zondag 30 januari 2011

De verdediging van God

Het afgelopen weekeinde heb ik me een paar keer gemengd in een discussie die ontspon na een bericht op de christelijk satirische blog GoedGelovig (die ik al een paar jaar regelmatig volg). Naar aanleiding van een bericht over veronderstelde genezingen, kwam het gesprek op een manier die ik nog steeds niet helemaal begrijp op de vraag waarom God in de bijbel vaak zulke wrede dingen doet of laat doen. Omdat er onder het bericht nu al meer dan 1000 reacties hangen, waartussen mijn bijdragen verspreid zijn, heb ik mijn betoog hieronder voor mijn trouwe volgers samengevat. Voorbeelden van Gods wreedheden die door reageerders werden genoemd waren dat God David strafte voor zijn overspel met Batseba door zijn zoontje te laten sterven, of die vanwege de volkstelling van David de pest stuurt over het land, waaraan 70.000 mensen overlijden. Maar ook de opdracht aan de Israelieten om de volken in het land uit te roeien en de andere heilige oorlogen die keer op keer gevoerd werden vallen hieronder. En ik voeg zelf maar even het verhaal van de zondvloed toe als extreem voorbeeld. Is dit een God die wij mensen 'goed' of 'rechtvaardig' kunnen noemen? Of is God een moreel monster?
Dit is voor christenen een belangrijke vraag. Helaas heb ik het idee dat we veel te snel grijpen naar makkelijke verklaringen, die geen recht doen aan de ernst van het probleem. Zo hadden we laatst op de bijbelkring een discussie over Richteren 8:16,17, waar Gideon twee steden waarvan de inwoners hem niet wilden helpen straft, bij een stad door de inwoners uit te roeien. Ik merkte op dat het een van mijn grootste problemen is bij het lezen van het Oude Testament dat God zulke wrede dingen opdraagt of toelaat (in dit geval is het de vraag of God Gideon hiertoe de opdracht had gegeven, of dat het zijn eigen idee was - hij doet in dit hoofdstuk in elk geval niet meer zijn best de wil van God te achterhalen).
Een van mijn kringgenoten kwam vervolgens met redenen voor de uitroeiing. De steden waren slecht, ze dienden afgoden, er was sprake van ontucht en kinderoffers, ze zouden Israel verleiden - de hele rits van argumenten.
Maar, zo antwoordde ik, al die argumenten en 'verzachtende omstandigheden' kende ik al. Ze veranderen echter niets aan het feit dat het uitroeien van een stad met vrouwen en kinderen en al een wrede daad is. En daar moeten we wel wat mee als mensen die in God geloven. Wijzen op de slechtheid van mensen, of de dreiging voor Gods volk, is niet genoeg. Je kunt ook prima uitleggen waarom de kruistochten nodig waren (Het Oost-Romeinse rijk werd bedreigd, de christelijke cultuur was in gevaar et cetera), maar dat maakt de oorlog niet minder gruwelijk en wat de 'christelijke'  kruisvaarders in Jeruzalem uithaalden wordt hierdoor niet minder wreed. Hetzelfde geldt voor oorlogen in het algemeen. Er zullen best wel rechtvaardige oorlogen ('just wars') zijn en ik ben blij dat we van Hitler bevrijd zijn. Maar dat maakt het doodschieten van andere mensen niet minder problematisch. Als Jezus ons opdraagt onze vijanden lief te hebben, past daarbij dat we ze doden? Of roept Jezus ons niet op tot geweldloos verzet, zelfs als het tot onze eigen dood leidt (waarbij het zelf het voorbeeld heeft gegeven)? 

Laat ik om te beginnen maar aangeven dat ik geen sluitende verklaring heb van Gods handelen in het Oude Testament (en soms in het Nieuwe Testament, denk aan het verhaal van Ananias en Safira in Handelingen 5). Ik kan niet uitleggen waarom deze gebeurtenissen passen bij een goede en rechtvaardige God.
Maar het is volgens mij niet onze taak God te verdedigen. Een van de oudste boeken in de bijbel, het boek Job, is hieraan gewijd. Job, die altijd heel godsdienstig was, verloor alles wat hij had, tot en met zijn gezondheid. Waarom liet God dat toe? De vrienden van Job gingen proberen het handelen van God te rechtvaardigen. Waar ze uiteindelijk op uitkwamen, was de schuld bij Job te leggen, die wel iets verkeerds zou hebben gedaan, of God niet genoeg zou hebben gediend. Als hij maar kritisch genoeg naar zichzelf zou kijken, zou hij wel iets ontdekken wat zijn eigen lijden zou verklaren. Maar als God zelf spreekt, blijkt hij het niet met deze 'vrienden' van Job eens te zijn. Hij probeert echter niet zichzelf te rechtvaardigen, of rekenschap te geven van zijn handelen. Hij toont alleen zijn grootheid ten aanzien van Job en vraag Job wie hij is om God te beschuldigen. Job is daarvan onder de indruk en doet boete in zak en as. En Job heeft nooit begrepen waarom God toestond dat hij zo moest lijden. Ik concludeer hieruit dat ook wij niet voor Gods advocaat hoeven spelen. Onze pogingen om God te verdedigen leiden al vaak tot conclusies die de waarde van andere mensen kleineren of de goedheid of almacht van God in twijfel trekken. Het is beter om te zwijgen, zoals ook Jobs vrienden dat maar beter hadden kunnen volhouden.

Als God verdediging nodig heeft, als hij van onze beschuldiging aan zijn adres vrijgesproken moet worden, kan hij dat zelf het beste. Hij is groot genoeg om voor zichzelf op te komen. En volgens mij heeft hij ook rekenschap van zichzelf gegeven. In Jezus. In Hem is het hart van de vader zichtbaar geworden, tastbaar geworden. Jezus was (oneerbiedig gesproken) Gods ultieme verdediging. En die verdediging bestond uit een totale identificatie met het menselijke kwaad en het lijden dat daarvan het gevolg was, tot de dood toe. In Jezus maakte God zich een met alle onrechtvaardigheid, en alle wreedheid, alle ziekte, alle dood in al haar vormen. Al die dingen waar wij ons hier over opwinden zijn door Jezus intiem en in zijn eigen lichaam gekend. Ons lijden liet hem niet onberoerd, hij heeft het zichzelf als het ware 'persoonlijk aangetrokken'. Ook dat lijden uit het Oude Testament dat wij aan Hem toeschrijven en als wreed beschouwen. Hij heeft erover uitgeroepen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten.’ Jezus is werkelijk 'God met ons'.
En zoals N.T. Wright ergens schrijft: het kwaad verzamelde zich in een grote golf die zich op Jezus wierp, en werd aan het kruis uitgewist in het vuur van Gods liefde. Het kwaad verging tot stoom, tot niets. Het lijden is overwonnen. Jezus is uit de dood weer opgestaan. Dat is de hoopvolle boodschap van de bijbel, de belofte dat de liefde en het leven de overhand behalen, dat het kwaad niet het laatste woord heeft. Dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn waar gerechtigheid woont.

Jezus heeft in zijn dood en opstanding voor eens en altijd laten zien dat God inderdaad goed is en goede bedoelingen heeft ten aanzien van mensen. Alle mensen. Hierop moeten wij ons baseren als we praten over het lijden, het kwaad, en God. We moeten niet proberen allerlei teksten uit het Oude Testament met elkaar in overeenstemming te brengen, en laten zien waarom God toch gelijk had toen hij kinderen liet ombrengen. Voor de christen is namelijk niet de bijbel het woord van God, maar Jezus is het Woord. Zo is het altijd geweest. De christenen in de eerste generaties hadden niet eens een bijbel zoals wij die kennen. Zij baseerden hun geloof op de getuigenissen van de apostelen, die Jezus zelf hadden gezien. Ik geloof dus niet dat christenen gelovigen ‘van het boek’ moeten zijn, zoals de moslims dat volgens mij zijn, waarbij het boek de ware openbaring van God is en dus heilig. Als christenen op dezelfde manier met de bijbel omgaan, noemen we dat bibliolatrie. De levende God in wie ik geloof, die zich heeft geopenbaard in Jezus, die een relatie met mij wil aangaan, heeft zich in de loop van de geschiedenis ook laten zien aan (beperkte, feilbare) mensen, die vervolgens aan de hand daarvan boeken hebben geschreven. Maar die boeken zijn niet God zelf (en zijn dus ook niet onfeilbaar). Het gaat God om een relatie. En wij leren een ander mens ook niet werkelijk kennen door boeken over hem te lezen. Zo verzamel je alleen dode informatie (en de ervaringen van andere mensen). Je leert een persoon kennen als hij zich aan je voorstelt, als je een relatie aangaat. De bedoeling van Gods communicatie in Jezus (en in de bijbel) is om mensen bij Hem te betrekken, hen op te nemen in zijn eeuwige dans van liefde, niet om hen intellectuele kennis bij te brengen. De kennis maakt opgeblazen, de liefde sticht. In elk geval heeft Jezus meer autoriteit om ons beeld van God te bepalen dan het Oude Testament.

De bijbel en ook al die geschiedenissen die een wrede God suggereren, moeten we dus interpreteren met een Jezus-bril op, met het uitgangspunt dat God liefde is. En niet andersom. En als we dan gedwongen worden te kiezen tussen twee conclusies: of God is niet goed en liefdevol, of wat hier in deze bijbeltekst staat is misschien verkeerd overgeleverd/ingevoegd/overblijfsel van andere leer, dan moeten we kiezen voor de conclusie dat God goed is. Want dat is wat Jezus voor eens en altijd heeft laten zien.

Begrijp me goed: ik lees de bijbel graag. Ik vind ook het Oude Testament vaak heel mooi. Ik ben nu bezig in het boek Jesaja, en ik lees daarin veel over hoe God echt bewogen is over het kwaad, en over het lot van zijn volk, en hoe hij ook belooft zich over mensen te ontfermen. Hoe hij herstel belooft, dat niet van mensen afhangt. Hoewel ik sommige dingen niet begrijp of niet direct met elkaarin overeenstemming kan brengen, zie ik in de hele bijbel de vingerafdrukken terug van die persoonlijke, liefdevolle God die ik ook zie in Jezus.
En laten we ook niet vergeten dat liefde niet iets zachts is, dat alles maar toelaat en door de vingers ziet. De toorn van God is hoe zijn liefde er uitziet gezien uit het perspectief van het kwaad. God is er bewogen over dat mensen elkaar kwaad doen, het laat hem niet koud dat mensen elkaar haten of uitsluiten. Hij windt zich er (even menselijk gezegd) over op. Niet woede is namelijk het tegenovergestelde van liefde, maar onverschilligheid. Als ik bij mijn ouders een vaas omgooi, en ze reageren er niet op, dan was die vaas kennelijk niet belangrijk voor ze. Of misschien nog beter als voorbeeld: als ik mijn broer sla, en mijn ouders kijken niet op of om, is mijn broer kennelijk niet belangrijk voor ze. Dus niet alles wat we in het OT lezen over de toorn van God is in strijd met zijn liefde. De beschrijvingen van Gods toorn, kunnen ons zelfs helpen om te gaan met het kwaad in de wereld en het lijden dat mensen elkaar aandoen. Voor de oude gelovigen was Gods rechtvaardigheid, zijn bewogenheid, een troost.

Deze hele discussie laat mij persoonlijk niet onberoerd. Veertien jaar geleden verloor ik bijna mijn geloof door de vraag naar het lijden in de wereld. Ik studeerde biomedische wetenschappen en zag in het anatomisch museum misvormde babytjes op sterk water. Hoe kon God dat toestaan? Ik heb nooit zo getwijfeld als toen. Wat mij terugbracht naar God was niet een rationele verklaring, of een theologisch argument om God te verdedigen. Ik zat toen op een gospelkoor, en ik zong de solo in het lied ‘Yahweh is voor ons’, waarvan het refrein de regel bevatte: “Hij kent elke smart intens.” Op een avond landde dat in mij. Als ik al zo verdrietig en boos ben over die babytjes, over ziekte en lijden en dood, dan geldt dat nog sterker voor God. Als ik me er al zo over opwindt, dan God nog veel meer. Hij kent de smart intens. Hij is er niet onbewogen over. En hij zal daar naar handelen. Dat is wat Hij heeft laten zien in Jezus en zijn dood aan het kruis. En de opstanding wijst vooruit naar het herstel, dat zal komen. Daarop baseer ik mijn geloof.

P.S. Ook op de Internetmonk-website wordt gediscussieerd over de schijnbare wreedheid van God in het Oude Testament, en ook daar lopen de meningen onder de reageerders behoorlijk uiteen.

P.P.S. Wie verder over dit onderwerp door wil lezen kan terecht op een oude blog van een van mijn favoriete hedendaagse auteurs Greg Boyd, die hierover ook een serietje heeft geschreven (vanaf hier). Hij maakt grappig genoeg een aantal punten die ik ook maak.

zaterdag 29 januari 2011

Bubbels

Onderwerpen voor foto's zie je op de vreemdste plekken. Bijvoorbeeld in de afwasteil.






donderdag 27 januari 2011

De kracht van eerlijkheid die niet veroordeelt

Wie mijn blog al langer volgt, herinnert zich misschien hoe ik april vorig jaar op reis was naar India. En wie mijn blog nog maar pas volgt, weet het nu ook. Ik verbleef er bij voorgangers van twee evangelische kerken en hun gezinnen en was in de gelegenheid om te spreken in verschillende bijeenkomsten, van een bijbelkring tot een kindersamenkomst. Het was een geweldige periode. Helaas ben ik mijn foto’s van de reis kwijtgeraakt door een crashende harde schijf, maar de beelden zullen ook zonder digitale ondersteuning op mijn netvlies gebrand blijven staan.
In de twee weken dat ik in India was, reageerden mensen meerdere malen verbaasd toen ze hoorden dat ik vrijgezel was. Ze vroegen me waarom er geen ‘Mevrouw Klein Haneveld’ was. Ik kon wel met ze mee lachen, want ja, ik zou ook best een vriendin willen. Maar op de laatste dag voor mijn vertrek werd ik door mijn gastheer aangesproken: “Als je nog een keer naar India komt en wilt spreken, moet je wel met een vrouw komen.” Ik schrok op. Hij was volledig serieus: “Anders zullen mensen niet naar je willen luisteren. Wanneer je als man de veertig nadert en je hebt nog geen vrouw, denken de mensen dat er iets mis met je is.” Je zult je misschien kunnen voorstellen hoe die woorden bij me landden. Ik voelde me veroordeeld, afgewezen. Mijn status van vrijgezel is nooit iets geweest waar ik trots op was, en ik twijfel mede daardoor nogal eens aan mijn eigenwaarde en betekenis als man. Maar nu was het opeens een bron van schaamte geworden, iets waarvoor ik me moest excuseren, een reden voor roddels en veelzeggende blikken achter mijn rug om. Mijn verlangen om inderdaad een keer naar India terug te komen, was sterk afgenomen. Maar mijn zelfvertrouwen ten aanzien van vrouwen en mijn motivatie om initiatief te nemen op dit gebied bleek niet te zijn gegroeid. Integendeel.

Er is in mijn leven meer waar ik me voor schaam (Ja, dit wordt een bericht waarin ik behoorlijk open ben over mezelf. Lees verder op eigen risico). Zo ben ik wel eens geneigd mijn gezondheid te verwaarlozen. Ik ben bijvoorbeeld een paar jaar niet naar de tandarts geweest. Ik stond namelijk nog steeds ingeschreven bij dezelfde tandarts als voor mijn verhuizing jaren geleden, en toen ik mijn huidige baan kreeg, schoot het tandartsbezoek er bij in. En nadat ik een keer mijn afspraak was vergeten, was het wel erg makkelijk om ook de volgende over te slaan. Hoe langer ik verzuimde, hoe meer weerstand ik voelde om contact op te nemen. En ondertussen probeerde ik niet al te nauwkeurig in de spiegel naar mijn gebit te kijken. Sinds een paar weken heb ik echter kiespijn. Net als Adrian Plass in zijn gewijde dagboek (een klassieker!) deed ik er alles aan een tandartsbezoek te vermijden. Mijn paracetamolgebruik van de afgelopen weken toont een scherpe curve omhoog. Ik weet dat als er iets met mijn gebit mis is, het mijn eigen schuld is. En juist dat maakte het moeilijker me bij een tandartsenpraktijk in te schrijven en hulp te vragen. Ik was bang dat ik zou worden veroordeeld voor mijn nalatigheid. Ik houd mijn falen liever voor mezelf.
Vorige week was ik bij een vriend, die me vroeg hoe het met me ging. Ik besloot eerlijk te zijn. Ik vertelde dat ik slecht had geslapen en ook hoe dat kwam. Ik biechtte op dat ik al jaren niet naar de tandarts was geweest, en dat ik nu bang was om het verval van mijn gebit onder ogen te zien.
Hoewel ik mijn vriend al langer ken, zette iets in mij zich toch schrap voor zijn commentaar. “Het is je eigen fout”, is een antwoord dat ik verwachtte. “Hoe kun je dat nou doen? Kun je niet voor jezelf zorgen? Je had beter moeten weten.” Er zijn (helaas) personen in mijn leven die zo zouden reageren op mijn bekentenis. Naar hen toe kan ik dan ook niet langer eerlijk zijn over mijn wedervaren. Ik kan ze niet vertellen hoe het met mij gaat, omdat ze ertoe neigen me te veroordelen. Dat geldt voor familieleden van me, van wie ik om deze reden extra afstand heb moeten nemen. Het geldt ook voor de kerk. Het gevoel niet genoeg te doen, het gevoel dat je tekortschiet, schept al snel afstand. Veroordeling is de aartsvijand van intimiteit. Ik moet denken aan een verhaal dat Philip Yancey vertelt in Genade, wat een wonder, over een prostituee die tot twee keer toe abortus heeft laten plegen, en daar veel verdriet over heeft. Yancey vraagt haar: “Maar waarom ben je niet met je probleem naar de kerk gegaan?” Zij reageert: “Wat heb ik daar te zoeken? Zij zouden me alleen maar slechter over mezelf laten denken.” En dus blijft ze weg. En mijns inziens terecht. Ik heb ook heel wat zondagen op mijn stoel heen en weer zitten schuiven omdat ik me veroordeeld voelde.
Mijn vriend reageerde gelukkig niet op die manier. Hij wuifde mijn probleem niet weg. Hij was het met me eens dat het mijn verantwoordelijkheid was. Maar hij zei niet dat ik een slecht mens was. Hij stelde vragen, zonder me te veroordelen. En hij was zelf ook eerlijk. Hij was zelf in het verleden ook een periode lang niet naar de tandarts gegaan, en had daardoor schade aan zijn gebit opgelopen. Hij herkende de schaamte die ik voelde en het gevoel tekort te schieten. En hij vertelde hoe hij er toch toe was gekomen hulp te zoeken. Hij vertelde hoe hij zijn gebit had behouden. Zijn verhaal sterkte me in mijn voornemen om inderdaad een tandartsenpraktijk te zoeken. En vervolgens hadden we een gezellige avond samen, waarin we met geen woord meer repten over mijn kiespijn. Afgelopen week voegde ik de daad bij het woord en schreef ik me in bij een tandartsenpraktijk in de buurt. Ik nam eindelijk initiatief op dit gebied.

Ik geloof dat het gesprek met mijn vriend een belangrijke rol speelde in mijn keuze om te veranderen. Het feit dat hij mijn zwakheid erkende, maar me tegelijk onvoorwaardelijk bleef accepteren als zijn vriend, hielp mij om mijn eigen tekortkoming onder ogen te zien. Om mezelf daar ook niet om te veroordelen, maar keuzes te maken om te veranderen. Ook zijn eerlijkheid over zichzelf hielp me om niet slecht over mezelf te denken, maar mezelf te accepteren en tegelijk te verlangen naar groei. Eerlijkheid en acceptatie zijn de grondslagen van onze genezing als personen. Ik ben ervan overtuigd dat dit de instrumenten zijn die Jezus zelf gebruikt om ons te veranderen.
Vaak zijn we als christenen geneigd te zoeken naar het bovennatuurlijke ingrijpen van God in ons leven. We willen wonderen zien. We denken dat een genezing alleen van God komt, als er geen ‘aards’ of ‘menselijk’ element aan te pas is gekomen. We willen ons de handen laten opleggen, voor ons laten bidden, een CD draaien met teksten over genezing (ik las laatst dat een charismatische prediker zo’n CD heeft gemaakt en verkoopt, met de belofte dat mensen die ernaar luisteren erdoor zullen veranderen). Aan dit denken ligt een Griekse, platonische scheiding tussen het geestelijke en het materiĆ«le ten grondslag, een kloof tussen de ziel en het lichaam, tussen ‘natuur’ en ‘genade’. Maar de bijbel kent die tweedeling niet - die kent maar een enkele werkelijkheid en die ‘is van Christus’ (Kolossenzen 2:17). Jazeker: tijdens zijn leven op Aarde verrichtte Jezus wonderen die wij ‘bovennatuurlijk’ noemen - hij genas blinden, doven en verlamden en dreef demonen uit. Maar we geloven dat ook wat wij ‘natuurlijk’ noemen, uiteindelijk door God tot stand wordt gebracht. Hij draagt alle dingen ‘door het woord van zijn kracht’ (Hebreeen 1:3). Tijdens ons normale, dagelijkse leven geldt dat wij ‘in hem leven, bewegen en zijn’ (Handelingen 17:28). Wat wij beschrijven met natuurwetten, zoals bijvoorbeeld het weer, of de bewegingen van de sterren, of het groeien van graan of de werking van Paracetamol, is net zo goed het handelen van God als de wondertekenen van Jezus. Immers: “Hij laat zijn zon opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheus 5:45).
Dit is inderdaad een van mijn stokpaardjes, maar in dit verband doet het ter zake. Want Jezus’ genezingen waren niet allemaal wat wij ‘bovennatuurlijk’ zouden noemen. Sommige waren ook ‘natuurlijk’, maar daarom niet minder door Hem tot stand gebracht. Hij gebruikte gewoon de regelmatigheid die hij zelf in de schepping heeft ingebracht. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de bron. Jezus vraagt haar iets te drinken. Dat is voor haar al een schok, want zij verwachtte door Hem afgewezen te worden. Ten eerste omdat hij een Jood was en zij een Samaritaanse, en Joden praatten niet met Samaritanen. Ten tweede omdat hij een man was en zij een vrouw, en in die tijd was het ‘not done’ om als man alleen te zijn met een vrouw bij een waterput. En ten derde omdat het algemeen bekend was in die tijd dat vrouwen in de schemering ‘s ochtends of ‘s avonds water bij de put gingen halen en niet midden op de dag. (Op veel plekken in de wereld is dit nog steeds zo. In India zag ik in de dorpjes inderdaad om een uurtje of vijf de vrouwen bij elkaar om de waterpomp staan om hun metalen vaten te vullen. Het is duidelijk een sociaal gebeuren, waarbij men met elkaar kan praten.) Jezus moest dus weten dat ze er bij de vrouwen in haar dorp ‘uit’ lag, dat ze een sociale ‘outcast’ was. Toch spreekt Jezus haar aan, en begint met haar een normaal gesprek. Uiteindelijk vraagt Jezus haar, haar echtgenoot te halen. Ze antwoordt dat ze geen echtgenoot heeft. “Dat is waar”, zegt Jezus. “U heeft vijf echtgenoten gehad, en de man die u nu heeft, is niet uw echtgenoot.” Jezus draait er geen doekjes om. Hij probeert de feiten niet te verhullen, hij probeert de misstappen en pijn van haar leven niet te verzachten. Maar uit zijn woorden klinkt geen veroordeling. Hij zegt er niet bij dat ze een slecht mens is omdat ze meerdere mannen heeft gehad en nu in ontucht leeft. Hij zegt niet dat ze daarom onder hem staat, en zelfs niet dat ze haar leven moet beteren. Hij spreekt gewoon de waarheid. Zij leeft in schaamte (daarom komt ze ‘s middags bij de put en niet tegelijk met de anderen). Ze voelde zich door anderen afgewezen. En alleen al het feit dat Jezus weet wat er met haar aan de hand is, en haar niet veroordeelt, verandert iets in haar. Het stelt haar in staat om ook eerlijk te zijn over haar situatie. En om daar op een andere manier mee om te gaan. Ze gaat de stad in, onder de mensen door wie ze zich afgewezen en veroordeelt voelt, en roept: “Zie, hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb. Zou dat niet de messias zijn?” Wat ze volgens mij bedoelt is: “Hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb, en mij niet veroordeelt!” Dat is wat haar enthousiast maakt. Dat is waardoor ze een ander mens is geworden.
Hetzelfde gebeurt bij Zaccheus, de tollenaar, die heulde met de Romeinen, de bezetters. Hij was een soort NSB-er, die bovendien mensen beroofde van hun zuurverdiende centen. Jezus zegt tegen hem: “Vandaag wil ik bij jou in huis zijn.” Hij veroordeelt hem niet, hij zegt niet dat hij een slecht mens is, Jezus zegt niet eens dat Zaccheus nu zijn leven moet veranderen. Alleen al doordat Jezus hem ziet zoals hij is, en hem niet veroordeelt, komt Zaccheus er toe om een ander pad in te gaan, terug te geven wat hij heeft gestolen en Jezus te volgen.

Eerlijkheid en acceptatie is wat mensen verandert. Dit is een van de basispeilers van de Anonieme Alcoholisten (AA). In de bijeenkomsten van de AA staat volledige eerlijkheid centraal. Er wordt niets weggemoffeld, niets onder het vloerkleed geveegd. Wie niet eerlijk is over zijn verslaving, zijn falen, zijn tekortkomingen, wordt geconfronteerd. Wie de waarheid niet onder ogen wil zien, heeft er niets te zoeken. Maar wie eerlijk is, wie zijn falen toegeeft, wordt geaccepteerd. Wordt in de armen gesloten. Niemand wordt veroordeeld als hij zegt gevallen te zijn, als hij toegeeft weer te hebben gedronken. Hij hoort erbij. Want de andere leden van de groep zijn zelf ook eerlijk over hun eigen gebrokenheid. De prostituee waar Philip Yancey mee sprak zou niet slechter over zichzelf zijn gaan denken in zo’n groep, ook al zouden haar problemen eerlijk benoemd zijn. Ze zou geconfronteerd zijn met haar keuzes, maar tegelijk worden geaccepteerd als de persoon die ze is. Want niemand zou zich beter vinden dan zij. De AA-groep ziet zichzelf als een verzameling losers, een gezelschap van verslaafden, die afhankelijk zijn van de hogere macht waarin ze geloven om vrijheid te ervaren van de verslaving.
Volgens mij is dit de basis van echte gemeenschap tussen mensen. Ik mocht er iets van ervaren via mijn vriend. En ik geloof dat dit is hoe onze kerken zouden kunnen zijn. Want onze gemeenschap als christenen is gebaseerd op de openbaring dat Jezus ons onvoorwaardelijk accepteert. “Er is geen veroordeling voor wie in Christus Jezus zijn” (Romeinen 8:1). Zo zouden we als christenen werkelijk onderscheidend kunnen zijn van de wereld om ons heen. Jezus zegt het: “Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” (Johannes 13:35).
De voorganger in India had bijvoorbeeld ook kunnen zeggen: “Misschien is er wel iets mis met je als je de veertig nadert en nog steeds vrijgezel bent. Misschien worstel je met je onzekerheid, je zelfbeeld, je angst. Misschien spelen er andere dingen.” -ik zou het direct beamen- “Maar we worstelen allemaal met dingen die in ons leven mis zijn. Of we nu een relatie hebben of niet, of we kinderen hebben of niet. Niemand van ons is volmaakt. Daar gaat het ook niet om. Je bent belangrijk, of je nu getrouwd bent of niet, of er iets mis met je is of niet, je hoort er helemaal bij. Het gaat in onze gemeenschap niet om ons, om onze perfectie, of om onze gebrokenheid. Het gaat om Jezus, die ons onvoorwaardelijk liefheeft, en ons accepteert zonder veroordeling. Samen zoeken we Hem. Daarom willen we naar je luisteren, zoals we hopen dat jij ook naar ons wilt luisteren, hoewel ook wij gebroken mensen zijn.” Maar laat ik niet van anderen het onmogelijke verwachten, laat ik eerst zelf proberen zo in het leven te staan. Eerlijk te zijn over mijn gebrokenheid, mijn falen, mijn twijfel en mijn onzekerheid. En anderen accepteren in hun gebrokenheid, naar hen luisteren zonder hen te veroordelen. Dan verandert de wereld.

woensdag 26 januari 2011

Nieuwe kreeft, amoeben als boeren, Matrix en betekenis

Dinosaurusnieuws: dat sommige dino's korte voorpoten hadden is bekend (T. rex), maar deze nieuwe soort maakt het wel erg bont: hij had Ć©Ć©n vinger.

In Tennessee in de VS is een nieuwe zoetwaterkreeft ontdekt, in een gebied dat al uitgebreid onderzocht was. En het is nog een extreem grote soort ook (voor zoetwaterkreeften dan).

En ook bijzonder: wetenschappers ontdekten een nieuwe eencellige alg. Maar niet alleen een nieuwe soort, dat zou niet zo bijzonder zijn, maar een heel nieuwe klasse algen!

Mensen, mieren, en termieten zijn niet de enige soorten die de landbouw hebben uitgevonden. Slijmzwammen (sociale amoeben en dus geen schimmels) doen het ook - een soort blijkt bacteriĆ«n te verzamelen, te 'kweken' en te oogsten.

Buitenaards leven is waarschijnlijk te ontdekken door te kijken naar de verhoudingen tussen organische stoffen zoals aminozuren.

Er komen steeds meer beelden naar buiten van X-men First Class.

Als dit eens waar kon zijn: nieuwe Matrix-films ... (In 3-D).

Lang leve geeks! Die maken namelijk mooie dingen. Zoals deze fans van het computerspel Halflife 2, die een korte film opnamen: Beyond Black Mesa.

De Christian Monist vraagt zich af hoe sommige mensen ertoe komen om een bekend figuur te vermoorden. Volgens psychiaters komt het voort uit het gevoel mislukt te zijn en een verlangen naar betekenis. Daar worden we allemaal door gedreven, maar het goede nieuws is dat God ons betekenis heeft gegeven. En zoals Prediker al wist: "Fulfillment is reached as we enjoy the simple things of life and simply for the sake of that enjoyment. And to respect God and to follow his directives for a more pleasurable life in this world . . . as we learn to rest in that passive, but total significance. Chasing after any other is indeed pursuing after a mist in the middle of mayhem."

vrijdag 21 januari 2011

Dansen met God

Laat ik het maar toegeven: ik zit niet altijd lekker in mijn vel. De laatste weken bevatten hoogtepunten, en op sommige gebieden heb ik initiatief genomen, maar toch ben ik niet tevreden. Ik vind het moeilijk om op tijd naar bed te gaan, omdat ik te lang blijf internetten. Het schoonmaken van mijn huis blijft vaak te lang liggen, net als dat van mijn aquariums. Ik heb weinig inspiratie voor het schrijven van nieuwe verhalen, hoe veel ik ook van schrijven houdt. Ik moet actie ondernemen op het gebied van gezondheid (onder andere eindelijk een keer bij de tandarts langs), maar zelfs als ik weet dat het nodig is, doe ik het niet. Verleidingen waar ik maanden niet aan heb toegegeven, steken hun kop weer op. En ik voel me schuldig omdat ik zo weinig de tijd neem om naar God te luisteren. Omdat ik een vast ochtendritme heb lukt het me wel bijna elke dag een hoofdstuk uit de bijbel te lezen, maar bidden schiet er vaak bij in. Ook als ik naar de trein loop, of terug naar huis, terwijl dat vroeger de momenten waren dat ik contact met God ervoer. Ik twijfel er daardoor aan of ik wel een goed christen ben. In het afgelopen najaar waren er zelfs momenten dat ik bang was mijn geloof kwijt te raken. Ik voel me een mislukkeling.
Ik mailde hierover vorige week met een kennis van me uit de Verenigde Staten, die ik al een tijd niet had gesproken of geschreven. Hij was zelf vorig jaar ook door een donkere periode gegaan: zijn vrouw was ziek geweest, en hij zelf was ontslagen bij de christelijke organisatie waar hij werkte. In die periode had hij een boek gelezen van de christelijke psychiater Gerald May (die ik in mijn boek ook een paar keer aanhaal) over ‘De donkere nacht van de ziel’. Een van de lessen die hij daaruit had geleerd was dat het niet onze verantwoordelijkheid is om uit die nacht van de ziel te komen. “For all the seeking God that I have done," schreef hij, "It is ultimately God who seeks me.  It is His job to come for me even more than it is my job to find Him.  If you were doubting the existence of God, then you must aim all that you have at learning what is true, but the real work of the truth comes in His initiative... His revelation... not our figuring it out."
Dat gaf een opluchting! Misschien hangt het niet allemaal van mij af. Misschien kan ik mijn schuldgevoel en mijn plichtgevoel laten varen, en in plaats daarvan God de ruimte geven om met mij aan de slag te gaan.

God is inderdaad naar ons toe degene die actie onderneemt, suggereert C.S. Lewis in Miracles. Hij heeft het over ‘God die ons misschien met oneindige snelheid nadert, de jager, de koning, de echtgenoot … ’ Lewis neemt hiermee stelling tegen het Deisme, een stroming in de theologie die na de tijd van de Verlichting opgeld deed. Aanhangers hiervan stelden dat God ooit, in een ver verleden, het heelal had gemaakt en de natuurwetten had ingesteld. En het vervolgens aan zichzelf had overgelaten. Het mechanisme van het heelal liep af als dat van een opgewonden horloge. God greep niet meer in. Hij had geen rol in de beweging van sterren en planeten, van zwaluwen en muggen. Hij was ook niet betrokken bij de levens van mensen. Hij bleef onbewogen, ver weg. Wij waren op onszelf aangewezen. Het was onze verantwoordelijkheid om er het beste van te maken.
Dat is niet het beeld van God zoals dat wordt getoond in de bijbel. Maar elke keer als wij denken dat ons geestelijke leven onze eigen verantwoordelijkheid is, als wij menen dat de groei van de kerk van ons afhangt, dat het onze taak is mensen tot geloof te brengen of de wereld ten goede te veranderen, laten we zien dat we eigenlijk Deisten zijn. Als we denken dat wij zelf moeten zorgen dat we goede christenen worden, of dat onze manier van bidden of de omvang van onze giften ervoor zullen zorgen dat God ons zegent, tonen we dat we geloven dat God niet handelt in de schepping, maar alleen wij. De bezorgdheid over wat wij doen, denken of geven komt voort uit het geloof dat het uiteindelijk op ons aankomt. Het geloof dat wij op onszelf zijn aangewezen. Het komt voort uit ongeloof.

De bijbel toont daarentegen een God die initiatief neemt, die initieert. Hij is de schepper, niet alleen in een oneindig ver verleden, maar voortdurend. Zijn creatieve arbeid gaat altijd door. Hij is steeds bezig zijn doelen te verwezenlijken, zijn wil te laten gebeuren, op de Aarde, zoals in de hemel. Daarover schrijven de psalmisten, als ze God prijzen omdat hij de brullende leeuwen op tijd te eten geeft. Daarover schrijft de auteur van Job, als hij zich erover verwondert dat God de hemelsluizen opent, het doet regenen en sneeuwen. Dat God struisvogel en de ezel hun weg wijst. De geschiedenis van Israel toont een God die heel nauw betrokken is bij het wedervaren van zijn volk. Die hen corrigeert als ze van Hem afdwalen, en die hem redt als ze tot hem om hulp roepen. De profeten herinneren hun publiek er steeds weer aan dat God een actuele realiteit is. Dat hij dichtbij is. En dat hij reageert op het gedrag en de woorden van mensen. In een bekend verhaal is de stad waar de profeet Elisa verblijft door de vijand omsingelt en raakt de dienstknecht van de profeet in paniek. ‘Open hem zijn ogen’, bidt Elisa dan en vervolgens ziet de knecht dat de stad beschermd wordt door vurige strijdwagens, door het leger van de Heer.
Keer op keer is de boodschap van het Oude Testament dat mensen op God moeten vertrouwen. Dat ze niet uit eigen kracht moeten proberen de overwinning te behalen, dat ze niet moeten denken dat de overleving van Gods volk van hun inspanning afhangt. Het is God die redt. In het verhaal van Gideon moet de vrijheidsstrijder het grootste deel van zijn leger wegsturen, omdat God niet wil dat men zal denken dat het volk alleen door de kracht van mensen is bevrijd. Wie in de bijbel denkt zelf verantwoordelijk te zijn voor de vrijheid of de welvaart van zichzelf of van Gods volk, komt steevast ten val.
Het Nieuwe Testament gaat met deze thematiek nog een stapje verder. Het beschrijft hoe God mens wordt. God komt naar de mensen toe. Dit is het grootste initiatief dat God kan nemen. Niet de mens moet naar God opklimmen. Hij daalt naar ons toe. Hij zoekt ons op, niet andersom. Zijn naam is Immanuel, God met ons. En hij brengt ons in zijn realiteit, hij geeft ons het leven van de eeuwigheid. Daar konden wij niets aan bijdragen, omdat we dood waren. Het is volledig zijn werk. In Miracles vergelijkt Lewis Jezus met een parelduiker ‘die zich eerst uitkleedt, dan door de lucht flitst en met een plons verdwijnt, naar de diepte schiet… onder steeds grotere druk naar het doodse gebied van slik en zwadder en verrotting; dan weer omhoog, met bijna barstende longen terug naar licht en kleur, tot hij plotseling weer bovenkomt, met druipend in zijn hand het kostbare voorwerp waarvoor hij naar beneden ging.’
Vervolgens belooft God dat zijn wil in onze levens zal gebeuren, dat zijn koninkrijk in ons zichtbaar wordt, en dat wij vrucht zullen dragen. Maar nergens legt hij ons dat op als een taak die wij moeten uitvoeren. Net zoals Israel in het Oude Testament op God moest vertrouwen, moeten wij erop vertrouwen dat God doet wat Hij heeft beloofd. Hij zorgt ervoor dat zijn wil in ons leven gebeurt, hij zorgt ervoor dat wij vrucht dragen. Hij is degene die zijn koninkrijk tot realiteit maakt, in de wereld en in ons. Het is niet ons koninkrijk, maar het zijne. Het hangt niet van ons af. Gods wil zal gebeuren, zijn koninkrijk zal komen, of wij er nu aan meewerken of niet.
De verhalen die Jezus vertelt, de gelijkenissen, tonen God in een actieve rol. Hij is de zaaier, die het land bewerkt en inzaait. (En zijn woorden zijn het zaad van het koninkrijk). Hij is de visser die het net ophaalt. Hij is de Samaritaan, die zich ontfermt over het slachtoffer van een roofoverval. Hij is de koning die de verlamden, de blinden en de tollenaars van de heggen en wegen laat halen om bij het feest te zijn. Hij is de herder die op zoek gaat naar het verdwaalde schaap. Hij is de vrouw die haar huis uitveegt. Hij is de vader die zijn zoon kleedt met een prachtig kleed, hem een ring omdoet en het gemeste kalf slacht. De mens speelt in deze verhalen de passieve rol. De mens is de aarde die het zaad ontvangt, en waarin het opgroeit, zonder dat de aarde daar effect op kan uitoefenen. De mens is de vis, die in het net is gezwommen en niet kan voorkomen dat hij wordt opgetild. De mens is de half doodgeslagen man aan de kant van de weg, die niet eens meer de kracht heeft een hand op te tellen, en zich moet laten verzorgen door een Samaritaan. De mens is de uitgestotene, die uit zichzelf nooit op een feest van de koning terecht zou komen, maar nu wordt meegenomen. De mens is het schaap dat nooit meer de weg naar huis zou terugvinden, de munt die niet spontaan onder de kast zal uitrollen. De mens is de zoon, die elk recht de liefde van de vader verspeeld heeft, en de omhelzing die hij ontvangt niet kon verdienen.

Kortom, God is in deze verhalen de handelende partij, degene die van zichzelf geeft, die leidt. Hij is degene die ons leven, adem en alles geeft. Hij is (om archetypisch te spreken) de man (de jager, de koning, de echtgenoot, in de woorden van Lewis). Wij zijn in deze verhalen degenen die ontvangen. Degenen die volgen. Degenen die God op ons in laten werken, hem zijn gang laten gaan in ons en door ons heen. Wij zijn (opnieuw archetypisch) vrouwelijk. “God is zo mannelijk”, stelt Lewis in This Hideous Strength, “Dat wij allemaal, mannen en vrouwen, vergeleken met Hem vrouwelijk zijn.” Het is ten opzichte van God dus niet onze verantwoordelijkheid om te handelen, om te geven. Het is onze verantwoordelijkheid om te wachten, om te ontvangen. In Markus 10 zegt Jezus dat wie bij zijn koninkrijk wil horen, moet worden als een kind. In de tijd van Jezus was een kind nu net iemand die niet meetelde, die niets kon doen, die niets kon eisen, die niet nuttig was, maar eerder lastig (daarom dat de discipelen de moeders met hun kinderen bij Jezus wilden wegsturen). Het enige dat kinderen konden was ontvangen wat hun ouders hen wilden geven. Net zo moesten Jezus’ volgelingen zich als een kind openstellen voor het koninkrijk van God. Dat was het enige. Ze moesten zichzelf ervoor openstellen, het willen ontvangen. Ze moesten de Koning de ruimte geven in hun leven aan het werk te gaan.

Een vriend van mij gaf mij gisteravond een voorbeeld dat onze rol ten opzichte van God mooi duidelijk maakte. We hadden het over dansen, en hoe dat een mooie metafoor is voor het leven. Bij dansen is het de man die leidt. Mijn vriend vertelde over zijn favoriete danspartner. Als er iets fout ging in de dans, zei hij, vroeg zij zich af wat ze verkeerd had gedaan. Ze gaf zichzelf de schuld. Maar hij corrigeerde haar. Het was immers zijn verantwoordelijkheid om te leiden. Als ze iets deed dat hij niet bedoeld had, zou hij op een andere manier een signaal moeten geven. Zij hoefde alleen te letten op de signalen die hij gaf en daarop reageren. Bovendien: als zij teveel ging letten op haar eigen voetenwerk, en haar eigen rol in de dans ging beoordelen, zou ze minder aandacht hebben voor zijn signalen, zijn leiding, en zou het zelfs vaker misgaan. Een echt goede danser kan zo goed leiden, dat zelfs iemand die niet kan dansen over de dansvloer zwiert. Maar alleen als ze niet nadenkt of ze wel kan dansen, en niet naar beneden kijkt hoe haar voeten bewegen. Als ze openstaat voor haar danspartner, neemt hij haar op in de dans, en heeft ze de tijd van haar leven.
Net zo is het niet onze verantwoordelijkheid dat Gods wil gebeurt. Het koninkrijk van God is een dans, en de Koning zelf is onze danspartner. Wij kunnen dansen als de besten als we Hem zijn gang laten gaan. Wij hoeven alleen maar oplettend te zijn en te reageren op zijn signalen. Dat betekent in praktisch opzicht dat ik mijn bezorgdheid of ik wel genoeg bid of uit de bijbellees kan laten varen, dat ik mijn gepieker over mijn eigen goedheid en mijn karaktergroei kan loslaten. Dat ik niet bezig hoef te zijn met wat ik fout doe, en hoe vaak, en dat ik me niet hoef te vergelijken met anderen. Al die dingen zorgen er alleen maar voor dat ik niet meer open ben voor de signalen van mijn danspartner. Ik kan me het best laten leiden als ik al die dingen loslaat. Als ik niet meer bezorgd ben (niet voor niets zegt Jezus dat een paar keer in de bergrede), als ik in het moment leef en open ben voor het initiatief van God, als ik me beschikbaar stel, kan God zijn wil in en door mij laten gebeuren. Dan merk ik misschien dat ik opeens zin heb om de bijbel te lezen, of om een vriendin op te bellen, of om mijn huis schoon te maken. Dan heb ik opeens de energie om een dag te organiseren voor vrienden, of om vrijwilligerswerk te doen. Dan wil ik misschien zingen, of met God praten in de natuur. Dan gebeurt de wil van God in mijn leven en draag ik vrucht. Dan kan ik dansen.

donderdag 20 januari 2011

Mammoeten, batman, taaie bacteriƫn, Charles Williams, kunst en het welvaartsevangelie

Ja, het gaat gebeuren: wetenschappers zijn eindelijk echt van plan een mammoet te klonen. Hoewel ik nog niet helemaal snap hoe ze aan goed DNA gaan komen. Over mammoeten gesproken: leefden er in de tijd van de Egyptenaren nog dwerg-mammoeten op eilanden in de Middellandse Zee?

Over levensvormen die terugkomen 'uit de dood' gesproken - deze bacteriƫn hebben 34.000 jaar opgesloten gezeten in zoutkristallen, maar konden weer tot leven worden gewekt.

Ridley Scott zou een nieuwe Alien-film maken, maar het wordt Prometheus (hoewel er volgens hem wel 'Alien DNA' in het script zit).

En het is bekend wie de schurken worden in de nieuwe Batman-film. Catwoman (gespeeld door Anne Hathaway), en Bane (Tom Hardy).

Er komt een vervolg op een van de beste animatiefilms van dit jaar How to train your Dragon. En het belooft een grotere film te worden! Maar hij komt er pas in 2013.

Op de blog The Rabbit Room wordt een pleidooi gehouden voor de 'onbekende Inkling': Charles Williams. "Williams had a natural predisposition to view his life—and the faith that defined it—as a high romance of pilgrimage. Nothing was without potential, in Williams’ economy: anything and everything might illumine, in some flashing moment of insight, the character and attributes of the God whom he lovingly referred to as “the Omnipotence”. Any created thing can be a God-bearer to us, translated by an extraordinary grace into a language that our hearts know and understand, a speech transcending words wooing us back to the Lover of our souls. And any image, however incandescent with holy fire, will eventually burn itself out and return to the dust from whence it sprang. The reflection is not reality; the God-bearer is not God."

Met deze woorden van Frank Viola ben ik het eens: "If there is any beauty, virtue, or goodness in art . . . whether in music, painting, film, etc. . . .  that piece of art is echoing Jesus in some way, even though it may be a quiet echo and a pale reflection. This is true even if the artist doesn’t know the Savior."

De Internetmonkblog is geen fan van het welvaartsevangelie. "If all you are interested in is becoming is a better person, then Jesus is not your best avenue to get there ... Jesus is not a self-help guru. He is not interested in you becoming a better person. He could not care less with you improving in any area of your life. He did not come to improve you, or encourage you, or spur you on to bigger and better things. He came to raise the dead. And if you insist on living, then you’re on your own."

vrijdag 14 januari 2011

Meervallen, antimaterie, Christopher Lee, wijnpers, godsdiensten en Jezus

Voor de vissenliefhebbers: er zijn nog meer soorten meervallen uit het geslacht Corydoras dan men al dacht. Scholen blijken te bestaan uit soorten die veel op elkaar lijken.

Vreemde wetenschap: bij onweersbuien schieten er stralen antimaterie (positronen) de ruimte in (waargenomen via de gammastraling die daarbij ontstaat).

Op eilanden komen soms vreemde dieren voor: denk maar aan de reuzenschildpadden van de Galapagoseilanden.  Op de eilanden in de Middellandse Zee leefden ooit ook bijzondere dieren, zoals reuzenzwanen en dwergolifanten

Het is nog niet eens echt zeker of de planeet Gliese 581 g echt bestaat, maar volgens berekeningen op basis van computermodellen zou het wel eens een vreemde wereld kunnen zijn: grotendeels bedekt met ijs, met een oog van water op de kant die naar de ster Gliese 581 is toegekeerd ... Voer voor SF-auteurs ...

Christopher Lee verleent zijn medewerking aan The Hobbit! Er was eerst sprake van dat het vanwege zijn leeftijd niet door zou gaan.

Humor voor de filmliefhebbers - interessante combinaties van trailers, zoals The Teenage Mutant Ninja Turtles met Sex and the City 2.

Uit de bijbel weten we dat Noach ooit begon met wijn maken. Nu is in Armeniƫ de oudste wijnpers ooit gevonden (met een installatie om wijn te maken). Hij dateert uit 4.100 voor Christus.

Mockingbird heeft het niet zo op peptalks. "The gospel tells another story. The gospel is the unmerited acceptance of the unmotivated. The world says "be successful," and the gospel says "Jesus was successful for you." The world says "surely, if you try hard enough, you can do it," and the gospel says "I certainly cannot do it, and don't call me Shirley (RIP Leslie Nielsen!)" The gospel is the release from motivational speakers and simply trying harder- it is the respite for the tired and weak who have tried too hard for too long."

Volgens filosoof godsdienstwetenschapper Stephen Prothero zijn godsdiensten niet gelijk. "Religies zijn beslist niet deep deep down allemaal hetzelfde. Daarvoor verschillen ze te veel in hun visie op waarachtig mens zijn. Ga daar, over die visies, het debat aan." Het christelijk geloof is anders dan bijvoorbeeld het boedhisme. "God zelf, in Zijn Zoon, lijdt aan wat er door de zonde mis gaat in deze wereld. De zonde is hƩt menselijk probleem. Christus verlost van de zonde en opent de weg naar mens zijn als door God bedoeld. God neemt de mensen het lijden niet af, maar staat in Christus naast hen en lijdt met hen mee." Doet me denken aan mijn blog over de verschillen tussen religies van een tijdje geleden - wat waarachtig mens zijn is, hangt ook nauw samen met waar je op hoopt.

Volgens John Eldredge had Jezus als baby gewoon poepluiers. Maar dat zien we nooit op schilderijen. "We have so sanitized and religious-ized the baby Jesus that most of our imagery of the Nativity now adds to those horrible religious views of him. Jesus becomes a vague though impressive figure with wonder powers who is floating above this life that the rest of us are slogging through. Life was easy for Jesus, right? He barely broke a sweat. O, wait - there was that terrible sweat in Gethsemane. Hmm."

woensdag 12 januari 2011

Boekbespreking: The Silmarillion

Bijna iedereen kent The Lord of the Rings van J.R.R. Tolkien, het boek dat het fantasygenre nieuw leven inblies, en dat tien jaar geleden indrukwekkend verfilmd werd. Ook van The Hobbit hebben mensen vaak wel gehoord, en de film die daar nu van gemaakt wordt, zal die bekendheid wel doen toenemen. Maar The Silmarillion staat iets minder in de belangstelling. Dat is jammer, want het is mijn favoriete boek van Tolkien, en het raakt mij diep. Maar het is ergens ook wel te begrijpen, gezien het verheven taalgebruik, de vele namen (en personen die vaak meer namen dragen), de epische stijl en de afstandelijke karakters. Veel mensen beginnen aan dit boek omdat ze iets verwachten in de lijn van The Lord of the Rings, en haken al snel af omdat het meer lijkt op de bijbel. Dat is trouwens niet een toevallige vergelijking, want The Silmarillion is in feite de ‘bijbel’ van Midden-Aarde. Het beschrijft gebeurtenissen van zesduizend jaar en langer voor de strijd om de ring, doet de lezers kennismaken met de goden en Eru, de ene, en laat tegelijk zien dat wat toen waar was, nog steeds doorwerkt in de tijd van de hobbits. ‘We leven in hetzelfde verhaal’, zegt Samwise Gamgee in The Two Towers. The Silmarillion beschrijft dat verhaal dat nog steeds doorgaat. Het verhaal van de schepping van de wereld, en hoe de engelmacht Melkor de melodie van het kosmische lied wilde bepalen. Het verhaal van het eeuwige land Valinor, en hoe Melkor dat in het duister onderdompelde. Het verhaal van de elven en de door hen gesmede edelstenen, de Silmarillen, en hoe Melkor die van hen stal. Het verhaal van de eed van de trotse Feanor, en de vlucht naar Midden-Aarde. Het verhaal van de eerste mensen, en hoe zij door hun trots in de webben van Melkor terechtkwamen. Het verhaal van Aerendil, afstammeling van mensen en elfen, die door de schaduwen afreisde naar Valinor om voor zijn volk te pleiten. Het verhaal van het eilandrijk Numenor en de hoogmoed van zijn inwoners. Het verhaal van Sauron en zijn ringen. Wie de wereld van The Lord of the Rings beter wil leren kennen, kan niet om deze bundel heen. Maar het is ook waardevol op zichzelf: deze verzonnen geschiedenis bevat volgens mij meer waarheid dan veel echt gebeurde verhalen.

The Silmarillion
werd pas na de dood van J.R.R. Tolkien gepubliceerd. Zijn zoon Christopher Tolkien spitte zijn vaders nagelaten werk door en voegde documenten en fragmenten samen tot een doorlopend geheel. Samen met de later bekend geworden fantasyschrijver Guy Gavriel Kay zorgde hij voor een doorlopende tekst, die voor zover hij kon zeggen, de bedoeling van zijn vader weerspiegelde. Toch was dit voor Tolkien niet een zijprojectje, wat hij eenvoudig vergeten was te voltooien. Nee, de projectjes voor erbij waren eerder The Hobbit en The Lord of the Rings, verhalen die hij pas later in zijn levenswerk invoegde. The Silmarillion was de hoofdlijn van al Tolkiens schrijfsels. Hij begon eraan in 1917 toen hij gewond thuis lag in de eerste wereldoorlog. In zijn schriften van die tijd komen de eerste vormen dan deze verhalen al terug, onder andere over Aerendil. En hij bleef er tot zijn dood bijna ononderbroken aan werken. Het was, blijkt uit zijn brieven, wel degelijk zijn bedoeling ze uit te geven (al wist hij niet of veel mensen erin geinteresseerd zouden zijn). Hij wilde van de verhalen een korte, schetsmatige versie maken (de Silmarillion) - en sommige ervan wilde hij verder uitwerken. Daar is hij ook meerdere malen aan begonnen, soms in versvorm, soms in proza. Maar hij was wat perfectionistisch, en als hij op twee derde was en kritiek kreeg, begon hij vaak opnieuw. Delen van de lange versies van zijn verhalen zijn verzameld in de Unfinished Tales en The Children of Hurin. De reden dat Tolkien zo perfectionistisch was, was juist omdat de verhalen van The Silmarillion zo belangrijk voor hem waren.

Om te kunnen zeggen waarom Tolkiens levenswerk zo belangrijk voor hem was, moeten we aandacht besteden aan het begrip mythologie, iets waar wij vaak niet meer bewust bij stil staan. Bij de volgende paragrafen heb ik gebruik gemaakt van heel wat stukken die ik in de loop der jaren van het internet heb gekopieerd, dus waar alle informatie oorspronkelijk vandaan komt, weet ik niet meer precies. In elk geval moge het duidelijk zijn dat J.R.R. Tolkien zich van jongs af aan wijdde aan de studie van de voor-christelijke Engelse literatuur, denk aan het epos Beowulf, de literatuur van de heidense volken die door de christenen was opgeschreven en doorgegeven. Dit waren mythische verhalen. De kracht van mythen zit hem niet in de spannend beschreven gebeurtenissen, de levensechte dialogen, of de prachtige landschappen. Mythen zijn als het ware verhalen die tot de kern zijn teruggebracht. De hoofdpersonen zijn geen genuanceerde karakters, maar helden, goden en halfgoden, wat er op het spel staat is niet of iemand de bus haalt, maar het lot van de wereld. De stijl is vaak afstandelijk en verheven (dit alles is voor lezers van The Silmarillion natuurlijk herkenbaar). En toch raken deze verhalen ons, merkten C.S. Lewis en Tolkien. Ze spreken bepaalde verlangens in ons aan, ze beroeren iets dat wij herkennen als waar. Wat christelijke auteurs als zij vonden in deze teksten uit een voor-christelijke tijd, waren beschrijvingen van de menselijke natuur, en de duisternis waar de menselijke zwakheid toe leidt, de godenschemering of Ragnarok, waar zelfs de grootste helden en goden het onderspit delven. Maar ook vonden ze glimpsen van hoop, elementen die door een soort mysterieus toeval (of voorzienigheid) in de mythologie terecht waren gekomen en vooruitwezen naar de boodschap van de redding van buiten de wereld, de hoop die verschijnt als er geen hoop meer is.
Deze glimpsen van een diepere waarheid achter de wanhoop vond Tolkien heel boeiend. In het bekend geworden gesprek tussen Tolkien, Lewis en Hugo Dyson, dat leidde tot Lewis’ bekering tot het christelijke geloof, stelde Lewis dat mythen allemaal maar leugens waren, zelfs al waren het leugens die door zilver heen werden geademd - ze waren mooi, maar niet waar. Tolkien dacht er anders over. Hij stelde dat in de mythen waarheden te vinden waren. Ze koersten, hoewel zigzaggend, naar de ware haven. En ze vonden hun vervulling in het verhaal van Jezus. Dat had dezelfde schoonheid, dezelfde emotionele kracht, als de mooiste mythen. Met dit verschil: het was een mythe die waar was. Het was een mythe die zich op een specifieke locatie afspeelde, in een historische setting, met personen die werkelijk bestonden. Tolkien zegt er in zijn essay ‘Over Sprookjesverhalen’ over dat er nooit een verhaal is geweesr waarvan zoveel mensen hebben gewild dat het waar zou zijn, omdat het zo mooi en ontroerend is, maar ook nooit een dat zoveel mensen om zijn eigen inhoud als waar hebben geaccepteerd.

Maar als Tolkien, die al van jonge leeftijd een overtuigd katholiek was, in het christendom de mooiste mythe ooit had gevonden, en bovendien volledig overtuigd was van het historische karakter van het verhaal, waarom vond hij het dan toch nodig een nieuwe mythologie te creĆ«ren? Waarom besteedde hij zijn leven aan het uitwerken van een serie verhalen en legenden die konden dienen als ‘Anglo-Saxische’ mythen (sterker nog: volgens sommigen verhalen en legenden die alle overige Europese mythen, van de Griekse en Romeinse tot de Germaanse en Noorse, konden verklaren - een ‘oerversie’ ervan, zeg maar, het T-document)? De eerste reden is natuurlijk gewoon zijn fascinatie met deze verhalen als taalkundige en filoloog (woordkundige). Hij vond het gewoon leuk nieuwe talen te verzinnen, te experimenteren met vorm en betekenis, te scheppen met het hem beschikbare materiaal, als een kind in een zandbak. Hij was niet de mening toegedaan dat alles wat hij deed altijd ergens ‘nuttig’ voor moest zijn, en al helemaal niet dat alles wat hij schreef moest dienen ter evangelisatie (waar ik nog steeds wel last van heb, soms). En dit is een geldige reden. Tolkien zelf heeft betoogd dat wij als mensen gemaakt zijn als scheppers, in het beeld van de Schepper. En dat het onze taak is om door onze creativiteit bij te dragen aan de mogelijkheden die de Schepper in zijn werk heeft gelegd (zoals de Ainur in het eerste deel van de Silmarillion). Volgens Tolkien had onze creatieve arbeid op zich, op welk terrein dan ook, ook zonder boodschap of gemoraliseer, al eeuwigheidswaarde (zie ook zijn verhaal: Het Blad van Klein).

Bovendien zag Tolkien om zich heen een samenleving die in rap tempo haar christelijke karakter verloor, en in essentie weer ‘heidens’ werd. Een cultuur die als het ware terugkeerde naar het ongeloof van de wereld van voor de komst van het christendom. Maar met een verschil: de heiden van vroeger was ‘pre-christelijk’. Die van nu is ‘post-christelijk’. En zoals C.S. Lewis schreef: “De post-christelijke moderne mens verschilt van de heiden net zo veel als iemand na een echtscheiding verschilt van een maagd.” (Is Theism Important?). De moderne heiden was niet alleen gescheiden geraakt van het christelijke verhaal, maar ook van de eigen verhalen van zijn oude cultuur. Hij miste daardoor in zijn leven de basis van de mythologie, die zo helder schoonheid, liefde en heldendom bezong en tegelijk zo duidelijk het falen van de mens en het gevaar van trots en hoogmoed illustreerden. De mythen ook die hoop bevatten, hoop op een ingrijpen van buiten de wereld. De oude heiden leefde in een wereld waarin het bovennatuurlijke wel degelijk realiteit was. De nieuwe heiden in een wereld zonder verbinding met iets hogers of diepers, een wereld zonder hoop, die uitliep op een eigen Ragnarok: de hittedood van het universum, als alle leven eindigt en zelfs de beweging van alle sub-atomaire deeltjes tot stilstand komt. De pre-christelijke heiden keek het leven recht in de ogen, de post-christelijke heiden was cynisch. De Amerikaanse schrijfster Leanne Payne stelt in Gods Tegenwoordigheid Geneest dat mensen in onze materialistische cultuur geen categorie van woorden meer kennen om te praten over het mysterie. “Mensen kunnen niet meer denken in termen van bovennatuurlijke taal, op dezelfde manier heeft de moderne mens geen ‘categorie’ waarbinnen hij kan denken, laat staan spreken over Gods tegenwoordigheid.” Ze zegt zelfs: “Als onze symbolen sterven, sterven wij zelf ook.”

Voor zulke moderne heidenen kon een nieuwe mythologie heilzaam zijn. Niet een mythologie als een religie, maar de mythologie als een verhaal dat de lezer of luisteraar kon binnentreden met behulp van zijn verbeelding, waardoor de oude waarheden voor hem weer zouden gaan leven en deel van zijn denkwereld en gevoelsleven zouden kunnen worden. (N.B. dit was zeker niet volledig bewust van Tolkiens kant. We weten dat hij in elk geval The Lord of the Rings zonder vooropgezet christelijk doel heeft geschreven, hoewel hij heel blij was dat het later als christelijk verhaal werd gezien. Maar zijn doel met The Silmarillion was wel degelijk het maken van een nieuwe mythologie, waarbij hij zich moeite getrooste om die niet in tegenspraak te laten zijn met zijn theologie. En wie ‘Over Sprookjesverhalen’ heeft gelezen, weet dat Tolkien zich ervan bewust was hoe verhalen konden verwijzen naar wat waar en waarachtig is, vooral in de ‘eucatastrofe’, de onverwachte wending, de hoop die besloten ligt in het ‘happy end’.)
Tolkiens levenswerk kan dus worden beschouwd als een ‘voorbereiding op het evangelie’. Hij bedreef geen intellectuele geloofsverkondiging, en had niet tot doel mensen met verstandelijke argumenten te overtuigen. Dat is ook niet wat het meest nodig is. Lewis heeft ooit gezegd dat de waarheid van het goede nieuws “moet worden begrepen door de verbeelding, niet door het intellect” (The Pilgrims Regress). Hij wilde eerst de beeldenwereld in hun hart nieuw leven inblazen, zodat zijn lezers weer gevoel hadden voor de begrippen waar het in het evangelie over gaat - waarheid, liefde, heldendom, opoffering, et cetera. De fantasie maakt het mogelijk dat vertrouwde, afgestompte waarden opeens weer voor ons gaan leven. Dat was volgens Lewis bijvoorbeeld Ć©Ć©n van de effecten van ‘The Lord of the Rings’. In een recensie over het boek van zijn vriend schreef hij: “Een kind geniet van zijn koude vlees, dat anders smakeloos zou zijn, door te doen alsof het een bizon is, die hij juist met zijn eigen pijl en boog gedood heeft. En het kind is verstandig. Het echte vlees wordt smakelijker, doordat het in een verhaal is gedompeld… ‘The Lord of the Rings’ past deze behandeling toe op goed en kwaad, onze eindeloze gevaren, onze angsten en onze vreugdes. Door ze in mythe te dompelen zien we ze duidelijker.”

Tolkien wilde de harten van mensen die hongeren naar het voedsel dat alleen mythen kunnen geven, weer aan hun trekken laten komen. Met behulp van hun verbeelding treden zijn lezers een andere wereld binnen, waar liefde, waarheid en schoonheid realiteit zijn, waar het kwade kwaad is en het goede goed, en waar er ondanks de dreigende ondergang van alle dingen een Voorzienigheid aan het werk is, die uiteindelijk alle dingen goed zou kunnen maken. En uiteindelijk zullen lezers ernaar gaan verlangen dat deze mythische waarheden deel zijn van hun eigen leven, dat ze zelf deel zouden kunnen zijn van een wereld van liefde, waarheid en schoonheid. Het verhaal zal een verlangen in ze opwekken dat het niet zelf kan stillen. En hun zoektocht naar de vervulling daarvan kan hen uiteindelijk brengen bij die mythe die echt was, waarvan Lewis en Tolkien betoogden dat die ten diepste de vervulling bood van alle menselijke verlangens. Er zijn op internet meerdere verhalen te vinden van mensen die door het lezen van Tolkiens boeken tot geloof in God en in Jezus zijn gekomen. In An experiment in criticism noemt Lewis het lezen van een goed boek dan ook “een ingrijpende ervaring. Het hele bewustzijn van de lezers is veranderd. Ze zijn iets geworden dat ze daarvoor niet waren.”
En dat geldt zeker voor The Silmarillion. Wie dit boek heeft gelezen, weet dat hij is verrijkt. En de wereld van de elven en mensen van Midden-Aarde zal voor altijd deel van hem zijn. En wie weet, suggereerde Tolkien ooit, misschien heeft God nog een hoger doel met onze creatieve uitingen. Misschien worden ook onze her-scheppingen ooit op een glorieuze manier verlost, en worden onze verhalen ‘werkelijkheid’ op een diepere manier dan alleen metaforisch of allegorisch. Misschien zien we ooit werkelijk de kust van het land Valinor. Want, zegt Tolkien in ‘Over Sprookjesverhalen’: ‘God is de Heer van mensen, van engelen, en van elven.’

dinsdag 11 januari 2011

Nieuwe planeet, christelijke stripverhalen, Dr. Who, facebook, roeping

De zoektocht naar op de Aarde lijkende planeten rond andere sterren gaat gestaag door. Werden aanvankelijk slechts grote gasgiganten waargenomen, de apparatuur is nu zo gevoelig dat men ook kleinere planeten ziet, zoals Kepler10b, die maar 1,4 keer zo groot is als de Aarde. Zijn baan ligt echter zo dicht bij zijn ster dat er geen leven zou kunnen voorkomen.

Genetisch onderzoek aan, jawel, luizen laat zien dat mensen 170.000 jaar geleden begonnen met het dragen van kleren.

Een groep christelijke tekenaars/stripboekauteurs heeft samen een bundel gemaakt met moderne gelijkenissen: Parable. Die is sinds kort beschikbaar (in de VS). Op de website staan 70 'preview'-pagina's om een indruk te krijgen van het project. Ik hoop dat ik het ook kan bestellen, want het ziet er goed uit!

Meer belangrijks stripnieuws: de serie Carthago (over uitgestorven zeemonsters, waaronder de Megalodon), gaat door, maar met een andere tekenaar. En de serie Bone wordt integraal in kleur uitgegeven. Die ga ik volgend jaar aanschaffen!

Ook geeky: filmposters met een Dr. Who-sausje.

Nu ik op Facebook zit (eindelijk), schrijft de Christian Monist net over dit online fenomeen. Volgens hem zouden de online media de eerlijkheid van mensen vergroten - mensen laten elkaar meer in hun hart en leven kijken. Dit is volgens hem een uitdaging voor evangelische christenen, die zich vaak anders voordoen dan ze werkelijk zijn. "The tension between our good-Christian ideals and the reality of human nature has created a culture of farceness. It is against this farce that 80% of our Evangelical-raised children are rebelling. Don’t believe me? Ask them. Every 20-year-old + ex-church person I’ve talked to says the same ... I think we must become more honest or the Facebook generation is lost forever."

Mooie overdenking van Henk Medema over wat Jezus komt doen: "In Jezus’ bediening, in zijn wonderen, in al zijn ontmoetingen met mensen, doet Hij veel mĆ©Ć©r dan een oplossing bieden van een op zichzelf staand probleem. Jezus brengt ons hart in een nieuwe wereld, en Hij brengt een nieuwe wereld in ons hart: de wereld van de Vader, waarin Hijzelf als de Zoon het machtige middelpunt is."  En over de praktische consequentie: "Steeds meer ga ik vermoeden dat de sleutel ligt in een integratie van ons werkritme met de dynamiek van het werken en rusten van de Vader en de Zoon. Bijvoorbeeld door een constante interactie te onderhouden – inderdaad, door de Geest."

Volgens Christianity Today verschilt het christelijke idee van roeping van het Griekse idee van heldendom - en wordt dat verschil duidelijk zichtbaar in The Lord of the Rings. From the history of Israel came the notion of a life not so much planned for glory as interrupted by God: "And the word of the Lord came to …" Having the word of the Lord come to you is a little like bearing the Ring—you may know it's a glorious and powerful thing, but the task can wear on you after a while. It is a calling greater than oneself; both a glorious quest to be achieved but also a spending of oneself for Something larger ... Callings can only be maintained if they are inspired."

zondag 9 januari 2011

Wie van de twee?

De laatste dagen kwam mijn gesprek met mensen een paar keer op de twee beelden van God die de vorig jaar overleden Internetmonk (Michael Spencer) beschreef in dit artikel (dat ik eerder aanhaalde in een van mijn berichten met links). Nu was ik het zelf die het onderwerp ter sprake bracht, dus het was niet een toevallige samenloop van omstandigheden, maar kennelijk hield het mij toch bezig. En als iets mij bezig houdt, schrijf ik er een blogbericht over. Zo simpel is het.

Eerst beschrijft Michael Spencer religie nummero uno: "God is mean, angry and easily provoked. From day 1, we’ve all been a disappointment, and God is–justly–planning to punish us forever. At the last minute, thanks to Jesus stepping in to calm him down, he decides to be gracious. But don’t do anything to mess that up. Peace is fragile around here." Ik vertrok mijn gezicht bij het lezen, omdat ik dit godsbeeld herkende. Dit was namelijk het beeld van God waarmee ik in de kerk opgroeide, een beeld dat mij veel kwaad heeft berokkend. En ik ben bang dat veel christenen nog steeds met dit beeld van God rondlopen, omdat we vaak het evangelie op deze manier presenteren. Want eerst stellen we dat mensen zondig zijn. Niet omdat ze er zelf voor hebben gekozen, maar omdat een verre voorvader tegen God heeft gekozen, en de besmetting van de zonde aan ons heeft doorgegeven. Dit is een soort enge ziekte, die ons helemaal doortrekt en als persoon 'verkeerd' maakt - want het is deel van onze identiteit als mensen, afstammelingen van Adam. Zonde is deel van onze identiteit.
En vervolgens leren we dat God de zonde haat, en die niet bij zich kan verdragen, en het wil uitroeien. Maar dat betekent dat God ons haat, want de zonde is deel van onze identiteit. God kan niet van ons houden. Hij kan niet van de wereld houden. (In de kerk waarin ik opgroeide werd zelfs Johannes 3:16 verbasterd: vanaf de kansel werd gezegd dat God niet van de wereld houdt, want er stond: "God HAD de wereld lief." en dat was verleden tijd. Dat was voordat de mens in zonde viel.) God ziet niets goeds in mij. Hij kan niet anders dan mij verdelgen, en dat doet hij zonder er spijt van te krijgen. God wordt voorgesteld als gevoelloze rechter, die nu eenmaal niets anders kan dan mensen veroordelen.
Maar dan komt Jezus tussenbeide. In de kerk wordt het voorgesteld dat hij bij God voor de mensheid pleit, en vervolgens van de boze God toestemming krijgt om de straf te dragen die de mens verdiend had. Alsof de rechter er niet om geeft wie de straf krijgt, als hij zijn woede maar kan afreageren. Dus als het ware 'op het nippertje' (we waren bijna voor altijd verloren), zijn we door Jezus gered. We worden niet gestraft. God ziet ons nu 'in Christus', zo werd het gezegd, dat wil zeggen: als hij naar mij kijkt, ziet hij niet mij, maar Jezus. We gebruikten daar het beeld voor van een zwart stukje kool uit het vuur, dat in een witte envelop wordt opgeborgen. Men ziet dan alleen nog de envelop, niet meer het kool. Maar het stukje kool is onveranderd, nog steeds zwart. De indruk die ik kreeg was dat God als hij mij ECHT zag, dus nog steeds boos op mij zou zijn. De echte Johan, wiens identiteit nog steeds zondig is, kan niet door God geliefd worden. Het was alsof ik een masker opzette met een mooie glimlach, maar mijn echte persoon bleef lelijk. Deze leer maakt het onmogelijk te geloven dat God echt van mij houdt.
En vervolgens werd het duidelijk gemaakt dat ik wel heel dankbaar moest zijn dat Jezus tussenbeide was gekomen, en dus niet meer moest zondigen (hoewel ik een zondaar bleef). Hij had zoveel voor mij over gehad - de pijn die hij had geleden aan het kruis werd zondag na zondag breed uitgemeten. (De opstanding kwam er met slechts een zondag per jaar bekaaid af) - nu moest ik in ruil daarvoor me goed gedragen. Want God mocht me dan zien door Jezus heen, en dus niet mijn zonde zien, maar zijn eis van volmaaktheid en heiligheid bleef bestaan. Je kreeg het idee dat hij alleen van je kon houden als je perfect was ('wees heilig, want uw God is heilig'). Dat betekende niet alleen niet zondigen, maar ook me hard inspannen om geestelijk te leven: bidden, bijbellezen, evangeliseren. Schuldgevoel was de motivatie. Ik heb het letterlijk horen zeggen dat elk zonde die ik deed, bijdroeg aan het lijden van Jezus aan het kruis. Nou, dat leidt niet tot vrijheid, kan ik je zeggen. Nee, elke keer als ik in de fout ging, voelde ik me schuldig, veroordeelde ik mezelf, en was ik ver van God vandaan. Oh, ik kon uiteindelijk om vergeving vragen, en Jezus danken voor het kruis, maar God kon onmogelijk van mij houden.
Iets meer dan tien jaar geleden schreef ik een lied dat dit uitdrukte. Het eerste couplet gaat van: "I always tried to deserve you love, by doing the things I thought you wanted me to. But I only saw an angry face above, and failure made me drift away from you." Dat was mijn ervaring in die tijd. Steeds opnieuw wijdde ik me aan God toe (omdat ik nog steeds bang was voor het oordeel), en steeds faalde ik, en voelde me slecht en dan startte de cyclus opnieuw.
Ik heb later een boek gelezen van psychologen Cloud en Townsend, die schrijven over ouders die 'fragiel' zijn, die om het minste of geringste ontploffen, bij wie kinderen op de tenen moeten lopen. Dat was het Godsbeeld dat ik leerde in de kerk. Het is niet gezond. Ouders die zo met hun kinderen omgaan doen hun kinderen schade aan, het is een vorm van misbruik. En als we dit met anderen delen, brengen we ze geen 'goed nieuws'. Ik ben nog steeds mijn goede vriend Barend dankbaar die me ooit zei: "Als wat jij gelooft je zo ongelukkig maakt, is het kennelijk geen goed nieuws." Dat opende me de ogen: wat Jezus ons kwam vertellen was een boodschap die ons blij zou moeten maken, die ons enthousiast zou moeten maken, die ons de wereld over zou moeten laten trekken om het aan iedereen te vertellen.

En dat doet het tweede godsbeeld dat Michael Spencer beschrijft: "God is gracious, loving, kind, generous and open-hearted. He rejoices in us as his creations, and is grieved that our sins have made us his enemies and caused so much brokenness and pain. In Jesus, he shows us what kind of God he is and restores the joy that should belong to the children of such a Father. True to his promises, he will bless all people in Jesus, and restore the world by his resurrection victory. You can’t do anything to mess this up. God’s got his heart set on a universe wide celebration." Ah, een zucht van opluchting. Dat is goed nieuws. Het goede nieuws zegt dat God van ons houdt. God IS liefde. En alles wat hij doet, wordt daaruit gemotiveerd. Ik ben op Twitter ook wel in discussies terecht gekomen, omdat ik beweerde dat alles wat God naar ons toe is, alleen maar liefde is. Dat kan niet, was het commentaar, want God is ook rechtvaardig, en heilig, enzovoorts enzovoorts. En dan spreekt de bijbel ook nog over de toorn van God. Maar over geen van die eigenschappen staat dat God ze IS. Wat nou als we beginnen met wat de bijbel zegt over wat God in zijn wezen IS. Liefde. Dan zijn Gods rechtvaardigheid, zijn heiligheid en zelfs zijn toorn uitingen van zijn Liefde. En echte rechtvaardigheid, echte heiligheid en echte toorn zijn ook uitingen van liefde. Want God is boos over de zonde, omdat hij van ons houdt. Omdat hij niet wil dat wij onszelf, de wereld en andere geweld aandoen. Hij is geheel en al licht, volledig heilig, omdat hij liefde IS. En al zijn kenmerken en eigenschappen zijn daarvan een uiting, net als al zijn handelingen in de wereldgeschiedenis en in ons leven.
En ook zijn handelingen in de heilsgeschiedenis. God is niet een boze rechter die niets liever wil dan ons straffen. Nee, hij is een liefhebbende vader, die de gevolgen van de zonde ongedaan wil maken. Dat is waarvoor Jezus kwam - om ons te bevrijden. Hij kwam niet om God met ons te verzoenen (zo lijkt het in het eerste godsbeeld). Nee, hij kwam om ONS te verzoenen. God heeft immers altijd van ons gehouden, en kon niet anders dan van ons houden. Zijn armen stonden altijd open. Wij waren het die ons van God hadden afgekeerd, en zoals de bijbel zegt: elk onze eigen weg gingen. Het kruis maakt de wijdgeopende armen van God zichtbaar, de armen van de Vader die de verloren zoon opwachtte, toen hij nog naar varkens stonk, en hem niet beschuldigde, en niet zei dat hij nu beter zijn best moest doen, maar die hem eenvoudig omarmde. In Jezus kwam Gods hele bedoeling tot uiting. Hij identificeerde zich met het kwaad, en de gevolgen daarvan en absorbeerde als het ware die hele vloedgolf van onvrijheid, controle en dood, zodat die ons niet zou hoeven treffen. Hij nam het allemaal in zich op, en nam het allemaal met zich mee in de dood, in het niets. Daar is het allemaal verdwenen.
En vervolgens stond hij op uit de dood. En wij zijn allemaal met hem opgestaan. De hele wereld is in Jezus opgestaan en heeft nieuw leven gekregen. Wij worden met Hem geassocieerd. Het belangrijkste in het verhaal is de opstanding. (Theologen noemen dit beeld van de verlossing het 'Christus Victor'-model. Ik sta daar achter). We zijn nieuwe mensen. Niet alleen maar in theorie (zoals het kooltje in de envelop, die toch steeds zwart bleef). We zijn het echt: mensen die delen in Gods natuur, die leven en niet zullen sterven, die zich bevinden in de omarming van God. Niet alleen de christenen, trouwens. Alle mensen. Greg Boyd, een van mijn favoriete schrijvers en sprekers, zei het in een kerstpreek, die hij noemde 'Bear hug from a manger': de hele wereld wordt door God omarmd. Het lam van God heeft de zonde van de hele wereld weggenomen, en hij zal bij zijn verhoging alles tot zich trekken. Dit is de realiteit. En niets wat wij doen of laten kan dat ongedaan maken. We kunnen niet genoeg zondigen om God ooit nog boos op ons te krijgen (dat wil niet zeggen dat hij onze zonde goedkeurt, want hij wil niet dat wij onszelf, onze medemensen of onze wereld beschadigen).
Het betekent ook niet dat we er allemaal op los gaan leven (God houdt van ons zoals we zijn, maar hij houdt teveel van ons om ons zo te laten. Hij gaat met ons aan de slag). Als ik me realiseer dat God zoveel van mij houdt, zal ik ook van Hem gaan houden, en van de mensen van wie hij zoveel houdt. Maar ik zal niet meer worden gemotiveerd door schuldgevoel.
Het betekent ook niet dat er geen hel is (maar als er een hel is, zit er niemand omdat God wilde dat hij of zij er zat. Zoals Lewis zegt: de deur van de hel wordt aan de binnenkant dichtgetrokken. Mensen mogen het vrije, gratis aanbod van Gods omarming weigeren. God houdt teveel van ons om zich aan ons op te dringen). Maar het betekent dat God uit is op een feest, een feest van vernieuwing en herstel en eeuwige vreugde. En dat hij ons daarvoor heeft uitgenodigd. Hij zorgt zelfs voor de feestkleren. Wie die weigert, zoals in het verhaal dat Jezus vertelt, is gewoon stom.
Dit is volgens mij goed nieuws. Hier wordt ik enthousiast van. Dit wil ik aan andere mensen laten weten.

zaterdag 8 januari 2011

Vogel met knotsen, ammonieten, Godzilla, wetenschap, mindfullness en goede voornemens

Interessant: een prehistorische neef van de Ibis (Xenicibis) gebruikte de toppen van zijn vleugels als knotsen, mogelijk onderling, mogelijk als wapen tegen roofdieren - ze verloren namelijk hun vluchtvermogen in een omgeving waar nog wel veel roofdieren aanwezig waren.

Over de prehistorie: deze korte film over Scrat (de bekende eekhoorn uit de Ice Age-films) geeft een interessante verklaring voor onze continenten.

Onderzoek aan de kaken van Ammonieten (niet te verwarren met het volk uit Bijbelse tijden: ik heb het hier over de inktvisachtige wezens die in de tijd van de dinosaurussen voorkwamen) laat zien dat ze plankton aten.

Een hippe jonge regisseur voor de nieuwe Godzilla-film. Ik heb een zwak voor grote, dinosaurusachtige monsters. 

Lake Vostok, een van de laatste nog niet verkende biotopen op Aarde staat op het punt om te worden aangeboord.

Weta - de special effects-makers bekend van onder andere The Lord of the Rings - werken mee aan een nieuwe verfilming van The Wind in the Willows.  Komiek Ricky Gervais is Mol.

De Paus ziet wetenschap niet als bedreiging voor het geloof. Hij noemt de oerknaltheorie en evolutietheorie als beschrijvingen van de werking van God in het heelal. Maar ze maken God niet overbodig. "In de schoonheid van de wereld, haar geheimzinnigheid, grootsheid en rationaliteit, kunnen we ons alleen laten leiden richting God, de schepper van hemel en aarde."

Interessante gedachten over 'mindfullness' - het idee erachter is dat je jouw negatieve gedachten zelf niet kunt veranderen, en ze dus ook niet moet veroordelen, maar ze gewoon moet laten zijn. En daardoor verliezen ze de controle over je. "Most of us think that if we are judgmental enough, things will change. But judgment makes it harder to change." In de discussie zegt iemand mooi: "It's important for me to pray, "Lord...whatever. Im ok with that." This includes all the things about me that I cannot change. Which is just about everything. If grace does not succeed, Im stuck with me. And that would be a wreck. With grace I can accept me without the voice of judgment."

Misschien moeten we ophouden te proberen 'goede christenen' te worden. Dat zegt Mark Galli op de website van Christianity Today. Een vriend beschreef hem zijn geestelijke reis van het afgelopen jaar. "He lamented that his plans to become more regular and disciplined in prayer and Bible study had come to naught. And yet, he said, he found he grew spiritually more than ever." Volgens Galli gaat het om vrijheid. "Doing the good or avoiding the bad changes nothing in the universe, certainly nothing in our relationship with God. We're loved whether we do the good or not. We're loved whether we sin or not. The only thing left to determine our behavior is "What do I want?" How do I want to live? What type of person do I want to be?" Prachtig.

vrijdag 7 januari 2011

Wat wil God van ons krijgen?

Het is interessant om af en toe je gedachten via de sociale media de wereld (of in elk geval het wereldwijde web) in te slingeren. Want dat stelt kritisch denkende mensen in staat je woorden te beoordelen en er vragen bij te stellen. En die vragen helpen je vervolgens je gedachten bij te stellen of scherper te verwoorden. In elk geval voorkom je zo dat je achter standpunten blijft staan die niet rationeel zijn of anderszins niet houdbaar. En soms levert het je inspiratie op voor een nieuw blogbericht, omdat 140 tekens op Twitter toch echt te weinig is om uitleg of nuance te geven. In elk geval voor mij, want ondertussen hoef ik waarschijnlijk niet meer te refereren aan het grote aantal woorden dat ik op mijn blog nodig heb om mezelf uit te drukken.

Hoe dan ook, de laatste weken was ik in gesprek met een mede-twitteraar over een gedachte, namelijk mijn uitspraak (vrij verwoord), dat ook iets dat je graag of met plezier doet, kan worden gezien als een offer aan God, niet alleen iets wat je doet met tegenzin. Daarop kwam de reactie dat het toch de betekenis van een offer is dat het je iets kost. Het is een opoffering. Als je een offer brengt voor een ander, geef je iets van jezelf. En daar kan ik (natuurlijk) niets tegenin brengen. Ja, een offer vergt eigenlijk altijd een investering. Een investering van tijd, geld, bezit of van plezier. Dus soms is het iets dat je eigenlijk liever niet zou willen doen. Maar het brengen van een offer is niet per definitie iets dat je doet met tegenzin. Het gaat namelijk bij een offer niet om jou, of om jouw motivatie, of wat het het jou kost. Het gaat om de ander, en wat hij of zij (of de goede zaak) verlangt. Het gaat niet om jouw opoffering, of jouw pijn of , maar om het hart van degene die je wil dienen, om zijn of haar vreugde.
Mijn ‘gedachte’ op Twitter was me ingegeven door een discussie op de kring van de kerk, nu iets meer dan twee jaar geleden. We hadden het over 1 Petrus 2:5, waarin de gelovigen worden opgeroepen: "Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. " (Er werd natuurlijk ook gerefereerd aan Romeinen 12:2, waar Paulus de gelovigen vraagt zichzelf "als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen.") De vraag werd vervolgens op kring gesteld welke offers wij brachten voor God (helaas zonder eerst helder te definiĆ«ren wat een offer nou precies is). Ik was toen druk bezig met het schrijven van mijn boek (Indrukwekkende Vrijheid - nog steeds verkrijgbaar en nog steeds een aanrader! Ja, op mijn blog mag ik reclame maken voor mezelf) en ik zei dat ik dat zag als een offer voor God. Maar volgens meerdere mensen op kring kon mijn schrijven geen offer zijn, omdat het iets was dat ik graag deed. Schrijven was mijn hobby, ik deed het uit mezelf, dus kon het niet een offer voor God zijn. Een offer was (kennelijk) iets dat je liever niet wilde doen, waar je jezelf toe moest zetten, wat je deed omdat het moest. Niet iets dat je lachend deed, iets waar je van genoot, iets waar je enthousiast over was. Ik was hier behoorlijk verbolgen over.
De reden dat ik zo heftig reageerde is waarschijnlijk gelegen in mijn verleden. We hebben allemaal punten waarop we gevoeliger zijn dan anderen, knoppen die reacties opleveren als ze worden ingedrukt, littekens die nog pijn doen als ze worden aangeraakt. En ik had jarenlang gedacht dat wat ik leuk vond waar ik van genoot, voor God niet waardevol kon zijn, maar eerder voor mij gevaarlijk, want een afleiding of potentiĆ«le verslaving. En dat ik moest doen wat ik volgens de kerk moest doen, ook al vond ik het zwaar, of moeilijk, of niet leuk (of in elk geval in hoeveelheden die ik niet leuk vond, want mensen die mij kennen weten dat ik heus wel geĆÆnteresseerd ben in bijbelstudie en dat heus niet altijd tegen mijn wil in doe): bidden, bijbellezen, teksten uit het hoofd leren, evangeliseren. Al mijn vrije tijd ging hieraan op. Zelfs op momenten dat ik zou kunnen ontspannen probeerde ik me geestelijk te gedragen. Op verjaardagpartijtjes hoopte ik dat het gesprek op het geloof zou komen, en op vakantie nam ik een tas christelijke boeken mee die ik aan het eind ervan uitgelezen moest hebben. Ik ging hierin wat verder dan andere mensen, wat ook de reden was dat ik er overspannen van werd. Letterlijk. Het heeft me jaren gekost om daar wat van bij te komen. En daarom kwamen die woorden van mijn kringgenoten zo bij me binnen: er sprak dezelfde motivatie uit als die waarmee ik mezelf tot overspannenheid had gedreven.
Ik geloof niet dat het Gods bedoeling is dat wij overspannen zouden worden. Dat we een God welgevallige offerande zijn, of ons leven stellen tot een offer, betekent dus niet dat we voortaan alleen maar dingen voor God moeten doen die we liever niet zouden doen, die we doen met tegenzin, en dat wat we graag doen, waar we plezier in hebben, geen waarde of betekenis hebben voor God. In de redenering van mijzelf meer dan tien jaar geleden en in die van mijn kringgenoten waren volgens mij dan ook wat verkeerde aannames en zelfs leugens binnengeslopen.

Ten eerste zie ik een logische fout: dat je iets leuk vindt, wil niet zeggen dat het je niets kost, dat het geen offer is. Voor het schrijven van mijn boek heb ik heel wat vrije tijd opgeofferd. Ik heb geschreven in de trein (terwijl ik ook een boek had kunnen lezen, of computerspelletjes had kunnen spelen) en in het weekeinde (terwijl ik ook had kunnen uitslapen of kunnen internetten). Ik heb dagen vrij genomen om mijn manuscript te kunnen bewerken. Ik heb er zelfs een paar slapeloze nachten van gehad omdat ik mezelf onder druk zette om te presteren (dat was ongezond). Hoe graag ik ook schrijf, het kost een investering. Uit je passiviteit komen kost altijd iets. Het vergt altijd inspanning. De maatstaf is dus niet of je iets leuk vindt of niet, of iets graag doet of niet. Ik denk dat iedereen met een creatieve hobby of een passie het met me eens zal zijn. Het is voor een schilder confronterend om voor een wit doek te staan. Hij moet diep uit zichzelf putten om een kunstwerk te maken. Hij geeft iets van zichzelf. Ik ken ook mensen die het erover hebben dat ze iets creatiefs willen doen, willen tekenen of schrijven, maar het na jaren nog steeds niet hebben gedaan. Ook al willen ze het zelf heel graag, vinden ze het leuk, is het hun verlangen, ze hebben het offer, de investering nog niet kunnen opbrengen.

Ten tweede zie ik een kronkel in het denken over onze motivatie als mensen. Wat we doen, of we het nou graag doen of niet, komt voort uit onze wil. Klinkt eenvoudig, nietwaar? Onze wil, het instrument in ons waarmee we keuzes maken, leidt tot onze gedragingen, onze handelingen. Ons gedrag komt van binnenuit. Nu kunnen we dingen doen omdat we het zelf willen, uit een positieve motivatie. Die motivatie kan van alles zijn. Het kan zijn dat we er plezier in hebben (zoals ik met het schrijven, of het kijken van een goede film). Maar dat hoeft niet. We kunnen iets ook willen omdat we iemand anders willen helpen. Als ik een vriend help met klussen in zijn nieuwe huis, is dat niet iets dat ik uit mezelf zou willen doen (ik heb twee linker handen), en niet iets dat ik erg leuk vind, maar ik doe het graag, omdat die vriend mijn hulp goed kan gebruiken. Andere dingen doe ik omdat ik er op langere termijn profijt van heb (ik laat een gebakje staan, omdat ik over een paar maanden mijn extra kilo’s weer kwijt wil zijn). Uit mezelf zou ik het gebakje misschien nemen, maar ik kies ervoor het te laten staan omdat ik iets anders wil. Positieve motivatie. Bij de dingen die we uit zo’n positieve motivatie willen, zullen we niet mopperen. Ik zal niet mopperen op de vriend die me vroeg hem te helpen, en ik zal niet zeuren over het gebakje dat ik heb laten staan. Ik heb er zelf voor gekozen.
Anders is het bij negatieve motivatie, als ik iets doe omdat het op de een of andere reden moet, omdat ik erdoor gedwongen wordt. Daarbij heb ik zelf geen vrijheid om te kiezen, mijn handelen wordt bepaald door factoren van buiten, of anderen. Dat kunnen omstandigheden zijn: ik moet nu eenmaal belasting betalen, ook al doe ik dat liever niet, omdat het verplicht is. Het kan zijn dat anderen onze vrijheid afnemen: ik moet op mijn werk bij een vergadering zitten, omdat mijn baas me heeft gezegd dat ik het moet. Ik moet misschien overwerken omdat ik een deadline heb. En het kan God zijn die me inperkt: ik moet bijbellezen of bidden omdat God anders boos op me wordt, of omdat ik anders geen goed christen ben. Ik moet naar de kerk, omdat ik anders niet naar de hemel ga. Als ik dingen doe uit een negatieve motivatie, ervaar ik ze als een last. Ik zucht eronder. Ik ga eraan onderdoor.
Volgens mij zagen mijn kringgenoten (als ik ze goed interpreteer) een offer als iets dat je doet uit de tweede motivatie: iets dat je doet, terwijl je het zelf niet wilt. Maar de Bijbel heeft daar een woord voor: huichelarij. Lees de bergrede maar eens. Of Jezus’ uitval tegen de FarizeeĆ«n in Mattheus 23. Hij heeft geen goed woord over voor mensen die het juiste gedrag laten zien aan de buitenkant, terwijl ze het eigenlijk niet willen, terwijl ze liever iets anders zouden doen. Witgekalkte graven, noemt hij ze. In de bergrede wijst Jezus steeds opnieuw naar de motivatie. Het is niet genoeg dat je nooit iemand hebt gedood, zegt hij, je haat voor iemand is in zichzelf al zondig. Als je je alleen maar goed gedraagt omdat je bang bent voor straf, of omdat je door God voor je heiligheid beloont wilt worden, is je zogenaamde rechtvaardigheid niets waard. God ziet het hart aan. Hij is niet onder de indruk van een toneelspel. Hij wil mensen zien die echt, oprecht leven, die vrij zijn, die zichzelf zijn. Niet mensen die zich hebben laten binden door hun omstandigheden, door andere mensen, of door verkeerde Godsbeelden.
Wat God verlangt - kort gezegd, dit bericht dreigt al behoorlijk lang te worden - is dat onze daden en woorden worden gemotiveerd door de liefde. Liefde voor God, liefde voor onze medemens, liefde voor de schepping, liefde voor onszelf als waardevolle personen. Dit is de motivatie die voor God telt. Wie lief heeft, zegt de bijbel, heeft de wet vervuld. En als je lief hebt zul je offers brengen: je zult iemand een geschenk geven, je helpt iemand die in nood is, je zit bij iemand aan het ziekbed, je komt uit je comfort zone, je schrijft een gedicht, je maakt een schilderij, je doet allerlei dingen, leuk of minder leuk, uit liefde. Of iets leuk of minder leuk is maakt niet eens meer uit: het gaat je om degene van wie je houdt. We zoeken het beste voor de ander. Dat is ons offer.

En waarom doen we dat? Omdat die ander ook van ons houdt. En als die ander ook van ons houdt, zou die dan ook niet datgene willen dat het beste is voor ons? Zou de ander niet willen dat wij helemaal onszelf zijn, tot bloei komen, genieten van ons leven? Dat is mijn derde bezwaar bij de opmerkingen van mijn kringgenoten: er spreekt een in mijn ogen verkeerd beeld van God uit. Want wat voor God is het die ervan zou genieten als wij dingen doen die we niet willen, met tegenzin, waar we aan onderdoor gaan? Wat voor God is het die ons onder een juk van verplichting zou willen zien worstelen, die ons onze eigenheid en persoonlijkheid wil zien verliezen, die ons zou willen zien lijden? Wat voor God is het die geniet van ons lijden, die dat als offer zou zien? Een sadistische god (let op de kleine letter). Misschien is het duidelijker als ik het vergelijk met ouders en kinderen. Stel dat een kind houdt van tekenen, en een middag besteedt aan een prachtige tekening, en het geeft dat aan zijn of haar moeder. Zou die dan zeggen: “Dat is geen offer, want het is iets dat je graag doet. Als je mij een geschenk wilt geven, moet je het huis schoonmaken, want dat is iets dat je niet uit jezelf zou doen. Of je moet gaan hardlopen, hoewel je het helemaal niet leuk vindt. Alleen dat kan ik zien als een geschenk aan mij.” Zo’n moeder zouden we toch allemaal aangeven bij de kinderbescherming? Ik sprak laatst met familieleden van mij, met jonge kinderen. Zij vertrouwden mij toe dat ze het meest genoten van hun kinderen als die bezig waren met iets dat ze graag deden. Ze genoten ervan als hun ene zoontje bezig was met tekenen, en de ander genoot van paardrijden. En weer een ander ging helemaal op in een computerspel. De kinderen hoefden niet alleen maar dingen te doen die moesten (alhoewel meehelpen in het gezin er ook bijhoort, dat vergeet ik heus niet), dingen die ze liever niet deden. Ze hoefden zelfs niet de hele tijd over hun schouders te kijken naar hun ouders en hun goedkeuring te vragen. Mijn familieleden genoten ervan als hun kinderen zichzelf waren. Zou God ook niet zo kunnen zijn?
Onbewust en onbedoeld maakten mijn kringgenoten God tot een sadistische ouder, die wil dat zijn kinderen lijden. Maar hij is een liefhebbende Vader, die zijn kinderen elke goede gave wil geven die van boven komt. Hij heeft zelf onze offers niet nodig, hij is niet van ons afhankelijk, dus heeft hij geen reden om ons te dwingen, te controleren of te manipuleren. Hij zoekt wat voor ons het beste is. En wat voor ons het beste is, is om te leven uit liefde, om van onszelf te geven aan Hem, onze medemensen, de schepping en onszelf. Om vrijgevig te zijn, niet omdat het moet, maar omdat we het zelf willen. Om te leven met overgave. Uit het hart. Daar geniet God van.
Als we worden opgenomen in de dans van liefde van de drie-eenheid worden we liefhebbende mensen. Dan gaan we geven van onze tijd, ons geld, onze aandacht. Dan doen we ook dingen die we zonder liefde misschien niet hadden gedaan, dingen die niet onze hobby zijn. Dan gaan we misschien zo ver als moeder Teresa om ons leven te spenderen onder mensen die door anderen worden verworpen. Of als Jezus die zich liet kruisigen. Maar we doen het niet omdat het moet, of omdat we anders straf krijgen, of omdat God alleen blij met ons is als we onszelf pijnigen.
Een bijbelverhaal dat vaak wordt gebruikt om christenen schuld aan te praten is de gelijkenis van Jezus van de Schapen en de Bokken in Mattheus 25. Jezus zegt tegen de 'schapen': "Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe." De bokken deden dat allemaal niet en worden gestraft. Maar het interessante is dat de ‘schapen’ zich helemaal niet bewust waren dat ze iets voor Jezus deden, dat het een offer was. "Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?" Ze deden het namelijk niet als offer aan Jezus, ze deden het niet omdat het moest. Ze deden het omdat ze het wilden, omdat ze van andere mensen hielden. Dat is waar het God om gaat, niet om het offer als zodanig, maar om de motivatie waaruit we leven. Dat is een offer dat voor God welgevallig is.