zondag 30 mei 2010

Sterven aan andermans verwachtingen

De film Speed Racer uit 2008 was nou niet echt bepaald een hoogtepunt uit de geschiedenis van de bioscoop. Maar toch zitten er stukjes dialoog in waar ik nog steeds aan terugdenk. Zoals de volgende, waarbij vader Racer aan zoon Speed vraagt: "Do you think you can drive a car and change the world? It doesn't work like that!" Speeds antwoord is: "Maybe not. But it's the only thing I know how to do, and I got to do something." Zelfs al denkt zijn familie dat zijn racen nutteloos is, hij doet wat hij weet dat hij moet doen. En uiteindelijk komt zijn familie achter hem staan, en helpt hem de overwinning te halen. Maar hij wacht niet tot hij de goedkeuring van zijn ouders heeft om te doen wat op zijn hart ligt!

Nog iemand anders die deed wat hij moest doen ook al werd hij niet bevestigd door zijn familie: Jezus. Hij weigert naar Jeruzalem te gaan, maar in Johannes 7 dringen zijn broers aan: ‘Blijf toch niet hier, ga naar Judea; dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet. Niemand doet toch iets in het geheim als hij bekend wil worden. Als je dit soort dingen doet, laat je dan zien aan de wereld.’  Het lijkt goed advies, maar het kwam voort uit een gebrek aan vertrouwen in Jezus. Er direct na staat namelijk: "Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem." En dus liet Jezus zich niet manipuleren.  Hij weigerde te voldoen aan de valse verwachtingen die zij in hun ongeloof over hem koesterden. Hun oordeel bepaalde niet zijn gedrag. "Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is."
In een ander gedeelte komen zijn moeder en broers hem opzoeken terwijl hij aan het spreken is tot een groep mensen. De culturele verwachting van die tijd was dat een man alles wat hij aan het doen was onderbrak om zijn moeder te woord te staan. Maar Jezus conformeert zich daar niet aan. De relatie die hij op dat moment had met de mensen om hem heen was belangrijker. "Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers?" vraagt hij. "Hij maakte een gebaar naar zijn leerlingen en zei: ‘Zij zijn mijn moeder en mijn broers. Want ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster en moeder." (Matteüs 12).
Ook in het verhaal van de bruiloft van Kana (Johannes 2) dringt Jezus' moeder er bij hem op aan een wonder te doen, maar laat hij zich niet manipuleren. "Mijn tijd is nog niet gekomen." Jezus is zich bewust van wie Hij is en wat zijn missie is. Daar laat hij zich door leiden, niet door de verwachtingen en eisen van anderen, niet door culturele en sociale mores, niet door wat 'goed en passend' is of wat 'hoort'. Ook naar zijn discipelen toe is hij hier heel streng over. Iemand komt bij hem en zegt dat hij Jezus wil volgen. "Maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten." Hij wil voldoen aan de verwachtingen van zijn familie. "Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God." (Lucas 9:62). Dat zal hard zijn aangekomen. Deze man liet zich tegenhouden door de eisen die anderen aan hem stelden. De verwachtingen van zijn omgeving waren zijn ijkpunt, daar keek hij naar om te zien of wat hij deed wel goed was, of hij op de juiste weg was. Als hij afweek van wat zijn familie wilde, waren zijn keuzes verkeerd. Maar bij het ploegen oriënteer je jezelf niet op wat achter je ligt. Als je dat doet, maak je alleen maar scheve voren. Je richt je op het land dat voor je ligt, daar ga je op af.  Paulus herhaalt dit in Filippenzen 3:14: "Maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus."
Willen voldoen aan de verwachtingen van anderen, ook al zijn het je ouders, je broers, je vrienden of je collega's, maakt je altijd onvrij. Wat je vrijmaakt is een visie te hebben waar je boven alles naar verlangt, wat je in staat stelt om niet te luisteren naar aanklachten, beschuldigingen, verwijten en manipulatie van je omgeving. Ik geloof dat dit is waarom Jezus zegt (in een van de moeilijkst te begrijpen bijbelverzen): "Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn." (Lucas 14:26). Natuurlijk gaat het hier niet om 'een afkeer hebben van', of 'willen dat ze dood waren', of 'niks meer mee te maken willen hebben'. De bijbel roept ons op van mensen te houden, zelfs van onze vijanden! Onze naaste liefhebben en God boven alles is onze opdracht. De Nieuwe Bijbelvertaling geeft het weer als 'breken met zijn vader en moeder en vrouw et cetera', maar dat lijkt ook weer op 'de relatie verbreken'. En dat lijkt me ook niet wat Jezus kan bedoelen. Een deel van het geheim ligt in het vers dat hierop volgt: "Wie niet zijn kruis draagt en mij op mijn weg volgt, kan niet mijn leerling zijn." Het 'haten' waar Jezus over spreekt is dus een soort 'sterven'. Volgens mij wil dat zeggen dat vader, moeder, vrouw, kinderen, broeders en zusters, ja zelfs het eigen leven, geen invloed meer op je hebben. Dat jouw leven daar niet meer door bepaald wordt. Dat je ervoor 'gestorven' bent. Dat wil niet zeggen dat je niet van ze houdt, en ook niet dat je je niet voor ze inzet, maar dat doe je niet meer omdat ze een claim op je hebben, of omdat zij je daartoe dwingen of manipuleren. Je doet het uit vrijheid. Jouw keuzes worden niet meer beïnvloedt door partijen buiten je. Zelfs niet meer door de zelfzuchtige eisen van je eigen lichaam dat roept om veiligheid boven alles en niets liever wil dan elk risico vermijden.
Om op een assertieve manier te zeggen tegen deze partijen: "Ik houd van je, ik begrijp dat je deze en deze verwachtingen van me hebt, maar ik kan die niet voor je waarmaken. Dit is namelijk wat ik moet doen en dat ga ik doen." Dat is het sterven waar Jezus over spreekt. Dit is moeilijk en pijnlijk. Het kost bloed, zweet en tranen. Je zult worden geconfronteerd met beschuldigingen, mensen zullen je de rug toekeren, ze zullen je niet begrijpen en ze zullen misschien het contact verbreken. Jezus vergelijkt het niet voor niets met een kruisiging. Maar het is wat je moet doen om het leven en de vrijheid te vinden die God voor je in gedachten heeft. Wat God over je zegt, wat God aan verlangens in je hart heeft gelegd, zijn karakter en zijn natuur, dat is het ijksnoer van je leven. Dat is waar je je op moet richten. En niet op de verwachtingen van mensen. Als jij weet dat je moet autorijden, dan moet je dat doen. Ook al zegt de hele wereld dat het geen effect kan hebben, dan het geen zin heeft, of dat er niks mee bereikt wordt. We zeggen: "What I do is me, for that I came!" - zoals in het gedicht van Gerard Manley Hopkins

Breken met de verwachtingen van anderen is iets dat je zelf moet doen. Je kunt het niet neerleggen bij de ander zelf. Je kunt niet van de ander verwachten dat die ophoudt verwachtingen te stellen. Dan val je in precies dezelfde valkuil. Je kunt jouw probleem niet bij hem of haar neerleggen, want dat is precies wat hij of zij bij jou doet. Als je reageert uit woede of frustratie laat je zien dat je nog steeds anderen de schuld geeft, dat je nog steeds de ander verantwoordelijk acht voor wat jij doet en bent. Het is goed om te begrijpen welke processen er hebben gespeeld in je opvoeding (en misschien nu nog steeds spelen) en hoe dat je beslissingen heeft gevormd en nog steeds vormt. Maar je hoeft niet te wachten op volledig begrip en begrijpen is in zichzelf niet de oplossing. Je kunt het verleden namelijk niet veranderen. Je kunt de ander in het heden niet veranderen. Je kunt alleen ervoor kiezen om zelf anders te gaan handelen. En zelfs dat is beperkt: je kunt niet jezelf veranderen, je kunt niet met een knip van je vingers je totale persoonlijkheid omgooien. Je kunt ook aan jezelf niet verwachtingen stellen - je moet sterven aan je eigen leven. Wat je kunt is in dit moment, op deze plek waar je bent, kiezen voor de waarheid. Niet gisteren (dat is voorbij), niet morgen (dat is er immers nog niet), maar vandaag kun je doen wat goed is, kun je jezelf zijn.

De goede verstaander heeft wel begrepen dat dit dingen zijn waar ik zelf mee worstel. Deze blog is echter niet de plek om die worstelingen uit de doeken te doen (er zijn namelijk nog andere personen dan ik bij betrokken). Ik sluit af met een stukje uit het boek The Mom Factor van dr. Henry Cloud en dr. John Townsend: "Remember the bumper sticher: 'I'm mad as hell, and I'm not taking it anymore!'? No one knew what the driver was mad about, but we all identified with the feeling. The truth is: you don't have to take it anymore. You don't have to let other adults parent you. but that requires the first step: Get sick and tired of being sick and tired. If you are living under the demands and expectations of people, feeling judged every time you don't do what they think you should, you are probably sick and tired. But are you sick and tired to do something about it? This is the point of change - when you realize you have been trying to please parent figures long enough and want to be your own adult. When you get to this point, the time has come for a revolution. It is time to revolt and establish your own government inside. Use your anger and tiredness to fuel the revolution." Dat is waar ikzelf me bevind. Ik ben er moe van zo moe te zijn. Ik ben er moe van te moeten voldoen aan andermans idealen. Ik ben er moe van de oudste broer te zijn. Ik wil vrij zijn. Ik wil mezelf zijn. Ik wil leven.

zaterdag 29 mei 2010

Prehistorische inktvissen, hobbitstee, filmtrailers en genade

Inktvissen, of nauwkeuriger: koppotigen, zijn een zeer succesvolle groep dieren. Ze bezetten tal van niches in de oceanen. Van plankton en dwergoctopusjes tot de twee soorten reuzenpijlinktvissen die het leven van potvissen soms onveilig maken. Ze zijn bovendien voor ongewervelde dieren behoorlijk intelligent, kunnen beter van kleur veranderen dan kameleons en hebben armen die van alles kunnen vastgrijpen. Dat ze het land nog niet hebben veroverd is onbegrijpelijk (maar volgens The Future is Wild is dat een kwestie van tijd). Ze zijn bovendien ook een heel oude groep dieren. De analyse van een bekend fossiel laat zien dat het gaat om een koppotige van 500 miljoen jaar oud! De Nectocaris had ogen op steeltjes, een afgeplat lichaam met een vin en twee grijparmen. Hij was maar 5 centimeter groot, maar toch: zijn achterachterkleinkinderen zijn nog steeds succesvol.

Herinner je je de serie die ik heb geschreven over schepping en evolutie? Marnix Medema geeft nog een ander argument voor de gemeenschappelijke afstamming van mensen en apen: de zogenoemde pseudogenen. Genen die als gevolg van een mutatie hun functie verloren hebben en zinloos zijn geworden, zoals het gen voor de vorming van vitamine C. Dat is bij mensen beschadigd en daarom moeten wij zoveel fruit eten. De mutaties blijken bij andere diersoorten op dezelfde plek in het DNA te liggen en ook dezelfde vorm te hebben, wat suggereert dat ze in de tijd zijn doorgegeven. Overtuigend.

Dit is denk ik het enige poppenhuis dat ik wel zou willen hebben: een miniatuurversie van Hobbitstee! Okee, ik ben geeky. Ik wilde ooit mijn huis inrichten als Rivendel.

De nieuwste trailer van Inception (kijken! Dit wordt een gave film), direct geparodieerd met de beschikbare beelden van Toy Story 3. Hilarisch!

Op the Rabbit Room vond ik een overdenking dat een goed punt maakt over het evangelie - het goede nieuws. Dat is geen uitnodiging. Geen opdracht. Maar een aankondiging: "The Gospel is not anything, it is something. It is particular information. It is not advice. It is not a “How To” book. It is not, as are the religions of the world, a set of things to be accomplished by you and me for a reward. As some one has said, “The religions of the world are ‘do, do, do,” and Christianity is ‘done.’” That is happy news.The Gospel is the Good News that the battle is won, the king has defeated the enemy, and we are free. "

Een interview met ene Tullian Tchividjian over wet en genade maakt een punt dat ik ook soms maak, namelijk dat het antwoord op passiviteit hetzelfde is als dat op wetticisme: genade. "Legalism and lawlessness are typically presented as two ditches on either side of the Gospel that we must avoid. If you start getting too much law, you need to balance it with grace. Too much grace, you need to balance it with law. But I’ve come to believe that this “balanced” way of framing the issue can unwittingly keep us from really understanding the gospel of grace in all of its depth and beauty." Het is dus niet zo dat sommige mensen een 'schop onder de kont' nodig hebben en dus met verplichtingen doodgegooid moeten worden. "Some of us think the only way to keep licentious people in line is by giving them the law. But the fact is, the only way licentious people start to obey is when they get a taste of God’s radical acceptance of sinners. Those who end up obeying more are those who increasingly understand that their standing with God is not based on their obedience, but Christ’s."

De Naked Pastor, die ik soms aanhaal (en die pijnlijk scherpe cartoons tekent), is in Haïti.

Citaten uit 'Between Noon and Three'

Een commentator op de Internetmonkblog zei zoiets als: 'Wie The Shack ziet als ketterij, zal voor dit boek met fakkels en hooivorken op pad gaan.' Nu ben ik een groot fan van The Shack, omdat dit boek een voor mij accurate beschrijving geeft van Gods liefde en de relatie die Hij met ons wil hebben. Deze aanprijzing was dus koren op de molen. Vooral omdat ik al meer van de schrijver Robert Farrar Capon had gelezen en was aangeraakt door zijn voortdurende nadruk op de genade van God, zijn frisse blik op bekende bijbelgedeelten en de manier waarop hij serieuze onderwerpen en aansprekende humor combineert. Ik aarzelde niet lang en bestelde Between Noon and Three. En het is inderdaad een schokkend boek, dat de innerlijke Farizeeër ontmaskert en ontwapent.
Het boek combineert een verhaal over een affaire tussen een professor en een van zijn studenten (ja, schokkend!) met een zeventiende eeuwse preek, een discussie met de lezers, en nog veel meer, om maar duidelijk te maken dat de liefde van God niets te maken heeft met wat wij doen. Dat is volgens Capon nu juist de betekenis van het kruis, dat God uit vrije wil ervoor gekozen heeft zelf te lijden aan de gevolgen van onze keuzes, onze zelfzucht, ons falen, onze 'dood'. Wij zijn niet in staat om onszelf te veranderen, om onze ikgerichte patronen blijvend op te heffen. In dat opzicht zijn we dood. Deze dood is net zo zeker en vast als onze lichamelijke dood. Maar wat de bijbel zegt is dat we in Jezus zijn opgewekt uit de dood. Jezus associeerde zichzelf met ons in onze dood en droeg daarvan alle gevolgen, en wij zijn in Hem besloten in zijn opstanding uit de dood. De hele schepping is levend gemaakt in Hem. Dat is realiteit! Er zijn geen mensen die niet inbegrepen zijn in het werk van Jezus. Volgens Capon hoeven we dat alleen nog maar te accepteren - accepteren dat we dood zijn op onszelf, en levend in Christus. Wie weigert deze realiteit te aanvaarden, wie zijn ogen stijf gesloten houdt voor Gods aanbod, kan het leven (dat al van hem is!) niet ervaren en blijft dus daarbuiten in de duisternis. Ik zou zelf enkele nadrukken anders leggen dan Capon, vooral als het gaat om het koninkrijk dat komt en de natuur van de 'hemel', maar dat is mijn stokpaardje nu eenmaal. Wie niet bang is geconfronteerd te worden met zijn innerlijke zeurpiet (de innerlijke 'oudste broer' uit de gelijkenis), zal door dit boek onder de indruk komen van de liefde van God en de vrijheid die we bezitten. Hij is werkelijk goed!
Ik ga hier geen lange recensie van maken, ik wilde eigenlijk alleen een paar citaten die ik had opgeschreven delen om jullie enthousiast te maken.

'There is no way of tying the kingdom of heaven to anything we do. It comes because the king makes it come, not because we give it a helping hand.'

'To be what the Law says we should be, is the only way we can be what we really are.'

'The law ... stands. I cannot topple it, and God does not. But there is no law that stands against God's acceptance of those who break it, should God by his own devices, choose to accept them. The gospel is simply the announcement that God does indeed so choose.'

'We come before Christ, even in judgment, by the power of his cross and resurrection only; our contribution to the process, like Lazarus's, is simply our death, not our good or bad behavior.'

'Hell is the ultimate unreality; it is unbelief in the only set of facts there is.'

“Grace cannot prevail until law is dead; there is no way of seeing clearly the freedom to which we are being driven until morality has been bound, gagged, and stuffed unceremoniously in the trunk. That is the fundamental oddity of our condition; and while there is no way of tempering its oddness, there are at least precedents to keep us from expecting it to go away. The classic parables of grace always involve the flaunting of some immorality, some inequity, some gratuitously offensive detail. The Father’s free acceptance of the Prodigal is not fully portrayed until he orders the slaying of the fatted calf and the Elder Brother rightly observes that all his years of goodness never got him even a goat. The gracious beneficence of the Owner of the Vineyard is not driven home until those who worked but one hour are paid not only equally with the rest but ahead of them as well. The Good Samaritan is simply an insult: to Jesus’ Jewish audience, there were no good Samaritans; to make a hero of one was to stand truth on its head. Let me refine that a little. I said grace cannot prevail until law is dead, until moralizing is out of the game. The precise phrase should be, until our fatal love affair with the law is over — until, finally and for good, our lifelong certainty that someone is keeping score has run out of steam and collapsed. As long as we leave, in our dramatizations of grace, one single hope of a moral reckoning, one possible recourse to salvation by bookkeeping, our freedom-dreading hearts will clutch it to themselves. And even if we leave none at all, we will grub for ethics that are not there rather than face the liberty to which grace calls us. Give us the parable of the Prodigal Son, for example, and we will promptly lose its point by preaching ourselves sermons on Worthy and Unworthy Confession, or on The Sin of the Elder Brother. Give us the Workers in the Vineyard, and we will concoct spurious lessons on The Duty of Contentment or The Moral Aspects of Labor Relations.
Restore to us, Preacher, the comfort of merit and demerit. Prove for us that there is at least something we can do, that we are still, at whatever dim recess of our nature, the masters of our relationships. Tell us, Prophet, that in spite of all our nights of losing, there will yet be one redeeming card of our very own to fill the inside straight we have so long and so earnestly tried to draw to. But do not preach us grace. It will not do to split the pot evenly at four A.M. and break out the Chivas Regal. We insist on being reckoned with. Give us something, anything; but spare us the indignity of the indiscriminate acceptance.
Lord, let your servants depart in the peace of their proper responsibility. If it is too much to ask, send us to bed with some few shreds of self-respect to congratulate ourselves upon. But if that is too hard, leave us at least the consolation of our self-loathing. Only do not force us free. What have we ever done but try as best we could? How have we so hurt you, even by failing, that you should now turn on us and say that none of it makes any difference, not even our sacred guilt? We have played this game of yours, and it has cost us.
Where do you get off suggesting a drink at a time like this?” (Gekopieerd van deze blog).

vrijdag 28 mei 2010

Aanstootgevende liefde

Sommige bijbelgedeeltes lijken soms gesneden koek. We hebben er vaak over horen preken, kennen de verhalen al uit de kinderbijbel, en kunnen de liedjes en liederen erover dromen en dus denken we dat we ze wel kennen. De storm op het meer, hoe kwam Mozes door de rode zee?, het verloren schaapje (in mijn versies altijd 'zwartkopje'), ga zo maar door. Een van die gedeeltes die we van buiten lijken te kennen is het verhaal van de 'verloren zoon' in Lucas 15. Ik denk dat de meeste lezers van mijn blog het wel kunnen dromen. Ik ook. Maar eigenlijk pas de laatste week realiseer ik me dat ik altijd een belangrijk aspect over het hoofd heb gezien, dat deze gelijkenis in een ander licht zet, en het verhaal pas echt 'aanstootgevend' maakt ...

Alleen al hoe we het verhaal noemen, laat echter zien dat we het niet begrepen hebben. We vertellen het namelijk als een verhaal over de zoon, die zo dom was om naar een ander land te gaan en daar tot armoede te vervallen, en hoe hij uiteindelijk toch weer thuis mocht komen. Maar de 'pointe' van het verhaal is niet het gedrag van de verloren zoon (of dat van zijn broer), maar dat van de vader. Het gaat om wat de vader doet. Hij is de hoofdpersoon. Het verhaal begint met hem: 'Iemand had twee zonen'. Het thema van het verhaal is de liefde van de vader, die niets te maken heeft met het gedrag van zijn kinderen.
En hoe dat aanstootgevend is voor het menselijke religieuze denken van 'voor wat hoort wat'.
Onze weergave van de gelijkenis neemt vaak (onbewust en waarschijnlijk ongewild) een deel van deze scherpte weg. Ons ingebakken morele kompas, onze innerlijke wetgeleerde, maakt de boodschap stiekem toch tot wat wij moeten doen. We moeten terugkeren naar God, als we merken dat we bij de varkens zitten. We moeten belijden dat we er verkeerd aan hebben gedaan bij hem weg te gaan. Ik ben de laatste die zal zeggen dat we dit niet moeten doen. Maar het is niet waar het in deze gelijkenis om gaat. Het gaat er juist om dat we helemaal niets hoeven doen. God heeft ons al alles gegeven. De verlossing is realiteit. Of we nu diep in zonde leven, of zo religieus zijn als de strengste Farizeeer, of we nu Adolf Hitler heten of Moeder Teresa, of we nu meer lijken op de jongste of op de oudste broer: God houdt van ons. Hij houdt van ons en heeft ons daarom alles gegeven dat Hij ons kon geven. We zijn gezegend met alle zegeningen van de hemelse gewesten, zegt Paulus in Efeze 1:3. Dat had helemaal niets te maken met iets dat wij waren of deden. Het was geen beloning voor goed gedrag, geen betaling voor verrichtte diensten, geen afkoopsom om ons goede gedrag te verzekeren. Het was 'een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan' (Efeze 2:8). Er zaten geen touwtjes aan vast. We kunnen het geschenk niet verspillen door ons immoreel te gedragen, en we hoeven er niets voor terug te doen in de vorm van morele daden. We hoeven niet eens dankbaar te zijn! We zijn vrij. Het is onze eigen keuze of we het geschenk aannemen of niet. Maar je moet wel heel dom zijn of zo'n geweldig aanbod te negeren.

Het verhaal dat Jezus vertelt, maakt dat op een schokkerende manier duidelijk. Kijk maar wat er staat in het begin, als de jongste van de twee zoons om de helft van de erfenis heeft gevraagd: "De vader verdeelde zijn vermogen onder hen." Dit heb ik nooit (echt nooit!) gehoord in enige uitleg van deze gelijkenis. Of ik heb er altijd over heen gelezen. Alleen Robert Farrar Capon wijst erop. De vader gaf dus niet alleen de jongste zoon zijn deel van zijn bezittingen, maar hij gaf de andere helft aan de oudste zoon. Ze kregen allebei een grote zak geld (en meubels, en land, enzovoorts, enzovoorts). De man hield niets meer over. En vervolgens zijn de twee zoons vrij om te reageren. De jongste gaat weg van huis, doet alles wat God verboden heeft, maar ervaart al snel de gevolgen van zijn keuzes. Hij komt tot zichzelf als hij berooid, hongerig bij de onreine varkens zit. Zijn beslissingen hebben hem niet de vervulling gebracht waar hij op gehoopt had. Hij beseft dat hij beter af was geweest als hij bij de vader was gebleven. En hij gaat terug. Dan blijkt dat hij de liefde van de vader niet had verspeeld. Hij wordt ontvangen als een koningszoon, en het gemeste kalf (bestemd voor grote gebeurtenissen) wordt geslacht. De zoon kan het alleen maar laten gebeuren. Hij was nooit een slaaf van de vader, en zou dat ook nooit worden. Hij was een zoon en dat zou hij altijd zijn. En nu, voor het eerst, accepteerde hij dat als realiteit.

Zijn broer reageert heel anders. Hoe kan de vader die losbandige hoerenloper op een feest verteren?, briest hij. Hij heeft zijn geld verbrast, heeft onverantwoordelijk gehandeld, en nu mag hij zomaar terugkomen? Zo hoort het niet! De oudste zoon is eigenlijk stikjaloers! “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren." Hij ziet de vader niet als vader, maar als directeur. En hij meent dat het zijn taak als zoon is om hard te werken en te doen wat de vader hem opdraagt. Dat hij omdat hij dat doet, recht heeft op de gaven van de vader. Eigenlijk is hij zelfzuchtig. Hij geeft niet om zijn vader. (Zoals ik weinig opheb met de directeur van de organisatie waar ik werk, daar hoef ik niet echt een persoonlijke relatie mee, zolang ik mijn loon maar krijg uitbetaald). Wat de oudste zoon wil is feestvieren met zijn vrienden. Niet met zijn vader. Als hij met zijn vader wilde feestvieren zou hij wel naar binnen zijn gegaan bij het feest dat op dat moment aan de gang was. Eigenlijk wilde hij precies hetzelfde als wat zijn jongere broer had gedaan: weg bij de vader en er op los leven. Maar dat durft hij niet omdat hij denkt dat hij verplicht is te werken. Hij ziet zichzelf als een dienstknecht.
Maar wat is nou het schokkerende? Hij was altijd al vrij om te doen wat zijn jongste broer had gedaan. De vader zegt tegen hem: "Jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou." Nou zou ik nog aarzelen om zomaar een bokje te slachten dat van mijn vader was, of om ongevraagd zijn geld uit te geven. Zelfs als hij zoiets zou zeggen. Je zou er toch nog verantwoordelijkheid voor moeten afleggen. Maar wat is hier het geval? Alles wat van de vader was, was letterlijk van de oudste zoon. De helft van het bezit van de vader was namelijk naar de jongste zoon gegaan en de helft naar de oudste. De jongste had zijn deel verzilverd en was op reis gegaan. De oudste had het geschenk niet geaccepteerd. Hij was namelijk vrij om het ook te verzilveren en weg te gaan, zonder dat hij aan de vader verantwoording had moeten afleggen. Hij had zoveel feesten kunnen vieren met zijn vrienden als hij had gewild.  Hij had naar de hoeren kunnen gaan, net als zijn jongere broer. Hij had alles kunnen doen wat hij wilde! Al het bezit van de vader was hem als een geschenk gegeven. Wat hij er ook mee deed, dat zou daar niets aan veranderen. De liefde van de vader zou hetzelfde blijven. Maar hij weigerde het als een geschenk te ontvangen. Hij bleef het zien als het bezit van de vader, iets waar hij voor moest werken, waar hij zijn best voor moest doen, wat hij moest verdienen. Hij accepteert niet de realiteit. En omdat hij niet de realiteit accepteert, sluit hij zichzelf buiten van het feest en de relatie met de vader. Hij blijft in de duisternis achter. Hij heeft zichzelf buiten de deur gesloten.
Het ging de vader er nooit om dat zijn zoons voor hem zouden werken. Het ging hem niet om hun gehoorzaamheid. Het ging de vader kennelijk nooit om zijn bezit. Hij doet er zonder mopperen afstand van. Hij verdeelt het over zijn zoons, zonder zelf iets over te houden. Waar het de vader om ging was om een relatie met hen te hebben. Om met hen te leven en te feesten. Om hun vader te zijn.

Jezus gebruikt dit als een voorbeeld van de liefde van God. Die is een realiteit, waar niets wat wij doen iets aan kan veranderen. Het is een geschenk. Wil je zondigen? Doe dat dan, je bent vrij! Wil je toegeven aan verslavingen? Doe dat, in plaats van je verlangen uit religieus schuldgevoel te onderdrukken. Word je moe van al die activiteiten, het eindeloze bijbellezen en bidden? Doe het dan niet! Er is niemand die je ertoe verplicht, niets dat je ermee kunt verdienen. Ben je jaloers op mensen in de wereld die 'alles mogen'? Jij mag ook alles! Er is geen enkele reden om jaloers te zijn. Er is geen reden waarom je niet hetzelfde zou mogen als zij. De bijbel waarschuwt echter wel dat sommige keuzes gevolgen hebben. De jongste zoon (waar de oudste broer jaloers op was) eindigde in de goot, ver weg van huis. Toen hij thuis kwam stonk hij nog naar de varkens. Dat is niet wat de vader voor zijn kinderen in gedachten had. Net zo heeft God voor ons 'leven in overvloed' (Johannes 10:10) in gedachten, en waarschuwt hij ons voor keuzes die ons ons leven, onze vrijheid en onze persoonlijkheid ontnemen. Maar wat wij ook kiezen, wat we ook doen, welke gevolgen we ook bewerken voor onszelf en anderen, het verandert niets aan het feit van de onvoorwaardelijke liefde van God. Hij houdt van ons, en hoopt dat wij die realiteit uiteindelijk willen aanvaarden. Dat we ons door Hem willen laten liefhebben. Dat we willen binnenkomen bij het feest. Dat we zijn zonen willen zijn. Zijn geliefde kinderen. We zijn er zelf verantwoordelijk voor als we onszelf willen blijven zien als zijn werknemers, als we willen blijven vasthouden aan het principe van 'voor wat, hoort wat'. Als we gefrustreerd blijven verlangen naar een geitenbokje dat we ons niet hebben toegelaten te eten met onze vrienden, boven het gemeste kalf, de overvloeiende feestvreugde, dat al voor ons klaarstaat in het huis van God.

Dat is hoe veel God van ons houdt. Dat is hoe vrij hij ons maakt. Dat is aanstootgevende liefde.

maandag 24 mei 2010

Post-boekblues

Zo heb je de winterdepressie overleefd, kom je terecht in een post-boekdip. Ik heb begrepen dat vrouwen na de geboorte van hun baby last kunnen krijgen van een post-natale depressie. Ik heb eigenlijk nooit erg goed begrepen waarom dat kon gebeuren, maar nu heb ik een klein beetje (ik herhaal: een klein beetje) een idee. Je leven stond namelijk maandenlang in het teken van je zwangerschap. Je leefde toe naar het moment dat je baby geboren zou worden. Je knutselde aan de kinderkamer, deed zwangerschapsgymnastiek, at andere dingen, dacht na over wat de toekomst zou zijn et cetera. Je zwangerschap vormde je identiteit. En plotseling is het voorbij. Het moment waar je naar toe leefde, is voorbij. Wat je identiteit bepaalde, is van je afgenomen. Het verlangen is realiteit geworden, een realiteit waar je je opnieuw aan moet aanpassen. Het is alsof er een steunbeer onder je vandaan wordt gezaagd. Je moet een nieuw evenwicht vinden, een nieuw doel om voor te leven.

Mijn boek heb ik ook meerdere malen aangeduid als 'mijn baby'. Al meer dan drie jaar, misschien zelfs vijf jaar, was ik 'zwanger' van dit boek. In 2006 praatte ik er al met anderen over dat ik een bijbelstudieboek wilde schrijven, dat ik wat ik geleerd had op papier wilde zetten en met anderen wilde delen. Mijn artikelen die ik toen schreef voor bijbelstudietijdschrift Bode hadden als impliciete doel als basis te dienen voor zo'n boek. Het kostte me moeite om daadwerkelijk aan dit grote project te beginnen, er was een valse start, maar voorjaar 2008 kreeg ik de inspiratie en begon ik dan echt. Twee jaar lang werd mijn leven bepaald door het boek. Ik schreef eraan: elke dag in de trein en in het weekeinde in de Coffee Company. Ik sprak erover met vrienden en kennissen. Ik worstelde ermee als ik niet kon schrijven. Ik las zelf andere boeken met de vraag wat die aan mijn verhaal konden toevoegen. Ik fantaseerde over reacties van anderen en recensies (ja, ik ben wat narcistisch ingesteld. Misschien elke schrijver wel een beetje). Ik vergaapte me aan het omslagontwerp, en ik wachtte met spanning op het erste exemplaar. En toen lag het boek er. Je zou denken dat je als schrijver dan erg blij bent (was ik natuurlijk ook). Ik liet mijn boek aan allerlei mensen zien, praatte erover, bleef er zelf ook door bladeren. Een droom was uitgekomen.
Maar tegelijk begon ik slecht te slapen. De laatste twee weken voor mijn Indiareis was ik voortdurend moe. Ik probeerde maar 'bij te slapen', maar tevergeefs. Ik was totaal uitgeput. India betekende een kortdurende energieopleving (na een wel heel vermoeiende heenreis), en nadat ik terugkwam was ik nog een week vitaal. Maar ik merkte al snel dat het bijhouden van mijn blog als een zware verplichting aanvoelde (terwijl ik hem voor mijn reis met veel plezier schreef en onderhield), dat ik me niet meer aan mijn dieet kon houden en begon te snoepen, dat ik op mijn werk minder productief werd, en dat ik meer vluchtte in bijvoorbeeld internet. Twee weken geleden voelde ik me al een heel weekeinde lang moe . Ik dacht dat het kwam omdat ik een verstopte neus had (had ik ook), of een beetje grieperig was. De vermoeidheid bleef de hele week. Het hemelvaartweekeinde was ik ook moe. De nacht van zondag op maandag was erg kort, omdat ik naar de bioscoop was geweest. De volgende nachten gebruikte ik slaapmiddelen om maar aan genoeg uren te komen. Ik deed mijn best om op tijd op bed te liggen. Toch lukte het me niet om echt uit te rusten. Ook het pinksterweekeinde wilde ik uitslapen zodat ik mijn achterstand kon inhalen. Maar ook al lig ik tien uur op bed, als ik wakker word, ben ik nog moe.
Koppel dat aan de piekergedachten die ik de afgelopen weken heb, en een terugkerende worsteling met een negatief zelfbeeld. Een bekende 'vijand' voor me. Ik blijk het nog steeds heel moeilijk te vinden om niet aan mijn eigen of andermans verwachtingen te kunnen voldoen. Ik houd mezelf nog steeds een maatstaf voor. En ik heb in mijn achterhoofd steeds het bange vermoeden dat ook God mij tekort vindt schieten. En deze dingen vormen een vicieuze cirkel: doordat ik moe ben en lusteloos en negatief over mezelf denk, slaap ik onrustig en blijf ik moe. Doordat ik moe ben en lusteloos ga ik meer eten, daardoor kom ik weer aan, daardoor denk ik nog negatiever over mezelf. Ik probeer mezelf voor te houden dat ik wel vaker in zo'n bui heb gezeten en er steeds ben uitgekomen. En ik klem mezelf vast aan de waarheid dat God van mij houdt, echt, onvoorwaardelijk, welke verwachtingen of maatstaven ikzelf of mijn ouders of de kerk mij ook opleggen.

Ik ontleende meer dan twee jaar lang mijn betekenis aan het feit dat ik een boek aan het schrijven was. Dat gaf mijn leven zin. En nu heb ik dat niet meer. Ik keek van de week de film Sherlock Holmes, en werd opnieuw getroffen door Conan Doyles schets van een gedreven mens, die als hij geen zaak om handen heeft vervalt in een duistere depressie. Holmes heeft zijn werk nodig, zijn opdrachten, om zich te focussen en zin in het leven te hebben. Daar herkende ik wel wat van. En vandaag las ik ook nog eens deze blog van The Christian Monist: 'Facebook, twitter and the meaning of life'. Hij schrijf dat hij juist een zoveelste afwijzing heeft ontvangen van zijn manuscript. En dat hij daardoor in een dip is geraakt. Hij stelt dat mensen verlangen naar betekenis. Dat ze van waarde willen zijn. En hij suggereert dat het dit is waarom mensen zo fanatiek bezig zijn op twitter en facebook. Ze willen hun leven betekenis geven. Zelf vraagt hij zich af of hij niet zijn manuscript en zijn blog zag/ziet als dat wat hem betekenis moet geven. En hij realiseert zich dat deze dingen dat niet kunnen. Ze kunnen niet in de plaats van God staan. Daarom komt hij uit bij de wijsheid van de bijbelse Salomo, die schreef: “All is vanity, a chasing after the wind. So what is left but to eat, drink and be merry.” I think if Solomon was here he would say, “I tried out for American Idol . . . and I won. I got a platinum record . . . but still I felt of no more value. Then I devoted my life to Christ, became a missionary in China, built a chain of Christian schools across Asia, wrote three hundred best-selling books . . . yet, for nothing. I went to church every morning for fifty years, never missing a day, yet all vain . . . chasing after the wind. I started the largest ministry in the US and was the pride of James Dobson . . . yet it was all worthless. Then, I realized that I was fully valuable in God’s eyes already and these other things didn’t matter. Then I knew that sitting in Starbucks with my son, eating a cinnamon roll, drinking a mocha and being merry of heart in the bright sun . . . is as good as it gets."  En heel eerlijk besluit hij met: "Now if I could only believe that once and for all."
In dat stadium bevind ik mij ook. Wie mijn boek al gelezen heeft (mijn advies: doen! Ook al brengt de schrijver het zelf nog niet allemaal in praktijk ...) weet dat ik betoog dat wat wij bezitten en doen ons niet betekenis kan geven. Het kan niet de plek van God voor ons innemen. Alleen God kan dat. Al het andere wordt, zodra we er iets van verwachten dat alleen God kan, voor ons een afgod. En nu word ik ermee geconfronteerd dat mijn schrijven op een bepaalde manier voor mij een afgod was, iets waar ik waarde aan ontleende. Terwijl ik al waardevol ben, puur en eenvoudig omdat God zegt dat ik dat ben. Zo waardevol dat Jezus voor mij is gestorven. Ik ben gekocht met de hoogste prijs denkbaar. Ik ben duur betaald. Dus ik ben waardevol. Geliefd zelfs. Om dat te vatten, echt te geloven, is waar ik me nu naar uit wil strekken. Al het andere is slechts ijdelheid, ook mijn boek en alles wat ik in mijn leven nog zal schrijven. Lucht en leegte.

zondag 23 mei 2010

Lang niet geblogd ...

En daar zijn we weer!
Hebben jullie me gemist?
Eerst was ik in India, en kon bijna drie weken niet bloggen. Nu had de harddisk van mijn laptop het begeven. Ja, zelfs een MacBook (ook wel 'My preciousss' genoemd) vertoont wel eens kuren. Net als met meteorietinslagen, ruimteoorlogen en beten van radioactieve spinnen denk je dat zoiets altijd iemand anders overkomt. Mensen raden me al tien jaar aan regelmatig backups te maken. En af en toe deed ik dat ook wel. Meer af dan toe, om eerlijk te zijn. Maar ik had dan ook nooit een kapotte schijf gehad. Tot nu toe dan. Terwijl ik bezig was een mail op te stellen, begon mijn computer te ratelen en sissende geluiden te maken (dan schrik je wel, zal ik je vertellen). Vervolgens liep hij vast en kreeg ik hem niet meer opgestart. Een snelle zoektocht op het internet bij mijn jongste broer leerde ons dat dit probleem vaker voorkomt bij een klein percentage van deze generatie MacBooks. Apple had de garantie er zelfs voor verlengd. Schrale troost. Ik kreeg van Apple wel een nieuwe harddisk, maar de gegevens op de oude waren reddeloos verloren. In een digitale wereld zoals die waarin wij leven is dat een ramp. Nu wilde het toeval dat vrij kort voor ik naar India vertrok mijn jongste broer bij mij langs was gekomen en me had gedwongen een backup te maken van 'mijn documenten'. Dat had ik toen dus maar gedaan. Mijn boeken (ook de ongepubliceerde), korte verhalen, artikelen en foto's waren dus niet verloren. Behalve de foto's uit India. Daar had ik nog geen kopie van gemaakt en wat overhaast had ik ze ook van mijn fotocamera verwijderd. Behalve de tien foto's die ik op mijn blog heb geplaatst, heb ik er dus geen meer. Ik heb mijn lesje daardoor wel geleerd. Toen ik mijn computer ophaalde bij de iCentre heb ik dus gelijk maar het nieuwe besturingssysteem (voor de kenners: Snow Leopard) erbij aangeschaft (met de nieuwe iLife en iWorks, tja, prijzig), dat ervoor zorgt dat er een backup wordt gemaakt elke keer als ik mijn externe harddisk aankoppel. Timemachine heet die functie. Ik hoop niet plotseling een Morlock eruit tevoorschijn te zien komen. The Doctor mag wel. (Tja, je bent een geek of je bent het niet). En ik ga al mijn verhalen en artikelen op een CD of memorystick zetten en ergens anders opslaan. Je weet het immers maar nooit. En gelukkig heb ik tijdens mijn India-reis een dagboek bijgehouden van mijn ervaringen, dus ik heb nog iets waar ik mijn herinneringen aan kan ophangen.
Maar goed, jullie weten nu dus waarom het weer meer dan twee weken stil was op mijn blog.
Zo stil zal het van nu af aan niet meer zijn, maar ook niet zo luidruchtig als voor mijn reis. Ik zal namelijk waarschijnlijk door de weeks niet meer zo veel schrijven. Er moeten immers ook andere dingen gebeuren. Zoals wat eerder naar bed gaan. Ik het weekeinde zal ik echter op deze plek mijn overdenkingen en bespiegelingen de wereld blijven inslingeren. De afgelopen weken heb ik een paar keer gedacht: hee, daar wil ik wat over schrijven, om dan tot de ontdekking te komen dat ik het niet kon. Nu kan het weer, dus maak jullie borst maar nat!

zondag 2 mei 2010

Indiase bloemen

Een ander thema dat wel vaker in mijn foto's terugkomt: bloemen!
Ook in India kon ik het niet laten daar mijn camera af en toe op te richten.

Maar ook in Qatar was genoeg moois te zien:
En vergeet de gewone Hollandse (in dit geval Duitse) tulp niet:

zaterdag 1 mei 2010

Boekbespreking: To Green Angel Tower Storm

Als je "A" zegt, moet je "B" zeggen. Als je de eerste drie delen van een fantasieserie op je blog besproken hebt, moet je ook wat aandacht besteden aan het vierde. Alleen voor het gevoel in elk geval compleet te zijn geweest. Want ik geloof niet dat mijn lezers de ontknoping van mijn serie besprekingen nou erg gemist hebben. En bovendien: als je de eerste drie boeken hebt gelezen, heb je geen bespreking van het vierde deel meer nodig om ook dat te lezen. Dan wil je gewoon weten hoe het afloopt. Maar ik ben nu eenmaal een beetje een compulsief obsessieve blogger: als ik ergens aan begin moet ik het ook afmaken. Dus laat ik jullie ook weten wat ik vond van het slot van de serie Memory, Sorrow and Thorn van Tad Williams.

In dit deel komen alle verhaallijnen langzaam maar zeker samen, als de plannen van de machtsbeluste priester Pryrates, de door wanhoop gedreven koning Elias en de mysterieuze ondode Stormkoning hun vervulling naderen, en de rebellen onder leiding van prins Josua uit alle macht proberen er een stokje voor te steken.
Prinses Miriamele weet dat haar oom Josua en zijn bondgenoten van plan zijn haar vader aan te vallen in zijn kasteel de Hayholt. Ze weet ook dat ze hem zullen doden als hij zijn positie niet opgeeft. En ze beseft dat zijn verbitterde woede voortkomt uit verdriet over de dood van zijn vrouw, haar moeder, jaren geleden. Dus sluipt ze weg uit het kamp van de rebellen, om te proberen koning Elias op andere gedachten te brengen.
Voormalig keukenhulpje en kersverse ridder Simon vergezelt haar. Hij heeft zich immers aangeboden als haar beschermer. En hij hoopt in het graf van de vorige koning Prester John het legendarische zwaard Minneyar te kunnen vinden. De oude profetie van Nisses, de Svardenvierd, suggereerde namelijk dat de overwinning alleen mogelijk zou zijn als alle drie de zwaarden van buiten de wereld elkaar zouden vinden. Maar de grafheuvel blijkt leeg te zijn, en na een onverwachte instorting blijft Simon alleen achter in de onderaardse wirwar van tunnels en gangen onder het oude kasteel.
Ondertussen reist prins Josua af naar de zuidelijke staat Nabban, het enige mensenrijk dat nog een leger op de been kan brengen dat groot genoeg is om koning Elias te weerstaan. En hij heeft een belangrijke troefkaart: de ridder Camaris, ooit dood geacht, is teruggevonden en heeft bovendien weer de beschikking over Thorn, zijn legendarische zwaard. De ridder zelf raakt echter steeds verder bezeten door het zwaard, dat hem een weg opstuurt die hij liever niet zou willen gaan.
De elfachtige Sithi, onder leiding van Jiriki, zijn uitgetrokken tegen hun 'neven' de Norns. Die hebben zich in het vroegere kasteel van Josua gevestigd en werken daar aan een mysterieus project. Wat volgt is een bovennatuurlijke belegering. Tot de strijders behoren de Hernystiri-graaf Eolair, en de prinses Maegwin. De laatste dreigt haar greep op de werkelijkheid te verliezen en Eolair is bang dat ze zal sterven voor hij haar heeft kunnen zeggen hoeveel hij van haar houdt ...
En in de gangen onder de Hayholt schuilen nog steeds de schoonmaakster Rachel en de blinde graaf Guthwulf, die beiden nog een rol te spelen hebben in de ontknoping ...

In recensies die ik vond op Internet klaagden sommigen over de eerste boeken dat het leek alsof alle goede karakters de avonturen zouden overleven. Dat zou de spanning wegnemen. De schrijver was kennelijk niet in staat om afscheid te nemen van zijn geliefde personages. Maar deze klagende critici hadden kennelijk vergeten dat de wijze Morgenes in het eerste deel het lootje legde (en niet uit de dood terugkeerde), en in deel twee de oudste moeder van de Sithi en de ridder Haestan. Ze zouden hun woorden bovendien hebben moeten bewaren tot na dit laatste deel. Het begint namelijk met de dood van een van de meer fascinerende karakters, de intrigerende Geloe, en dat is nog maar het begin. Ook karakters waarvan je als lezer vrij zeker bent dat die het wel zullen overleven, worden door de gebeurtenissen ingehaald. Niemand ontsnapt helemaal ongeschonden aan de consequenties van Elias' en Pryrates' plannen.
Die plannen blijken bovendien anders dan de verdedigers hadden verwacht. Hun eigen pogingen om de macht van de koning en de rode priester te verbreken blijken alleen maar aan de eindoverwinning van hun tegenstanders te hebben bijgedragen. Ze zijn gemanipuleerd. Ze hadden vertrouwd op oude overleveringen, die een heel ander doel bleken te hebben dan mee te werken aan de overwinning van het goede.
Uiteindelijk ziet het er somber uit voor de wereld. De terugkeer van Ineluki, de Stormkoning, lijkt een voldongen feit, en daarmee de onderwerping en vernietiging van de hele mensheid. Zelfs Pryrates komt erachter dat hij zich heeft bemoeid met machten die hij beter alleen had kunnen laten. Ik hoop dat ik niet uit de school klap als ik laat doorschemeren dat het boek ondanks alles wel goed afloopt. Bijna alle fantaysverhalen van dit type lopen gelukkig goed af. Wat belangrijk is, is hoe het goede einde tot stand komt. Wat is het geheim dat het kwaad uitdrijft? Waardoor wordt het onheil tegengegaan? Zoals in de beste verhalen is dat niet slechts door fysieke kracht, intelligentie of dom toeval. Het is door vergeving. Als twee van de meest gekwelde karakters uit het verhaal, met de meeste reden om te haten, besluiten om af te zien van hun toorn en de ander verzoening aan te bieden, is zelfs de Stormkoning machteloos. Daarin schuilt een groot geheim. Dit is het geheim van de zwakheid. Het geheim waardoor je jezelf niet ziet als beter, sterker of waardevoller dan de ander. Het geheim waardoor je de ander ziet als medeschepsel en medemens en niet alleen als het kwaad zelf. Het geheim waardoor je liever het onderspit delft en vernietigd wordt, dan de ander te haten en af te wijzen. Het geheim dat ten diepste is gebaseerd op dat van de God die hetzelfde deed, die liever zelf stierf dan ons de gevolgen van onze opstand en controle te laten ervaren.