Posts tonen met het label acceptatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label acceptatie. Alle posts tonen

donderdag 18 september 2014

Gedicht: Acceptatie

Acceptatie

De bloem is goed genoeg
Gewoon zoals hij is,
ontvangt de stralen van de zon.
En het gras. Geen onderscheid
wordt door Gods hand gemaakt.
Gulle regen verkwikt
wie haar wil ontvangen.
Zelfs het nederigste mos.
De vogel krijgt in overvloed
dagelijks brood, en vindt
zich in zijn val gedragen
door plotselinge wind.

vrijdag 23 mei 2014

Filmbespreking: The Wind Rises

Mijn favoriete regisseur is Hayao Miyazaki. Met Steven Spielberg op een goede tweede plaats. Maar niet in de buurt van de top, wat mij betreft. Spielberg heeft namelijk wel eens films gemaakt die mij persoonlijk niet veel zeggen, maar Miyazaki is elke keer raak. Elke film van hem overweldigt mij met prachtige beelden van wolken, vliegreizen, mythologische figuren en dromen, met idealistische karakters en sterke heldinnen, met verhalen met symbolische diepgang en bewogenheid om de wereld en om onze medemensen. Er zit geen misser tussen. In zijn thuisland Japan wordt hij ook terecht geroemd. Bij ons is het helaas nog geen evenement als er een nieuwe film van hem uitkomt. Vooral omdat hij animatiefilms maakt, en in het westen heerst nog steeds het vooroordeel dat animatiefilms voor kinderen zijn. Ja, Pixar maakt films die ook voor volwassenen leuk en interessant zijn, maar een volwassen film gemaakt met behulp van tekeningen? Die maken we niet op grote schaal. Onze vooroordelen houden ons tegen, terwijl animatie niet een genre is (zoals we in het westen denken), maar een medium. Een medium waarmee je verhalen kunt vertellen die in andere media onmogelijk te brengen zijn. In Japan voelen verhalenvertellers zich in dit opzicht gelukkig niet beperkt. En ik hoop dat er bij ons ook artiesten opstaan die zich het medium toe-eigenen.
Miyazaki zal helaas niet meer een doorbraak krijgen in Nederland, aangezien The Wind Rises naar zijn eigen zeggen zijn laatste film was. Hij gaat met pensioen. Nu heeft hij het al eerder aangekondigd (al rond de briljante film Princess Mononoke) en deden er geruchten de ronde over een vervolg op Porco Rosso (een film waaraan in deze film trouwens mooi gerefereerd wordt), dus ik weet niet hoe serieus zijn aankondiging is. Hij is een kunstenaar, en is zelfs al weer bezig een stripverhaal te tekenen, dus het is niet uitgesloten dat de inspiratie nog eens toeslaat. Aan de andere kant wordt hij inderdaad al ouder. En is deze film een passende afsluiting van zijn carrière. Het is een voor zijn doen erg originele film. Zijn eerste biografie en dus zijn eerste historische film. Realistisch, op een paar dromen na, en geen fantasywezens in zicht. Volwassen hoofdpersonen met volwassen dilemma’s. Het werk van een creatieveling die zich voortdurend blijft vernieuwen. Aan de andere kant is het duidelijk een terugblik van een kunstenaar op zijn carrière, door de ogen van een andere schepper, en de offers die hij daarvoor heeft moeten brengen. Was het allemaal de moeite waard? Heeft hij er het beste van gemaakt? En een recapitulatie van zijn belangrijke thema’s: wolkenluchten, vliegtuigen, het menselijke barbarisme, onze onmacht tegenover de natuur. Dit was waar het hem al die tijd om te doen was.

Hij heeft er ook nog eens een controversieel thema voor gekozen, want deze biografische film vertelt het verhaal van Jiroh Horikoshi, de ontwerper van de Zero. Het gevechtsvliegtuig dat in de tweede wereldoorlog dood en verderf zaaide en dat lang niet door de Amerikaanse luchtmacht geëvenaard kon worden. Jiroh was het echter niet te doen om een oorlogswapen te maken. Hij verlangde er als jongetje al naar te vliegen. Hij las ten tijde van de eerste wereldoorlog tijdschriften over de luchtvaart, en ontmoette in zijn dromen de Italiaanse vliegtuigbouwer Caproni. Maar hij was bijziend, en met een bril op kon hij nooit piloot worden. Zijn alternatief was vliegtuigontwerper te worden. Zoals veel industrieën werd ook de vliegtuigindustrie in Japan door het leger gefinancierd en aangestuurd. Japan maakte nog vliegtuigen van hout en niet van metaal en liep daardoor decennia achter op de concurrentie. Jiroh wordt met collega’s naar Duitsland gestuurd om bij Junkers te kijken, en krijgt dan de opdracht een jager te maken. Een paar van zijn ontwerpen falen, en langzaam begint hij het geloof in zijn eigen kunnen te verliezen. Dan ontmoet hij in een hotel het meisje Nahoko. Jaren eerder had hij haar al eens gezien, toen hij na de aardbeving van Tokyo hielp bij reddingswerkzaamheden. Nu bloeit er een romance op. Nahoko heeft echter een ziekte opgelopen, die in de tijd voor antibiotica werden uitgevonden, maar moeilijk te behandelen was. En de geheime politie begint ondertussen ook interesse te krijgen in Jiroh, omdat hij niet gelooft in Japans suprematie. Als Japan de oorlog aangaat, zal het land branden, net als het deed na de aardbeving ... Die visie weerhoudt hem er echter niet van het idee te gaan uitwerken dat hem nu in de greep begint te krijgen.

Dit is een prachtige film! Miyazaki is alleen maar beter geworden in het tekenen van wolkenluchten en zonsondergangen, maar ook in het waarnemen van druppels die op bladeren van weegbree vallen, of hoe bladzijdes worden omgeslagen in een boek. Zijn tekeningen dwingen je om zelf ook op deze details te letten en er de schoonheid van in te zien. De schoonheid van een visgraat, die Jiroh brengt tot zijn grootste idee. Maar de film is niet alleen visueel mooi. In Jiroh heeft Miyazaki een sympathieke hoofdpersoon geschapen, gedreven, vriendelijk, menselijk. Het was een plezier hem te volgen, en ik was geraakt door zijn relatie met Nahoko. Heel ontroerend. En mooie muziek. Ik heb de neiging om complimenten aaneen te gaan rijgen. Als je de film nog kunt gaan kijken in de bioscoop, doe het dan! Je zult er geen spijt van krijgen.

Het is ook een film die me aan het denken zette (anders had ik er ook geen filmbespreking over gemaakt), en wel omdat dit het verhaal is van de ontwerper van de Zero. Ik heb zelfs recensies gelezen waarin Miyazaki daarom als een Japans nationalist wordt afgeschilderd, of als iemand die voor de Japanse oorlogsvoering was. Die recensies moeten komen van mensen die geen van zijn eerdere films hebben gezien, want als er iemand pacifist is, is Miyazaki het wel. Waarom dan een film over de ontwerper van een oorlogswapen? Omdat er voor een creatief persoon niet iets dubbelers bestaat. Dit is namelijk wat Miyazaki bij zichzelf ziet. Hij geeft om de natuur, ziet wat wij mensen elkaar aandoen in de naam van geld als iets abominabels, en pleit voor een terugkeer naar waarden als opoffering en liefde. Maar hij werkt in een op geld en prestatie gerichte cultuur, waarin zijn films commerciële producten zijn, die miljoenen kosten en die worden beoordeeld naar de winst die ze maken. Hij moet mensen betalen in zijn bedrijf, en ze ontslaan als ze niet produceren. En blijkens interviews vraagt hij zich af of zijn films wel goed zijn voor kinderen. Hij raadt ouders aan hun kinderen niet meer dan 1 keer per jaar naar elke film te laten kijken, zodat de beelden uit de films niet hun verbeelding te veel vastleggen en ze vrij blijven hun eigen idealen te volgen. Maar welke gevolgen het kijken van animatiefilms ook hebben voor kinderen, hij kan niet stoppen te creëren en de beelden die hij voor ogen ziet in concrete vormen te vertalen. Hij zou zichzelf verliezen en depressief worden. Dus is hij bereid offers te brengen voor zijn creatieve idealen. Hij werkt van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat, en zijn vrouw en zijn gezin lijden daar onder. En daar is hij zich van bewust. Het is dus niet voor niets dat hij ambivalente gevoelens heeft over zijn eigen creativiteit. En niet voor niets dat hij een hoofdpersoon schept die deze ambivalente gevoelens deelt. Al in de eerste scene van de film droomt de hoofdpersoon over de vrijheid en schoonheid van het vliegen. Maar de droom wordt onderbroken door een zeppelin, die bommen werpt, die Jiro’s vliegtuig vernietigen. Al vanaf het begin is de film zich ervan bewust dat wat wij mensen ook dromen, er altijd een duister randje aan zit.
Ikzelf denk hier de laatste weken ook over na. Ik ervaar mijn eigen creativiteit en scheppingsdrang soms ook als iets ambivalents. Ten eerste omdat ik deels mijn eigenwaarde ontleen aan het produceren. Ik denk dat ik pas waardevol ben als ik mijn fantasie omzet in concrete producten, in boeken, in blogberichten. Daarom zet ik mezelf vaak onder druk om een bepaalde productie te halen. Een x aantal boeken per jaar, een blogbericht per week. Maar zodra ik dat doe, en mezelf zulke eisen opleg, is het creëren geen vreugde meer voor me, maar wordt het een plicht, iets dat me stress oplevert. Ten tweede vind ik dat wat ik verzin of schrijf aan bepaalde eisen moet voldoen, en dan niet wat productiviteit betreft, maar moreel. Het moet christelijk zijn. Het moet een boodschap overbrengen. Het mag niet mensen aan het twijfelen brengen. Het moet rein en zuiver zijn. Maar als ik mezelf censureer, en mezelf ga afvragen of wat ik maak niet door mensen verkeerd geïnterpreteerd kan worden, of of het niet op de een of andere manier zondig is, damt dat mijn creativiteit ook in, verdwijnt de vreugde, en lopen mijn dromen weg als water. Maar het gevolg is dat ik depressief ben, en lusteloos, want mijn verbeelding en fantasie, de dromen die ik voor me zie, zijn wat mij in leven houdt. Ik kan er niet mee leven, maar ook niet zonder. Daarom sprak deze film me ook zo aan.
Alles wat een mens maakt, hoe mooi ook, kan namelijk voor kwade doeleinden worden ingezet. Er is in moreel opzicht niets mis met een vliegtuig. Ook niet met een vliegtuig dat een topsnelheid kan halen. Maar zoals alle werken van de mens kan het en zal het worden geperverteerd. Moet een creatieveling dan afzien van de vervulling van zijn dromen? Of mag je er op vertrouwen dat er uit wat je maakt ook schoonheid voorkomt, en dat wat je schept uiteindelijk ook voor anderen iets moois betekent? Of is dat iets wat je mag loslaten, en overgeven, omdat je er geen controle over hebt? Ik las van Stephen King dat hij een van zijn boeken heeft ingetrokken, omdat die ging over een schietpartij over een middelbare school, en een daadwerkelijke schutter aangaf dat boek gelezen te hebben. Maar was dat de fout van Stephen King? Er zijn ook mensen die de bijbel hebben misbruikt om bevolkingsgroepen te onderdrukken, slavernij te rechtvaardigen en kruistochten te houden. Is dat de schuld van de bijbelschrijvers? Is dat de schuld van God?

Volgens diezelfde bijbel laat God de zon schijnen over alle mensen, en doet hij het regenen over goeden en slechten. Hij geeft met gulle hand wat mooi is, wat waar is en wat liefdevol is. En de hoop van de bijbel is dat uiteindelijk deze dingen waardevoller en blijvender blijken te zijn dan de werken van het vlees, dan lelijkheid, leugen en haat. En als dat nu nog niet zo is, als wij zijn geschenken perverteren, blijft hij ons genade op genade schenken. Net zo is het met het werk van Jiro. Hij deed uitvindingen die gewoon goed en waar waren: verzonken klinknagels, een vorm van de vleugels, scharnieren en nieuwe ophangingsmechanismen. Die innovaties hebben de bouw van vliegtuigen vernieuwd. Ook na de oorlog. Ja, de Zero werd gebruikt om Amerikaanse en andere doelwitten aan te vallen. Als deze film het verhaal was van de Zero, zou hij ook volgens de hoofdpersoon, een tragedie zijn: geen van zijn vliegtuigen kwam terug uit de oorlog. Maar dit is het verhaal van het idee, en dat leidde later weer tot snellere, betere vliegtuigen. En al had Japan geen oorlog gevoerd, dan zouden de ideeen van Jiro toch een keer door een ander in jagers zijn toegepast, die net zo dodelijk en schadelijk zouden zijn geweest. Oorlogvoeren zit ons namelijk in het bloed. Als we er alleen knuppels voor kunnen gebruiken, gebruiken we knuppels. Als we jachtvliegtuigen tot onze beschikking hebben, gebruiken we jachtvliegtuigen. Dus zou Jiro dan nog steeds verantwoordelijk zijn geweest? Had hij, uit de angst dat iets van wat hij maakte ooit door iemand slecht kon worden gebruikt, zichzelf maar moeten begraven en zijn passie moeten binnenhouden?.
Ik geloof van niet. Net zoals ik niet geloof dat hij Nahoko links had moeten laten liggen, omdat ze ziek was, omdat ze zou wegkwijnen, omdat ze nog maar kort te leven had. Nahoko zelf lijkt te geloven dat Jiro haar alleen maar tot vrouw wil zolang ze mooi is, maar dat is niet zo. Jiro wist dat ze ziek was. Hij wist dat ze misschien maar heel even samen zouden zijn. Maar hij hield van haar. Dat betekende dat hij voor haar koos, zoals ze was: inclusief haar ziekte en het risico dat ze hem zou ontvallen. Hij genoot van de tijd die hij wel met haar zou hebben. Die was namelijk in zichzelf de moeite waard. Al zou het maar een maand zijn, al zou het maar een week zijn. Dat het tijdig was, en zou eindigen in bloed en ademloosheid, maakte de schoonheid van hun relatie niet minder.
En net zo is het met zijn liefde voor het vliegen en het maken van vliegtuigen. Het is een innerlijke drijfveer, een die hij niet kan ontkennen, en een waarvan hij weet dat ze goed is. Het is een verlangen naar de schoonheid van de schepping, de waarheid van de natuurkunde, en dit samen beleven met anderen. Dit verlangen stuwt hem op. In een van zijn dromen vraagt Caproni Jiro of hij wil leven in een wereld met piramides of zonder piramides. Hijzelf heeft gekozen voor een wereld met piramides. In een erg goede en inzichtsvolle recensie van deze film wordt hieraan deze uitleg gegeven: “The heart of Caproni’s implication is that the horrors required to realize beautiful things- as well as the horrors which result from them- must never be enough for us to do away with beautiful things altogether, as such a concession would mean resigning to the worst of our nature.”
Alles wat we maken is gevaarlijk. Alle keuzes die we maken zijn risicovol. Creativiteit is onvoorspelbaar. Dat geldt ook voor Gods creativiteit: die brengt immers ook aardbevingen, muskieten en supernova’s voort. Wat er gebeurt met onze creativiteit ligt echter buiten onze verantwoordelijkheid, daar gaat God over. Of we veel vrucht dragen of weinig, of er mensen door worden aangesproken of niet. Het is Gods zaak. Het schijnt dat Miyazaki in interviews heeft gezegd dat de moraal van deze film is ingegeven door het bijbelboek Prediker, en dan vooral de tekst: ‘Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat.’ (Prekiker 9:10). Ik snap waarom. Dit citaat past bij het thema van de film: als de wind opsteekt, moet je ervoor kiezen te leven. Je moet durven liefhebben, ook in het aangezicht van de dood. Je moet creatief durven zijn, ook al maak je misschien iets gevaarlijks. Want als je niet leeft, geen keuzes maakt, geen risico’s neemt, weet je een ding zeker: dan gebeurt er helemaal niets. In deze film steekt de wind een paar keer letterlijk op. Dezelfde wind die Jiro en Nahoko elkaar doet waarnemen, laait de brand in Tokyo op. De wind die hen opnieuw bij elkaar brengt, kondigt een regenbui aan. Maar een ding is zeker: als de wind opsteekt, kiest Jiro ervoor te leven, te kiezen, te scheppen. Hij doet wat zijn hand vind om te doen, uit zijn passie en overtuiging van wat goed en menselijk is, en hij draagt bij aan de schoonheid van de wereld, ook als er mensen zijn die zijn schepping misbruiken. Heeft hij de goede keuze gemaakt? Had hij in opstand moeten komen? Moet een ingenieur zich bemoeien met politiek? Misschien. Maar het maakt het niet verkeerd dat hij iets moois maakte.

Ik vond hierin een antwoord voor mijn eigen onrust. Ik hoef niet te produceren om waardevol te zijn, ik hoef niet een bepaald aantal boeken op mijn naam te hebben of elke week een blogbericht te schrijven. Ik ben al waardevol, alleen maar om wie ik ben. En ik hoef ook niet in gewetensnood te verkeren of alles wat ik schrijf en teken en verzin wel ‘door de beugel kan’, of dat het genoeg tot stand brengt. Daar gaat God over. Wat ik mag doen is leven met overgave. Genieten van de schoonheid van de wereld, denken, lezen, praten met mensen. En als de wind opsteekt, en de inspiratie komt, mag ik tekenen, schrijven, praten en leven naar hartelust. Het was een boodschap die ik nodig had.

Nog een erg goede recensie vind je hier!

maandag 2 december 2013

Over de drempel (4): het verhaal van de vader

Een tijdje geleden, het was nog zomer, was op zondagmorgen de kerkdienst afgelopen. Ik was onder de indruk en wilde tegen mijn vrouw (toen mijn verloofde) vertellen wat ik ervan had gevonden. Terwijl ik praatte, trok ik in mijn enthousiasme mijn jas aan en zette mijn hoed op. Al pratend liepen we naar de uitgang. Onderweg werd ik door een dametje aangesproken. Of ik Nederlands sprak. Ik knikte. Ik dacht: nu word ik door iemand welkom geheten in de kerk! Zou leuk zijn. Maar nee, ze vroeg of ik christen was, en zei dat ik mijn hoed in de kerk moest afzetten. “Want ik heb wel respect voor God”, zei ze. Ik deed het, maar ik voelde me wel heel vervelend. Zij had trouwens geen hoofdbedekking op, maar dat terzijde. Toen ik het verhaal later aan anderen vertelde, suggereerden die dat deze mevrouw ‘het wel goed bedoelde’. Dat ze ook Jezus wilde volgen en dat dit haar manier was. Je hoort het onder christenen wel vaker: de suggestie dat we niet iets verkeerds van iemand kunnen zeggen, omdat hij ook in de kerk zit, of dat we de mening van iemand anders moeten respecteren omdat hij ook in God gelooft. Alsof het delen van een paar intellectuele overtuigingen maakt dat ik alles maar van iemand moet accepteren!
Jacobus zegt dat ook de demonen geloven dat God een is, en zij sidderen. En van de Farizeeen kon niet gezegd worden dat ze ongelovig waren of zelfs dat ze theologisch duidelijke onjuistheden predikten. Toch noemt Jezus ze ‘adderengebroed’. De dwaalleraars die in Galaten langskwamen, geloofden ook in God en in Jezus, maar Paulus zegt dat deze wetsverkrachters zich maar moeten laten castreren. Dat is ferme taal. Kennelijk hoef je niet alles maar te accepteren van mensen die zich christen noemen. Sterker nog: soms hebben mensen die zich christen noemen en zeggen dat ze het evangelie brengen, het gewoon fout. Opnieuw een citaat van Paulus in Galaten: ‘Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel - vervloekt is hij!’ (Galaten 1:8). Zelfs als iemand een engel is, kan hij het fout hebben. En een foute boodschap is schadelijk. Daarom waarschuwt Jezus dat het beter is om met een molensteen om de hals in zee geworpen te worden dan een van zijn kleinen tot zonde te verleiden (en volgens mij bedoelt hij hier de zonde van de Farizeeen, die mensen buiten het koninkrijk wilden houden).
Nu ben ik vriendelijk aangelegd, en bovendien kan ik geen 100 procent zekerheid claimen voor mijn eigen overtuigingen (die zijn ook maar tot stand gekomen door een lang proces, een proces dat bij andere mensen anders verloopt), dus zal ik tegen andere christenen niet de woorden bezigen die Paulus of Jezus gebruiken. Mensen hebben het recht zelf hun ideeën te vormen, ook als ik het er niet mee eens ben. Ook als dat het idee is dat ik mijn hoed pas weer op mag zetten als ik de deur van de kerk uit ben. Paulus zegt ten slotte ook iets over hoe sterke christenen afzien van het eten van offervlees als dat een zwak christen tot zonde zou verleiden (maar vice versa ook dat zwakke christenen geen aanstoot moeten nemen aan sterke christenen die wel de vrijheid hebben offervlees te eten, of een hoed te dragen). Maar wat ik voor mezelf wel geloof is dat ik niet iedereen evenveel zeggenschap in mijn leven hoef te geven. Als mensen een boodschap brengen die ingaat tegen het goede nieuws, die eraan af doet of eraan toevoegt, dan hoef ik daar niet net zo serieus naar te luisteren als naar ieder ander. Ik hoef niet mijn eigen geloof steeds aan dat van hen te scherpen. Want ze hebben het mis. Hun boodschap, als die suggereert dat God niet onvoorwaardelijk van ons houdt, of dat wij zelf door ons geloof of onze daden iets aan die liefde kunnen veranderen, is niet onschuldig of misleid, maar is gewoon fout. Die boodschap is, hoezeer de woorden ook lijken op die uit de bijbel, antichristelijk.

Wat op het spel staat is namelijk de natuur van God zelf. Is God liefde, zoals de bijbel zegt, of is hij dat niet? Dat is de kern van het probleem. Oh, mensen zullen allemaal beamen dat God liefde is. Maar vervolgens zullen ze die liefde kwalificeren. "God is dan wel liefde, maar hij kan onze zonde niet door de vingers zien. Zelfs het kleinste leugentje is voor hem al zo ernstig dat hij ons naar de hel moet sturen. God is liefde, maar hij is ook rechtvaardig. Hij moet wel eerlijk zijn, en dat betekent dat hij ons moet straffen." In dit bericht op Internetmonk vind je een hele rij van dergelijke citaten. En dit is precies wat ik in het verleden over God heb meegekregen. God is liefde, maar hij kan mij desondanks niet in zijn aanwezigheid verdragen.
Maar, merkt de schrijver op Internetmonk ook op, dat betekent dat mensen elkaar dus meer kunnen liefhebben dan God. Dat mensen grotere liefde tonen dan God. Want mensen zijn wel in staat om iemands overtredingen door de vingers te zien. Mensen zijn wel in staat om iemand te vergeven, zonder dat er iets tegenover hoeft te staan. Mensen zijn in staat om anderen een tweede kans te geven, om onvolkomenheden te accepteren, en zelfs partners en kinderen terug te ontvangen ook als ze de grootste overtredingen hebben begaan. Mensen kunnen een onvolmaakt mens liefhebben, gewoon omdat ze daarvoor kiezen. Waarom zou God dat dan niet kunnen? De tekst uit 1 Korintiers 13 over de liefde is niet alleen een opdracht voor ons, mensen, maar is ook een beschrijving van Gods liefde.
'Gods liefde is geduldig en vol goedheid. Gods liefde laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan. Gods liefde verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt Gods liefde, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.” Gods liefde bedekt ‘tal van zonden’ (1 Petrus 4:8).
God is als de vader in de gelijkenis van de verloren zoon, die altijd van de jongen is blijven houden, die hem tegemoet komt rennen en in zijn armen sluit, en hem, zonder dat de jongen nog maar zijn excuses heeft aangeboden, al zijn mantel omdoet en zijn zegelring aantrekt. En het gemeste kalf voor hem laat slachten. Volgens Robert Farrar Capon is het gemeste kalf een beeld van Jezus. En let nu op: het kalf werd niet geslacht om de liefde van de vader voor de zoon mogelijk te maken. De vader hield namelijk altijd al van de zoon. Het kalf werd geslacht om de liefde van de vader voor de zoon zichtbaar te maken. Het was een sacrament. En dat is een groot verschil. Het was de oudste broer die bleef volhouden dat het kalf iets transactioneels moest zijn. Dat hij hard had gewerkt en dat daarom een geitenbok geslacht moest worden. Dat hij er recht op had. De oudste zoon staat voor degenen die denken dat God ons niet kan liefhebben, zomaar omdat hij liefde is, maar dat er ook voor God aan voorwaarden moet worden voldaan. Hij is degene die vindt dat God eerlijk moet zijn. En daarom stond hij buiten het feest. Omdat hij gewoon te trots was.

Maar wanneer is liefde tussen mensen nou echt eerlijk? Zodra een liefdesrelatie tussen mensen verwordt tot een ‘voor wat hoort wat’-relatie, als twee geliefden gaan bijhouden hoeveel de een in het huishouden doet, en hoeveel meegebrachte bosjes bloemen opwegen tegen een avondje uit, is er geen sprake meer van liefde. Dit is het geval elke keer als er een transactioneel element in een relatie komt. Bij een transactionele relatie staat er altijd iets op het spel. Ook in een huwelijk. Als je met elkaar trouwt omdat je daardoor een financieel voordeel wilt bereiken, of omdat je van de eenzaamheid van het vrijgezellenbestaan af wilt, dan verwacht je iets van de ander, dan moet de ander iets voor jouw doen of betekenen. En wordt je boos of teleurgesteld als die dat niet doet. Dat geldt zelfs als je trouwt als transactie om daarmee een gezin te stichten of omdat je kinderen wilt. Een transactionele relatie is geen liefde, want liefde is oneerlijk. Liefde probeert met het bosje bloemen niet iets bij de ander te bereiken (bijvoorbeeld dat die de afwas doet); liefde wil met het bosje bloemen de grootte van de liefde laten zien. Liefde -in haar ideale, onvoorwaardelijke vorm- is dus sacramenteel.
En zo is het met God ook. Gods liefde is oneerlijk. Hij kan gewoon besluiten ons te accepteren in zijn aanwezigheid en dat doet hij ook. God is niet aan de wet onderworpen, of aan andere regels over wat hij wel of niet kan doen. Robert Farrar Capon zegt: ‘God is a crook’. God is niet een pietje precies, een rechter met een weegschaal, een pinnige onderwijzer (als professor McGonagal in de Harry Potter-verhalen). Hij is iemand die het niet zo nauw neemt met de regels, als hij zijn doel maar bereikt. Hij is bereid zijn handen smerig te maken. Hij neemt de verantwoordelijkheid op zich van kwaad en pijn, en weigert aan ons verantwoording af te leggen. (Een beetje als professor Dumbledore in Harry Potter and the Prisoner of Azkaban, die zelf Harry en Hermione adviseert om tegen de regels in door de tijd te reizen en zo Sirius Zwart te redden). Hij heeft namelijk zelf ook een belang in de hele zaak. Hij is niet onpartijdig. Als het kruis en de opstanding iets laten zien is het dat wel. God werd gekruisigd als een misdadiger, maar uiteindelijk kwam daar nieuw leven uit voort. We kunnen God dus niet vertrouwen dat hij eerlijk is. We kunnen er alleen van op aan dat hij goed is: dat is wat het teken van het kruis laat zien. C.S. Lewis zegt het al over Aslan: hij is wel goed, maar niet veilig. Het belang dat hij in de zaak heeft, dat zijn wij. Hij zoekt niet egoïstisch zijn eigen verheerlijking, maar ons behoud. Er is met de weegschaal geknoeid, maar in ons voordeel. En dat geknoei is al gebeurd voor de grondlegging van de wereld.
De dobbelsteen was altijd al zo gewogen dat hij voor ons boven kwam te liggen.

Daarom kan Johannes dus zeggen dat de liefde de angst uitsluit, “want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden” (1 Johannes 4:18). God motiveert ons niet met externe motivatoren zoals straf en beloning.
Straf en beloning zijn inherent transactioneel. Ik doe iets en daarmee bewerk ik iets goeds of slechts voor mezelf. Deze motiverende factoren worden gebruikt op het werk (in het functioneringsgesprek), of in de maatschappij (alle toenemende regelgeving), of in de kerk (om een organisatie draaiende te houden). Maar deze organisaties hebben mij niet lief. Als ik niet goed functioneer, word ik ontslagen, hoeveel de werkgever ook om me geeft. Er wordt niet zomaar iets door de vingers gezien. Maar met deze externe factoren delf ik zelf het onderspit! Mijn persoon, wat mij waardevol maakt, wat ik zelf wil, moet verdwijnen. Ik moet doen alsof. Uiteindelijk word ik daardoor moe en overspannen. Externe motivatoren kunnen me dus niet werkelijk veranderen. Ze veranderen alleen maar wat ik aan de buitenkant laat zien.
Alleen onvoorwaardelijke acceptatie, onafhankelijk van mijn gebed, onafhankelijk van mijn gedrag, of mijn religiositeit, kan mijn motivatie van binnenuit veranderen. Alleen liefde kan ervoor zorgen dat ik werkelijk een ander mens wordt. Zo geldt het in menselijke relaties, zoals een huwelijk, ook. En dat betekent dat er geen dreiging is van straf, maar ook geen beloning die me als wortel voor de neus wordt gehouden. Alleen liefde. Oneerlijke liefde.

Het enige wat wij kunnen doen, is erop vertrouwen dat het teken van Jezus’ dood en opstanding betrouwbaar is en dat God werkelijk van ons houdt. En daardoor zal ons leven veranderen. We zullen onszelf gaan accepteren, ongezonde patronen zullen afzwakken, we zullen anderen zien als mensen die ook door God geliefd zijn en hen gaan respecteren, we zullen de stem van God willen horen die met liefde tot ons spreekt. En daarvan zullen we genieten. Dat is de enige beloning: dat de liefde waarop we vertrouwen meer en meer werkelijkheid voor ons zal worden en wij zelf meer zullen liefhebben.
Maar als we niet willen accepteren dat Gods liefde onvoorwaardelijk is, als we voorwaarden willen verbinden aan het geschenk van God, zullen we niet kunnen geloven dat we werkelijk geaccepteerd zijn zoals we zijn, zullen we anderen niet zien als geliefd door God, en zullen we bezig blijven met onze eigen systemen van straf en beloning. Dan zijn we als de oudste zoon van de vader, die op het veld bleef, buiten het feest, omdat hij de oneerlijkheid van de vader niet kon accepteren. En dat is dan onze ‘straf’.
Maar ‘straf’ is niet het juiste woord, want God dreigt er niet mee. Het is niet iets dat God ons zal aandoen als we per ongeluk tekort schieten. De vader staat aan het eind van de gelijkenis nog steeds bij zijn zoon en probeert hem over te halen toch naar het feest te komen. De vader straft niet. Hij is liefde. Het is een gevolg van zijn keuzes, een consequentie die deze zoon zelf over zich heeft uitgeroepen, door te weigeren de liefde van de vader te accepteren. En weigeren de sacramentele liefde van God te accepteren (de drijvende kracht onder de schepping), is kiezen voor het niets, voor de leegte, want buiten de scheppende kracht van de liefde is er niets. Daarom de beelden over de buitenste duisternis. Helaas suggereert Johannes in 3:19 dat er mensen zijn die de duisternis liever hebben dan het licht. En dat is gelijk hun oordeel, zegt de schrift.

Dus is het belangrijk welk beeld van God we uitdragen. Het is geen bijzaak, het is hoofdzaak. Het is wat het evangelie werkelijk ‘goed nieuws’ maakt. Greg Boyd zei het eens: als het te goed lijkt om waar te zijn, is dat een teken dat je de goede richting op denkt.

vrijdag 20 juli 2012

Filmbespreking: Lars and the Real Girl

Verhalen zijn belangrijk. Ze communiceren zaken die zakelijke boeken of wetenschappelijke artikelen niet kunnen overbrengen. Ze sluipen voorbij de draken van het rationalisme die volgens C.S. Lewis voor onze geest op wacht stonden, en spreken niet in de eerste plaats tot ons verstand, maar tot onze emoties, onze herinneringen, onze verbeelding. Het effect dat ze op ons hebben, gaat daarom ook dieper dan een betoog of preek ooit kan bewerkstelligen (behalve als er een goed verhaal in wordt vertaald). Ze geven ons een helderder inzicht in ons zelf dan een persoonlijkheidstest of analyse ooit zou kunnen.
Dat gebeurde bij mij toen ik Lars and the Real Girl keek. Als ik de film tien jaar geleden gezien had (als hij toen al gemaakt was), zou ik er depressieve gevoelens door hebben ontwikkeld, omdat hij me zou hebben geconfronteerd met mijn eigen frustraties en het daarmee gepaard gaande gevoel van onvermogen, de overtuiging dat ik mezelf nooit zou kunnen veranderen. De hoop die de film schetst voor zijn hoofdpersoon zou ik niet op mezelf hebben durven betrekken. Maar de film kwam voor mij nu op een goed moment, omdat ik er nu aan kon zien hoeveel ik de afgelopen tijd veranderd ben, en hoe ver ik ben gekomen. De film hielp me nu om op een goede manier compassie met mezelf en met mijn worsteling te hebben, en te geloven dat ik nog verder zou kunnen veranderen - omdat ik ook heb ontdekt wat de hoofdpersoon in de film ontdekt: dat ik geliefd ben.

De film gaat over Lars, een 27-jarige vrijgezel uit een van de noordelijke staten van Amerika. Hij is een trouwe kerkganger, heeft een wat saaie kantoorbaan, en leeft in de garage bij het huis van zijn ouders, waar zijn broer en schoonzus zijn ingetrokken. En hij wordt geplaagd door een verlammende angst voor intimiteit. Hij weigert bij zijn broer en schoonzus te ontbijten of te eten, en komt niet naar de feestjes die zijn collega’s organiseren. Als een meisje hem lijkt leuk te vinden, bevriest hij. En hij probeert elke vorm van fysiek contact te voorkomen. Hij ervaart aanraking als fysieke pijn, bekent hij later in de film, hij is er allergisch voor. Door deze angst raakt Lars in een steeds groter isolement. Dus wie schetst de verbazing van zijn familie als hij op een dag voor de deur staat, omdat hij bezoek heeft. Een vrouw, die hij heeft ontmoet via het internet. Ze is zendelinge. En ze zit in een rolstoel. Of ze mogen langskomen? Natuurlijk mag dat, maar dan krijgen zijn broer en schoonzus een nog grotere schok te verduren: Lars’ vriendin is een anatomisch correcte rubberen pop. Dat leidt natuurlijk tot bizarre situaties ...
Dit is niet een film die de aandacht op zichzelf vestigt. Als kijker ben je volledig gericht op de karakters op het scherm. Ryan Gosling speelt een gevoelige Lars. De pijn van zijn onzekerheid is heel herkenbaar in beeld gebracht, en de manier waarop hij opbloeit is ontroerend. Emily Mortimer is innemend, levenslustig en begripsvol, maar ook Paul Scheider is als Lars’ broer geloofwaardig. De kille winter van Minnesota is mooi in beeld gebracht. Waarin de film niet zo realistisch is, is het begrip dat iedereen heeft voor de situatie. Lars wordt nooit gepest, zelfs niet door zijn collega’s, die het spel meespelen, net als zijn kerkgenoten (waarbij ze in het einde wel erg ver gaan). Maar ik ben geneigd deze film niet te zien als een realistisch karakterdrama, maar als een fabel. En daarmee wordt het plattelandsdorp waar de film zich afspeelt een sprookjeslandschap, en in dat opzicht een stuk geloofwaardiger.

Ik was heel blij dat de film Lars niet aftekent als zielig, en dat niet de draak wordt gestoken met zijn diepe onzekerheid. Ik denk dat het voor veel mensen moeilijk is voor te stellen hoe diep sociale angst geworteld kan zijn, en hoe iemand daardoor eigenlijk gehandicapt wordt, niet in staat om in de relaties van het maatschappelijke leven te navigeren. Ik kan het me niet alleen voorstellen, ik weet het uit ervaring. Ik herkende heel veel van mezelf in Lars. Net als hij durfde ik niet bij mensen op de deur te kloppen - ik heb een keer drie kwartier op de gang heen en weer gelopen voor ik bij mijn stagebegeleider durfde binnenstappen - en durfde ik niet op te bellen, omdat ik dacht dat mensen dan boos op mij zouden worden (Ik had een halve dag buikpijn als ik moest telefoneren, zelfs al wist ik dat er speciaal mensen waren om de telefoon op te nemen, zoals bij de Informatiebeheergroep). En net als hij was ik ook bang om aangesproken te worden. Op bijbelstudieweekeindes stond ik in de pauzes bij de boekentafel, en had ik volgens mensen die mij toen kenden, een duidelijke uitstraling van: kom niet dichterbij. Net als Lars liep ik voorovergebogen en keek ik anderen niet aan, ook niet verkopers achter de kassa in de winkel. Net als Lars kon ik er niet tegen aangeraakt te worden. Tot een paar jaar geleden reageerde ik erg schrikachtig als mensen mij aanstootten, en begroette ik mensen met een uitgestoken hand om maar niet te hoeven zoenen. Als kind al wilde ik niets te maken hebben met stickers, en weigerde ik op mijn hand te schrijven. Aanraking deed inderdaad bijna fysiek pijn. En net als Lars durfde ik geen initiatief te nemen in relationeel opzicht. Het idee een meisje mee uit te vragen bezorgde me slapeloze nachten. Ik kon niet geloven dat iemand mij leuk zou vinden. “Maar dat is toch niet nodig?”, zei laatst een collega. “Je bent zo’n aardige kerel. Je hebt zo’n leuk gevoel voor humor.” Ze weet niet wat er in mij omgaat. En mijn op woordgrapjes gebaseerde humor is nu juist een van de overlevingsmechanismen waarmee ik mijn sociale angst probeer te verbergen.
Waar komt zo’n angst vandaan? Ik las op internet over ‘Reactive attachment disorder’ - een aandoening die ontstaat als kinderen in hun eerste jaren van hun ouders gescheiden zijn, en niet voldoende bevestiging of aanraking krijgen. Dit kan zich op twee manieren uiten - of kinderen hebben geen grenzen en zijn naar iedereen open en aanhankelijk, ook naar vreemden, of kinderen zijn voor iedereen bang en sluiten zich af. Ik schreef vorig jaar in mijn serie ‘Blast from the Past’ over mijn vroege ervaringen als kind: hoe ik direct na mijn geboorte van mijn moeder werd gescheiden en onder een UV-lamp werd gelegd, hoe ik twintig weken bij mijn opa en oma leefde omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Hoe ik later werd gepest op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Genoeg om bij een kind de boodschap te doen postvatten dat het niets waard is - dat het geen liefde waard is, dat het geen leven waard is. Genoeg om iemand angstig in het leven te laten staan. Genoeg om iemand af te snijden van de mensen om hem of haar heen. Opgesloten in zichzelf. Ook de film refereert aan een traumatische gebeurtenis is Lars’ jonge jaren: zijn moeder is gestorven toen hij geboren werd, of kort daarna, en zijn vader was daarna erg verdrietig en wist niet hoe hij voor zijn zoons moest zorgen.
Hoe goed bedoeld ook, anderen kunnen iemand niet verlossen van zijn sociale angst. De pogingen van Lars’ schoonzus om hem bij hun activiteiten te betrekken, lopen op een fiasco uit. Bevestigende woorden doen alleen maar pijn -”Waarom heeft zo’n leuke man als jij geen vriendin?” - omdat hij ze toch niet kan geloven en zich daardoor alleen nog maar meer een mislukking voelt. Adviezen hebben een averechts effect. Ik weet dat de prikkende vinger van mijn moeder in mijn rug me niet rechtop liet lopen en alleen maar meer schaamte deed voelen. En de woorden ‘Maar niemand bijt je”, als ik moest opbellen, maakten de angst niet minder. En ook ik heb me schuldig gevoeld om het feit dat ik op mijn dertigste geen meisje durfde aanspreken, als anderen me vroegen waarom ik nog vrijgezel was.

De enige manier waarop iemand met zo’n diepe angst kan veranderen, is als hij of zij er zelf naar gaat verlangen. Als iemand geen genoegen meer neemt met afzondering en eenzaamheid. Ik kwam zelf een paar jaar geleden tot de conclusie: “I’m sick and tired of being sick and tired” (citaat uit The Mom Factor van Henry Cloud en John Townsend). De maat was vol. Ik wilde me niet voor eeuwig laten ketenen door pijn die ik in het verleden had opgelopen. Ook al moest ik er nachten van wakker liggen, ook al moest ik dingen doen die ik nog nooit in mijn leven had gedaan, ook al moest ik uit mijn ‘comfortzone’ komen, ik wilde niet langer buitengesloten zijn. Ik wilde leven. En ik was bereid daar ver voor te gaan.
Net als Lars. In sommige recensies wordt de indruk gewekt dat hij leidt aan een waandenkbeeld, dat hij is doorgeslagen, dat hij ziek is geworden. Maar ik weet dat de situatie eigenlijk andersom is: Lars wil juist niets anders dan gezond worden. Hij wil juist ontsnappen aan zijn isolement. Hij wil wanhopig graag met mensen durven praten, contact leggen met anderen, intiem zijn. Maar hij weet niet hoe. Dit is zijn laatste strohalm, in zijn beleving zijn laatste kans op herstel. Geen wonder dat hij er zo veel waarde aan hecht, dat de pop voor hem echt wordt. Zo waardevol is ze werkelijk voor hem. Het belangrijkste argument voor mijn interpretatie is de manier waarop Lars aan de pop komt. Hij bestelt de pop zelf via internet. De kist wordt bij hem afgeleverd (hij hoort het via de telefoon en weet waar het over gaat). Hij opent de verpakking zelf. Het was dus zijn eigen, bewuste keuze. Niet iets dat hem overkwam. En zijn methode heeft succes. Hij durft opeens mee te eten met zijn broer en schoonzus. Hij durft een feestje van een collega te bezoeken. Hij durft op het werk iemand aan te spreken. Hij durft serieuze gesprekken aan te gaan met zijn broer. Hij durft zich te laten aanraken. Wat voor andere mensen vanzelfsprekend is, kost hem grote moeite - zo’n grote moeite dat hij het niet kan zonder plastic pop aan zijn zijde. Hij schaamt zich er niet voor, laat zich er niet voor uitlachen - hij weet dat hij zonder de pop in zichzelf opgesloten zou zijn gebleven.
De pop is Lars’ reddingsboei. Maar de pop is niet wat hem uiteindelijk verandert. Dat kan de pop ook niet. Het is een pop. Plastic. Wat Lars uiteindelijk verandert is het feit dat anderen hem aanvaarden. Onvoorwaardelijk. Ook als hij een pop nodig heeft om zich onder de mensen te vertonen. Alleen deze liefde van zijn familie, zijn collega’s en zijn kerk, kan bij hem de boodschap laten landen dat hij er mag zijn. Dat hij waardevol is. Dat hij een plek heeft onder andere mensen. Dat hij niet alles onder controle hoeft te houden, maar dat hij vrij is om te leven. Vooral de scenes in de kerk zijn in dit opzicht mooi. Er is wel wat protest in de groep, maar al snel wordt geconcludeerd dat iedereen wel wat heeft. De een heeft een kleptomane vrouw gehad, de ander spaart speelgoedtreinen. Er is niemand ‘normaal’. Dus is er ruimte om Lars te ontvangen - met zijn ‘vriendin’. Hij wordt niet veroordeeld, hij wordt niet buitengesloten. Hij mag er zijn. En dat geneest. Want het communiceert dat Lars er bij God mag zijn. Dat hij door God waardevol wordt gevonden. Dat hij geliefd is - met zijn sociale angst en onzekerheid. Deze radicale inclusiviteit is waar het in de christelijke gemeenschap om draait, betoogt Richard Beck in een blog op Experimental Theology. Interessant genoeg is er in de reacties iemand die daartegen protesteert. De kerkgangers hadden Lars erop moeten wijzen dat zijn ‘vriendin’ een pop was. Ze hadden zijn leugen niet moeten bevestigen, maar hem confronteren met zijn gebrokenheid. Auch. Dat zou precies het tegenovergestelde bewerkt hebben. De pop was een symptoom, niet het probleem. De oorzaak lag dieper. En zo’n ‘eerlijkheid’ zou het probleem alleen maar hebben versterkt. Ze zou Lars’ een leugenaar hebben genoemd en hem hebben verweten dat hij anderen voor de gek hield. Hij zou zich daardoor alleen maar slechter zijn gaan voelen. Ik heb er vaker over geschreven, dat de kerk vaak de verantwoordelijkheid om te veranderen legt bij degene die ergens mee worstelt. Als ik worstel met wettische boodschappen, ben ik degene die op een andere manier zou moeten luisteren. Maar dat is juist het probleem. Dat kan ik niet en daarom worstel ik zo. Het middel is erger dan de kwaal.
Maar zoals een arts in de film zegt: op een bepaald moment zal Lars zelf de illusie niet meer nodig hebben, en dan zal die verdwijnen. Die verandering komt volledig van binnenuit. Als Lars’ ideeen en beelden over zichzelf zijn veranderd, en hij begint te geloven dat hij liefde waard is. Als hij gaat geloven dat anderen van hem kunnen houden. Als hij van zichzelf gaat houden. Ik moet denken aan iemand als Zacheus, de tollenaar. Die verandert niet omdat Jezus hem streng toespreekt. Hij verandert omdat Jezus bij hem in huis wil zijn, met hem wil eten, en hem accepteert. De ervaring van acceptatie brengt hem op een nieuwe weg, waarbij hij het niet meer nodig heeft anderen af te persen of met de Romeinen mee te werken.
(Daarmee zeg ik niet dat we gebrokenheid moeten ontkennen - niemand ontkent in de film dat Lars een probleem heeft, zoals ook niemand zou moeten ontkennen dat ik een probleem heb met wettische boodschappen. Jezus zal ook niet hebben gedaan alsof tollenaar zijn het beste beroep was van de wereld. Maar ik roep op om mensen niet af te wijzen, maar te accepteren, ook al zijn ze gebroken.)

Ik ben zelf de afgelopen jaren gelukkig wel veranderd. Ik reageer niet meer zo schrikachtig als iemand mij aanstoot. Ik durf te telefoneren en bij mensen aan te bellen. Ik durfde een vrouw uit te vragen en heb nu verkering met een lieve en mooie vriendin. Ik durf steeds meer mezelf te zijn. Dat heb ik niet aan mezelf te danken. Ik ben me er steeds meer van bewust dat de enige reden voor mijn groei, is dat ik steeds meer ben gaan geloven dat God van mij houdt zoals ik ben. Dat ik werkelijk geaccepteerd ben. Inclusief mijn (in mijn ogen) tekortkomingen en zwakheden. Dat God mij niet alleen accepteert, maar werkelijk van mij houdt. Zoals een vader houdt van zijn kinderen en niet in hen teleurgesteld is. Dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dat is voor mij steeds meer realiteit geworden. En daardoor kan ik geloven dat andere mensen mij ook accepteren. Dat ik voor hen niet volmaakt hoef te zijn. Dat anderen mij ook waarde toekennen. Dat anderen van mij kunnen houden. En daardoor kan ik ook mijzelf gaan accepteren - met mijn tekortkomingen. Daardoor kan ik ook eindelijk mezelf zijn -zonder mezelf te haten- een geliefd kind van God. Gods liefdevolle omarming vult aan wat tekortschoot en geeft mij een basis om op te staan. Die aanvaarding was er natuurlijk altijd al, zoals ook Lars altijd al geaccepteerd en geliefd was. Maar pas toen hij besloot zijn eigen isolement niet langer te accepteren en in actie te komen, kon hij zich voor die aanvaarding en liefde openstellen. Zo kon Gods liefde en aanvaarding pas bij mij binnenkomen, pas bij mij landen, toen ik niet langer ‘sick and tired’ wilde zijn, toen ik me wilde openstellen voor verandering. Die keuze is alles wat nodig is om te gaan groeien.
De wortels van sociale angst zitten diep. Herstel vindt niet van het ene op het andere moment plaats. Ook bij mij zit nog veel onzekerheid. Ik denk nog steeds dat anderen zomaar boos op mij kunnen worden. Ik duik nog steeds wel eens schichtig weg als iemand te dicht bij dreigt te komen. Maar ik weet wel zekerder dan ooit dat God van mij houdt. En daarom geloof ik dat ik verder zal groeien. Dat het waard is risico’s te nemen. Dat ik mezelf kan zijn. Ook Lars is aan het eind van de film niet volkomen hersteld, maar hij is gaan geloven dat hij geaccepteerd is. En dat geloof is voor hem genoeg om het avontuur van het leven aan te durven.

zondag 4 maart 2012

Liefde van buiten, liefde van binnen 1

The plot thickens’ - zo klinkt het wel eens in detective- of spionageverhalen. De held vindt een aanwijzing die opeens een heel scala aan gebeurtenissen in een ander licht stelt, de boosaardige machtswellusteling aan het roer van een misdaadorganisatie zet zijn snode plannen in werking, twee vreemdelingen blijken aan elkaar verwant te zijn. Wie veel films kijkt, weet vast wel wat ik bedoel: het moment vlak voor de laatste acte, het ogenblik dat het duidelijk wordt dat de ontknoping eraan komt, als de verschillende verhaallijnen elkaar opeens beginnen te kruisen en je als kijker of lezer een vaag idee begint te krijgen van de afloop die de verteller op het oog heeft. Het heeft er misschien nooit hopelozer uitgezien voor de hoofdpersoon, maar je weet dat er een omkeer gaat komen. Je ziet het eerste licht van het ‘happy end’ al glooien aan de horizon.
In mijn eigen leven ken ik ook zulke momenten. Momenten dat ik een lijn begin te ontwaren in wat mij overkomt, momenten dat mijn gedachten over verschillende onderwerpen als puzzelstukken in elkaar beginnen te vallen, momenten dat opmerkingen en commentaren van anderen eindelijk tot me door beginnen te dringen. Het zijn momenten dat ik me plotseling realiseer dat er een nieuw hoofdstuk in mijn leven gaat aanbreken. Momenten dat ik merk dat er verandering in de lucht zit. En zelfs al zou ik me vergissen in mijn interpretatie van mijn leven, dan ben ik in elk geval naar die verandering gaan verlangen. En volgens mij is het precies dat wat verandering mogelijk maakt.
Dit is zo’n periode waarin voor mij een paar dingen samen vallen. Omdat ik er nog middenin zit, is het nog moeilijk de precieze contouren van deze ‘plottwist’ te omschrijven. Bovendien is een publieke internetsite niet de meest geschikte plek om zo open over jezelf te publiceren, maar omdat ik ook gevolgen voorzie voor de continuïteit van deze blog, wil ik jullie toch laten delen in de grote lijnen van deze omwenteling.

De verhaallijnen die ik nu in mijn leven ontwaar, zijn natuurlijk al langer geleden in gang gezet, maar ik werd me er drie weken geleden pas echt van bewust. Op een maandagavond begin februari was ik in Utrecht aanwezig bij een heel interessante bijeenkomst. Ik mag daar verder van de organisatie niets over zeggen dus over het onderwerp en de aanwezigen heb ik het niet in dit bericht. Voor mij lag het succes van deze avond ook niet in de plenaire discussie (hoe boeiend die ook was), maar in een gesprek dat ik had met een van de aanwezigen. Hoe het gebeurde, weet ik niet meer precies, maar onze conversatie werd al snel behoorlijk persoonlijk. Ik vertelde over mijn ervaringen met de kerk, over het opgroeien in een strenge geloofsgemeenschap, waar ik de regels en eisen ook nog eens heel serieus opnam, en hoe ik overspannen werd van het doen van bijbelstudie. Ik vertelde ook over de moeite die ik heb met het bezoeken van de evangelische kerk: hoe ik mezelf steeds schuldig en veroordeeld voel omdat ik niet genoeg presteer en niet hard genoeg werk.
Mijn gesprekspartner herkende veel uit mijn verhaal. Hij had zelf ook jarenlang geworsteld met schuldgevoelens en schaamte. Hij wist (net als ik) met het verstand dat God van hem hield, en dat hij door genade gered was. Maar het was lang geen realiteit van binnen. Hij moest het steeds tegen zichzelf zeggen, van buitenaf, maar diep in zijn hart geloofde hij het niet werkelijk. Tot hij vorig jaar opeens een doorbraak meemaakte. Hij was op een grote christelijke bijeenkomst. Ironisch genoeg juist een van die bijeenkomsten waar (volgens mij) vaak verplichtende boodschappen worden gebracht (vooral rond de collectes). Zo dacht de ander er ook over, maar hij was gevraagd er een presentatie te geven, en omdat het hem geld en klandizie opleverde, had hij ingestemd. Een paar minuten voor hij het podium opging, drong opeens het besef dat hij door God geliefd was bij hem binnen. En nu niet alleen rationeel, van de buitenkant, maar van binnen, in zijn hart. Hij kon er niet aan twijfelen. De tranen liepen over zijn wangen (wat niet helemaal het juiste moment was, omdat hij even daarna moest optreden). Hij zei dat deze ervaring hem blijvend had veranderd. Dat de liefde van God voor hem niet meer iets was waar hij aan twijfelde, maar iets waar hij zeker van was.

Zijn woorden raakten me. In de eerste plaats omdat ik me opnieuw realiseerde dat ik inderdaad in mijn hart niet werkelijk accepteer dat God onvoorwaardelijk van mij houdt. Oh, ja, ik zeg het wel. Ik ben er rationeel ook van overtuigd. Ik kan het ook verdedigen met tal van argumenten. Maar diep van binnen geloof ik het niet. Als iemand tegen me zegt dat God van mij houdt, zal ik dankbaar ‘ja’ knikken. Maar die woorden dringen niet diep tot me door. Ze stuiten namelijk op een stem die zegt dat het niet mogelijk is. Het evangelie kan niet zo goed zijn. God kan niet zomaar van mij houden. Ik moet er zelf iets voor doen. Ik moet beter zijn dan ik nu ben, productiever, geestelijker, zuiverder. Ik moet ... (het woord ‘moeten’ is nooit ver te zoeken in mijn gedachten). Die overtuiging in mij, dat God niet van mij kan houden zoals ik ben, zorgt voor een betonnen schil om mijn hart, die alle boodschappen over Gods liefde effectief tegenhoudt.
En vaak ben ik me er niet eens van bewust, totdat iemand me erop wijst, zoals mijn gesprekspartner die avond. Omdat ik met mijn verstand geloof in de genade en ervan overtuigd ben dat God van me houdt zoals ik ben, zie ik het niet bij mezelf als ik mezelf toch weer verplichtingen opleg en vindt dat ik mezelf moet veranderen. Een paar maanden geleden schreef ik een brief aan mezelf op deze blog met de boodschap dat ik mocht leren mezelf te zijn: heel mooi en ik sta er ook echt achter. Maar in deze brief aan mezelf had ik het erover dat ik worstelde met passiviteit, en dat ik wel tot het eind van mijn leven met de zonde van passiviteit zou blijven worstelen. Ik liet de blog lezen aan een goede vriend. Die vond het een goed, maar lang stuk. Hij had alleen een opmerking over die passiviteit. Volgens hem was ik immers niet passief. Als ik in een museum rondliep, of in een boekwinkel, was ik verre van passief. Of als ik enthousiast vertelde over een film of een idee. Ik ben alleen niet zo geïnteresseerd in het huishouden, dus heb ik nooit veel zin om me daartoe te zetten. Maar dat betekent niet dat ik passief ben.
Sterker nog: mijn valkuil is eerder dat ik te veel doe. Ik heb het namelijk vorig jaar al van mensen gehoord dat ze verbaasd waren over mijn volle agenda en mijn vele afspraken (en dat voor een introvert: ook al zou ik liever alleen zijn, ik vind dat ik een volle agenda moet hebben. Over moeten gesproken ...). Maar ook de afgelopen maanden hebben mensen hun verbazing uitgesproken over hoeveel ik schrijf op mijn blog (ik vind het nog steeds te weinig), over hoeveel ik lees (nog niet eens een boek per week!) en hoeveel ik onderneem. Maar toch: voor mij voelt het nooit alsof ik genoeg doe! Dat gevoel heeft dus niks te maken met de realiteit van mijn leven. Ik denk dat ik er eerder voor mag kiezen wat vaker te rusten, dan nog meer activiteiten te ondernemen. Ik werk eerder te veel dan te weinig.

Hoewel ik me dus vaak niet bewust ben van die innerlijke stem van het moeten, beïnvloedt hij nog steeds mijn gedrag, en ook mijn schrijven. Begin vorig jaar had ik al een gesprek met iemand die mijn boek gelezen had, en die (volgens mij terecht), concludeerde dat ik nog probeerde mezelf te overtuigen. Ik schreef wel heel mooi over vrijheid, maar niet met de werkelijke overtuiging dat het waar was wat ik schreef. Mede daarom had ik er ook zoveel woorden voor nodig, en herhaalde ik steeds dezelfde punten. De laatste maanden op mijn blog heb ik heel veel geschreven over de zwakheid van de menselijke wil, de moeite die we hebben om onszelf te veranderen, en mijn worsteling met de eisen en verwachtingen van de evangelische kerk. In blogbericht na blogbericht hamer ik op dit punt. Maar de passie er achter komt voor een deel uit een ongezonde bron, namelijk dat ik van binnen nog steeds geloof dat ik mezelf moet veranderen, dat ik aan mezelf moet werken, dat ik niet goed genoeg ben zoals ik ben.
In de Verenigde Staten waren er een paar televisiedominees die heel hard tekeer gingen tegen homoseksualiteit. Meerdere van hen werden uiteindelijk zelf betrapt met een gigolo, of bleken er een homoseksuele relatie op na te houden. Daaruit blijkt het principe dat je het hardst afzet tegen hetgene waar jezelf problemen mee hebt. Waar je het meest tegen ageert, is waar je het meest mee worstelt. Als ik me dus fanatiek blijf afzetten tegen wetticisme, is dat niet omdat ik vrij ben, maar omdat ik van binnen nog wettisch ben. Als ik er keer op keer op hamer dat er niets ‘moet’, is dat omdat ik zelf nog zo veel ‘moet’. Ik kan het niet los laten, lijkt het, hoewel ik het punt al lang gemaakt heb. Wat ik schrijf is dus ‘gekleurd’ door mijn achtergrond, maar omdat ik zelf niet bewust ben van die achtergrond, ervaar ik het als een aanval als ik kritiek krijg. Terwijl er inderdaad heel wat te nuanceren is in mijn betogen! Er is ook een andere kant aan het verhaal. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Dat kan ik echter niet accepteren vanwege die gevoeligheid die er achter schuilt. Van mijn blogberichten hangt dus voor mezelf veel af. Terwijl ik zeg dat ik mijn identiteit niet moet laten afhangen van wat ik doe, en ook niet van wat ik schrijf, doe ik dat wel, en zijn mijn blogberichten voor mij een bron van mijn identiteit. Zoals Paulus het zegt: “Ik ellendig mens, wie kan mijn verlossen uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?” (Romeinen 7).

In het vervolg op dit bericht probeer ik de andere kant van dit verhaal weer te geven - de hoop die ik heb op verandering.

vrijdag 3 februari 2012

Links: Leven in 'blue holes', extreme krokodillen, bizarre aquaria en heilige verveling

Lezers van mijn blog weten dat ik gefascineerd ben door de zoektocht naar leven op andere planeten, zoals Mars of de maan Europa. Maar ook op Aarde zijn nog genoeg bijzondere omgevingen waar men leven ontdekt. En sommige daarvan lijken wel buitenaards. Zoals de 'blue holes' op de Bahama's, waar zoet water en zeewater bij elkaar komen. Op de scheidslijn ertussen leven bacterien en in elk 'blauw gat' leven andere bacterien, omdat de omstandigheden in elk blauw gat verschillen. Kortom: dit is een heel netwerk van aparte ecosystemen. 'Life finds a way', zou Ian Malcolm uit Jurassic Park zeggen.

Om daar nog even op door te gaan: russische onderzoekers staan op het punt om Lake Vostok op Antarctica aan te boren - de plek op Aarde die het meest lijkt op omstandigheden zoals die bestaan op Europa en Enceladus, en waarschijnlijk een plek waar nieuwe levensvormen ontdekt kunnen worden.

Het is al langer duidelijk dat het Krijt niet het tijdperk was van de dinosaurussen, zoals lang werd gedacht, maar dat van de krokodillen. Er waren op het land levende krokodillen, plantenetende krokodillen, enorme reuzenkrokodillen, krokodillen met horens, zeekrokodillen, en deze nieuwe krokodil, de 'Shieldcroc'. Niet alleen werd deze een meter of tien lang (of langer), hij had ook een vlezig schild op zijn kop, dat hij waarschijnlijk van kleur kon laten veranderen met behulp van de doorbloeding ervan, om signalen te geven.

Hooglandtandkarpers zijn interessante vissen (ik heb er nu ook eentje in mijn kleinste aquarium zwemmen, de Limia nigrofasciata). Wat ik niet wist, was dat bij sommige soorten de mannetjes vrouwen naar zich toe lokken door te bewegen met hun gekleurde staartvin, die op voedsel moet lijken. Het blijkt dat de vrouwtjesvissen hierdoor zelfs afvallen, omdat ze alleen naar de staartvin van mannetjes happen en niet naar insektenlarven ...

Nu we het over vissen hebben: er zijn op de wereld wel heel bizarre aquaria. Zoals een aquarium in een zwembad in Las Vegas, waar je met een waterglijbaan dwars doorheen gaat. En een aquarium in een winkelcentrum in Marokko, waar je met een lift in kunt afdalen. Niet dat daar iets mis mee is! Ik zou het ook wel in mijn huiskamer hebben willen staan.

Evolutie kan snel optreden, dat blijkt onder andere uit experimenten met hagedissen die op eilanden werden uitgezet. Maar mensen hebben ook effect op de evolutie van soorten die in het wild voorkomen. Zo past een Amerikaanse salamander zich aan aan de gifstoffen die van wegen afspoelen. Wat zei ik zojuist? Life finds a way!

Studio Dreamworks maakt een interessante animatiefilm: Me and My Shadow. Over een schaduw die een eigen leven leidt. Jammer genoeg is de persoon bij wie hij hoort een saaie rakker. Dan ontdekt de schaduw een samenzwering ... De film wordt een combinatie van computeranimatie en getekende animatie. Erg boeiend!

Ik heb laatst de 'graphic novel' Blankets weer gelezen, en werd er opnieuw door geraakt. Op het internet vond ik een interview met de auteur, Graig Thompson. Heel interessant. Hij vertelt hoe zijn ouders reageerden op het boek (niet) en hoe zijn zus zijn weergave van het gezin authentiek vond: "My sister thought that it did a really good job of capturing how angry and controlling our father was when we were kids. She is just now learning how to have self-confidence and how to interact with people because, in our family environment, there was never opportunity to speak your own opinion. So this is my way of establishing my view, my opinion, and they can do with it as they please. I hope that doesn’t sound mean." Hij bespreekt ook zijn eigen reis weg uit het fundamentalistische christendom. Dat leidt tot het volgende citaat: "When you try to “name” what you are, that’s where the trouble starts." Dat is interessant. Ik heb eerder in verband met auteur Anne Rice geschrven dat het identificeren met 'labels' gevaarlijk kan zijn. 

We leven in een tijd vol afleiding. Telefoon, computer, TV, kranten, reclameposters: overal zijn beelden die om onze aandacht vragen. Ik schrijf vaak over wilskracht als eindige grondstof, als iets waar we zuinig mee zouden moeten zijn. Wat zouden al die afleidingen doen met onze wilskracht? Om ons langdurig op een taak te concentreren moeten we al snel onze hele voorraad uitputten. In dat licht zie ik de prachtige overdenking op Internetmonk over de zegeningen van verveling. "The feeling of empty time and space is the blessing of boredom, not the curse. In boredom we reach the ends of ourselves and find how limited we are. In boredom we can hear God speak and have the time and space to respond instead of burying God’s call under the avalanche of amusement we’re used to. The quotation I began with says just this: monotony paves the way for a more profound experience." Om de 'heilige verveling' (een mooie term) te omarmen moeten we leren het zonder al die afleiding te stellen (daar is vasten misschien wel voor), om niet langer te multitasken, en om voldoening te vinden in herhaling, in de vaste ritmes van elke dag en week en elk jaar. Dat kan mooie gevolgen hebben: "Ironically, the people who are the least bored are not those who have the most distractions. They are the people who can be content with empty time and space. Not only are these contented people not bored, they are also not boring. Think of that." Het is voor mij ondertussen al een oefening om Twitter opzij te leggen en een avond een goed boek te lezen. Daarom probeer ik dat ook minstens een keer per week te doen.

Wetenschapper en theoloog John Polkinghorne heeft een boek geschreven over de bijbel (dat nu hoofdstuk voor hoofdstuk wordt besproken op Internetmonk). Het behandelt onder andere de belangrijke vraag hoe je de eerste hoofdstukken van de bijbel interpreteert als je een langere ontstaansgeschiedenis van het heelal en het leven accepteert (zoals ondergetekende). Het moge duidelijk zijn: een fundamentalistische interpretatie voldoet niet meer. "The sad irony of so-called ‘creationism’, based on a fundamentalist biblical literalism, is that in fact it abuses the very text that it seeks to respect, missing the point of what is written by mistaking its genre. For example, Genesis 1 does not give us a quasi-scientific account of a hectic six days of divine activity, but is something altogether deeper and more interesting than that. It is a theological text whose principal purpose is to assert that nothing exists except through the will of God." Volgens Polkinghorne moet je het genre van de tekst in ogenschouw nemen. De eerste bijbelboeken blijken dan niet historische verslagen te zijn, maar blijken te zijn geschreven als mythen. Dat wil niet zeggen dat ze minder waar zijn, want Polkinghorne voegt toe: "meaning by ‘myth’ not a fairy story but a truth so deep that only story can convey it -- to communicate truths about humanity's place within nature, before God, and with regard to the relationship between men and women."

Meer over andere manieren denken over God, de bijbel en de kerk op de blog van de Naked Pastor. Hij denkt dat op al deze drie gebieden veranderingen gaan komen. Fascinerende gedachten. Over alle drie de punten valt een aparte blog te schrijven. Ik herken er ook veel van. Ten eerste het idee dat God niet te bewijzen is. Voor mij is een apologetiek gebaseerd op verlangen (naar de concrete werkelijkheid van schoonheid, waarheid en relaties) veel overtuigender. Ten tweede het idee dat de bijbel niet het letterlijk geinspireerde, woordelijk gezaghebbende 'boek van God' is. Ik kan veel meer met de visie dat de Bijbel een dialoog weergeeft van mensen over hun ervaringen met de God die actief in de geschiedenis ingrijpt en zichzelf uiteindelijk openbaart in Jezus Christus. Ten derde op het gebied van de kerk, waarover de Naked Pastor schrijft: "The church can no longer take its authority, power and influence for granted. Trust is earned, not transmitted. Love is action, not theory. The church can no longer suppose that it has jurisdiction over our minds, our bodies, or even our souls. It must recognize that it can only be a voluntary and even loose gathering of individual fellow travellers."

dinsdag 15 november 2011

Terug naar de basis (12): Het patroon van de liefde

Ik ben zoals lezers van mijn blog hebben gemerkt, behoorlijk fan van de films in de The Matrix-serie. Deze films zijn niet alleen knap gemaakt, met indrukwekkende stunts en overtuigende ‘special effects’, ze zijn ook goed geacteerd, met dialogen die erom vragen geciteerd te worden. En het verhaal heeft meerdere lagen, en scenes die prima als metafoor voor filosofische concepten kunngen dienen. Ik ben niet de enige die zijn theologische gedachten doorspekt met voorbeelden uit deze serie.
Een behoorlijk indrukwekkende scene in de tweede film (The Matrix Reloaded) komt tegen het eind van de film. Een leger van robots staat op het punt tot de vrije mensenstad Zion door te dringen. Om hun opmars te stuiten moet Neo toegang krijgen tot de Architect van het computerprogramma de Matrix. Dit is niet eenvoudig. Hij heeft een sleutel in handen gekregen, maar voor hij die kan gebruiken, moet de elektriciteitsvoorziening van de virtuele stad worden uitgeschakeld, en moeten veiligheidssystemen worden omzeild. Dit vereist de inzet van meerdere mensen in de computerwereld. In het plan hebben ze allemaal een rol. Als een van hen faalt, bereikt Neo niet zijn doel. Voordat ze op weg gaan om hun taak te vervullen spreekt mentorfiguur Morpheus ze ernstig toe: “This is a war and we are soldiers. Death can come for us at any time, in any place ... What if the prophecy is true? What if tomorrow the war could be over? Isn't that worth fighting for? Isn't that worth dying for?” Er is een kans dat ze sterven. Maar hun dood zou de vrijheid van de rest van de mensheid kunnen veiligstellen. Daarom vervolgt Morpheus: “Tonight is not an accident. There are no accidents. We have not come here by chance. I believe this night holds for each and every one of us, the very meaning of our lives.” Om het doel te bereiken is de opoffering van elk van hen noodzakelijk. En het is precies hun bereidheid hun leven te verliezen, waardoor hun levens betekenis kunnen hebben.

In onze bereidheid anderen te dienen, vervullen wij onze rol in het Grote Verhaal van de werkelijkheid. Daarin komt de liefde van God in ons tot expressie. Want Gods liefde gaat gepaard met het nemen van risico. Denk aan de manier waarop God het heelal schiep. God verleende onvervangbare, onreduceerbare betekenis aan atomen, planeten, olifanten, bacterien en mensen. Een betekenis die ze bezaten als eigen identiteiten, gescheiden van hemzelf. Om te scheppen, om lief te hebben, moest God zich dus terugtrekken. Hij moest ruimte maken zodat degene die hij liefhad kon bestaan. Scheppen en dus liefhebben, is dus een daad van zelfgekozen zwakheid, van ruimte maken in jezelf voor het voorwerp van je liefde. Wie schept, wie liefheeft, is niet een meester, maar een dienaar.
Zonder te weten dat ik hierover nadacht, stuurde een Amerikaanse vriendin mij gisteren een e-mail, waarin ze onder andere het volgende schreef: “There is a community that can only be entered into by the road of suffering. It is not the community anyone would choose, and yet our Lord chose it, and blessed it by His glorious presence. Our own struggle with the inner darkness and His precious presence in our suffering has hollowed out a place from which we can uniquely love one another.” Die woorden raakten me. Ook hier is het fractalpatroon zichtbaar. Ook hier worden de contouren van het Grote Verhaal, van Gods keuze om de minste te willen zijn, om niet te heersen, maar om te dienen en zijn leven te geven voor velen, herhaald in het verhaal van onze levens. Zolang we vol zijn van onszelf, kunnen we alleen onszelf liefhebben. Alles draait om ons. Maar als we onze zwakheid toegeven, als we onszelf niet meer zien als de belangrijkste in de wereld, als we de strijd om de beste te willen zijn opgeven, ontstaat er ruimte in ons leven voor anderen. We zijn opeens in staat om aan voorwerpen en personen buiten ons betekenis toe te schrijven, ze te zien als waardevol in zichzelf, zonder dat we ze hoeven bezitten. We kunnen het object of de persoon liefhebben, zonder te hoeven oordelen. We zien anderen niet meer als ‘beter’ of ‘slechter’ dan wij, we ‘beoordelen vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld’ (2 Korintiers 5:16).

Wij bepalen niet iemands betekenis, dat doet God. En wij volgen Gods oordeel over zijn schepselen, omdat we Gods oordeel over onszelf accepteren. Namelijk dat wij niet zelf onze betekenis kunnen genereren, niet door hard te werken en niet door te falen, maar dat onze betekenis ons wordt gegeven door God. We zijn geneigd om onszelf langs allerlei maatstaven van succes af te meten, en aan de hand daarvan onze waarde te bepalen. Onze oordelende blik verkleurt zelfs onze herinneringen. In plaats van de wereld te zien zoals die werkelijk is, passen we onze waarnemingen aan zodat ze ons oordeel over onszelf bevestigen. We herinneren ons onze successen, en verdoezelen onze mislukkingen om te bevestigen dat we heel wat waard zijn. Of we herinneren ons onze stommiteiten, en denken niet aan onze geluksmomenten, om aan onszelf te bevestigen dat we gedoemd zijn te mislukken. Beide zijn even egocentrisch. Maar als we accepteren dat God ons zo waardevol vond dat hij zelf bereid was te sterven, kunnen we eerlijk naar ons verleden kijken - zonder te oordelen. We kunnen onszelf eindelijk accepteren zoals we zijn. En we zijn vervolgens vrij om anderen waardevol te vinden, zoals ze zijn, zonder te oordelen of te vergelijken, en ons eigen comfort of belang op te offeren om hen te dienen. We denken niet meer aan onszelf.
Dit wordt door Jezus inzichtelijk gemaakt in zijn gelijkenis van de schapen en de bokken. Deze gelijkenis wordt soms nogal wettisch uitgelegd, alsof alleen diegenen behouden worden die goede werken doen, die tegen heug en meug zieken verzorgen en gevangenen bezoeken. Als je dit niet doet, wordt je net als de bokken veroordeeld. Maar dat is niet het punt van de gelijkenis. Waar het om gaat is dat de ‘schapen’ - degenen die zonder oog voor hun eigen decorum zich vereenzelvigden met gebroken, zieke en zondige mensen - dat nu juist niet deden om in de hemel te komen of in de gunst van God te komen. Ze vragen: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?’ (Mattheus 25:37-39). Ze waren er helemaal niet mee bezig dat ze deze goede werken voor Christus deden, ze probeerden er niets mee te verdienen, ze deden het omdat ze die andere mensen liefhadden. Ze waren niet bezig met hun eigen ego, ze hadden ruimte in hun eigen hart gemaakt voor hun medemens, ook als die het uitschot van de maatschappij was. Precies zoals Jezus niet gaf om zijn eigen heerlijkheid, maar zich met ons identificeerde, tot in de dood.
Het ‘sterven aan jezelf’ waar de bijbel over spreekt, het opnemen van het kruis van Christus, is dus geen negatieve weg (de ‘via negativa’ waar ik eerder over schreef, waarbij alles en iedereen zijn of haar waarde verliest, waarbij de wereld een illusie is, net als de liefde, en het doel is op te gaan in het niets), het is een positieve weg, een ‘via positiva’ - waarbij we juist aan anderen, aan de schepping, aan onze medemensen, zoveel waarde toekennen dat wij bereid zijn voor hen te sterven.

Dat is wat het betekent een christen te zijn, een volgeling van Christus. Dat je gaat liefhebben wat en wie Hij liefheeft. Nogmaals: een christen is niet iemand die de juiste vinkjes heeft gezet op een lijst met dogma’s. Niet iemand die in zijn intellect een aantal aannames voor waar houdt, en die in discussies met andersdenkenden kan verdedigen. Een christen is ook niet iemand die de juiste gevoelens toont, die op de gevoelige momenten tijdens een aanbiddingsdienst een traan laat, of die in de geest valt van enthousiasme. Of iemand een christen is, is niet te beoordelen aan enige prestatie, of dat nu intellectueel is of in het gevoelsleven. Een christen is iemand die aan God, anderen en zichzelf een onschatbare waarde toekent, en dus bereid is voor hen door het vuur te gaan, precies zoals Jezus dat deed. Een christen is iemand die liefheeft. En wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld (Romeinen 13:8). Daarom kan Johannes zeggen: “Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God” (1 Johannes 4:7).
Of iemand thuishoort in het Koninkrijk van God hangt niet af van wat zo iemand allemaal weet, of hij de juiste bijbelteksten kan aanhalen. Het hangt ook niet af van wat iemand voelt, of hij met de handen in de lucht staat tijdens een aanbiddingsdienst. Het hangt ook niet af van iemands prestaties. “Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!” (Matteus 7:22,23). Iemand hoort thuis in het koninkrijk van God als hij de weg van Jezus volgt, als hij ‘wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan’ (Filippenzen 3:10,11).
Iemand hoort thuis in het koninkrijk van God als hij liefheeft. Jezus zei: "Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn." (Johannes 13:35). Ik heb hier op mijn blog al eerder uitgebreid over geschreven. Dit is radicaal. Het betekent dat we niet meer over elkaar hoeven oordelen (wie hoort er wel bij, wie niet?). We hoeven niet te discussieren over wie wel of niet behouden zijn, en wat het minimale is dat iemand moet geloven om in de hemel te komen. We hoeven niet de poort van het koninkrijk te bewaken en mensen om hun toegangsbewijzen te vragen. We hoeven alleen maar elkaar lief te hebben, zoals Jezus ons liefheeft. En als we elkaar liefhebben, zullen wijzelf veranderen, maar dat niet alleen, dan veranderen ook onze medemensen. Dan leven we het verhaal van God uit in onze omgeving, dan doen we de wil van God, dan verschijnt in ons en om ons heen het Koninkrijk van God. Elke daad van liefde, hoe klein ook, maakt onderdeel uit van dat ene Rijk dat het heelal zal vervullen. Gods nieuwe wereld is opgebouwd uit miljarden kleine onderdeeltjes - onze levens, onze liefde. Wie een van Gods kinderen een beker koel water geeft, draagt daarmee al bij aan de openbaring van Gods geheim (Matteus 10:42).

Dit is de bijna onbegrijpelijke kern van het mysterie. Het Grote Verhaal krijgt niet alleen vorm in steeds kleinere verhalen - die van culturen, volken, kerken, individuen, boeken en films - het Grote Verhaal wordt zelf gevormd uit al die kleine verhalen. Het groeit organisch uit de kleinste zaadjes. Zoals God koos om door Jezus heen de mensen om ons heen te veranderen, zal God door ons heen de wereld om ons heen veranderen. De geringste opoffering, de geringste vergeving, wordt een bron waaruit de totale werkelijkheid van God kan opspringen. Het zijn onze keuzes, onze woorden, onze verlangens, die in Gods Koninkrijk ontkiemen en overvloedig vrucht dragen.
En ook op een niveau kleiner dan dat van onze levens wordt het patroon van het Koninkrijk zichtbaar. Het verhaal van God speelt zich namelijk ook af in onze handelingen. De rituelen die Jezus ons heeft gegeven, van doop en avondmaal, zijn beide handelingen waarmee we elke keer als we ze doen, het Verhaal van God uitleven. In het dopen, en in het breken van het brood, beleven we het Geheim van God, het verhaal van de ‘underdog’, die zijn leven aflegt voor anderen, en zonder er zelf aan bij te dragen, door het scheppend Woord van God levend en heerlijk wordt gemaakt. Deze handelingen zijn niet maar symbolen, als we eraan meedoen participeren we daadwerkelijk in een expressie van het Grote Verhaal. En omdat we daaraan meedoen, erin delen, wordt dat Grote Verhaal een onderdeel van ons leven.
Ook wat dit betreft zijn fractals een mooie illustratie van Gods geheim. In de natuur ontstaan fractals als iets groeit. Dit geldt voor ijskristallen, die langzaam uitgroeien tot sneeuwvlokken. Maar het is het mooist zichtbaar in een boom. Die begint als een enkele stengel, met misschien twee blaadjes. Maar vervolgens komen er takken aan. Die groeien door, terwijl de stengel zelf ook doorgroeit. En de takken krijgen zijtakken. De zijtakken groeien en krijgen zelf ook zijtakjes, maar ook de tak zelf groeit nog steeds uit. Op die manier ontwikkelt de boom een steeds dichtere bladerkroon. En op dezelfde manier waaiert een varenblad aan alle kanten uit, en wordt daarbij steeds fijner en gedetailleerder.  Op een blog las ik het volgende citaat over fractals: “They are made by a simple formula, yet they have such beautiful and complex designs.” Deze woorden zouden zo kunnen slaan op het koninkrijk van God. Het eenvoudige thema van de zwakheid en de opstanding, brengt prachtige patronen tot stand van schoonheid, intimiteit en avontuur, die uiteindelijk de hele wereld zullen vervullen.
Over die toekomst wil ik schrijven in het volgende deel van deze serie.

maandag 31 oktober 2011

Filmbespreking: The Soloist

Een journalist bij de prestigieuze krant de LA Times (gevestigd in, jawel, Los Angeles) moet elke dag opnieuw zijn column afleveren. Om steeds opnieuw met een nieuw verhaal te komen, dat is niet eenvoudig. Uiteindelijk droogt de inspiratie wat op. Zijn eindredacteur stuurt Steve Lopez dan ook achter onderwerpen aan die op z’n zachtst gezegd minder verheffend aan, zoals bloed geven bij een bloedbank. Steve laat het zich gezeggen. Hij heeft toch weinig energie meer. Hij is gescheiden (zijn eindredacteur is zijn ex), hij belt zijn studerende zoon niet, en hoewel de wasberen zijn tuin kapot graven heeft hij weinig zin er iets aan te doen. Op een dag hoort hij op straat muziek. Bij een standbeeld van de componist Beethoven staat een zwerver, met een volgeladen winkelwagen en een viool met twee snaren. In de woordenstroom van de duidelijk niet honderd procent geestelijk gezonde muzikant vangt hij het woord Juillard op: de naam van een prestigieus conservatorium in New York. Enig navragen leert Steve dat de zwerver inderdaad op deze school les heeft gehad. Voila: een verhaal! De journalist raakt steeds meer betrokken bij Nathaniel Ayers. Hij zorgt dat hij een cello krijgt, regelt voor hem een kamer bij een opvangcentrum, en vraagt iemand om hem les te geven. Steve wil proberen de muzikale carriere van de zwerver weer op poten te krijgen. Maar daarmee zet hij de prille vriendschap op het spel ...

The Soloist is niet een grootse film. Het verhaal is niet groots: een columnist en een zwerver die met elkaar omgaan - gelukkig weten we sinds de Lord of the Rings-films dat zelfs de kleinste persoon (of het kleinste verhaal) een groot verschil kan maken. Maar de manier van filmen is ook niet groots. Geen spectaculaire shots die de aandacht trekken. De kleuren zijn helder - zoals dat past bij het zonsovergoten Los Angeles - de schaduwen hard. De regisseur zet zichzelf niet op de voorgrond. Bij deze film gaat het om de acteurs. Robert Downey Junior zet een cynisch geworden schrijver neer, die moet ontdekken dat hij de wereld niet kan veranderen. En Jamie Foxx speelt Nathaniel Ayers overtuigend. Deze man is verward, is schizofreen, en zal dat ook blijven, maar hij verliest daarmee niet zijn menselijkheid. Zijn liefde voor de muziek is ontroerend en mooi in beeld gebracht (al had de symbolische lichtshow niet gehoeven - ze hadden de camera ook op het gezicht van de acteur gericht hebben kunnen houden).
Wat mij echter tegenstaat aan de film was wat ik na afloop ontdekte toen ik op het internet naar informatie zocht. Het blijkt namelijk dat dit verhaal gebaseerd is op echte gebeurtenissen. Maar er zijn nogal wat dingen in veranderd. Steve Lopez was helemaal niet gescheiden en werkte al helemaal niet samen met zijn ex-vrouw. De cello-instructeur was helemaal geen sentimentele kerkganger. En Nathaniel had op het conservatorium niet de cello bespeeld, maar de bas. Hij is nooit meer bas gaan spelen, maar had zichzelf de viool en de cello leren bespelen toen hij al op straat leefde. Ik snap dat sommige veranderingen een verhaal beter kunnen laten lopen, maar ik geloof dat de werkelijke gebeurtenissen al mooi genoeg waren zonder er kunstmatig drama aan toe te voegen.
Hoe dan ook, de film liet mij met tranen in de ogen achter. Wat mij betreft een aanrader.

Tijdens het kijken van de film moest ik denken aan een jeugdvriend van me, met wie ik tijdens mijn lagere en middelbare school periode veel optrok. We hadden allebei een levendige fantasie en verzonnen talloze avonturen. Ik ben boeken gaan schrijven, omdat hij het idee had een keer samen een verhaal te schrijven. We zouden om de beurt een bladzijde afleveren. Mijn vriend hield er na twee rondes al mee op, maar ik was toen al zo in beslag genomen door het plot, dat ik besloot het in mijn eentje af te maken. Mijn vriend had echter een psychiatrische aandoening, waardoor hij zijn ouders tot wanhoop dreef en uiteindelijk van opvang naar opvang ging. Ik wist niet wat ik ermee aan moest - ik heb hem bijvoorbeeld nooit in een opvangcentrum opgezocht. Ik voelde me namelijk machteloos en ongemakkelijk. Ik wist niet hoe ik hem kon helpen. Daarvoor schaamde ik me. Onlangs kregen we voor het eerst in jaren weer contact en vertelde mijn vriend me dat hij toch met veel plezier aan ons contact terugdacht en me als echte vriend beschouwde. Na het kijken van deze film vermoed ik dat dit is, juist omdat ik hem niet kon of wilde veranderen, juist omdat ik mijn machteloosheid toegaf. Ik kon alleen maar een vriend zijn. Meer niet. Maar dat was genoeg.
Mensen lijken soms geneigd andere mensen niet als gelijken te behandelen. Steve Lopez ziet Nathaniel Ayers in het begin van de film vooral als onderwerp voor zijn verhaal. In plaats van een compleet persoon, een doel in zichzelf, is de muzikant voor hem een middel geworden - een middel om zijn column nieuw leven in te blazen en zijn carrière op te krikken. Hij gebruikt de ander om zichzelf te verhogen, het gaat om wat hij ontvangt. Vervolgens slaat Steve om naar het andere uiterste. Hij wil Nathaniel veranderen. Als hij maar genoeg geeft, genoeg organiseert, genoeg hulp inroept, kan hij de man wel van zijn ziekte genezen, kan hij hem wel maken tot de veelbelovende muzikant die hij ooit was. Hij zal het wel organiseren. Steve wordt god, en Nathaniel zijn onderdaan - die hij ook letterlijk opdrachten geeft. Nog steeds is de ander voor hem een project en geen persoon. Steve staat nog steeds boven hem en niet naast hem. Dat wordt gesymboliseerd in de namen die ze voor elkaar gebruiken. Steve noemt de man, die minstens zo oud is als hij zelf, bij zijn voornaam: Nathaniel. De ander noemt hem beleeft: Mr. Lopez. Hun relatie is niet in evenwicht. Dat kan natuurlijk niet goed aflopen. De begeleider van het opvanghuis waar Nathaniel terechtkomt, voorspelt het al: als de ander je als god ziet, wat als je hem teleurstelt? Wat als de aanbeden ander van zijn voetstuk valt?
We denken allemaal dat we als god kunnen zijn, dat we - als we maar genoeg ons best doen - onszelf en anderen aan ons ideaalbeeld kunnen laten voldoen. Dit is een instelling die overal in onze maatschappij te vinden is, en ook in de (evangelische) kerk. We geloven in de maakbaarheid van de mens. Als we maar meer werken, een opleiding volgen, de juiste kleren dragen, genoeg sporten, dan krijgen we de levenspartner waar we naar verlangen, de baan die bij ons past, en die tweede auto op de oprit. Of als we maar genoeg bidden, bijbel lezen, evangeliseren of ons schuldig voelen, geeft God ons gezondheid en welvaart, en vinden we misschien wel een glansrijke carrière als zendeling of prediker. Wij zijn in staat om daadwerkelijke verandering tot stand te brengen. Dat dit een verwording is van de christelijke boodschap, moge duidelijk zijn. Het was nooit de bedoeling dat we god zouden zijn, niet voor anderen, en niet voor onszelf. Jezus predikte niet dat we succesvol zouden zijn als we hem zouden volgen, of dat anderen naar ons zouden opkijken. Hij voorspelde ook niet dat we een morele natie zouden kunnen opbouwen, of de wereld voor Hem zouden kunnen winnen. Hij riep zijn volgelingen op de minste te willen zijn, zich niet te stellen boven de zwakken, de zieken en de zondaars, maar naast hen te gaan staan, af te dalen op hun eigen niveau. Hij hield zijn toehoorders voor dat ze zouden lijden, dat ze zouden worden vervolgd en veracht, dat ze tot het uitschot van de Aarde gerekend zouden worden. En hij voorspelde dat de wereld niet beter zou worden, maar slechter, dat de kerk niet zou overwinnen, maar dat ze zou lijken te verliezen. Dat het de vraag was of hij het geloof zou vinden als hij terugkwam. Paulus zei dat hij niet trots was op zijn eigen kracht, maar op zijn eigen zwakheid. Want daarin werd op een bijzondere, onvoorspelbare manier de kracht van God zichtbaar.

Ik las op de Internetmonkwebsite het volgende stukje over een karakter uit het boek Brideshead Revisited van Evelyn Waugh: “Lord Sebastian Flyte, the aristocratic, handsome, wealthy, socially prominent and attractive figure the narrator meets at Oxford.In an ordinary novel (or made-for-TV movie), we’d have a happy ending where Sebastian sobers up, meets a lovely girl , settles down to marriage and family life and buckles down to the successful career that his education and status in society deserve. Or if we were still going with the religion angle, he’d become a wildly successful society preacher saving the souls of bright young things like he was, or a cardinal, or end up as a male equivalent of Mother Teresa (or maybe St. Damien of Molokai, only without the leprosy, because leprosy isn’t glamorous when you’re the one suffering from it). Either way, he’d have a glittering, fulfilling career and a visible and measurable by the standards of the world record of achievement, whether in the service of God or Mammon.
What does Evelyn Waugh do with him? He succumbs to his alcoholism, goes abroad to lead a dissolute life with pathetic little attempts to make some kind of a go of things and finally ends up in Morocco trying to join a monastery because he wants to be a missionary to lepers or cannibals or savages of some description. This is impossible, of course, because he’s not fit for it, and eventually he ends up – after bouts of drinking and falling ill – being taken in by the monks and given a pity job as a kind of under-porter, halfway between being a lay man and being a religious, and (through the character of Sebastian’s youngest sister, Cordelia, telling Sebastian’s uncomprehending friend Charles about where he ended up and in what state), Waugh forecasts his life: unexceptional save for his periodic falls off the wagon and shame-faced return to the monastery, years going by like this, getting older, becoming something of a joke to the novices and tolerated affectionately by the older monks, “a familiar figure pottering round with his broom and his bunch of keys” and “He’ll  develop little eccentricities of devotion, intense personal cults of his own; he’ll be found in the chapel at odd times and missed when he’s expected” until his eventual death which will be no more edifying nor uplifting than his life and the best his sister can anticipate for him is that “Then one morning, after one of his drinking bouts, he’ll be picked up at the gate dying, and show by a mere flicker of the eyelid that he is conscious when they give him the last sacraments.  It’s not such a bad way of getting through one’s life.” Waugh also has Cordelia tell Charles “The Superior simply said, ‘I did not think there was anything I could do to help him except pray.’  He was a very holy old man and recognized it in others.” “Holiness?”  “Oh yes, Charles, that’s what you’ve got to understand about Sebastian” and “I’ve  seen others like him, and I believe they are very near and dear to God.


Dit is het geheim van de genade: ons succes is geen maatstaf voor de liefde van God voor ons. We kunnen van ons voetstuk afkomen. Wat we ook ontvangen, het blijft altijd een geschenk. In deze film is de muziek een krachtig symbool van genade. Het komt van een onwaarschijnlijke bron: een schizofrene zwerver, wiens viool maar twee snaren heeft. Maar het brengt iets tot stand in de toehoorder. Hij begint met zijn voet te bewegen, zijn lippen krommen zich tot een glimlach. En hij komt in actie. Niet omdat het moet, niet omdat hij verplicht wordt, maar omdat hij het wil. De muziek heeft hem veranderd. Steve Lopez zorgt dat Nathaniel Ayers een optreden in een concerthal kan bijwonen. Tijdens dat optreden kijkt hij niet naar de muzikanten, maar naar zijn metgezel, en hij verwondert zich over de overgave waarmee hij van de muziek geniet
"It was such an unbelievable experience," zegt Steve later tegen zijn ex-vrouw. "We're listening to the same music, but ... But no. You see him, it's one thing, but you feel him ... I'm watching him. He's watching the music. And while they're playing I say: 'My God, there is something higher out there and he lives in it, and he's with it.' I've never even experienced it, but I can tell ... I don't even know what you call it ..."
Het antwoord van zijn vrouw? "Grace."
De genade leidt er uiteindelijk toe dat Steve van zijn voetstuk afkomt, en het opgeeft Nathaniel te moeten veranderen. Hij accepteert de situatie en wordt wat de andere op dat moment nodig heeft: een vriend. Hij behandelt hem voortaan met het respect waarmee Nathaniel hem behandelt.
Genade verandert mensen. Vergeving verandert mensen. De liefde van mensen die degenen die hen pijn deden of teleurstelden een tweede kans geven, brengt daadwerkelijke verandering tot stand. Acteur Robert Downey Jr. weet dat als geen ander. Hij was verslaafd aan drank en drugs en zijn carrière zat in het slop. Hij was op weg naar de afgrond. Maar een andere acteur en regisseur, Mel Gibson, was bereid een risico te nemen. “When I couldn’t get sober, he told me not to give up hope and encouraged me to find my faith. It didn’t have to be his or anyone else’s as long as it was rooted in forgiveness. And I couldn’t get hired, so he cast me in the lead of a movie that was actually developed for him. He kept a roof over my head and food on the table and most importantly he said if I accepted responsibility for my wrongdoing and embraced that part of my soul that was ugly – hugging the cactus he calls it — he said that if I hugged the cactus long enough, I’d become a man.”I did and it worked.” Gibson ging naast hem staan, respecteerde hem als mens, niet als project, en toonde opofferende liefde. Het was genade. En daardoor veranderde het hart van Downey Jr. Nu kon hij zelf genade doorgeven, en wel aan degene die hem genade had bewezen. Dit is wat de acteur zei over Mel Gibson bij een uitreiking eerder dit jaar: “All he asked in return was that someday I help the next guy in some small way. It’s reasonable to assume at the time he didn’t imagine the next guy would be him or that someday was tonight. So anyway on this special occasion and in light of the recent holidays including Columbus Day, I would ask that you join me, unless you are completely without sin in which case you picked the wrong f—ing industry, in forgiving my friend his trespasses and offering him the same clean slate you have me, allowing him to continue his great and ongoing contribution to our collective art without shame. He’s hugged the cactus long enough.” Genade brengt genade voort.
Zo wordt genade - die geen verandering eist, maar aan mensen liefde geeft zonder iets terug te verwachten - als een olievlek die zich uitbreidt - tot het koninkrijk van God ‘als uit zichzelf’ is verschenen. Ook dit wordt symbolisch in beeld gebracht in de film, in een scene tijdens de aftiteling. De scene is opgenomen in het opvangcentrum. Maar zijn bewoners, die eerst in beeld waren als geestezieke daklozen, als slachtoffers, als patienten, zijn nu alleen te zien als mensen, als gelijken. Steve Lopez en zijn (niet langer ex)-vrouw bevinden zich onder hen, niet boven hen. Er klinkt namelijk muziek, en iedereen danst. Ook wij zullen ooit dansen op het ongedwongen ritme van de genade. Ik kijk er naar uit.