woensdag 29 september 2010

Stripbespreking: Een deken van sneeuw

Ik zal er maar eerlijk voor uitkomen. Ik ben wat ze op internet noemen: een 'geek' (wat de meeste mensen betitelen als 'nerd', maar dan zonder de kennis van computers en zonder bril bij elkaar gehouden met plakband). Iemand met interesses anders dan de in onze maatschappij gebruikelijke, die daarover vooral communiceert via het internet. Daarom was ik afgelopen zaterdag ook op de Stripdagen in Houten, samen met een van mijn jongere broers. Heerlijk rondlopen tussen stands met de meest uiteenlopende stripboeken, van luxe uitgaves tot goedkope tweedehands, en kijken naar de fans die zich hadden verkleed als stormtroopers uit de Star Wars-films.
Ik kwam aan het eind van de dag thuis met wat aanvullingen op mijn verzameling sciencefictionstrips. Maar mijn belangrijkste aanschaf was de grafische roman Een deken van sneeuw (Eng. Blankets) van Craig Thompson. Een getekend autobiografisch verhaal van meer dan 580 pagina's, in stemmig zwart-wit, over een jonge kunstenaar die zich ontworstelt aan een fundamentalistisch christelijke opvoeding, en zijn eerste liefde. Worden daarover ook strips gemaakt?, vroeg iemand op Twitter. Inderdaad. En het blijft de volle 580 pagina's boeien. Het verhaal schokt je, raakt je, en zet je aan het nadenken. Wie nog het vooroordeel koestert dat het stripverhaal een onvolwassen kunstvorm is, zal door dit boek van het tegendeel overtuigd worden. Ik kan het zonder enige reserve aanbevelen. En met name voor mensen die net als de hoofdpersoon (en ikzelf) de gevolgen van een streng religieuze opvoeding proberen te verwerken, en twijfelen wat ze ervan moeten overhouden, en voor degenen die met hen willen meevoelen. Ik meen dat het geen enkele lezer onberoerd zal laten. Het is, meen ik, in dat opzicht te vergelijken met de boeken van Chaim Potok, met name Mijn naam is Asher Lev, maar met een voor mij nog sterkere 'impact', door de kracht van de (schijnbaar eenvoudige) tekeningen.

Craig Thompson groeit op in een Amerikaans plattelandstadje in de Verenigde Staten. Zijn ouders gaan naar een evangelische kerk, en als trouwe oudste zoon neemt Craig het geloof erg serieus. Het lijkt er zelfs op dat hij in de wieg is gelegd voor de opleiding tot predikant. Aan de andere kant heeft Craig een creatief talent: hij houdt van tekenen. Dat is echter volgens zou ouders en zijn predikant van geen enkele waarde. Ondertussen is Craig door zijn dromerige, serieuze inslag het pispaaltje op school. Hij ergert zich ook aan zijn drie jaar jongere broer, met wie hij het bed moet delen en die hem steeds wakker houdt.
In de winter gaat Craig elk jaar met de jeugd van de kerk naar een christelijk kamp. Ook daar voelt hij zich een buitenbeentje. Tot hij in zijn examenjaar de knappe en rebelse Raina ontmoet, en op haar verliefd wordt.  Ze is zijn muze, zijn bron van inspiratie, maar misschien ook een veilige haven, een nieuwe deken die hem afschermt van de boze buitenwereld. Hij logeert twee weken bij haar in Minesota, en ontdekt dat ook haar thuissituatie verre van ideaal is. Zo staan haar ouders op het punt te scheiden.

Het trof me hoe goed Thompson bepaalde ervaringen van het opgroeien wist te treffen. De fantasiewereld die hij deelt met zijn broer. De teleurstelling dat de jongens op het christelijke kamp net zulke pesters zijn als die op school. De verwarring over de lessen op de zondagsschool over een hemel waar hij eigenlijk helemaal niet naartoe wil. De gevoelige relatie met zijn ouders: "Ze kunnen me niet meer bestraffen, maar toch voel ik me nog steeds kwetsbaar bij ze." Het bracht bij mij allerlei herinneringen boven, en het was goed herkenning te vinden.

Maar zoals goede kunst dat mijns inziens behoort te doen, zette dit boek ook aan tot reflectie. Een van de belangrijkste thema's in dit boek is schaamte en hoe dat door religieuze instituten wordt gebruikt om individuen in het gareel te houden. Craig leert dat hij zich voor twee dingen moet schamen: zijn verlangen om te tekenen en zijn verlangen naar seksualiteit. Van een zondagschooljuffrouw krijgt hij te horen dat we in de hemel alleen maar zullen zingen. 'Hoe kun je God nou loven door te tekenen?' wil ze weten. De jonge Craig zegt dat hij de Schepping kan tekenen, bomen enzo. "Maar die heeft God toch al getekend?", is het antwoord. Maar tekenen is wat hij het liefste doet. Uiteindelijk loopt de frustratie zo hoog op dat hij al zijn tekeningen verbrandt, zodat hij zich kan wijden aan bijbelstudie en 'geestelijke activiteiten'. Ook zijn seksualiteit wordt beschaamd. Als zijn ouders ontdekken dat hij een blote vrouw heeft getekend, vertellen ze hem dat Jezus nu wel heel erg verdrietig is. En hij ziet voor zijn geestesoog hoe Jezus zich van hem afkeert. Als hij merkt dat hij zich aangtrokken voelt tot Raina komen al die schaamtegevoelens weer opzetten.
Thompson suggereert dat artistieke expressie en seksualiteit iets gemeen hebben. Ik refereerde al aan de tekening. Er is ook een passage waarbij Craig masturbeert, op een vel papier, dat hij vol schaamte verfrommelt en weggooit (direct na de passage waarbij zijn tekentalent wordt afgewezen). En later waarschuwen vrome kerkgangers hem ervoor dat hij niet naar de kunstacademie moet gaan. Want omdat hij daar mensen 'zonder kleren aan' moet tekenen, zou hij verslaafd raken aan pornografie en misschien zelfs homoseksueel kunnen worden.
Laat ik even openhartig mogen worden en vertellen dat dit ook de dingen waren waarvoor ik me leerde schamen in mijn jeugd in de kerk. Ik leerde dat mijn passie voor lezen en schrijven van minder betekenis was dan bidden, bijbellezen en kerkbezoek. Op zijn best was het een 'hobby voor ernaast', op zijn slechtst een verslaving, maar het was niet iets waar ik God mee kon behagen. Net als Craig koos ik ervoor om dan maar helemaal te stoppen met het schrijven van verhalen. Daarnaast werd mij geleerd dat ieder die een vrouw aankeek 'om haar te begeren' in zijn hart al overspel had gepleegd. Ik deed dus mijn best elke vorm van seksueel verlangen zo hard mogelijk te onderdrukken en schaamde me elke keer als ik me door iemand van het andere geslacht aangetrokken voelde. Ik was een slecht persoon, was mijn conclusie, want ik wilde schrijven en ik wilde seks. Dus ik strafte mezelf en deed extra hard mijn best om te voldoen aan het ideaalbeeld van de kerk. Ik werd het braafste jongetje van de klas.
Maar kijk om je heen in de wereld: overal en in alle tijden zijn het deze twee menselijke eigenschappen: kunstzinnigheid en seksualiteit, die in strenge samenlevingen worden onderdrukt. Dat geldt voor religieuze gemeenschappen, maar ook voor totalitaire regimes als die in de Sovjetunie of Noord-Korea. Het is een interessant fenomeen dat in landen als Iran, of onder orthodoxe Joden, of in strenge reformatorische kerken, of in totalitaire samenlevingen, kunstenaars zich niet meer mogen uiten, en seksuele aantrekking zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

Een deken van sneeuw maakte me bewust van dit verband. En suggereerde ook het waarom. De kern zit volgens mij in het woord 'expressie'. Een kunstenaar ervaart dat hij zich 'moet' uiten, hij moet dat wat in hem verborgen is, de beelden, de woorden, de gedachten, tot expressie brengen en met de buitenwereld delen. Net zo is het met de seksualiteit: het is een drang om jouw eigen unieke binnenste te delen met iemand buiten je. Het is een expressie van je 'ik'. Beide zijn individuele uitingen.
Ik heb jaren gedacht dat de verwrongen houding van conservatieve religie ten opzichte van seksualiteit (en dus ook kunst) voortkwam uit een platonische minachting van het aardse en het lichamelijke. Dat heeft ermee te maken, maar de werkelijke pijn ligt dieper. Het gaat om een minachting en afwijzing van de individuele identiteit. Het collectief met de aan iedereen opgelegde dogma's, wetten en eisen, gaat boven het individu met zijn verlangen om zich te uiten en zijn eigen stempel te drukken op de werkelijkheid. Thompson beschrijft en tekent een aanbiddingsdienst tijdens het kerkkamp, waarbij de leider iedereen oproept om mee te zingen. Ook al kan hij of zij helemaal niet zingen. In die massa van mensen die allemaal hetzelfde zeggen en doen, voelt Craig zich wegzinken. Hij wil niet hetzelfde zijn, denken en doen als ieder ander. Hij wil vrij zijn om zichzelf te uiten. Maar dat bedreigt de identiteit van de groep, die tegen elke prijs moet worden beschermd. De collectieve identiteit kan alleen blijven bestaan als de expressie van het individu wordt tegengegaan. (Daarom ook dat dit soort groepen vaak in een bepaalde tijdsperiode blijft hangen: er is geen innovatie, geen vernieuwing, en ze zingen (om bij de kerk te blijven waar ik opgroeide) liederen van anderhalve eeuw geleden.)
Iedereen die zich inzet voor zijn kerk, die vecht voor de overleving van het instituut, zou zich hier rekenschap van moeten geven. Want wat is meer waard: het gebouw? de vorm? de leer of de rituelen? of de individuele persoon, die naar Gods beeld is geschapen en wie God met zijn hele hart en onvoorwaardelijk liefheeft?

(Waarschuwing: ik heb het in het volgende gedeelte over het einde van het verhaal!)
Craig besluit uiteindelijk het christelijke geloof vaarwel te zeggen. "Ik geloof nog steeds in God", zegt hij tegen zijn broer, "Maar de rest van het christendom, met zijn bijbel, zijn kerken, zijn dogma's ... het creëert alleen maar grenzen tussen mensen en culturen. Het ontkent de schoonheid van het mens zijn en het negeert alle leegtes die het individu zelf moet invullen." Zoals de deken van sneeuw smelt, valt de deken van de schaamte van Craig af. In de grote stad is hij vrij om alle boeken te lezen die hij wil, te tekenen wat hij wil, en de vrouwen lief te hebben die hij wil. Maar zelfs daar, suggereert Thompson, is Craig niet vrij van de menigte. Ook de mensen in de stad vormen een massa, waarbij Craig in het niet valt. De individuele expressie gaat ten onder in de herrie van miljarden.
Ik geloof dat het verhaal uiteindelijk een sprank hoop geeft, als Craig na jaren zijn bijbel weer tevoorschijn haalt en leest uit Lucas 17, waar Jezus zegt: 'Het koninkrijk van God is onder jullie (of: in jullie).' Het koninkrijk van God is niet een macht of collectiviteit die aanwijsbaar is buiten ons. Je kunt niet zeggen: daar is het, of dit is het. Het is niet de macht van de groep van de kerk of enig ander instituut. Nee, het koninkrijk van God is een werkelijkheid in ons. Het is niet wat ons van buitenaf wordt opgelegd, niet een verband waar het individu zich aan moet onderwerpen om het in stand te houden. Het is een realiteit in ons hart, leven van binnenuit, dat van binnen naar buiten, door ons heen tot expressie komt. Niet wij worden gevormd door de wereld, nee, het leven komt in ons tot expressie en vormt zo de wereld. Door de invloed die wij uitoefenen, onze individuele expressie, wordt het koninkrijk van God zichtbaar. Onze individualiteit, onze eigenheid, gaat dus juist niet ten onder in Gods werkelijkheid, maar wordt geheiligd. We worden meer onszelf, en niet minder. We hoeven ons niet meer te schamen, want er is geen veroordeling meer voor wie in Christus Jezus zijn. En de gemeenschap van individuen die genieten van elkaars eigenheid, het beeld van God in elk van hen, die anders gezegd elkaar liefhebben, dat is het koninkrijk van God.
Nee, ik heb mijn jeugd in een fundamentalistische kerk en een streng gezin nog niet volledig verwerkt ben ik bang. Ik worstel nog met schaamte en barrières op beide van deze gebieden. Maar ik weet wel dat ik verlang te delen in de vrijheid en luister die de kinderen van God geschonken wordt. Net als Craig Thompson ervaar ik het soms als een bedreiging als de beschermende deken van de massa, waar je wordt vertelt wat waar is en wat niet, van me af valt. Maar tegelijk ontdek ik iets van de werkelijkheid van de persoonlijke God, die blij is met mij als individu en ervan geniet als ik mijzelf uit, als ik mijn sporen achterlaat in de wereld.