de voorbode van de dageraad, die zal aanbreken en die alle schaduwen zal wegvagen.
Dit is geen theodicee. Ik heb in dit stukje niet verklaard waarom er lijden is, waarom er aardbevingen zijn, en waarom het zo oneerlijk lijkt dat zo'n arm land erdoor getroffen wordt. Maar ik hoop dat ik wel heb gesuggereerd waarom we in het gezicht hiervan niet de moed moeten verliezen. We mogen doorgaan.