dinsdag 27 mei 2014

Het sacrament en de omheining (2 en slot): de vrijheid van het koninkrijk

De term uit de managementtheorie die de sacramentele visie beschrijft, als het tegenovergestelde van een transactionele visie, is de ‘centered set’. Dit las ik erover: “A centered set has no boundaries to keep people out, but it does have something compelling at the center which pulls people in. Involvement in the set is not based on who has made it through the gate and is now inside the fence, but rather is based on the proximity to the center, and the direction they are moving. Those who are closest to the center will be the most involved with each other. And no matter how far someone pulls back, at no point do they ever stop ‘belonging’ for there is no outer boundary that can be crossed.” Als je het zou uittekenen zou je een punt hebben in het centrum en stippen die zich daar naartoe bewegen en stippen die zich daar vandaan bewegen. Er zijn geen zwarte stippen, geen rode stippen, het enige verschil is welke kant ze zich op bewegen. Een deel van de stippen komt bij elkaar rond de punt in het centrum, en daar ontstaat herkenning en gemeenschap. Deze gemeenschap wordt echter bepaald door het centrum, niet door grenzen met buiten; door de gedeelde fascinatie, niet door de verschillen met de ‘ander’. 
In plaats van schapen op een weiland, gescheiden door rechte sloten, is hier veel meer het oosterse beeld van de herder van toepassing. De herder om wie de schapen zich hebben verzameld, zonder dat ze in een bepaald gebied binnen hekken verblijven. Toch dwalen ze niet af, want ze volgen de herder. Hij is het die de kudde bij elkaar houdt. Het is natuurlijk geen wonder dat Jezus voor deze metafoor koos, door zichzelf te beschrijven als de goede herder. Toegepast op het christelijk geloof, kun je volgens mij stellen dat Jezus en zijn dood en opstanding de punt in het centrum zijn, het sacrament waarin de eeuwige liefde van God voor eens en altijd zichtbaar wordt, voor iedereen. Dit wordt onder andere weer zichtbaar in wat wij de sacramenten noemen: doop, brood en beker. (Een zijspoor, maar ik ben blij dat deze centraal staan in de kerk die ik nu bezoek). Jezus zei als dat hij zou worden opgericht als een teken, als de slang in de woestijn die door Mozes werd opgericht, en dat iedereen die naar hem zou kijken eeuwig leven zou ontvangen. Hij staat in het centrum. En er is niks dat buiten zijn invloedssfeer valt: kruis en opstanding zijn waar in de hele schepping. Zelfs in de hel. Het is als met een lamp, die is ook van elke afstand zichtbaar (en Jezus is het grootste licht dat mogelijk is, zichtbaar vanaf de grenzen van het heelal). Het is dus zoals Robert Farrar Capon regelmatig opmerkt: er zijn geen niet vergeven mensen. Zelfs de hel bevat alleen vergeven mensen. Iedereen hoort erbij.

Maar, zoals het plaatje suggereert, er zijn mensen die in de richting van het centrum bewegen, soms zigzaggend, soms met omwegen, en soms weer teruggaand naar de verte, en mensen die van het centrum, van het teken vandaan bewegen. En welke richting mensen op bewegen is wel ergens aan te herkennen. Niet aan een grens, niet aan een regel. Niet aan een wet. Niet aan een leerstelling.  Niet aan wat ze geloofden. Immers, de demonen geloofden ook in God, zegt Jakobus, maar zij sidderen. Wanneer Jezus het heeft over de manier waarop mensen zijn discipelen zouden herkennen, heeft hij het over de liefde. ‘Hieraan zullen allen weten dat u mijn discipelen bent, indien u liefde hebt onder elkaar’ (Johannes 13:35). In 1 Johannes werkt de apostel dit verder uit en nog algemener. Hij zegt zelfs: ‘Ieder die liefheeft, kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet’ (1 Johannes 4:8).
Iedereen is geliefd (deze liefde sluit elke rol van angst uit, voor ieder mens). En wij hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad. Het kan echter zijn dat mensen zichzelf meer liefhebben dan God. C.S. Lewis geeft hier heel veel voorbeelden van in zijn boek ‘De Grote Scheiding’ (mijn favoriete boek!). Er zijn mensen die zo bang zijn dat ze hun grenzen moeten opgeven dat ze hun ogen sluiten voor de opgerichte slang, voor het sacrament, voor de liefde. Ze zijn als de dwergen in Lewis’ ‘De Laatste Strijd’ - die weigerden het nieuwe Narnia te zien en bleven volhouden dat ze zich in een stal bevonden. ‘De dwergen voor de dwergen’, hielden ze vol. Zo sloten ze zichzelf op in de hel. Niet omdat God aan een ‘bounded set’ vasthield, maar omdat ze zelf aan een ‘bounded set’ vasthielden. Het was hun eigen drang om te oordelen, die tot hun oordeel leidde. Maar wie wel liefheeft, wie de ogen durft te openen, gaat door ‘Higher up and farther in!’, steeds dieper de realiteit van Gods wereld binnen.
Een andere manier om over deze dingen te spreken is in termen van het koninkrijk van God. Jezus heeft het er vaak over. Dat koninkrijk is niet gelijk te stellen aan een instituut of organisatie. Ook niet met de kerk. Het koninkrijk van God is in Jezus’ eigen woorden als een stad op een berg, of een lamp - van overal zichtbaar. Menselijke grenzen plaatsen die alleen maar in het duister. Meer het koninkrijk is ook verborgen. Het is niet verstopt op een enkele locatie. Het bevindt zich ‘in plain sight’, maar zo dat je er makkelijk overheen kijkt. Het is namelijk verborgen onder heel de schepping, als zaad in de akker. Maar het groeit en draagt vrucht. Hoe? Doordat mensen zich voor het koninkrijk openstellen ‘als een kind’. Doordat ze in de wijnrank blijven. Dan brengt hun leven de vruchten voort die bij het koninkrijk horen. Maar de mensen die zich hebben opengesteld voor het koninkrijk en die zich ervoor afsluiten zijn niet zomaar van elkaar te scheiden. Volgens Jezus groeien koren en onkruid op dezelfde akker samen op, tot naar hun vrucht wordt gekeken. Ook over het koninkrijk van God kan beter worden gesproken als een ‘gerichtheid’. Overal waar individuen of groepen of organisaties gericht zijn op de wil van God, zich openstellen voor Gods bedoeling en aanwezigheid, komt het koninkrijk van God tot expressie. Als een sacrament.

De eerste christenen herkenden dat het in het geloven gaat om een gerichtheid, om een richting. Daarom spraken zij over het ‘volgen van de weg’. Ze kwamen samen met andere ‘volgers van de weg’. Niet omdat ze zich wilden onderscheiden, maar omdat ze in elkaar herkenden wat ze zelf zagen, namelijk dat God zich in Christus als liefde had geopenbaard. Ze hadden geen andere naam nodig. Geen label om hun identiteit aan te ontlenen. De christenen hebben zichzelf geen ‘christenen’ genoemd. Dat deden de mensen van buiten. De ‘ongelovigen’, degenen die zich niet naar het centrum toe bewogen, die deze mensen maar raar vonden, met hun nadruk op de menselijkheid van vrouwen en slaven en buitenlanders, met hun liefdesmalen en opoffering. Het zijn de mensen die vasthouden aan een ‘bounded set’, die zich vasthouden aan grenzen, die namen willen geven, die willen definiëren, die makkelijk willen oordelen over ‘binnen’ of ‘buiten’. Jezus zelf waarschuwde dat zijn volgelingen zich geen meester of vader moesten noemen, niet bezig zijn met groepen en macht, maar dat ze elkaar in nederigheid moesten dienen, als slaven. Daar hoort niet bij te discussiëren over wie binnen en buiten is, wie onze dienst waard is en wie niet, wie onrein is en niet (Petrus moest dit leren door een visioen over onreine dieren, waarbij God zei dat hij wat God rein had verklaard niet onrein mocht noemen. En door Jezus opstanding was de hele schepping rein verklaard. De zonden van de wereld waren weggenomen). Jezus’ leerlingen mochten alles onderzoeken en dat behouden dat goed was, dat hen dichter bij de liefde bracht. Ze mochten omgaan met alle mensen, hen serieus nemen als persoon, hen leren kennen als individu en niet als bekeringsobject. Vervolgens konden ze vertellen over zichzelf en hoe zij in Jezus eeuwig leven hadden gevonden. Ze mochten ook de hand van God zien in de schepping en in de kunst van anderen, want elke waarheid is Gods waarheid, alle schoonheid is Gods schoonheid, en elke liefde reflecteert Gods liefde. Dus kan ik over God en zijn liefde leren in elk eerlijk verteld verhaal, elk goed gesprek, elke wolkenlucht, en ga zo maar door. De werkelijkheid is Christus, zei Paulus ergens. De werkelijkheid is sacramenteel.
De verdeling tussen degenen die in de richting van het centrum bewegen en die er vandaan bewegen, gaat dwars door elke menselijke grens heen. Wij hebben strepen op de grond getekend, arbitraire lijnen. Sommige lijnen zijn nuttiger dan andere: zo kan het zinvol zijn in sociologisch opzicht om aan te geven met wie je je identificeert, en kan het in een gesprek helpen om informatie over te dragen. Net zo zal ik zeggen dat ik naar de Anglicaanse kerk ga (en soms zelfs dat ik anglicaan ben), maar ik kan daar niet mijn identiteit aan ontlenen. Als ik dat wel doe, ben ik verkeerd bezig. Laat ons oog alleen gericht zijn op Christus, zegt Hebreeën, de opperste leidsman en voleinder des geloofs. Laat ons oog niet gericht zijn op de grenzen. De grenzen blijven arbitrair. Op de akker van God staan zowel aren als onkruid. Op de blog waarop ik reageerde, werd geantwoord dat ik me niet zomaar kon onttrekken aan de ‘vervelende christenen’, aan degenen die homo’s uitsluiten, of fantasyboeken ‘occult’ vinden, of vinden dat ik in de kerk geen hoed op mag hebben. Mijn antwoord is dat die naam ‘christenen’ arbitrair is. Deze mensen onderschrijven misschien dezelfde geloofsbelijdenis en dat maakt ze misschien christen, maar we bewegen ons elk naar een ander centrum. De God en de Jezus in wie ik geloofde in de fundamentalistische kerk waar ik opgroeide, waren niet dezelfde als de God en de Jezus in wie ik nu geloof. De een was boos op me, en kon niet werkelijk van mij houden zonder mij mijn persoonlijkheid af te nemen. Die liet iedereen die niet in de juiste regels geloofde in de hel belanden, en ontving alleen hen die aan de voorwaarden voldeden in zijn aanwezigheid (transactionele visie). De ander houdt van me en heeft dat in Jezus kruis en opstanding voor eens en altijd laten zien (sacramentele visie). En wat hij heeft laten zien geldt voor alle mensen, ongeacht wat ze precies geloven, welke regels ze houden of wat dan ook. Het kan me niet schelen of ik daarmee volgens andere christenen wel of niet binnen de grenzen hoor (dat doe ik voor velen toch al niet omdat ik naar fantasyfestivals ga, in evolutie geloof, en niet vasthoud aan de onfeilbaarheid van de bijbel). Voor mij is dit de heuvel om op te sterven - in de (misschien wel historische) woorden van Luther: ‘Hier sta ik, ik kan niet anders.’

Ikzelf ervaar om bovengenoemde redenen meer gemeenschap met mensen die ook willen liefhebben (zoals mijn atheïstische vriend die trouw zorgt voor zijn vriendin in een rolstoel, of mijn studiegenoten die voor elkaar klaarstaan als de een een miskraam krijgt, of de ander zijn ouders kwijtraakt), dan met heel wat christenen, die, om maar een voorbeeld te noemen, met de armen over elkaar zitten vooraan in de kerk omdat er in hun ogen te nieuwerwetse liederen worden gezongen. Ik weet dat God ook van hen houdt, zoals hij van iedereen houdt. Maar ik bespeur in hun gedrag geen liefde, of alleen als iets heel abstracts. Ik zie ze daarom niet als ‘meer mijn broeders en zusters’ dan mijn atheïstische vriend, of mijn studievrienden, of de zwerver op de hoek van de straat. En ik wil ook niet aan mijn status als ‘christen’ zelf het idee ontlenen dat ik beter zou zijn dan zij. Ik ben me ervan bewust dat het bovenstaande lijkt alsof ik een nieuwe grens leg, en mezelf zie als aan de ‘goede kant’. Dat is niet zo - ik ben me sterk bewust van mijn tekortkomingen. Ik heb nog niet lief zoals Christus liefhad, en of zij staan of vallen, dat gaat alleen hun eigen Heer aan (Romeinen 14). Ook voor mij geldt: oordeelt niet, opdat u niet geoordeeld wordt.
Om deze redenen praat ik liever over Jezus’ dood en opstanding en Gods onvoorwaardelijke liefde, dan over mijn identiteit en of ik tot een bepaalde groep behoor. Ik praat liever over het sacrament dan over de arbitraire grens.

maandag 26 mei 2014

Het sacrament en de omheining (1): de beperking van de 'bounded set'

Ik heb de afgelopen week een nieuwe manier gevonden om het verschil tussen een transactionele visie op het geloof en een sacramentele visie te beschrijven. Een manier die in elk geval voor mij nog helderder maakt hoe belangrijk het is dit onderscheid te maken. En hoe radicaal de gevolgen zijn als je van een transactionele beleving overstapt op een sacramentele. Daarom dat ik er na meerdere series toch nog een keer op mijn blog op terugkom.

Het begon allemaal met de vraag die ik kreeg, om naar aanleiding van een tweet van mij op de blog van iemand anders te reageren. Zo gaat het op de sociale media. In het betreffende blogbericht (voor mijn reacties zie onderaan) gaf de auteur aan zich niet meer christen te willen noemen, in verband met alle negatieve associaties die met deze naam verbonden blijken. Het lijkt erop alsof de georganiseerde religie al het goede uit de boodschap van Jezus onzichtbaar heeft gemaakt, en datgene wat kwaad was in de menselijke natuur een excuus heeft gegeven om zich nog duidelijker te tonen. Daarom noemde deze blogger zichzelf liever ‘volgeling van Jezus’. In elk geval tot deze naam ook door associaties zou zijn vergiftigd. Ik had heel veel sympathie voor zijn standpunt. Maar ik wil het graag nog een stap verder doorvoeren.
Want waarom zou ik überhaupt mezelf een ‘label’ willen toekennen? Waarom zou ik mijn identiteit ontlenen aan het woord ‘christen’? Ik heb hier al eerder over geschreven in de beginjaren van deze blog, toen schrijfster Anne Rice een paar jaar na haar bekering tot het katholicisme weer afstand deed van de naam ‘christen’. Ze bleef wel in Jezus geloven, maar kon wat ze de kerk zag doen niet met hem associëren. Ik betoogde toen ook al dat we door het onderverdelen van de wereld in ‘christelijk’ en ‘niet christelijk’ onszelf afscheiden van veel wat goed is, en onze ogen sluiten voor iets wat eigenlijk slecht is. Want we consumeren gedachteloos het flauwe, onrealistische verhaal alleen omdat marketeers ‘christelijk’ op de verpakking hebben gezet - terwijl we bang zijn voor creatieve, kunstige verhalen, muziek en kunstwerken, alleen omdat de makers geen ‘christen’ zijn. Terwijl deze vaak meer waarheid, schoonheid en liefde bevatten dan de clichématige productie van christenen. Net zo moeten we de mensen die zich ‘christen’ noemen in onze armen sluiten als onze broeders en zusters. Zelfs als ze anderen belasteren, anderen veroordelen, anderen buiten sluiten. Want ze geloven immers, en ze zullen het dus wel goed bedoelen. En de mensen buiten de groep ‘christenen’ zien we heel snel vooral als bekeringsobjecten, als projecten, of als ‘zondaar’ en niet als unieke, waardevolle individuen die onze liefde waard zijn. We geloven zelfs niet dat God van hen houdt zoals ze zijn. Ze moeten eerst ‘christen’ worden om er echt helemaal bij te horen. Dat is waar we ‘labels’ voor gebruiken, om makkelijk te kunnen oordelen over iets dat helemaal niet makkelijk is.
Dit is natuurlijk een automatisme voor ons, mensen, iets dat bij ons hoort sinds we aten van de boom van de ‘kennis van goed en kwaad’. Volgens Greg Boyd, in navolging van Bonhoeffer, staat het eten van deze boom voor het zich toe-eigenen van het oordeel - van het zelf willen indelen van mensen in ‘goed’ of ‘kwaad’. Van het aanbrengen van scheiding. We doen het voortdurend, elke dag, elk moment van ons leven. Dat wil echter niet zeggen dat het goed is. Voor de ander of voor ons. Niet voor niets horen we in de bijbel pas nadat dit heeft plaatsgevonden, over een ‘grens’ tussen het paradijs en de wereld daarbuiten en wordt de mens daarover getransporteerd, naar ‘buiten’, in plaats van ‘binnen’.

Deze manier van denken heet ook wel een ‘bounded set’. Volgens een van de beschrijvingen op internet is ‘a bounded set ... where we create a boundary, a theological border, and separate those who are inside the fence from those who are out. It is an ‘us’ versus ‘them’ mentality, where everyone on the inside is accepted, loved, and welcomed, while those outside the fence are kept away until they can change their beliefs and behaviors to fit the entry requirements.’ Als je het zou moeten uittekenen, zou je een vierkant op het papier zetten, met daarbinnen de zwarte stippen, en daar buiten de rode stippen. Het onderscheid tussen de zwarte en de rode stippen is heel duidelijk, en wordt bepaald door de vraag aan welke kant van de lijn ze zich bevinden. Een andere metafoor om dat duidelijk te maken is de manier waarop wij tegenwoordig schapen houden, namelijk op een weiland. Kijk maar eens naar buiten als je met de trein rijdt. Je ziet een aantal schapen op een stukje land, afgescheiden door sloten of hekken. Welke schapen horen bij de kudde wordt aangegeven door het terrein waar ze zich op bevinden. Schapen buiten het terrein, aan de andere kant van de sloot, horen niet bij de groep. De schapen aan de juiste kant van de sloot wel. En de scheiding is natuurlijk zo gemaakt dat een schaap die niet kan overbruggen, of hij zou wel heel ver moeten kunnen springen.
Degene op wie ik reageerde onder het betreffende blogbericht zag in mijn opinie het christendom, de groep die zich ‘christen’ noemt, als een ‘bounded set’. Namelijk, zodra mensen de juiste leerstellingen geloven horen ze tot de groep en zijn ze automatisch mijn ‘broeders en zusters’, tegen wie ik me niet meer mag afzetten. Ze bevinden zich binnen de lijnen. Als iemand het zondaarsgebed bidt, komt hij er vanzelf bij. En als mensen zich buiten de lijnen bevinden, zijn ze anders dan ik, en moet ik me van hen afscheiden. Ik moet de groep waar ik toe hoor (de ‘christenen’) tegen hen verdedigen.
Ik herken hierin de manier van denken die ik in eerdere blogberichten aangaf als ‘transactioneel’. In het transactionele denken vond er op het moment van Jezus’ dood en opstanding een transactie plaats. Doordat Jezus iets deed bewerkte hij een verandering in Gods houding ten opzichte van ons. God was eerst toornig ten opzichte van ons, en kon ons niet in zijn aanwezigheid accepteren, en nu opeens is zijn boosheid verdwenen, en houdt hij van ons. Of Jezus’ offer bewerkte een verandering in ons, maakte ons van gore zondaars in brave lieden, die God in zijn aanwezigheid kon tolereren. Hoe het ook zij in dit scenario kan Gods liefde niet onvoorwaardelijk zijn. Hij kan niet gewoon van mensen houden. Er moet altijd iets veranderen. In navolging hiervan wordt het geloof van mensen ook ‘transactioneel’. De daad van het geloven, het accepteren van bepaalde leerstellingen, de mentale truc waarmee we onszelf ervan overtuigen dat we ergens zeker van zijn, bewerkt volgens ons een transactie. Daardoor gaan we de grens over, zodat het offer van Jezus op ons van toepassing wordt, en we behoren tot de groep mensen van wie God houdt. Of we doen goede werken, geven onze tienden, bekeren anderen, en zorgen er daarmee voor dat God blij met ons is, en ons goede gaven gaat geven. En ondertussen kunnen we onszelf beter vinden dan de mensen die deze transactie niet hebben uitgevoerd. We vereisen ook van andere mensen een transactie. Vriendschappen worden functioneel. We moeten er namelijk wel iets aan hebben. We worden economisch. Voor wat hoort wat.

Als ik de bijbel goed lees, is daarin echter minder sprake van een ‘bounded set’ dan sommige mensen denken. Zelfs in het oude testament, voordat Jezus’ dood en opstanding de inclusie van de hele wereld in de liefde van God zichtbaar maakten, waarschuwen de profeten de Israëlieten ervoor geen valse zekerheid te ontlenen aan het feit dat ze (letterlijk) ‘binnen de grenzen’ leven. Ze hadden de neiging daar hun identiteit aan te ontlenen, en koningen te willen, en oorlog te willen voeren, maar volgens de profeten ging het om gehoorzaamheid, het zorgen voor armen en vreemdelingen (hen opnemen in de eigen omgeving), om gerechtigheid. God was namelijk niet alleen de God van Israel, maar de God van alle mensen. Daarom bekommerde God zich over Naaman die melaats was, hoewel hij geen Israëliet was, en om de stad Nineve in Jona, hoewel dat volk de vijand was van Israël. Jezus en Paulus zeggen dat de wet en profeten zijn samen te vatten als ‘heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf’. En Paulus ontmantelt in Romeinen het idee dat de Joden ‘beter’ zijn - negatief geformuleerd: ze maken dezelfde fouten. Positief is zijn bewering dat mensen die de wet houden, zonder de wet te kennen, er juist wel bijhoren - de wet staat in hun hart geschreven.
Jezus zelf lijkt zich ook niet echt om grenzen druk te maken. Hij geneest de zoon van de Syro-fenecische vrouw, de knecht van de Romeinse centurion en ga zo maar door. De Samaritaanse vrouw bij de put maakt hij duidelijk dat het niet gaat om de plek waar je aanbidt, maar of je aanbidt in geest en waarheid. De discipelen zijn degenen die vasthouden aan een ‘bounded set’, die vuur willen laten neerdalen op dorpen, en die mensen willen tegenhouden die rondtrekken en in Jezus’ naam wonderen doen. Maar Jezus zegt dan: ‘Wie niet tegen mij is, is voor mij’ (lukas 9:50). Jezus zegt dat hij iedereen tot zich zal trekken als hij aan het kruis verhoogd is. Hij zegt dat hij nog andere schapen heeft, die niet van deze kudde zijn. Zijn schapen zijn degenen die zijn stem horen en hem volgen. Niet degenen die binnen de grens van een instituut of geloofsbelijdenis blijven. Jezus gaat om met tollenaars (die buiten de grens vielen omdat ze heulden met de bezetter), met melaatsen (die buiten de grens vielen vanwege hun rituele onreinheid), met prostituees en dronkaards, met allen die met hem wilden omgaan. De Farizeeën waren degenen die vasthielden aan grenzen om anderen te beoordelen en tegen hen is Jezus wel heel erg kritisch. Hij wijst hen terecht dat ze anderen tegenhouden als ze het koninkrijk van God willen binnengaan, en zelf er ook niet in willen binnenkomen. Ze zullen erover verbaasd staan wie hen allemaal zal voorgaan, allemaal mensen die buiten de door hem gedefinieerde grenzen vielen. Jezus gooit het net veel wijder (blijkt ook uit zijn gelijkenissen). Hij zegt dat God de hele wereld liefheeft. En dat hij als het lam van God de zonden van de wereld wegneemt. Niet alleen van de christenen. En Paulus zegt ook dat allen hebben gezondigd en dat allen om niet worden gerechtvaardigd. Het kruis van Christus en het lege graf zijn hiervan de sacramenten. Ze vormen het zichtbare teken van een onzichtbare realiteit, namelijk de onvoorwaardelijke vergeving en aanvaarding van ieder mens. Er is dus geen grens. Iedereen hoort erbij, wat God betreft.
Dit noemde ik in eerdere berichten een ‘sacramentele visie’, de visie dat Jezus’ werk zichtbaar maakt wat altijd en voor eeuwig al realiteit is en dat diezelfde realiteit zichtbaar wordt in ons en onze levens. Dat wij dus geen transactie hoeven teweegbrengen, maar dat we gaan leven uit wat altijd al waar was over ons.

Wordt vervolgd ...

vrijdag 23 mei 2014

Filmbespreking: The Wind Rises

Mijn favoriete regisseur is Hayao Miyazaki. Met Steven Spielberg op een goede tweede plaats. Maar niet in de buurt van de top, wat mij betreft. Spielberg heeft namelijk wel eens films gemaakt die mij persoonlijk niet veel zeggen, maar Miyazaki is elke keer raak. Elke film van hem overweldigt mij met prachtige beelden van wolken, vliegreizen, mythologische figuren en dromen, met idealistische karakters en sterke heldinnen, met verhalen met symbolische diepgang en bewogenheid om de wereld en om onze medemensen. Er zit geen misser tussen. In zijn thuisland Japan wordt hij ook terecht geroemd. Bij ons is het helaas nog geen evenement als er een nieuwe film van hem uitkomt. Vooral omdat hij animatiefilms maakt, en in het westen heerst nog steeds het vooroordeel dat animatiefilms voor kinderen zijn. Ja, Pixar maakt films die ook voor volwassenen leuk en interessant zijn, maar een volwassen film gemaakt met behulp van tekeningen? Die maken we niet op grote schaal. Onze vooroordelen houden ons tegen, terwijl animatie niet een genre is (zoals we in het westen denken), maar een medium. Een medium waarmee je verhalen kunt vertellen die in andere media onmogelijk te brengen zijn. In Japan voelen verhalenvertellers zich in dit opzicht gelukkig niet beperkt. En ik hoop dat er bij ons ook artiesten opstaan die zich het medium toe-eigenen.
Miyazaki zal helaas niet meer een doorbraak krijgen in Nederland, aangezien The Wind Rises naar zijn eigen zeggen zijn laatste film was. Hij gaat met pensioen. Nu heeft hij het al eerder aangekondigd (al rond de briljante film Princess Mononoke) en deden er geruchten de ronde over een vervolg op Porco Rosso (een film waaraan in deze film trouwens mooi gerefereerd wordt), dus ik weet niet hoe serieus zijn aankondiging is. Hij is een kunstenaar, en is zelfs al weer bezig een stripverhaal te tekenen, dus het is niet uitgesloten dat de inspiratie nog eens toeslaat. Aan de andere kant wordt hij inderdaad al ouder. En is deze film een passende afsluiting van zijn carrière. Het is een voor zijn doen erg originele film. Zijn eerste biografie en dus zijn eerste historische film. Realistisch, op een paar dromen na, en geen fantasywezens in zicht. Volwassen hoofdpersonen met volwassen dilemma’s. Het werk van een creatieveling die zich voortdurend blijft vernieuwen. Aan de andere kant is het duidelijk een terugblik van een kunstenaar op zijn carrière, door de ogen van een andere schepper, en de offers die hij daarvoor heeft moeten brengen. Was het allemaal de moeite waard? Heeft hij er het beste van gemaakt? En een recapitulatie van zijn belangrijke thema’s: wolkenluchten, vliegtuigen, het menselijke barbarisme, onze onmacht tegenover de natuur. Dit was waar het hem al die tijd om te doen was.

Hij heeft er ook nog eens een controversieel thema voor gekozen, want deze biografische film vertelt het verhaal van Jiroh Horikoshi, de ontwerper van de Zero. Het gevechtsvliegtuig dat in de tweede wereldoorlog dood en verderf zaaide en dat lang niet door de Amerikaanse luchtmacht geëvenaard kon worden. Jiroh was het echter niet te doen om een oorlogswapen te maken. Hij verlangde er als jongetje al naar te vliegen. Hij las ten tijde van de eerste wereldoorlog tijdschriften over de luchtvaart, en ontmoette in zijn dromen de Italiaanse vliegtuigbouwer Caproni. Maar hij was bijziend, en met een bril op kon hij nooit piloot worden. Zijn alternatief was vliegtuigontwerper te worden. Zoals veel industrieën werd ook de vliegtuigindustrie in Japan door het leger gefinancierd en aangestuurd. Japan maakte nog vliegtuigen van hout en niet van metaal en liep daardoor decennia achter op de concurrentie. Jiroh wordt met collega’s naar Duitsland gestuurd om bij Junkers te kijken, en krijgt dan de opdracht een jager te maken. Een paar van zijn ontwerpen falen, en langzaam begint hij het geloof in zijn eigen kunnen te verliezen. Dan ontmoet hij in een hotel het meisje Nahoko. Jaren eerder had hij haar al eens gezien, toen hij na de aardbeving van Tokyo hielp bij reddingswerkzaamheden. Nu bloeit er een romance op. Nahoko heeft echter een ziekte opgelopen, die in de tijd voor antibiotica werden uitgevonden, maar moeilijk te behandelen was. En de geheime politie begint ondertussen ook interesse te krijgen in Jiroh, omdat hij niet gelooft in Japans suprematie. Als Japan de oorlog aangaat, zal het land branden, net als het deed na de aardbeving ... Die visie weerhoudt hem er echter niet van het idee te gaan uitwerken dat hem nu in de greep begint te krijgen.

Dit is een prachtige film! Miyazaki is alleen maar beter geworden in het tekenen van wolkenluchten en zonsondergangen, maar ook in het waarnemen van druppels die op bladeren van weegbree vallen, of hoe bladzijdes worden omgeslagen in een boek. Zijn tekeningen dwingen je om zelf ook op deze details te letten en er de schoonheid van in te zien. De schoonheid van een visgraat, die Jiroh brengt tot zijn grootste idee. Maar de film is niet alleen visueel mooi. In Jiroh heeft Miyazaki een sympathieke hoofdpersoon geschapen, gedreven, vriendelijk, menselijk. Het was een plezier hem te volgen, en ik was geraakt door zijn relatie met Nahoko. Heel ontroerend. En mooie muziek. Ik heb de neiging om complimenten aaneen te gaan rijgen. Als je de film nog kunt gaan kijken in de bioscoop, doe het dan! Je zult er geen spijt van krijgen.

Het is ook een film die me aan het denken zette (anders had ik er ook geen filmbespreking over gemaakt), en wel omdat dit het verhaal is van de ontwerper van de Zero. Ik heb zelfs recensies gelezen waarin Miyazaki daarom als een Japans nationalist wordt afgeschilderd, of als iemand die voor de Japanse oorlogsvoering was. Die recensies moeten komen van mensen die geen van zijn eerdere films hebben gezien, want als er iemand pacifist is, is Miyazaki het wel. Waarom dan een film over de ontwerper van een oorlogswapen? Omdat er voor een creatief persoon niet iets dubbelers bestaat. Dit is namelijk wat Miyazaki bij zichzelf ziet. Hij geeft om de natuur, ziet wat wij mensen elkaar aandoen in de naam van geld als iets abominabels, en pleit voor een terugkeer naar waarden als opoffering en liefde. Maar hij werkt in een op geld en prestatie gerichte cultuur, waarin zijn films commerciële producten zijn, die miljoenen kosten en die worden beoordeeld naar de winst die ze maken. Hij moet mensen betalen in zijn bedrijf, en ze ontslaan als ze niet produceren. En blijkens interviews vraagt hij zich af of zijn films wel goed zijn voor kinderen. Hij raadt ouders aan hun kinderen niet meer dan 1 keer per jaar naar elke film te laten kijken, zodat de beelden uit de films niet hun verbeelding te veel vastleggen en ze vrij blijven hun eigen idealen te volgen. Maar welke gevolgen het kijken van animatiefilms ook hebben voor kinderen, hij kan niet stoppen te creëren en de beelden die hij voor ogen ziet in concrete vormen te vertalen. Hij zou zichzelf verliezen en depressief worden. Dus is hij bereid offers te brengen voor zijn creatieve idealen. Hij werkt van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat, en zijn vrouw en zijn gezin lijden daar onder. En daar is hij zich van bewust. Het is dus niet voor niets dat hij ambivalente gevoelens heeft over zijn eigen creativiteit. En niet voor niets dat hij een hoofdpersoon schept die deze ambivalente gevoelens deelt. Al in de eerste scene van de film droomt de hoofdpersoon over de vrijheid en schoonheid van het vliegen. Maar de droom wordt onderbroken door een zeppelin, die bommen werpt, die Jiro’s vliegtuig vernietigen. Al vanaf het begin is de film zich ervan bewust dat wat wij mensen ook dromen, er altijd een duister randje aan zit.
Ikzelf denk hier de laatste weken ook over na. Ik ervaar mijn eigen creativiteit en scheppingsdrang soms ook als iets ambivalents. Ten eerste omdat ik deels mijn eigenwaarde ontleen aan het produceren. Ik denk dat ik pas waardevol ben als ik mijn fantasie omzet in concrete producten, in boeken, in blogberichten. Daarom zet ik mezelf vaak onder druk om een bepaalde productie te halen. Een x aantal boeken per jaar, een blogbericht per week. Maar zodra ik dat doe, en mezelf zulke eisen opleg, is het creëren geen vreugde meer voor me, maar wordt het een plicht, iets dat me stress oplevert. Ten tweede vind ik dat wat ik verzin of schrijf aan bepaalde eisen moet voldoen, en dan niet wat productiviteit betreft, maar moreel. Het moet christelijk zijn. Het moet een boodschap overbrengen. Het mag niet mensen aan het twijfelen brengen. Het moet rein en zuiver zijn. Maar als ik mezelf censureer, en mezelf ga afvragen of wat ik maak niet door mensen verkeerd geïnterpreteerd kan worden, of of het niet op de een of andere manier zondig is, damt dat mijn creativiteit ook in, verdwijnt de vreugde, en lopen mijn dromen weg als water. Maar het gevolg is dat ik depressief ben, en lusteloos, want mijn verbeelding en fantasie, de dromen die ik voor me zie, zijn wat mij in leven houdt. Ik kan er niet mee leven, maar ook niet zonder. Daarom sprak deze film me ook zo aan.
Alles wat een mens maakt, hoe mooi ook, kan namelijk voor kwade doeleinden worden ingezet. Er is in moreel opzicht niets mis met een vliegtuig. Ook niet met een vliegtuig dat een topsnelheid kan halen. Maar zoals alle werken van de mens kan het en zal het worden geperverteerd. Moet een creatieveling dan afzien van de vervulling van zijn dromen? Of mag je er op vertrouwen dat er uit wat je maakt ook schoonheid voorkomt, en dat wat je schept uiteindelijk ook voor anderen iets moois betekent? Of is dat iets wat je mag loslaten, en overgeven, omdat je er geen controle over hebt? Ik las van Stephen King dat hij een van zijn boeken heeft ingetrokken, omdat die ging over een schietpartij over een middelbare school, en een daadwerkelijke schutter aangaf dat boek gelezen te hebben. Maar was dat de fout van Stephen King? Er zijn ook mensen die de bijbel hebben misbruikt om bevolkingsgroepen te onderdrukken, slavernij te rechtvaardigen en kruistochten te houden. Is dat de schuld van de bijbelschrijvers? Is dat de schuld van God?

Volgens diezelfde bijbel laat God de zon schijnen over alle mensen, en doet hij het regenen over goeden en slechten. Hij geeft met gulle hand wat mooi is, wat waar is en wat liefdevol is. En de hoop van de bijbel is dat uiteindelijk deze dingen waardevoller en blijvender blijken te zijn dan de werken van het vlees, dan lelijkheid, leugen en haat. En als dat nu nog niet zo is, als wij zijn geschenken perverteren, blijft hij ons genade op genade schenken. Net zo is het met het werk van Jiro. Hij deed uitvindingen die gewoon goed en waar waren: verzonken klinknagels, een vorm van de vleugels, scharnieren en nieuwe ophangingsmechanismen. Die innovaties hebben de bouw van vliegtuigen vernieuwd. Ook na de oorlog. Ja, de Zero werd gebruikt om Amerikaanse en andere doelwitten aan te vallen. Als deze film het verhaal was van de Zero, zou hij ook volgens de hoofdpersoon, een tragedie zijn: geen van zijn vliegtuigen kwam terug uit de oorlog. Maar dit is het verhaal van het idee, en dat leidde later weer tot snellere, betere vliegtuigen. En al had Japan geen oorlog gevoerd, dan zouden de ideeen van Jiro toch een keer door een ander in jagers zijn toegepast, die net zo dodelijk en schadelijk zouden zijn geweest. Oorlogvoeren zit ons namelijk in het bloed. Als we er alleen knuppels voor kunnen gebruiken, gebruiken we knuppels. Als we jachtvliegtuigen tot onze beschikking hebben, gebruiken we jachtvliegtuigen. Dus zou Jiro dan nog steeds verantwoordelijk zijn geweest? Had hij, uit de angst dat iets van wat hij maakte ooit door iemand slecht kon worden gebruikt, zichzelf maar moeten begraven en zijn passie moeten binnenhouden?.
Ik geloof van niet. Net zoals ik niet geloof dat hij Nahoko links had moeten laten liggen, omdat ze ziek was, omdat ze zou wegkwijnen, omdat ze nog maar kort te leven had. Nahoko zelf lijkt te geloven dat Jiro haar alleen maar tot vrouw wil zolang ze mooi is, maar dat is niet zo. Jiro wist dat ze ziek was. Hij wist dat ze misschien maar heel even samen zouden zijn. Maar hij hield van haar. Dat betekende dat hij voor haar koos, zoals ze was: inclusief haar ziekte en het risico dat ze hem zou ontvallen. Hij genoot van de tijd die hij wel met haar zou hebben. Die was namelijk in zichzelf de moeite waard. Al zou het maar een maand zijn, al zou het maar een week zijn. Dat het tijdig was, en zou eindigen in bloed en ademloosheid, maakte de schoonheid van hun relatie niet minder.
En net zo is het met zijn liefde voor het vliegen en het maken van vliegtuigen. Het is een innerlijke drijfveer, een die hij niet kan ontkennen, en een waarvan hij weet dat ze goed is. Het is een verlangen naar de schoonheid van de schepping, de waarheid van de natuurkunde, en dit samen beleven met anderen. Dit verlangen stuwt hem op. In een van zijn dromen vraagt Caproni Jiro of hij wil leven in een wereld met piramides of zonder piramides. Hijzelf heeft gekozen voor een wereld met piramides. In een erg goede en inzichtsvolle recensie van deze film wordt hieraan deze uitleg gegeven: “The heart of Caproni’s implication is that the horrors required to realize beautiful things- as well as the horrors which result from them- must never be enough for us to do away with beautiful things altogether, as such a concession would mean resigning to the worst of our nature.”
Alles wat we maken is gevaarlijk. Alle keuzes die we maken zijn risicovol. Creativiteit is onvoorspelbaar. Dat geldt ook voor Gods creativiteit: die brengt immers ook aardbevingen, muskieten en supernova’s voort. Wat er gebeurt met onze creativiteit ligt echter buiten onze verantwoordelijkheid, daar gaat God over. Of we veel vrucht dragen of weinig, of er mensen door worden aangesproken of niet. Het is Gods zaak. Het schijnt dat Miyazaki in interviews heeft gezegd dat de moraal van deze film is ingegeven door het bijbelboek Prediker, en dan vooral de tekst: ‘Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat.’ (Prekiker 9:10). Ik snap waarom. Dit citaat past bij het thema van de film: als de wind opsteekt, moet je ervoor kiezen te leven. Je moet durven liefhebben, ook in het aangezicht van de dood. Je moet creatief durven zijn, ook al maak je misschien iets gevaarlijks. Want als je niet leeft, geen keuzes maakt, geen risico’s neemt, weet je een ding zeker: dan gebeurt er helemaal niets. In deze film steekt de wind een paar keer letterlijk op. Dezelfde wind die Jiro en Nahoko elkaar doet waarnemen, laait de brand in Tokyo op. De wind die hen opnieuw bij elkaar brengt, kondigt een regenbui aan. Maar een ding is zeker: als de wind opsteekt, kiest Jiro ervoor te leven, te kiezen, te scheppen. Hij doet wat zijn hand vind om te doen, uit zijn passie en overtuiging van wat goed en menselijk is, en hij draagt bij aan de schoonheid van de wereld, ook als er mensen zijn die zijn schepping misbruiken. Heeft hij de goede keuze gemaakt? Had hij in opstand moeten komen? Moet een ingenieur zich bemoeien met politiek? Misschien. Maar het maakt het niet verkeerd dat hij iets moois maakte.

Ik vond hierin een antwoord voor mijn eigen onrust. Ik hoef niet te produceren om waardevol te zijn, ik hoef niet een bepaald aantal boeken op mijn naam te hebben of elke week een blogbericht te schrijven. Ik ben al waardevol, alleen maar om wie ik ben. En ik hoef ook niet in gewetensnood te verkeren of alles wat ik schrijf en teken en verzin wel ‘door de beugel kan’, of dat het genoeg tot stand brengt. Daar gaat God over. Wat ik mag doen is leven met overgave. Genieten van de schoonheid van de wereld, denken, lezen, praten met mensen. En als de wind opsteekt, en de inspiratie komt, mag ik tekenen, schrijven, praten en leven naar hartelust. Het was een boodschap die ik nodig had.

Nog een erg goede recensie vind je hier!