vrijdag 19 april 2013

Filmbespreking: Oblivion

Als er een originele Science Fiction-film in de bioscoop verschijnt, is dat altijd iets om toe te juichen. Zo vaak gebeurt dat niet in deze tijd van vervolgen en nieuwe versies van oude verhalen. Niet dat ik die niet kijk, natuurlijk. De nieuwe Total Recall was bijvoorbeeld best vermakelijk, en ik ben nu al enthousiast over de volgende Star Trek-film. Maar als er een genre is dat juist vernieuwend zou moeten zijn, is dat de Science Fiction. Een goede SF-film zou je beelden moeten laten zien die je nooit eerder gezien hebt, en je laten nadenken over thema’s waar je niet eerder over hebt nagedacht. Een goede SF-film moet je geest openen voor nieuwe inzichten. Daarom is de voortdurende herhaling van onderwerpen soms wat teleurstellend. Er lijkt nu echter (na het succes van Avatar) een lichting originele SF-films aan te komen. Elysium (met Matt Damon), Gravity (van regisseur Alfonso Cuaron), zelfs Batman-regisseur Christopher Nolan werkt aan een ruimtefilm. Maar de eerste die uitkwam is Oblivion. Deze is nu eens een keer niet gebaseerd op een eerdere film, of een stripverhaal, of een boek, maar is verzonnen door de regisseur zelf.
Helaas is de regisseur van oorsprong architect, en geen science fiction-auteur. Het verhaal blijkt daarom niet bijzonder origineel te zijn. Er zijn invloeden merkbaar van onder andere Wall-E, The Matrix, The Omega Man, 2001, Independence Day en de recentere film Moon, om er maar een paar te noemen. Nu vind ik dat in zichzelf nog geen reden om de film minpunten toe te kennen - ik laat me voor mijn eigen verhalen ook graag inspireren door de werken van anderen. Het is de vraag of iemand ooit helemaal origineel is. Als scheppers staan we allemaal op de schouders van de scheppers voor ons. Er is er maar een die werkelijk uit het niets (ex nihilo) kon scheppen ... Maar dan nog verwacht je een eigen gebruik van het materiaal. Dat miste ik hier een beetje. De wendingen in het plot waren goed gevonden, maar lieten me niet van verbazing naar adem happen. De conclusie van de film was niet anders dan die van heel veel eerdere verhalen. Verder vond ik dat niet al het potentieel van het uitgangspunt werd uitgebuit. Zo krijgt de hoofdpersoon iets heel schokkends te horen, wat zijn beeld op de wereld en op hemzelf doet wankelen. Ik zou dit zelf in de conclusie hebben laten terugkomen, bijvoorbeeld in een belegering die volgt tegen het eind, of in de climax. Het zou een diep schokkend, emotioneel rijk plot hebben opgeleverd.
Verder waren de karakters niet echt diep. Als kijker moet je er maar van uitgaan dat je met ze mee moet leven, maar je krijgt er weinig reden voor. Motivaties worden niet duidelijk. En de meeste dialogen zijn er om het plot uit te leggen. (En een astronaut hoeft niet uitgelegd te krijgen dat Titan een maan van Saturnus is). Als zelfs Morgan Freeman zijn karakter geen leven kan meegeven, zegt dat toch wel wat. Dit maakte dat mijn verloofde de film wel onderhoudend vond, maar geen interesse had hem nog een keer te zien. Ik denk dat ook in SF het beste plot mede wordt gedreven door de motivaties van de karakters, en niet alleen iets is dat hen overkomt, van buitenaf.
Maar wat de beelden betreft, is deze film wel degelijk bijzonder geslaagd. Net als in zijn eerdere film Tron Legacy weet de regisseur een consistente wereld te scheppen, vol kloppende details, maar toch heel anders dan de onze (hier komt het juist goed uit dat hij architect is!). Strakke interieurs en ruimteschepen worden gecombineerd met beelden van lege, ruige natuur uit IJsland. Meerdere keren hield ik mijn adem in door de pracht van de beelden op het scherm. Ik heb zelf een behoorlijk visuele verbeelding en het zou me niet verbazen als scenes in volgende verhalen van me aan deze film zouden doen denken. Alleen al voor de beelden zou ik deze film meerdere malen willen zien. De muziek is trouwens ook prima. De hele film zou als videoclip kunnen fungeren. Omdat ik visuele schoonheid ook een belangrijk criterium vind voor een film, slaat mijn oordeel uiteindelijk dus positief uit (maar niet heel ver).

Oblivion speelt zich af aan het einde van de 21e eeuw. Zestig jaar geleden arriveerden er vanuit het duister van het heelal buitenaardse wezens, die de maan vernietigden en vervolgens een vernietigingsoorlog startten. De mensheid wist de invallers ternauwernood te verslaan, maar de Aarde bleek onbewoonbaar. De overlevenden werden ge-evacueerd naar Titan, de grootste maan van Saturnus, waar misschien wel geen leven, maar wel complexe organische moleculen aanwezig zijn. Op onze planeet zijn alleen nog een paar technici achtergebleven. Ze zorgen voor de vliegende robots die de enorme energiecentrales beschermen tegen de laatste buitenaardse wezens. Jack Harper is een van deze technici. Over twee weken zullen hij en zijn partner Victoria ook naar Titan mogen vertrekken. Eindelijk. Maar zo makkelijk gaat het natuurlijk niet. Een signaal, afkomstig van de buitenaardse wezens, voert Jack naar een neergestort ruimteschip. Daar vindt hij een capsule met een slapende astronaut. Hij herkent haar. Maar dat is onmogelijk. Het ruimteschip dateert namelijk nog van voor de oorlog. Als Julia wakker is geworden, zet ze Jacks leven op zijn kop: ze vertelt hem dat ze zijn vrouw is. Vastbesloten de waarheid te achterhalen, gaat Jack op zoek naar de zwarte doos van het ruimteschip. De buitenaardse wezens zijn hem echter voor en hebben een valstrik voor hem opgezet. Ze willen hem gebruiken om eens en voor altijd de overwinning te behalen.

Als ik het thema van deze film in een woord moet samenvatten, is dat ‘medeplichtigheid’. Dit is een film over het moment dat je beseft dat je dingen hebt gedaan waar je niet achter staat, omdat een systeem of organisatie dat van je vroeg. Het instituut heeft jou gebruikt voor zijn eigen doeleinden, maar in het proces ben jij je ziel verloren. Je was voor het systeem nooit een persoon. Je bent geworden tot een instrument, een wapen. Dat is de identiteit die de organisatie je heeft gegeven. En hoe kun je daar ooit aan ontsnappen?
Ik moest (vanzelfsprekend) denken aan de Duitse bevolking die er na de tweede wereldoorlog achter kwam dat ze een rol had gespeeld bij een geïndustrialiseerde, technische volkerenmoord. Al bestond zijn medeplichtigheid alleen maar uit hun zwijgen, of hun onwetendheid. Onwetendheid is geen excuus, maar maakt je juist kwetsbaar om gebruikt te worden. We hebben het niet geweten. Mensen waren deel van het Nazi-systeem en zijn gebruikt om dat machtiger te maken en zijn vijanden te bestrijden. Nazi-duitsland is natuurlijk een makkelijk voorbeeld van een demonisch systeem (misschien te makkelijk - we denken al snel dat hetzelfde ons niet zou kunnen overkomen). Maar er is een toepassing mogelijk op alle systemen, alle instituten. Ook de goedaardige dragen deze schaduwzijde met zich mee. Bedrijven (werknemers worden gebruikt om de doelstellingen van het bedrijf te behalen (winst), ook al moeten ze daar zelf door lijden (stress)), regeringen, scholen, verenigingen, en ja: kerken. Mijn wat cynische houding ten opzichte van religieuze instituten zal voor trouwe lezers van mijn blog niet als een verrassing komen. Mocht jij toevallig een geweldige kerk bezoeken, die geen van onderstaande kenmerken vertoont, prijs je dan gelukkig en zie dit als een waarschuwing (want elk systeem kan zich deze demonische kant op ontwikkelen).
Ik noemde systemen meerdere malen ‘demonisch’ - en niet alleen vanwege het shock-effect. Organisaties en instituten zijn entiteiten op een hoger organisatieniveau van het individu. Ze hebben echter (net als het individu) eigen doelen, eigen prioriteiten, eigen verlangens, eigen motivaties. Deze zijn niet afhankelijk van het individu. Niet voor niets spreken we bijvoorbeeld van een ‘bedrijfscultuur’. Bedrijven en organisaties kunnen daarom ook in rechtszaken als ‘rechtspersoon’ worden gezien, bijvoorbeeld in zaken tegen ‘de staat Nederland’, of in bedrijfsrecht. Bedrijven nemen beslissingen, landen trekken ten oorlog, beschavingen groeien en krimpen. Volgens verschillende theologen wordt in de bijbel over dit soort hogere entiteiten gesproken als ‘de overheden en de machten’, ‘de wereldheersers’. Ze hebben een persoonlijkheid, en worden ook zo behandeld. Als de bijbel zegt dat we niet te strijden hebben tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden en de machten, gaat het niet om een strijd tegen duivels met horens en hoeven, maar tegen onderdrukkende systemen en instituten die mensen hun individualiteit afnemen en hen uitbuiten voor hun eigen doeleinden (de groei van een kerk, territoriumuitbreiding). De belangrijkste vraag van het systeem in deze film is: ‘Zijn jullie een effectief team?’ En zodra het antwoord daarop ‘Nee’ is, breekt de hel los. Mensen zijn alleen maar belangrijk voor hun effectiviteit, hun producitiviteit. Niet voor wie ze zijn als individu.
In het bijbelboek Daniel wordt gesproken over de Engel van het Perzische rijk, in Openbaringen hebben verschillende kerken hun eigen engel. Dit zijn dan personificaties van de persoonsoverschrijdende entiteiten. Dat dit niet zo vreemd is, weet iedereen die wel eens groepsprocessen heeft gadegeslagen, of die gelezen heeft over sociale experimenten - om bij een groep te horen zijn mensen bereid om ver over hun eigen (morele) grenzen te gaan. De systemen hebben dus een religieus aspect, vooral als ze de individuen in het systeem een bepaalde identiteit verlenen (zoals iemand die lid is van een supportersvereniging daar zijn identiteit aan ontleent, en de supportersvereniging vervolgens daar een beorep op doet, bijvoorbeeld om tegen andere supporters te vechten). In deze film krijgt de hoofdpersoon zelfs letterlijk te horen: ‘I have created you. I am your God.’ Duidelijker kun je het niet krijgen. Systemen worden tot afgoden als we onze identiteit eraan ontlenen. Als we dat doen, winnen we misschien de veiligheid van het systeem, we winnen de wereld, maar we raken onze ziel kwijt.

Maar waarom kunnen dit soort instituten zoveel macht over mensen uitoefenen? Als ze zo slecht zijn, werpen we ze toch omver? Maar dat gebeurde niet met Nazi-Duitsland, dat gebeurt niet met bedrijven en het gebeurt niet met kerken. Vaak groeien ze zelfs. Want het systeem neemt niet alleen iets weg, het geeft er natuurlijk ook iets voor terug. In deze film zien we dat terug bij Victoria, de partner van hoofdpersoon Jack. En ook hier zie ik sterke parallellen met religieuze systemen. Zo wordt Victoria een beloning in de toekomst voorgehouden. Als ze goed presteert, zal de missieleiding met haar een drankje drinken op Titan. Ze moet nu volhouden, om zo meteen te kunnen genieten. De belofte van toekomstige beloning is gekoppeld aan straf voor het niet effectief zijn. Beloning en straf zijn externe motivatoren, die mensen niet werkelijk veranderen, maar ze in feite hun vrijheid en identiteit afnemen. Dit is te zien bij Victoria die elke dag strak volhoudt dat ze in een paradijs leeft (‘another day in paradise’), in een poging zichzelf te overtuigen, zelfs als de realiteit anders is - ze wil immers niet de toekomstige beloning mislopen. Die beloning is er alleen voor hen, omdat ze zo goed functioneren. Dat maakt hen bijzonder. Het systeem heeft de wereld onderverdeeld in de ‘goeien’ en de ‘vijanden’. Over deze vijanden weet Victoria niets, behalve dat het systeem heeft gezegd dat ze een bedreiging zijn voor haar beloning. En dus hoeft ze ze ook niet te leren kennen, maar kan ze tevreden zijn met ze te bestrijden.
Hieraan gekoppeld is een angst voor ‘verontreiniging’. Niets van het aardoppervlak mag haar wereldje binnenkomen. Zelfs als Jack een bloem voor haar meeneemt, kan Victoria niets anders doen dan die weggooien. Het leidt af van hun effectiviteit. Ik meen dat ik niet overdreven cynisch ben, als ik hierbij moet denken aan de ‘verontreinigingsleer’ die we kenden in de kerk waarin in opgroeide, waar we bang waren om onrein te worden als we bijvoorbeeld in een andere kerk aan het avondmaal zaten. We ontleenden daaraan onze identiteit. Zo geldt het ook voor Victoria. Let op: ze draagt het symbool van het systeem op haar kleren, als was het een religieus symbool zoals een kruis. Ze identificeert zich met het systeem. Maar haar identiteit staat in dienst van het systeem - ze heeft de identiteit van een effectieve werker, en dus is ze voortdurend aan het werk voor het instituut. Ze heeft allerlei taken. Er is geen moment om te rusten, te ontspannen. Dat is prettig, want zo hoeft ze geen confronterende vragen onder ogen te zien.
Die vragen wil ze niet onder ogen zien. “The questions I ask, she doesn't,” verzucht Jack. “The things I wonder about, she won't.”

Wat maakt Jack verschillend? De film speelt met het idee van herinneringen die genetisch worden doorgegeven. Zo werken onze genen natuurlijk niet. Maar op een andere manier worden wel ‘herinneringen’ doorgegeven, namelijk via de kunst, via literatuur. En ook dat gebeurt in deze film. De herinneringen wekken verlangen op bij Jack. Een verlangen naar schoonheid, naar waarheid en naar intimiteit. Naar een menselijk leven. Een bestaan dat meer is dan het dienen van het systeem. Een bestaan dat om meer draait dan een toekomstige beloning. Een bestaan dat echt is. Verlangen is een interne motivatie, en eigenlijk de enige motivatie die ons vrijheid kan brengen. Als Jack dit verlangen gaat volgen, komt hij allereerst in conflict met zichzelf (in deze film zelfs letterlijk). Zijn identiteit was namelijk verweven met het systeem, het systeem had macht over hem. En hij moet dus worstelen met dat deel van zichzelf dat nog wel gelooft in de beloning die het systeem hem voorhoudt, en de dreiging van straf door het systeem als hij niet meer effectief is. Dit is de worsteling tussen de geest en het vlees, waar Paulus over spreekt in Galaten 5 ‘Want deze twee staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u wilt’. Maar zelfs als Jack zichzelf heeft overwonnen (als hij is gestorven aan zichzelf), wil het systeem hem niet zomaar laten gaan. Als hij werkelijk vrij wil zijn, zal hij zich aan de wereld van het systeem moeten onttrekken. Nog een bijbelse verwijzing: zoals Jezus volgens Hebreeen ‘buiten de legerplaats’ ging om gekruisigd te worden. Jacks vrijheid en identiteit en het bestaan van het systeem zijn onverenigbaar. Een van de twee zal eraan moeten geloven. Om vrij te worden, moet Jack dus bereid zijn te sterven. Zo dramatisch is het voor ons vaak niet, maar het voelt wel als een stukje sterven als je het systeem achter laat en je identiteit als deel van het systeem afzweert. Het voelt als sterven om toe te geven wat je gedaan hebt als deel van het systeem, om aan anderen te belijden dat je hen pijn hebt gedaan door de meningen van het systeem over hen te verkondigen, om vergeving te vragen. Je moet bereid zijn af te gaan in de ogen van anderen. Om op te staan tegen de mensen die anderen kwaad willen doen, om hardop te schreeuwen dat de keizer geen kleren aan heeft. Dit vraagt moed, maar het is noodzakelijk. Wie werkelijk wil leven, moet bereid zijn te sterven. (Ook dit is iets wat Jezus al zei).
Dit thema wordt in de film verwoord door een citaat uit The Lays of Ancient Rome van de dichter Macauley: ‘How can man die better: than facing fearful odds, for the ashes of his fathers, and the temples of his Gods?’ Er is een ander boek dat in deze film duidelijk in beeld komt, en dat is het boek A Tale of Two Cities van Charles Dickens. Volgens mij is dat niet toevallig! Want waar gaat dit boek over? Over een systeem dat mensen hun vrijheid en hun leven ontneemt! En over iemand die bereid is te sterven, zodat iemand die heel erg op hem lijkt kan leven (de parallellen zijn wel heel duidelijk). Ik denk dat Jack hem na zou zeggen: ‘It’s a far better thing that I do, than I have ever done, It’s a far better rest that I go to, than I have ever known’.
En wat gebeurt er na deze dood (sterven aan de wereld, zoals de bijbel het noemt)? Welnu, daarop volgt de opstanding. Een leven buiten het systeem, in een wereld die gebaseerd is op schoonheid, waarheid en intimiteit. Deze film bevat daarvan een prachtig beeld, dat bij meerdere kijkers naar ik heb begrepen de tranen in de ogen bracht. Ik moest bij de paradijselijke beelden (inclusief nieuw leven) denken aan Openbaringen, dat over het nieuwe Jeruzalem zegt dat daar geen tempel meer zal zijn! (De tempel is het beeld van religieuze systemen - Jezus heeft die hun macht ontnomen, bij zijn dood, toen het gordijn voor het (lege!) heilige der heiligen van boven naar beneden scheurde. Nu zijn ze er nog wel, maar hun lege hart is blootgelegd en ooit zullen ze helemaal verdwijnen). Ook de Zon en de Maan zullen er niet meer zijn (ook dit zijn in de bijbel net als de sterren beelden van machthebbers en systemen). Het Lam zelf is hun licht, zegt de bijbel. Een lam oefent geen macht uit. Een lam is geen systeem dat anderen kan gebruiken voor zijn eigen doeleinden.
God toont zich naar ons niet als een tempel, niet als een zon, maar als een lam. God is namelijk geen systeem, geen kerk, geen organisatie. Hij wil ons niet gebruiken voor zijn eigen doeleinden. God is relatie. God is liefde. En hij nodigt ons uit om daar deel aan te hebben. Als we daaraan onze identiteit ontlenen, door ons door hem te laten liefhebben en zelf onze naasten lief te hebben, worden we pas helemaal onszelf. Waar systemen ons onze ziel ontroven, worden we allen zo werkelijk bezield. Tot deze conclusie komt ook de film: ‘If there is a soul, it is made from the love we share.'

vrijdag 12 april 2013

Filmbespreking: Extremely Loud & Incredibly Close

Het was op mijn blog de laatste tijd erg rustig wat filmbesprekingen betreft. Ik ging zo op in het schrijven van de laatste hoofdstukken van De Krakenvorst, boek 1: Keruga, dat ik daar in het weekeinde niet mee wilde stoppen. Nu heb ik de tekst echter af, en heb ik weer tijd en aandacht voor andere schrijftaken. Zoals het herschrijven van De Derde Macht. Maar ook: filmbesprekingen. Ik vind het namelijk erg leuk om mijn gedachten over films met jullie te blijven delen. Ik blijf de mening toegedaan dat verhalen een van de belangrijkste manieren zijn, zo niet de belangrijkste, waarop wij veranderen. Niet zozeer omdat ze ons denken veranderen, niet op een rationele manier, maar omdat ze beelden in ons hart vormen, beelden waaruit onze verlangens ontstaan en waar ze aan refereren, en wij maken weer keuzes op basis van die verlangens. Wie denkt zomaar elk boek te kunnen lezen en elke film te kunnen kijken, zonder dat het hem iets doet, houdt zichzelf voor de gek. Verhalen doen wel degelijk iets met je. Daarom is het belangrijk er over na te denken wat. Voor mij helpt schrijven daarbij. De komende maanden hoop ik dus weer met enige regelmaat films te bespreken op mijn blog.

De eerste is Extremely Loud & Incredibly Close, een film uit 2011. Hoofdpersoon is het elfjarige jongetje Oskar Schell, die een jaar eerder zijn vader verloor op 11 september. Zijn vader was toen net aanwezig in een van de torens van het World Trade Center. Dat zoiets enorm traumatiserend is, spreekt vanzelf. Daar komt nog bij dat Oskar een geweldige band met zijn vader had: ze begrepen elkaar, zijn vader stimuleerde hem, en bemoedigde hem. En dat was weer belangrijk omdat er niet veel mensen zijn die Oskar begrijpen. Hij is niet per se een standaard elfjarige. En dan is er ook nog een geheim dat hij sinds die bewuste dag met zich meedraagt, een geheim dat hem dreigt te verteren.
Een van de dingen die zijn vader voor Oskar deed, was speurtochten uitzetten. Als Oskar op een dag in een blauwe vaas een sleutel vindt, realiseert hij zich dat zijn vader nog een laatste opdracht voor hem had. De enige andere aanwijzing is de naam ‘Black’. Dus Oskar vat het plan op om methodisch elke ‘Black’ in New York af te gaan, op zoek naar het slot waar de sleutel op past. Dat dwingt hem ertoe zijn eigen angsten te overwinnen. En het plan brengt hem in contact met bijzondere mensen. Niet in het minst de zwijgzame huurder van zijn oma, in het gebouw tegenover dat van zijn ouders, die een eigen geheim koestert.

Mijn vriendin en ik vonden dit een mooie film en hebben er een tijdje over zitten napraten. Dit was vanwege de goede acteerprestaties, van onder andere Tom Hanks en Sandra Bullock in kleine rollen en veteraan Max von Sydow (kwetsbaar en ontroerend). Verder is het verhaal mooi gemaakt, met een paar verrassende vondsten (zo kom je als kijker informatie waarvan je aanvankelijk denkt dat die erg belangrijk is, nooit te weten) en mooie beelden. De gebeurtenissen zijn misschien te toevallig om echt gebeurd te kunnen zijn, maar dit is geen probleem als je het verhaal ziet als een fabel over het verwerken van 11 september. Maar vooral vonden we de film mooi omdat we ons allebei (om verschillende redenen) herkenden in Oskar Schell. Voor mij was het alsof ik mijzelf als tien/twaalfjarige terugzag op het scherm. Eindelijk iemand in wie ik mij kon herkennen!

Ik heb een aantal recensies van deze film gelezen op de internationale filmdatabase IMDb en een van de meest voorkomende kritieken op deze film is dat mensen het moeilijk vonden met Oskar mee te leven. Ze vonden hem een vreemd jongetje, vonden hem vervelend en onaardig, zouden hem in het echt niet willen kennen, enzovoorts ... Alleen al om deze reden gaven ze lage scores aan de film. Wat ik niet kan begrijpen - ten eerste omdat het duidt op een gebrek aan empathisch vermogen als je alleen kunt meeleven met volkomen aangepaste, populaire kinderen, en ten tweede omdat ik Oskar juist wel heel goed kon begrijpen. Maar goed, ik was als kind ook niet echt heel aangepast of populair. En ja, ik ben daarom ook gepest. Misschien wel door dezelfde types die nu deze film afkraken omdat Oskar niet normaal is.
De komende paragrafen worden behoorlijk persoonlijk. Wie niet wil lezen over mijn jeugdervaringen en een stuk zelfanalyse moet verder naar beneden scrollen, waar ik het zal hebben over een mooie religieuze parallel die ik in deze film meende te ontwaren.
Over naar het persoonlijke deel van deze filmbespreking dan maar. Volgens heel wat filmbesprekingen zou Oskar (hoog functionerend) autistisch zijn. Dat zou zijn vreemde gedrag verklaren. Maar ik denk dat dit te makkelijk is. In de film zelf zegt Oskar dat hij is getest op het syndroom van Asperger, maar dat de testuitslagen geen uitsluitsel gaven. De film zegt dus niet definitief dat hij deze ‘stoornis’ heeft. Ik denk zelf ook dat hij op sommige momenten juist heel gevoelig uit de hoek komt, op een manier die niet autistisch is te noemen. Ik las op internet bijvoorbeeld het volgende: “I know a boy in real life, about the age as the Oskar character, who has Asperger's. I have interacted with him several times, and he acts in no way like this character did in the film. He smiles politely when I meet him, says hello very stiffly and uncomfortably, and then goes to investigate the plumbing or the train schedule or this favorite subject, birds. He doesn't engage me in dramatic dialogue, berate me on moral topics, or conduct searing, soul-searching monologues at rapid-fire speed until he is out of breath and spent. He barely remembers my name each time we interact, and he has trouble showing his feelings or expressing any sense of emotion. This may be one aspect of the syndrome, but having been in contact with someone who is not a character in a movie reciting a script I can say I had a hard time accepting Oskar as having Asperger's.
Meerdere mensen hebben aan mij gevraagd of ik niet ook autistisch ben. Zelfs mijn moeder - vorige week nog. Bovendien kan ik het vaak heel goed vinden met mensen op het (hoog functionerende) autistische spectrum (en wederzijds: in mij hebben ze iemand die heel geïnteresseerd is in hun eigen interessegebied!). En ik herken vaak ook dingen van mezelf in hen. Maar ik ben behoorlijk goed in het lezen van non-verbale communicatie, en pik best goed gevoelens op van anderen. Ik heb geen gebrek aan ‘spiegelneuronen’. Toch deed ik laatst een zelf-test op autistische kenmerken. Ook bij mij was die test niet definitief, maar met mijn puntenscore zat ik in de categorie waarvan bij 86 procent uiteindelijk Asperger zou worden aangetoond (mijn score zou hoger zijn geweest zonder de vragen naar het interpreteren van lichaamstaal en het oppikken van emoties, oh, en over het lezen van fictie. Aspergers zouden daar niet van houden). In een draad op een forum waar ik de link naar de test had gevonden, las ik de interessante opmerking dat mensen die hoog scoren op de Aspergertest, vaak ook hoog scoren op de test voor HSP (Highly Sensitive Person), of hoogsensitiviteit. Ook zouden heel wat mensen met de diagnose ‘hoog functionerend autistisch’ verkeerd zijn gediagnosticeerd: ze zouden hooggevoelig zijn, en niet autistisch! Ik deed vervolgens ook de zelftest voor HSP, en wie schetst mijn verbazing: ik scoorde enorm hoog. Dat was eigenlijk geen verrassing. Ik heb jaren geleden eens het boek van Elaine M. Aron gelezen over hoogsensitiviteit, en sindsdien weet ik het al: ik ben hooggevoelig. Maar deze week besefte ik (ook na het kijken van deze film) nog eens goed wat een invloed dat in mijn leven had en nog steeds heeft. En dat ik er ook daadwerkelijk rekening mee mag houden in mijn leven en het niet hoef te overschreeuwen.
Mijn voorzichtige suggestie is dat Oskar in de film ook hoogsensitief is. Dit verklaart niet al zijn eigenschappen, maar wel veel. Veel andere dingen komen voort uit zijn diepe trauma en schuldgevoel. We zien ook een aantal echt hoogsensitieve gedragingen: zo legt Oskar soms een voorwerp tegen zijn wang om het te voelen. Hij geniet van het aanraken van dingen. (Ik streek als kind al graag met mijn vinger over mos, vooral bloeiend mos. Een van mijn eerste woordjes was: ‘mosje’). Oskar ervaart prikkels als luide geluiden, en drukke omgevingen al snel als heel overweldigend (mooi in beeld gebracht). Ik voel me in een drukke supermarkt niet op mijn gemakt, en ervaar het geluid van een opgevoerde brommer, of een sirene, als fysiek pijnlijk. De wereld overweldigt me vaak. Oskar heeft zijn eigen manier gevonden om daarmee om te gaan (een tamboerijn). Ik had ook zo mijn manieren. Oskar is aan de ene kant bang voor mensen (dat herken ik ook), en is aan de andere kant soms veel te goed van vertrouwen (same here, als kind). Hij lijkt in een eigen wereld te leven, gebruikt heel moeilijke woorden en beschikt over detaillistische kennis over allerlei onderwerpen (eh, ik hoef niet uit te leggen waarom ik mezelf daar in herken, toch?). Zijn hooggevoeligheid maakt hem kwetsbaar, maar hij is tegelijk heel moedig - mede doordat zijn vader hem stimuleert durft hij het leven toch aan te gaan. Dat ontroerde mij wel (mijn ogen werden zelfs even vochtig). Ik wou dat ik ouders had gehad die me zo goed kenden en op zo’n goede manier stimuleerden. Wie niet hoogsensitief is, begrijpt misschien niet goed waarom Oskar zo moedig is (“Dat kan iedereen toch? Daar heeft hij toch geen tamboerijn voor nodig?”), maar ik weet beter. Oskar is een held!

Genoeg over hoogsensitiviteit - ik hoop er nog vaker over te schrijven, als ik verder nadenk wat het betekent voor mijn leven. Het feit dat ik mezelf herkende in de hoofdpersoon was echter niet het enige dat de film in mijn ogen een succes maakte, ik vond het verhaal zelf ook ontroerend en zag er een mooie parallel in met de menselijke zoektocht naar God. Het is natuurlijk duidelijk dat het verhaal op een bepaald niveau een fabel is over de verwerking van 11 september - de film zegt niet alleen iets over het individuele effect van een gestorven vader, maar gaat ook breder over het effect van zulke rampen voor de mensheid. Oskar houdt op een bepaald punt in de film het volgende ‘nerdy’ betoog: Wat als de zon opeens zou verdwijnen? Het licht van de zon doet er acht minuten over om de Aarde te bereiken. Dus als de zon opeens zou verdwijnen, zouden we dat pas acht minuten later merken. Hij vergelijkt zijn vader met de zon, en zegt dat hij zoekt naar manieren om de ‘acht minuten’ langer te laten duren, om langer het gevoel te hebben dat zijn vader bij hem is, terwijl dat langzaam verdwijnt.
De vraag die mensen eigenlijk altijd stellen na een ramp als die van elf september is: “Waar was God?” Deze vraag is sinds de tweede wereldoorlog wel heel actueel geworden. ‘God na Auschwitz.’ Geconfronteerd met de gruwelijkste gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis -mensen die andere mensen met miljoenen uithongeren, martelen en vergassen, bevolkingsgroepen die worden uitgeroeid, verkrachtingen en moord, terrorisme en lijden (en natuurrampen, kernexplosies, aids en kanker)- ervaren de meeste mensen niet de aanwezigheid van God, maar juist zijn afwezigheid. Dit is trouwens van alle tijden, lees het boek Job maar. De afgelopen zeventig jaar hebben deze vraag echter wel heel acuut gemaakt. Juist op die momenten waarop we God het meest nodig hebben, wanneer ons leven op zijn grondvesten wankelt, als we behoefte hebben aan steun en troost, blijft de hemel zwijgen, en lijkt er niets anders te zijn dan ‘lucht en leegte’ (zoals Prediker al aangaf - ja, de bijbel kent deze ervaring van nutteloosheid. Er is inderdaad niets nieuws onder de zon.) De collectieve vraag die we ons stellen is: ‘Waar is God als het leven pijn doet?’ En het antwoord dringt zich op: misschien is hij er wel niet. Misschien is het heelal inderdaad leeg, is er alleen materie, is er geen God die zich om ons bekommert. Misschien is het leven inderdaad niets anders dan een nimmer aflatende strijd om het bestaan, waar de sterkste overleeft, en waar voor het individu niets anders overblijft dan te eten en te drinken, want morgen sterven wij. Dit is een nogal somber beeld op het leven, vooral voor mensen, die toch van nature betekeniszoekers zijn. Dus proberen we de ‘acht minuten’ te rekken - we zien de afgrond van leegte en betekenisloosheid onder ons opdoemen, en klampen ons aan elke strohalm vast om niet te hoeven toegeven dat we in existentieel opzicht alleen zijn.

Dit is wat Oskar doet met de sleutel die hij vindt in de vaas. Hij denkt dat dit een laatste boodschap is van zijn vader, en dus doet hij er alles aan om het slot te vinden waar de sleutel op past. Hij gunt zichzelf geen rust, maar gaat verder dan redelijk is. Hij is behoorlijk fundamentalistisch geworden waar het de sleutel betreft - er is geen tijd om bijvoorbeeld naar de film te gaan, en hij is hard tegen zijn moeder, die zijn zoektocht niet lijkt te begrijpen. Is het heel vergezocht als ik hier een parallel zie met hoe heel wat christenen omgaan met wat zij zien als de boodschap van God, de bijbel? Is de zekerheid die zij zo claimen te bezitten omtrent het woord van God niet in zeker opzicht een vergelijkbare angstreactie, ingegeven door het dreigende gevoel van Godsverlatenheid? Want ook christenen zijn niet blind, ook christenen kijken het journaal, en worden geconfronteerd met gebeurtenissen die op het eerste gezicht niet in verband te brengen zijn met een goede, almachtige God. En de psychologische reactie daarop is vaak het claimen van absolute zekerheid, een zekerheid die nergens door aan het wankelen kan worden gebracht. De bijbel moet worden verdedigd in felle discussies, waarbij de eigen interpretatie wordt gezien als absolute waarheid, en individuen die anders zijn dan de spreker worden beschadigd (denk aan discussies over homoseksualiteit onder christenen, of de rol van vrouwen in de kerk). Menzen zien de bijbel en hun theologie als het laatste bolwerk tegen de duisternis, als ook dit aan het wankelen wordt gebracht, vallen ze zelf. Fundamentalisme is een vorm van angst. Net als het opgeven van de hoop aan de andere kant dat is.
De sleutel blijkt geen boodschap van Oskars vader - en (ja, het is schokkend) net zo is de bijbel volgens mij niet Gods boodschap aan ons. Niet op de manier zoals hierboven beschreven. De bijbel is niets meer dan woorden gedrukt op papier. (Niet dat de bijbel niet waardevol is! Maar in zichzelf biedt de bijbel geen hoop - zoals inkt op papier nooit hoop kan bieden). Maar omdat Oskar zo vasthoudt aan de sleutel, omdat hij zich daar zo op fixeert, zo fundamentalistisch is, ziet hij niet dat de hoop die hij nodig heeft al lang aanwezig is. In de mensen die hij spreekt, die hem binnenlaten in hun huis, die hem opnemen in hun gezin, die voor hem bidden, hem een kraan laten besturen, die hun leven met hem delen en hem met respect behandelen. En in zijn moeder, die er bijna wanhopig op wacht dat Oskar haar binnenlaat en zijn pijn met haar deelt. Want als er iemand is die Oskars pijn kan herkennen en hem kan troosten is zij het, want zij kende immers dezelfde vader.
Oskar voelt zich losgesneden van ouderliefde, maar dat is hij niet werkelijk. Maar Oskar is niet in staat de liefde van zijn moeder te voelen, vanwege het geheim dat hij met zich meedraagt. Hij heeft iets nagelaten, iets dat hij nu al een jaar met zich meedraagt en waar hij zich enorm schuldig over voelt. Ik heb mij om veel kleinere dingen schuldig gevoeld (ja, ik heb hoogsensitief), en kon dit daarom enorm goed herkennen. Ik kon ook herkennen dat hij zich zelfs afzette tegen zijn moeder - omdat hij zich zo schuldig voelde. Dit schuldgevoel is een van de motoren achter zijn vasthoudende zoeken naar het slot. Zo werkt het met religie ook - ik weet dat een groot deel van mijn eigen moeten en behoren op religieus gebied voortkwam uit schuldgevoel. Ik dacht dat ik tekortschoot en dat ik dat kon opheffen door heel hard voor God te werken. Niet dat het schuldgevoel daar ooit door verdween, het betekende alleen dat ik nog veel harder moest werken. En de boodschappen die ik in de kerk ontving hielpen nooit dat schuldgevoel te verminderen, maar deden me alleen nog maar schuldiger voelen. Bijvoorbeeld als mensen zeiden dat ook als ik al christen was elke zonde die ik deed het lijden van Jezus aan het kruis nog zwaarder maakte. En ik werd er al elke zondag aan herinnerd dat het mijn zonden waren waarvoor hij zo had geleden. Ik was schuldig aan zijn dood en elke dag voegde ik daar door mijn zonden nog aan toe. Nee, dat is geen basis om jezelf te accepteren.

Het tragische in het verhaal is dat Oskar het gevoel had dat hij naar zijn vader toe tekort is geschoten, dat hij er niet voor zijn vader was toen die hem nodig had, terwijl het juist andersom was: zijn vader probeerde er juist te zijn voor Oskar, probeerde hem gerust te stellen, probeerde hem te zeggen dat hij van hem hield. Zo denken wij (of denk ik) ook vaak dat ik iets voor God moet doen, dat ik naar God toe tekort ben geschoten, dat God teleurgesteld in mij is. Terwijl niets verder van de waarheid kan zijn. Kijk naar de gelijkenissen die Jezus vertelt, en hoe hij omgaat met hoeren, tollenaars en melaatsen. God is niet teleurgesteld in hen of in mij. God is juist voor ons! Hij wil ons met hem verzoenen! Hij is op zoek naar ons. Wij hoeven niet iets voor hem te doen of te betekenen, Hij wil juist alles voor ons betekenen en doen. Wij hoeven hem niet lief te hebben. Hij heeft ons eerst liefgehad. En wij hebben lief, omdat Hij ons heeft liefgehad. Niet andersom! Nooit andersom! Oskars moeder houdt ook van Oskar, zelfs als hij lelijk naar haar is of haar kwetst met zijn woorden. Haar liefde voor hem verandert nooit!
Oskars instelling verandert pas als hij eerlijk is naar een van de mensen die hij ontmoet en zijn twijfels en schuldgevoel benoemt. En in een van de meest ontroerende scenes die ik de laatste tijd gezien heb, vraagt hij om vergeving. Het karakter spreekt vergeving uit. Wauw! Wat hebben we het nodig om dat te horen! Om te horen dat we vergeven zijn! Om te horen dat we er mogen zijn! Om die last van schuldgevoel kwijt te raken! We zouden dat soort dingen vaker tegen elkaar mogen zeggen! Ik geloof dat het een van de rollen van de kerk is in ons leven om die vergeving uit te spreken. Niet om ons weer lasten op te leggen, maar om Gods vergeving te communiceren. Dit karakter doet het namens de vader van Oskar, de kerk doet het namens de Vader.
En zo ontmoet Oskar zijn vader - niet via de sleutel, maar via mensen. Ik denk dat dit ook is hoe wij God blijven ontmoeten ook na Auschwitz en na 11 september.  We ontmoeten God in de personen met wie wij ons leven delen. In onze naaste. (God is altijd persoonlijk. Hij openbaart zich niet in een boek, maar in een persoon, de mens Jezus Christus. God is relationeel!) Niet voor niets zegt de bijbel dat we onze naaste moeten liefhebben, en zegt Jezus in Mattheus 25 confronterende dingen over hoe we Jezus ontmoeten als we onze naaste bezoeken, te eten geven of te drinken geven. Dit is essentieel! God is relatie (drie-eenheid) en relatie is dus een beeld van God, of zelfs goddelijk. Wie liefheeft kent God, zegt Johannes. Wie niet liefheeft kent God niet. En deze relaties, de liefde die we ervaren via mensen, is er nog steeds ook na bovengenoemde rampen. En ze vormen een teken dat de Goddelijke liefde er ook nog steeds is. Want hoe zouden mensen kunnen liefhebben, werkelijk liefhebben, in een universum dat volledig leeg zou zijn? Ook hier ligt de liefde van Oskars ouders echter uiteindelijk, ten grondslag aan de liefde die hij ervaart van de mensen die hij op zijn reis ontmoet. Oskars moeder speelt er een belangrijke rol in (hoe, dat ga ik hier niet uitleggen, je moet de film zelf maar kijken!).

En dus, als Oskar de liefde ervaren heeft van de mensen die hij ontmoet heeft, kan hij terugkeren naar zijn moeder, en accepteren dat zij al die tijd al zielsveel van hem hield. Hij keert terug en laat zich omarmen (let op: in de gedeelde ervaring van het lijden - daarin is Oskars moeder een beeld van Christus). Hij is geen wees geworden. En ook wij zijn door Jezus niet als wezen achtergelaten. De Heilige Geest, de trooster, werkt in ons, wekt liefde in ons op en doet ons elkaar liefhebben. We mogen terugkeren naar de Vader. Niet met de valse zekerheid van een fundamentalistisch vastklampen aan de ‘waarheid’, wat die ook moge zijn, maar met een openstellen voor liefde. Want, dat zegt de bijbel ook, God is helemaal geen waarheid. God is Liefde.
Elke film die me daaraan herinnert, is een goede film!