Het was op mijn blog de laatste tijd erg rustig wat filmbesprekingen betreft. Ik ging zo op in het schrijven van de laatste hoofdstukken van De Krakenvorst, boek 1: Keruga, dat ik daar in het weekeinde niet mee wilde stoppen. Nu heb ik de tekst echter af, en heb ik weer tijd en aandacht voor andere schrijftaken. Zoals het herschrijven van De Derde Macht. Maar ook: filmbesprekingen. Ik vind het namelijk erg leuk om mijn gedachten over films met jullie te blijven delen. Ik blijf de mening toegedaan dat verhalen een van de belangrijkste manieren zijn, zo niet de belangrijkste, waarop wij veranderen. Niet zozeer omdat ze ons denken veranderen, niet op een rationele manier, maar omdat ze beelden in ons hart vormen, beelden waaruit onze verlangens ontstaan en waar ze aan refereren, en wij maken weer keuzes op basis van die verlangens. Wie denkt zomaar elk boek te kunnen lezen en elke film te kunnen kijken, zonder dat het hem iets doet, houdt zichzelf voor de gek. Verhalen doen wel degelijk iets met je. Daarom is het belangrijk er over na te denken wat. Voor mij helpt schrijven daarbij. De komende maanden hoop ik dus weer met enige regelmaat films te bespreken op mijn blog.
De eerste is Extremely Loud & Incredibly Close, een film uit 2011. Hoofdpersoon is het elfjarige jongetje Oskar Schell, die een jaar eerder zijn vader verloor op 11 september. Zijn vader was toen net aanwezig in een van de torens van het World Trade Center. Dat zoiets enorm traumatiserend is, spreekt vanzelf. Daar komt nog bij dat Oskar een geweldige band met zijn vader had: ze begrepen elkaar, zijn vader stimuleerde hem, en bemoedigde hem. En dat was weer belangrijk omdat er niet veel mensen zijn die Oskar begrijpen. Hij is niet per se een standaard elfjarige. En dan is er ook nog een geheim dat hij sinds die bewuste dag met zich meedraagt, een geheim dat hem dreigt te verteren.
Een van de dingen die zijn vader voor Oskar deed, was speurtochten uitzetten. Als Oskar op een dag in een blauwe vaas een sleutel vindt, realiseert hij zich dat zijn vader nog een laatste opdracht voor hem had. De enige andere aanwijzing is de naam ‘Black’. Dus Oskar vat het plan op om methodisch elke ‘Black’ in New York af te gaan, op zoek naar het slot waar de sleutel op past. Dat dwingt hem ertoe zijn eigen angsten te overwinnen. En het plan brengt hem in contact met bijzondere mensen. Niet in het minst de zwijgzame huurder van zijn oma, in het gebouw tegenover dat van zijn ouders, die een eigen geheim koestert.
Mijn vriendin en ik vonden dit een mooie film en hebben er een tijdje over zitten napraten. Dit was vanwege de goede acteerprestaties, van onder andere Tom Hanks en Sandra Bullock in kleine rollen en veteraan Max von Sydow (kwetsbaar en ontroerend). Verder is het verhaal mooi gemaakt, met een paar verrassende vondsten (zo kom je als kijker informatie waarvan je aanvankelijk denkt dat die erg belangrijk is, nooit te weten) en mooie beelden. De gebeurtenissen zijn misschien te toevallig om echt gebeurd te kunnen zijn, maar dit is geen probleem als je het verhaal ziet als een fabel over het verwerken van 11 september. Maar vooral vonden we de film mooi omdat we ons allebei (om verschillende redenen) herkenden in Oskar Schell. Voor mij was het alsof ik mijzelf als tien/twaalfjarige terugzag op het scherm. Eindelijk iemand in wie ik mij kon herkennen!
Ik heb een aantal recensies van deze film gelezen op de internationale filmdatabase IMDb en een van de meest voorkomende kritieken op deze film is dat mensen het moeilijk vonden met Oskar mee te leven. Ze vonden hem een vreemd jongetje, vonden hem vervelend en onaardig, zouden hem in het echt niet willen kennen, enzovoorts ... Alleen al om deze reden gaven ze lage scores aan de film. Wat ik niet kan begrijpen - ten eerste omdat het duidt op een gebrek aan empathisch vermogen als je alleen kunt meeleven met volkomen aangepaste, populaire kinderen, en ten tweede omdat ik Oskar juist wel heel goed kon begrijpen. Maar goed, ik was als kind ook niet echt heel aangepast of populair. En ja, ik ben daarom ook gepest. Misschien wel door dezelfde types die nu deze film afkraken omdat Oskar niet normaal is.
De komende paragrafen worden behoorlijk persoonlijk. Wie niet wil lezen over mijn jeugdervaringen en een stuk zelfanalyse moet verder naar beneden scrollen, waar ik het zal hebben over een mooie religieuze parallel die ik in deze film meende te ontwaren.
Over naar het persoonlijke deel van deze filmbespreking dan maar. Volgens heel wat filmbesprekingen zou Oskar (hoog functionerend) autistisch zijn. Dat zou zijn vreemde gedrag verklaren. Maar ik denk dat dit te makkelijk is. In de film zelf zegt Oskar dat hij is getest op het syndroom van Asperger, maar dat de testuitslagen geen uitsluitsel gaven. De film zegt dus niet definitief dat hij deze ‘stoornis’ heeft. Ik denk zelf ook dat hij op sommige momenten juist heel gevoelig uit de hoek komt, op een manier die niet autistisch is te noemen. Ik las op internet bijvoorbeeld het volgende: “I know a boy in real life, about the age as the Oskar character, who has Asperger's. I have interacted with him several times, and he acts in no way like this character did in the film. He smiles politely when I meet him, says hello very stiffly and uncomfortably, and then goes to investigate the plumbing or the train schedule or this favorite subject, birds. He doesn't engage me in dramatic dialogue, berate me on moral topics, or conduct searing, soul-searching monologues at rapid-fire speed until he is out of breath and spent. He barely remembers my name each time we interact, and he has trouble showing his feelings or expressing any sense of emotion. This may be one aspect of the syndrome, but having been in contact with someone who is not a character in a movie reciting a script I can say I had a hard time accepting Oskar as having Asperger's.”
Meerdere mensen hebben aan mij gevraagd of ik niet ook autistisch ben. Zelfs mijn moeder - vorige week nog. Bovendien kan ik het vaak heel goed vinden met mensen op het (hoog functionerende) autistische spectrum (en wederzijds: in mij hebben ze iemand die heel geïnteresseerd is in hun eigen interessegebied!). En ik herken vaak ook dingen van mezelf in hen. Maar ik ben behoorlijk goed in het lezen van non-verbale communicatie, en pik best goed gevoelens op van anderen. Ik heb geen gebrek aan ‘spiegelneuronen’. Toch deed ik laatst een zelf-test op autistische kenmerken. Ook bij mij was die test niet definitief, maar met mijn puntenscore zat ik in de categorie waarvan bij 86 procent uiteindelijk Asperger zou worden aangetoond (mijn score zou hoger zijn geweest zonder de vragen naar het interpreteren van lichaamstaal en het oppikken van emoties, oh, en over het lezen van fictie. Aspergers zouden daar niet van houden). In een draad op een forum waar ik de link naar de test had gevonden, las ik de interessante opmerking dat mensen die hoog scoren op de Aspergertest, vaak ook hoog scoren op de test voor HSP (Highly Sensitive Person), of hoogsensitiviteit. Ook zouden heel wat mensen met de diagnose ‘hoog functionerend autistisch’ verkeerd zijn gediagnosticeerd: ze zouden hooggevoelig zijn, en niet autistisch! Ik deed vervolgens ook de zelftest voor HSP, en wie schetst mijn verbazing: ik scoorde enorm hoog. Dat was eigenlijk geen verrassing. Ik heb jaren geleden eens het boek van Elaine M. Aron gelezen over hoogsensitiviteit, en sindsdien weet ik het al: ik ben hooggevoelig. Maar deze week besefte ik (ook na het kijken van deze film) nog eens goed wat een invloed dat in mijn leven had en nog steeds heeft. En dat ik er ook daadwerkelijk rekening mee mag houden in mijn leven en het niet hoef te overschreeuwen.
Mijn voorzichtige suggestie is dat Oskar in de film ook hoogsensitief is. Dit verklaart niet al zijn eigenschappen, maar wel veel. Veel andere dingen komen voort uit zijn diepe trauma en schuldgevoel. We zien ook een aantal echt hoogsensitieve gedragingen: zo legt Oskar soms een voorwerp tegen zijn wang om het te voelen. Hij geniet van het aanraken van dingen. (Ik streek als kind al graag met mijn vinger over mos, vooral bloeiend mos. Een van mijn eerste woordjes was: ‘mosje’). Oskar ervaart prikkels als luide geluiden, en drukke omgevingen al snel als heel overweldigend (mooi in beeld gebracht). Ik voel me in een drukke supermarkt niet op mijn gemakt, en ervaar het geluid van een opgevoerde brommer, of een sirene, als fysiek pijnlijk. De wereld overweldigt me vaak. Oskar heeft zijn eigen manier gevonden om daarmee om te gaan (een tamboerijn). Ik had ook zo mijn manieren. Oskar is aan de ene kant bang voor mensen (dat herken ik ook), en is aan de andere kant soms veel te goed van vertrouwen (same here, als kind). Hij lijkt in een eigen wereld te leven, gebruikt heel moeilijke woorden en beschikt over detaillistische kennis over allerlei onderwerpen (eh, ik hoef niet uit te leggen waarom ik mezelf daar in herken, toch?). Zijn hooggevoeligheid maakt hem kwetsbaar, maar hij is tegelijk heel moedig - mede doordat zijn vader hem stimuleert durft hij het leven toch aan te gaan. Dat ontroerde mij wel (mijn ogen werden zelfs even vochtig). Ik wou dat ik ouders had gehad die me zo goed kenden en op zo’n goede manier stimuleerden. Wie niet hoogsensitief is, begrijpt misschien niet goed waarom Oskar zo moedig is (“Dat kan iedereen toch? Daar heeft hij toch geen tamboerijn voor nodig?”), maar ik weet beter. Oskar is een held!
Genoeg over hoogsensitiviteit - ik hoop er nog vaker over te schrijven, als ik verder nadenk wat het betekent voor mijn leven. Het feit dat ik mezelf herkende in de hoofdpersoon was echter niet het enige dat de film in mijn ogen een succes maakte, ik vond het verhaal zelf ook ontroerend en zag er een mooie parallel in met de menselijke zoektocht naar God. Het is natuurlijk duidelijk dat het verhaal op een bepaald niveau een fabel is over de verwerking van 11 september - de film zegt niet alleen iets over het individuele effect van een gestorven vader, maar gaat ook breder over het effect van zulke rampen voor de mensheid. Oskar houdt op een bepaald punt in de film het volgende ‘nerdy’ betoog: Wat als de zon opeens zou verdwijnen? Het licht van de zon doet er acht minuten over om de Aarde te bereiken. Dus als de zon opeens zou verdwijnen, zouden we dat pas acht minuten later merken. Hij vergelijkt zijn vader met de zon, en zegt dat hij zoekt naar manieren om de ‘acht minuten’ langer te laten duren, om langer het gevoel te hebben dat zijn vader bij hem is, terwijl dat langzaam verdwijnt.
De vraag die mensen eigenlijk altijd stellen na een ramp als die van elf september is: “Waar was God?” Deze vraag is sinds de tweede wereldoorlog wel heel actueel geworden. ‘God na Auschwitz.’ Geconfronteerd met de gruwelijkste gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis -mensen die andere mensen met miljoenen uithongeren, martelen en vergassen, bevolkingsgroepen die worden uitgeroeid, verkrachtingen en moord, terrorisme en lijden (en natuurrampen, kernexplosies, aids en kanker)- ervaren de meeste mensen niet de aanwezigheid van God, maar juist zijn afwezigheid. Dit is trouwens van alle tijden, lees het boek Job maar. De afgelopen zeventig jaar hebben deze vraag echter wel heel acuut gemaakt. Juist op die momenten waarop we God het meest nodig hebben, wanneer ons leven op zijn grondvesten wankelt, als we behoefte hebben aan steun en troost, blijft de hemel zwijgen, en lijkt er niets anders te zijn dan ‘lucht en leegte’ (zoals Prediker al aangaf - ja, de bijbel kent deze ervaring van nutteloosheid. Er is inderdaad niets nieuws onder de zon.) De collectieve vraag die we ons stellen is: ‘Waar is God als het leven pijn doet?’ En het antwoord dringt zich op: misschien is hij er wel niet. Misschien is het heelal inderdaad leeg, is er alleen materie, is er geen God die zich om ons bekommert. Misschien is het leven inderdaad niets anders dan een nimmer aflatende strijd om het bestaan, waar de sterkste overleeft, en waar voor het individu niets anders overblijft dan te eten en te drinken, want morgen sterven wij. Dit is een nogal somber beeld op het leven, vooral voor mensen, die toch van nature betekeniszoekers zijn. Dus proberen we de ‘acht minuten’ te rekken - we zien de afgrond van leegte en betekenisloosheid onder ons opdoemen, en klampen ons aan elke strohalm vast om niet te hoeven toegeven dat we in existentieel opzicht alleen zijn.
Dit is wat Oskar doet met de sleutel die hij vindt in de vaas. Hij denkt dat dit een laatste boodschap is van zijn vader, en dus doet hij er alles aan om het slot te vinden waar de sleutel op past. Hij gunt zichzelf geen rust, maar gaat verder dan redelijk is. Hij is behoorlijk fundamentalistisch geworden waar het de sleutel betreft - er is geen tijd om bijvoorbeeld naar de film te gaan, en hij is hard tegen zijn moeder, die zijn zoektocht niet lijkt te begrijpen. Is het heel vergezocht als ik hier een parallel zie met hoe heel wat christenen omgaan met wat zij zien als de boodschap van God, de bijbel? Is de zekerheid die zij zo claimen te bezitten omtrent het woord van God niet in zeker opzicht een vergelijkbare angstreactie, ingegeven door het dreigende gevoel van Godsverlatenheid? Want ook christenen zijn niet blind, ook christenen kijken het journaal, en worden geconfronteerd met gebeurtenissen die op het eerste gezicht niet in verband te brengen zijn met een goede, almachtige God. En de psychologische reactie daarop is vaak het claimen van absolute zekerheid, een zekerheid die nergens door aan het wankelen kan worden gebracht. De bijbel moet worden verdedigd in felle discussies, waarbij de eigen interpretatie wordt gezien als absolute waarheid, en individuen die anders zijn dan de spreker worden beschadigd (denk aan discussies over homoseksualiteit onder christenen, of de rol van vrouwen in de kerk). Menzen zien de bijbel en hun theologie als het laatste bolwerk tegen de duisternis, als ook dit aan het wankelen wordt gebracht, vallen ze zelf. Fundamentalisme is een vorm van angst. Net als het opgeven van de hoop aan de andere kant dat is.
De sleutel blijkt geen boodschap van Oskars vader - en (ja, het is schokkend) net zo is de bijbel volgens mij niet Gods boodschap aan ons. Niet op de manier zoals hierboven beschreven. De bijbel is niets meer dan woorden gedrukt op papier. (Niet dat de bijbel niet waardevol is! Maar in zichzelf biedt de bijbel geen hoop - zoals inkt op papier nooit hoop kan bieden). Maar omdat Oskar zo vasthoudt aan de sleutel, omdat hij zich daar zo op fixeert, zo fundamentalistisch is, ziet hij niet dat de hoop die hij nodig heeft al lang aanwezig is. In de mensen die hij spreekt, die hem binnenlaten in hun huis, die hem opnemen in hun gezin, die voor hem bidden, hem een kraan laten besturen, die hun leven met hem delen en hem met respect behandelen. En in zijn moeder, die er bijna wanhopig op wacht dat Oskar haar binnenlaat en zijn pijn met haar deelt. Want als er iemand is die Oskars pijn kan herkennen en hem kan troosten is zij het, want zij kende immers dezelfde vader.
Oskar voelt zich losgesneden van ouderliefde, maar dat is hij niet werkelijk. Maar Oskar is niet in staat de liefde van zijn moeder te voelen, vanwege het geheim dat hij met zich meedraagt. Hij heeft iets nagelaten, iets dat hij nu al een jaar met zich meedraagt en waar hij zich enorm schuldig over voelt. Ik heb mij om veel kleinere dingen schuldig gevoeld (ja, ik heb hoogsensitief), en kon dit daarom enorm goed herkennen. Ik kon ook herkennen dat hij zich zelfs afzette tegen zijn moeder - omdat hij zich zo schuldig voelde. Dit schuldgevoel is een van de motoren achter zijn vasthoudende zoeken naar het slot. Zo werkt het met religie ook - ik weet dat een groot deel van mijn eigen moeten en behoren op religieus gebied voortkwam uit schuldgevoel. Ik dacht dat ik tekortschoot en dat ik dat kon opheffen door heel hard voor God te werken. Niet dat het schuldgevoel daar ooit door verdween, het betekende alleen dat ik nog veel harder moest werken. En de boodschappen die ik in de kerk ontving hielpen nooit dat schuldgevoel te verminderen, maar deden me alleen nog maar schuldiger voelen. Bijvoorbeeld als mensen zeiden dat ook als ik al christen was elke zonde die ik deed het lijden van Jezus aan het kruis nog zwaarder maakte. En ik werd er al elke zondag aan herinnerd dat het mijn zonden waren waarvoor hij zo had geleden. Ik was schuldig aan zijn dood en elke dag voegde ik daar door mijn zonden nog aan toe. Nee, dat is geen basis om jezelf te accepteren.
Het tragische in het verhaal is dat Oskar het gevoel had dat hij naar zijn vader toe tekort is geschoten, dat hij er niet voor zijn vader was toen die hem nodig had, terwijl het juist andersom was: zijn vader probeerde er juist te zijn voor Oskar, probeerde hem gerust te stellen, probeerde hem te zeggen dat hij van hem hield. Zo denken wij (of denk ik) ook vaak dat ik iets voor God moet doen, dat ik naar God toe tekort ben geschoten, dat God teleurgesteld in mij is. Terwijl niets verder van de waarheid kan zijn. Kijk naar de gelijkenissen die Jezus vertelt, en hoe hij omgaat met hoeren, tollenaars en melaatsen. God is niet teleurgesteld in hen of in mij. God is juist voor ons! Hij wil ons met hem verzoenen! Hij is op zoek naar ons. Wij hoeven niet iets voor hem te doen of te betekenen, Hij wil juist alles voor ons betekenen en doen. Wij hoeven hem niet lief te hebben. Hij heeft ons eerst liefgehad. En wij hebben lief, omdat Hij ons heeft liefgehad. Niet andersom! Nooit andersom! Oskars moeder houdt ook van Oskar, zelfs als hij lelijk naar haar is of haar kwetst met zijn woorden. Haar liefde voor hem verandert nooit!
Oskars instelling verandert pas als hij eerlijk is naar een van de mensen die hij ontmoet en zijn twijfels en schuldgevoel benoemt. En in een van de meest ontroerende scenes die ik de laatste tijd gezien heb, vraagt hij om vergeving. Het karakter spreekt vergeving uit. Wauw! Wat hebben we het nodig om dat te horen! Om te horen dat we vergeven zijn! Om te horen dat we er mogen zijn! Om die last van schuldgevoel kwijt te raken! We zouden dat soort dingen vaker tegen elkaar mogen zeggen! Ik geloof dat het een van de rollen van de kerk is in ons leven om die vergeving uit te spreken. Niet om ons weer lasten op te leggen, maar om Gods vergeving te communiceren. Dit karakter doet het namens de vader van Oskar, de kerk doet het namens de Vader.
En zo ontmoet Oskar zijn vader - niet via de sleutel, maar via mensen. Ik denk dat dit ook is hoe wij God blijven ontmoeten ook na Auschwitz en na 11 september. We ontmoeten God in de personen met wie wij ons leven delen. In onze naaste. (God is altijd persoonlijk. Hij openbaart zich niet in een boek, maar in een persoon, de mens Jezus Christus. God is relationeel!) Niet voor niets zegt de bijbel dat we onze naaste moeten liefhebben, en zegt Jezus in Mattheus 25 confronterende dingen over hoe we Jezus ontmoeten als we onze naaste bezoeken, te eten geven of te drinken geven. Dit is essentieel! God is relatie (drie-eenheid) en relatie is dus een beeld van God, of zelfs goddelijk. Wie liefheeft kent God, zegt Johannes. Wie niet liefheeft kent God niet. En deze relaties, de liefde die we ervaren via mensen, is er nog steeds ook na bovengenoemde rampen. En ze vormen een teken dat de Goddelijke liefde er ook nog steeds is. Want hoe zouden mensen kunnen liefhebben, werkelijk liefhebben, in een universum dat volledig leeg zou zijn? Ook hier ligt de liefde van Oskars ouders echter uiteindelijk, ten grondslag aan de liefde die hij ervaart van de mensen die hij op zijn reis ontmoet. Oskars moeder speelt er een belangrijke rol in (hoe, dat ga ik hier niet uitleggen, je moet de film zelf maar kijken!).
En dus, als Oskar de liefde ervaren heeft van de mensen die hij ontmoet heeft, kan hij terugkeren naar zijn moeder, en accepteren dat zij al die tijd al zielsveel van hem hield. Hij keert terug en laat zich omarmen (let op: in de gedeelde ervaring van het lijden - daarin is Oskars moeder een beeld van Christus). Hij is geen wees geworden. En ook wij zijn door Jezus niet als wezen achtergelaten. De Heilige Geest, de trooster, werkt in ons, wekt liefde in ons op en doet ons elkaar liefhebben. We mogen terugkeren naar de Vader. Niet met de valse zekerheid van een fundamentalistisch vastklampen aan de ‘waarheid’, wat die ook moge zijn, maar met een openstellen voor liefde. Want, dat zegt de bijbel ook, God is helemaal geen waarheid. God is Liefde.
Elke film die me daaraan herinnert, is een goede film!
De eerste is Extremely Loud & Incredibly Close, een film uit 2011. Hoofdpersoon is het elfjarige jongetje Oskar Schell, die een jaar eerder zijn vader verloor op 11 september. Zijn vader was toen net aanwezig in een van de torens van het World Trade Center. Dat zoiets enorm traumatiserend is, spreekt vanzelf. Daar komt nog bij dat Oskar een geweldige band met zijn vader had: ze begrepen elkaar, zijn vader stimuleerde hem, en bemoedigde hem. En dat was weer belangrijk omdat er niet veel mensen zijn die Oskar begrijpen. Hij is niet per se een standaard elfjarige. En dan is er ook nog een geheim dat hij sinds die bewuste dag met zich meedraagt, een geheim dat hem dreigt te verteren.
Een van de dingen die zijn vader voor Oskar deed, was speurtochten uitzetten. Als Oskar op een dag in een blauwe vaas een sleutel vindt, realiseert hij zich dat zijn vader nog een laatste opdracht voor hem had. De enige andere aanwijzing is de naam ‘Black’. Dus Oskar vat het plan op om methodisch elke ‘Black’ in New York af te gaan, op zoek naar het slot waar de sleutel op past. Dat dwingt hem ertoe zijn eigen angsten te overwinnen. En het plan brengt hem in contact met bijzondere mensen. Niet in het minst de zwijgzame huurder van zijn oma, in het gebouw tegenover dat van zijn ouders, die een eigen geheim koestert.
Mijn vriendin en ik vonden dit een mooie film en hebben er een tijdje over zitten napraten. Dit was vanwege de goede acteerprestaties, van onder andere Tom Hanks en Sandra Bullock in kleine rollen en veteraan Max von Sydow (kwetsbaar en ontroerend). Verder is het verhaal mooi gemaakt, met een paar verrassende vondsten (zo kom je als kijker informatie waarvan je aanvankelijk denkt dat die erg belangrijk is, nooit te weten) en mooie beelden. De gebeurtenissen zijn misschien te toevallig om echt gebeurd te kunnen zijn, maar dit is geen probleem als je het verhaal ziet als een fabel over het verwerken van 11 september. Maar vooral vonden we de film mooi omdat we ons allebei (om verschillende redenen) herkenden in Oskar Schell. Voor mij was het alsof ik mijzelf als tien/twaalfjarige terugzag op het scherm. Eindelijk iemand in wie ik mij kon herkennen!
Ik heb een aantal recensies van deze film gelezen op de internationale filmdatabase IMDb en een van de meest voorkomende kritieken op deze film is dat mensen het moeilijk vonden met Oskar mee te leven. Ze vonden hem een vreemd jongetje, vonden hem vervelend en onaardig, zouden hem in het echt niet willen kennen, enzovoorts ... Alleen al om deze reden gaven ze lage scores aan de film. Wat ik niet kan begrijpen - ten eerste omdat het duidt op een gebrek aan empathisch vermogen als je alleen kunt meeleven met volkomen aangepaste, populaire kinderen, en ten tweede omdat ik Oskar juist wel heel goed kon begrijpen. Maar goed, ik was als kind ook niet echt heel aangepast of populair. En ja, ik ben daarom ook gepest. Misschien wel door dezelfde types die nu deze film afkraken omdat Oskar niet normaal is.
De komende paragrafen worden behoorlijk persoonlijk. Wie niet wil lezen over mijn jeugdervaringen en een stuk zelfanalyse moet verder naar beneden scrollen, waar ik het zal hebben over een mooie religieuze parallel die ik in deze film meende te ontwaren.
Over naar het persoonlijke deel van deze filmbespreking dan maar. Volgens heel wat filmbesprekingen zou Oskar (hoog functionerend) autistisch zijn. Dat zou zijn vreemde gedrag verklaren. Maar ik denk dat dit te makkelijk is. In de film zelf zegt Oskar dat hij is getest op het syndroom van Asperger, maar dat de testuitslagen geen uitsluitsel gaven. De film zegt dus niet definitief dat hij deze ‘stoornis’ heeft. Ik denk zelf ook dat hij op sommige momenten juist heel gevoelig uit de hoek komt, op een manier die niet autistisch is te noemen. Ik las op internet bijvoorbeeld het volgende: “I know a boy in real life, about the age as the Oskar character, who has Asperger's. I have interacted with him several times, and he acts in no way like this character did in the film. He smiles politely when I meet him, says hello very stiffly and uncomfortably, and then goes to investigate the plumbing or the train schedule or this favorite subject, birds. He doesn't engage me in dramatic dialogue, berate me on moral topics, or conduct searing, soul-searching monologues at rapid-fire speed until he is out of breath and spent. He barely remembers my name each time we interact, and he has trouble showing his feelings or expressing any sense of emotion. This may be one aspect of the syndrome, but having been in contact with someone who is not a character in a movie reciting a script I can say I had a hard time accepting Oskar as having Asperger's.”
Meerdere mensen hebben aan mij gevraagd of ik niet ook autistisch ben. Zelfs mijn moeder - vorige week nog. Bovendien kan ik het vaak heel goed vinden met mensen op het (hoog functionerende) autistische spectrum (en wederzijds: in mij hebben ze iemand die heel geïnteresseerd is in hun eigen interessegebied!). En ik herken vaak ook dingen van mezelf in hen. Maar ik ben behoorlijk goed in het lezen van non-verbale communicatie, en pik best goed gevoelens op van anderen. Ik heb geen gebrek aan ‘spiegelneuronen’. Toch deed ik laatst een zelf-test op autistische kenmerken. Ook bij mij was die test niet definitief, maar met mijn puntenscore zat ik in de categorie waarvan bij 86 procent uiteindelijk Asperger zou worden aangetoond (mijn score zou hoger zijn geweest zonder de vragen naar het interpreteren van lichaamstaal en het oppikken van emoties, oh, en over het lezen van fictie. Aspergers zouden daar niet van houden). In een draad op een forum waar ik de link naar de test had gevonden, las ik de interessante opmerking dat mensen die hoog scoren op de Aspergertest, vaak ook hoog scoren op de test voor HSP (Highly Sensitive Person), of hoogsensitiviteit. Ook zouden heel wat mensen met de diagnose ‘hoog functionerend autistisch’ verkeerd zijn gediagnosticeerd: ze zouden hooggevoelig zijn, en niet autistisch! Ik deed vervolgens ook de zelftest voor HSP, en wie schetst mijn verbazing: ik scoorde enorm hoog. Dat was eigenlijk geen verrassing. Ik heb jaren geleden eens het boek van Elaine M. Aron gelezen over hoogsensitiviteit, en sindsdien weet ik het al: ik ben hooggevoelig. Maar deze week besefte ik (ook na het kijken van deze film) nog eens goed wat een invloed dat in mijn leven had en nog steeds heeft. En dat ik er ook daadwerkelijk rekening mee mag houden in mijn leven en het niet hoef te overschreeuwen.
Mijn voorzichtige suggestie is dat Oskar in de film ook hoogsensitief is. Dit verklaart niet al zijn eigenschappen, maar wel veel. Veel andere dingen komen voort uit zijn diepe trauma en schuldgevoel. We zien ook een aantal echt hoogsensitieve gedragingen: zo legt Oskar soms een voorwerp tegen zijn wang om het te voelen. Hij geniet van het aanraken van dingen. (Ik streek als kind al graag met mijn vinger over mos, vooral bloeiend mos. Een van mijn eerste woordjes was: ‘mosje’). Oskar ervaart prikkels als luide geluiden, en drukke omgevingen al snel als heel overweldigend (mooi in beeld gebracht). Ik voel me in een drukke supermarkt niet op mijn gemakt, en ervaar het geluid van een opgevoerde brommer, of een sirene, als fysiek pijnlijk. De wereld overweldigt me vaak. Oskar heeft zijn eigen manier gevonden om daarmee om te gaan (een tamboerijn). Ik had ook zo mijn manieren. Oskar is aan de ene kant bang voor mensen (dat herken ik ook), en is aan de andere kant soms veel te goed van vertrouwen (same here, als kind). Hij lijkt in een eigen wereld te leven, gebruikt heel moeilijke woorden en beschikt over detaillistische kennis over allerlei onderwerpen (eh, ik hoef niet uit te leggen waarom ik mezelf daar in herken, toch?). Zijn hooggevoeligheid maakt hem kwetsbaar, maar hij is tegelijk heel moedig - mede doordat zijn vader hem stimuleert durft hij het leven toch aan te gaan. Dat ontroerde mij wel (mijn ogen werden zelfs even vochtig). Ik wou dat ik ouders had gehad die me zo goed kenden en op zo’n goede manier stimuleerden. Wie niet hoogsensitief is, begrijpt misschien niet goed waarom Oskar zo moedig is (“Dat kan iedereen toch? Daar heeft hij toch geen tamboerijn voor nodig?”), maar ik weet beter. Oskar is een held!
Genoeg over hoogsensitiviteit - ik hoop er nog vaker over te schrijven, als ik verder nadenk wat het betekent voor mijn leven. Het feit dat ik mezelf herkende in de hoofdpersoon was echter niet het enige dat de film in mijn ogen een succes maakte, ik vond het verhaal zelf ook ontroerend en zag er een mooie parallel in met de menselijke zoektocht naar God. Het is natuurlijk duidelijk dat het verhaal op een bepaald niveau een fabel is over de verwerking van 11 september - de film zegt niet alleen iets over het individuele effect van een gestorven vader, maar gaat ook breder over het effect van zulke rampen voor de mensheid. Oskar houdt op een bepaald punt in de film het volgende ‘nerdy’ betoog: Wat als de zon opeens zou verdwijnen? Het licht van de zon doet er acht minuten over om de Aarde te bereiken. Dus als de zon opeens zou verdwijnen, zouden we dat pas acht minuten later merken. Hij vergelijkt zijn vader met de zon, en zegt dat hij zoekt naar manieren om de ‘acht minuten’ langer te laten duren, om langer het gevoel te hebben dat zijn vader bij hem is, terwijl dat langzaam verdwijnt.
De vraag die mensen eigenlijk altijd stellen na een ramp als die van elf september is: “Waar was God?” Deze vraag is sinds de tweede wereldoorlog wel heel actueel geworden. ‘God na Auschwitz.’ Geconfronteerd met de gruwelijkste gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis -mensen die andere mensen met miljoenen uithongeren, martelen en vergassen, bevolkingsgroepen die worden uitgeroeid, verkrachtingen en moord, terrorisme en lijden (en natuurrampen, kernexplosies, aids en kanker)- ervaren de meeste mensen niet de aanwezigheid van God, maar juist zijn afwezigheid. Dit is trouwens van alle tijden, lees het boek Job maar. De afgelopen zeventig jaar hebben deze vraag echter wel heel acuut gemaakt. Juist op die momenten waarop we God het meest nodig hebben, wanneer ons leven op zijn grondvesten wankelt, als we behoefte hebben aan steun en troost, blijft de hemel zwijgen, en lijkt er niets anders te zijn dan ‘lucht en leegte’ (zoals Prediker al aangaf - ja, de bijbel kent deze ervaring van nutteloosheid. Er is inderdaad niets nieuws onder de zon.) De collectieve vraag die we ons stellen is: ‘Waar is God als het leven pijn doet?’ En het antwoord dringt zich op: misschien is hij er wel niet. Misschien is het heelal inderdaad leeg, is er alleen materie, is er geen God die zich om ons bekommert. Misschien is het leven inderdaad niets anders dan een nimmer aflatende strijd om het bestaan, waar de sterkste overleeft, en waar voor het individu niets anders overblijft dan te eten en te drinken, want morgen sterven wij. Dit is een nogal somber beeld op het leven, vooral voor mensen, die toch van nature betekeniszoekers zijn. Dus proberen we de ‘acht minuten’ te rekken - we zien de afgrond van leegte en betekenisloosheid onder ons opdoemen, en klampen ons aan elke strohalm vast om niet te hoeven toegeven dat we in existentieel opzicht alleen zijn.
Dit is wat Oskar doet met de sleutel die hij vindt in de vaas. Hij denkt dat dit een laatste boodschap is van zijn vader, en dus doet hij er alles aan om het slot te vinden waar de sleutel op past. Hij gunt zichzelf geen rust, maar gaat verder dan redelijk is. Hij is behoorlijk fundamentalistisch geworden waar het de sleutel betreft - er is geen tijd om bijvoorbeeld naar de film te gaan, en hij is hard tegen zijn moeder, die zijn zoektocht niet lijkt te begrijpen. Is het heel vergezocht als ik hier een parallel zie met hoe heel wat christenen omgaan met wat zij zien als de boodschap van God, de bijbel? Is de zekerheid die zij zo claimen te bezitten omtrent het woord van God niet in zeker opzicht een vergelijkbare angstreactie, ingegeven door het dreigende gevoel van Godsverlatenheid? Want ook christenen zijn niet blind, ook christenen kijken het journaal, en worden geconfronteerd met gebeurtenissen die op het eerste gezicht niet in verband te brengen zijn met een goede, almachtige God. En de psychologische reactie daarop is vaak het claimen van absolute zekerheid, een zekerheid die nergens door aan het wankelen kan worden gebracht. De bijbel moet worden verdedigd in felle discussies, waarbij de eigen interpretatie wordt gezien als absolute waarheid, en individuen die anders zijn dan de spreker worden beschadigd (denk aan discussies over homoseksualiteit onder christenen, of de rol van vrouwen in de kerk). Menzen zien de bijbel en hun theologie als het laatste bolwerk tegen de duisternis, als ook dit aan het wankelen wordt gebracht, vallen ze zelf. Fundamentalisme is een vorm van angst. Net als het opgeven van de hoop aan de andere kant dat is.
De sleutel blijkt geen boodschap van Oskars vader - en (ja, het is schokkend) net zo is de bijbel volgens mij niet Gods boodschap aan ons. Niet op de manier zoals hierboven beschreven. De bijbel is niets meer dan woorden gedrukt op papier. (Niet dat de bijbel niet waardevol is! Maar in zichzelf biedt de bijbel geen hoop - zoals inkt op papier nooit hoop kan bieden). Maar omdat Oskar zo vasthoudt aan de sleutel, omdat hij zich daar zo op fixeert, zo fundamentalistisch is, ziet hij niet dat de hoop die hij nodig heeft al lang aanwezig is. In de mensen die hij spreekt, die hem binnenlaten in hun huis, die hem opnemen in hun gezin, die voor hem bidden, hem een kraan laten besturen, die hun leven met hem delen en hem met respect behandelen. En in zijn moeder, die er bijna wanhopig op wacht dat Oskar haar binnenlaat en zijn pijn met haar deelt. Want als er iemand is die Oskars pijn kan herkennen en hem kan troosten is zij het, want zij kende immers dezelfde vader.
Oskar voelt zich losgesneden van ouderliefde, maar dat is hij niet werkelijk. Maar Oskar is niet in staat de liefde van zijn moeder te voelen, vanwege het geheim dat hij met zich meedraagt. Hij heeft iets nagelaten, iets dat hij nu al een jaar met zich meedraagt en waar hij zich enorm schuldig over voelt. Ik heb mij om veel kleinere dingen schuldig gevoeld (ja, ik heb hoogsensitief), en kon dit daarom enorm goed herkennen. Ik kon ook herkennen dat hij zich zelfs afzette tegen zijn moeder - omdat hij zich zo schuldig voelde. Dit schuldgevoel is een van de motoren achter zijn vasthoudende zoeken naar het slot. Zo werkt het met religie ook - ik weet dat een groot deel van mijn eigen moeten en behoren op religieus gebied voortkwam uit schuldgevoel. Ik dacht dat ik tekortschoot en dat ik dat kon opheffen door heel hard voor God te werken. Niet dat het schuldgevoel daar ooit door verdween, het betekende alleen dat ik nog veel harder moest werken. En de boodschappen die ik in de kerk ontving hielpen nooit dat schuldgevoel te verminderen, maar deden me alleen nog maar schuldiger voelen. Bijvoorbeeld als mensen zeiden dat ook als ik al christen was elke zonde die ik deed het lijden van Jezus aan het kruis nog zwaarder maakte. En ik werd er al elke zondag aan herinnerd dat het mijn zonden waren waarvoor hij zo had geleden. Ik was schuldig aan zijn dood en elke dag voegde ik daar door mijn zonden nog aan toe. Nee, dat is geen basis om jezelf te accepteren.
Het tragische in het verhaal is dat Oskar het gevoel had dat hij naar zijn vader toe tekort is geschoten, dat hij er niet voor zijn vader was toen die hem nodig had, terwijl het juist andersom was: zijn vader probeerde er juist te zijn voor Oskar, probeerde hem gerust te stellen, probeerde hem te zeggen dat hij van hem hield. Zo denken wij (of denk ik) ook vaak dat ik iets voor God moet doen, dat ik naar God toe tekort ben geschoten, dat God teleurgesteld in mij is. Terwijl niets verder van de waarheid kan zijn. Kijk naar de gelijkenissen die Jezus vertelt, en hoe hij omgaat met hoeren, tollenaars en melaatsen. God is niet teleurgesteld in hen of in mij. God is juist voor ons! Hij wil ons met hem verzoenen! Hij is op zoek naar ons. Wij hoeven niet iets voor hem te doen of te betekenen, Hij wil juist alles voor ons betekenen en doen. Wij hoeven hem niet lief te hebben. Hij heeft ons eerst liefgehad. En wij hebben lief, omdat Hij ons heeft liefgehad. Niet andersom! Nooit andersom! Oskars moeder houdt ook van Oskar, zelfs als hij lelijk naar haar is of haar kwetst met zijn woorden. Haar liefde voor hem verandert nooit!
Oskars instelling verandert pas als hij eerlijk is naar een van de mensen die hij ontmoet en zijn twijfels en schuldgevoel benoemt. En in een van de meest ontroerende scenes die ik de laatste tijd gezien heb, vraagt hij om vergeving. Het karakter spreekt vergeving uit. Wauw! Wat hebben we het nodig om dat te horen! Om te horen dat we vergeven zijn! Om te horen dat we er mogen zijn! Om die last van schuldgevoel kwijt te raken! We zouden dat soort dingen vaker tegen elkaar mogen zeggen! Ik geloof dat het een van de rollen van de kerk is in ons leven om die vergeving uit te spreken. Niet om ons weer lasten op te leggen, maar om Gods vergeving te communiceren. Dit karakter doet het namens de vader van Oskar, de kerk doet het namens de Vader.
En zo ontmoet Oskar zijn vader - niet via de sleutel, maar via mensen. Ik denk dat dit ook is hoe wij God blijven ontmoeten ook na Auschwitz en na 11 september. We ontmoeten God in de personen met wie wij ons leven delen. In onze naaste. (God is altijd persoonlijk. Hij openbaart zich niet in een boek, maar in een persoon, de mens Jezus Christus. God is relationeel!) Niet voor niets zegt de bijbel dat we onze naaste moeten liefhebben, en zegt Jezus in Mattheus 25 confronterende dingen over hoe we Jezus ontmoeten als we onze naaste bezoeken, te eten geven of te drinken geven. Dit is essentieel! God is relatie (drie-eenheid) en relatie is dus een beeld van God, of zelfs goddelijk. Wie liefheeft kent God, zegt Johannes. Wie niet liefheeft kent God niet. En deze relaties, de liefde die we ervaren via mensen, is er nog steeds ook na bovengenoemde rampen. En ze vormen een teken dat de Goddelijke liefde er ook nog steeds is. Want hoe zouden mensen kunnen liefhebben, werkelijk liefhebben, in een universum dat volledig leeg zou zijn? Ook hier ligt de liefde van Oskars ouders echter uiteindelijk, ten grondslag aan de liefde die hij ervaart van de mensen die hij op zijn reis ontmoet. Oskars moeder speelt er een belangrijke rol in (hoe, dat ga ik hier niet uitleggen, je moet de film zelf maar kijken!).
En dus, als Oskar de liefde ervaren heeft van de mensen die hij ontmoet heeft, kan hij terugkeren naar zijn moeder, en accepteren dat zij al die tijd al zielsveel van hem hield. Hij keert terug en laat zich omarmen (let op: in de gedeelde ervaring van het lijden - daarin is Oskars moeder een beeld van Christus). Hij is geen wees geworden. En ook wij zijn door Jezus niet als wezen achtergelaten. De Heilige Geest, de trooster, werkt in ons, wekt liefde in ons op en doet ons elkaar liefhebben. We mogen terugkeren naar de Vader. Niet met de valse zekerheid van een fundamentalistisch vastklampen aan de ‘waarheid’, wat die ook moge zijn, maar met een openstellen voor liefde. Want, dat zegt de bijbel ook, God is helemaal geen waarheid. God is Liefde.
Elke film die me daaraan herinnert, is een goede film!