Om aan te geven hoe mensen tot keuzes komen, gebruikte ik in mijn eerste bericht van deze serie al het voorbeeld van een wipwap, of een balans. Op de ene arm drukt de angst, de neiging tot zelfbescherming, de risicomijding; op de andere arm drukt het verlangen, het enthousiasme voor schoonheid, intimiteit en waarheid, ons geloof in een betere wereld. De invloed die het sterkste is, wint. Wat wij uiteindelijk kiezen, of we passief blijven of actie ondernemen, heeft niet te maken met onze wilskracht, maar met de grootte van onze angst en die van ons verlangen. Als het geloof iets te maken heeft met onze keuzes, met onze vrijheid, zal het dus op deze punten aangrijpen. Het zal of onze angst wegnemen, of ons verlangen vergroten.
Het geloofsverhaal zoals veel christenen dat vertellen heeft echter vaak een tegenovergesteld effect: de waarde van deze wereld, en haar schoonheid, intimiteit en waarheid, wordt gebagatelliseerd, en tegelijk krijgen we te horen dat wij worden afgerekend op onze keuzes, en dat als wij niet het juiste doen, Gods bedoeling in ons leven niet werkelijkheid wordt.
Ik hoorde het zelf in verschillende versies in de kerk waar ik opgroeide. Na mijn dood, of als Jezus terugkeerde, zou ik voor altijd vertrekken naar de hemel. Daar zou ik me alleen nog maar bezig houden met het aanbidden van God. De dingen waar ik hier op Aarde van genoot, mijn liefde voor de natuur, mijn verlangen naar avontuur, mijn passie voor verhalen, zouden dan geen betekenis meer hebben. “Het is ons in deze Aardse woestijn soms min”, zongen we in de Geestelijke liederen. Het Aardse en het lichamelijke waren wat ons betrof gedoemd te verdwijnen. Daarom moesten we ons er nu ook maar al niet te veel aan hechten. We konden in plaats daarvan beter de ‘geestelijke’ dingen doen, zoals bidden, bijbellezen en evangeliseren. Wat mij uniek maakte, mijn individualiteit, had geen eeuwigheidswaarde. We twijfelden er zelfs aan of we onze familie en vrienden nog wel zouden herkennen in de hemel, zelfs of we nog wel man of vrouw zouden zijn. Natuurlijk geloofden we wel in een opstanding uit de dood, maar dat was eigenlijk een formaliteit. Aan ons spirituele bestaan in een niet materiële hemel zou de opstanding niets veranderen.
Tegelijk werden we er steeds aan herinnerd dat hoewel onze eigen verlangens en wensen weinig waarde hadden, God een plan had met onze levens op Aarde. Er moesten immers zoveel mogelijk mensen behouden worden. Wij moesten zorgen dat we dat plan voor ons leven ontdekten en ons daaraan hielden. Deden we dat niet, dan zou God niet tot zijn bedoeling komen. Dan zouden er mensen naar de hel gaan, die anders gered zouden zijn. Een bluegrassgroep uit onze kring van gemeentes zong hoe mensen ons zouden aanspreken als we voor de troon stonden: “Je wist dat ik verloren was, toen je in de bijbel las. Waarom heb je nooit verteld van de Heer?” We zouden ons rekenschap moeten geven van ons falen. Ja, natuurlijk geloofden we dat we uit genade behouden waren, door het geloof. Maar we zouden in bijbelse termen, gered worden als door vuur heen. We zouden ons nog steeds moeten schamen. We konden nog steeds falen, we waren nog steeds bang voor straf.
Deze toekomstverwachting heeft de uitwerking die je ervan verwacht: de arm van de balans met het verlangen wordt opgetild, de arm met de angst wordt verzwaard, en dus raken we passief, verlamd. We durven niet meer onze eigen keuzes te nemen, en ons hart te volgen, maar kunnen ons alleen nog onderwerpen aan de voorschriften en idealen van onze geloofsgemeenschap. Het is geen wonder dat de kerk wordt gezien als een instituut dat mensen hun vrijheid ontneemt, en het christelijke geloof als een keurslijf dat mensen verandert in robots of slaven.
Dit is bijzonder tragisch, omdat dit verhaal totaal in strijd is met de toekomstverwachting zoals die wordt beschreven in de bijbel. Zowel in het oude, als in het nieuwe testament, wordt de gelovigen niet voorgehouden dat ze bestemd zijn voor een bestaan als zielen zonder lichaam, in een niet materiële hemel. Er wordt niet beweerd dat het lichamelijke achter moet worden gelaten en dat het materiële geen waarde heeft. De bijbel suggereert ook niet dat de toekomst op de een of andere manier van de keuzes van de gelovigen afhangt, of dat door een verkeerde keuze aan onze kant Gods plannen geen werkelijkheid zouden worden. De toekomstverwachting zoals die overduidelijk in de bijbel wordt uiteengezet, is die van de opstanding van de individuele mens en het herstel van de geschapen werkelijkheid, die het gevolg zijn van de dood en opstanding van Jezus zelf. En dat is een belofte van God, die alleen van Hem afhankelijk is, en die wij niet kunnen tegenhouden of bespoedigen. De wederoprichting van alle dingen is wat de bijbel belooft.
Zelfs met de gemiddelde lengte van mijn blogberichten tot nu toe ontbreekt het mij aan ruimte om hier te laten zien wat deze toekomstverwachting precies inhoudt en wat de argumenten ervoor zijn vanuit de bijbel. Geïnteresseerden verwijs ik naar deel 3 van mijn serie over hemel en hel op deze blog. Uitgebreider is het laatste hoofdstuk van mijn boek Indrukwekkende vrijheid, dat vooral de nadruk legt op onze toekomstige vrijheid (niet verwonderlijk met zo'n titel). En wie zich echt omver wil laten kegelen door de radicaliteit van het bijbelse toekomstbeeld, moet zien dat hij het boek Surprised by Hope van de Anglicaanse bisschop N.T. Wright te pakken krijgt. Wie dat boek leest, ziet de toekomst nooit meer hetzelfde. Echt een aanrader. Voor het vervolg van dit bericht ga ik uit van het toekomstperspectief van de opstanding, en wil ik laten zien hoe dat de balans van onze keuzes kan beïnvloeden.
Ten eerste bevestigt de verwachting van de opstanding onze verlangens. Het bestaan waar we als mensen naar verlangen, dat wordt gekenmerkt door schoonheid, intimiteit en betekenis, is het bestaan waarvoor we zijn geschapen. De diepe drijfveren die de motor zijn achter onze keuzes, weerspiegelen het beeld van onze Schepper, God, en zullen ons dus nooit verlaten. De unieke verlangens die ons tot individuen maken, zullen altijd onze verlangens blijven. De persoon die we zijn zal niet oplossen in de eeuwige zee van bewustzijn, we worden niet gereduceerd tot zielen zonder onderscheidende kenmerken. Nee, we zullen uit de dood opstaan als complete, hele mensen, met geest, ziel en lichaam, met alles wat ons als individuen maakt tot beelddragers van God. De ware persoon, man, vrouw, introvert, extrovert, gepassioneerd of intellectueel, zal voor altijd zichtbaar worden. Dit bestaan zal meer zijn dan het bestaan als personen dat we nu leiden. Zo zal het niet meer onderworpen zijn aan de vergankelijkheid. Er zal geen ziekte of dood meer zijn. Het zal ook niet meer in dezelfde mate onderworpen zijn aan de in dit heelal geldende natuurwetten. Jezus was in staat te verschijnen in een afgesloten ruimte, en plots te verdwijnen naar zijn vader in de hemel. Bovendien zullen de gevolgen van de gebrokenheid van de zonde in ons worden hersteld. De verkeerde gedachtenpatronen waar we aan gewend zijn geraakt, zullen worden ontkracht, de binding van de verslaving waar we in verstrikt zijn geraakt zal worden losgemaakt, de wonden die ons door anderen zijn aangebracht zullen worden genezen. We zullen zijn zoals het altijd al Gods bedoeling was dat we zouden zijn. Het is voor ons nog niet goed voor te stellen hoe we ooit zullen zijn. Maar er is een ding zeker: ons bestaan zal in elk geval niet minder zijn dan het bestaan als personen dat we nu leiden. "We willen niet dat deze kleding [het lichaam, JK] wordt uitgetrokken; we willen dat er nieuwe over wordt aangetrokken, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden" (2 Korintiers 5:4).
Als complete mensen zullen we bovendien niet leven in een niet materiële hemel, zittend op wolkjes met een harp in onze hand. Ook de Aarde zal worden hersteld. Het hele heelal zal als het ware worden vernieuwd. De entropie die ons doet afstevenen op het einde van de geschiedenis, wordt omgekeerd. De nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen de schoonheid van God volledig zichtbaar maken. Bovendien zal de gerechtigheid er wonen. En niet alleen zal Gods creativiteit in eeuwigheid geen einde kennen, deze nieuwe schepping zal ook plaats bieden aan onze scheppingskracht. Kunstenaars zullen kunnen beschikken over een oneindige bron aan inspiratie en materialen, ontdekkingsreizigers zullen nooit verlegen zijn om een witte plek op de kaart, wie houdt van goede gesprekken zal nooit uitgesproken raken. De mensheid zal zijn oorspronkelijke rol als schepper onder de Schepper eindelijk vervullen. Deze nieuwe schepping zal onze verlangens volledig kunnen vervullen. Hier komt de natuur van de mens volledig tot zijn recht.
We hoeven dus niet onze goede verlangens te wantrouwen. We hoeven geen scheiding te maken tussen ‘aardse’ verlangens en ‘geestelijke’ of ‘hemelse’ verlangens. Natuurlijk houden we oog voor de gebrokenheid die ons wil verleiden onze verlangens op verkeerde manieren te vervullen, maar we ontkennen niet dat onze verlangens naar zingeving, naar betekenisvol werk, naar gezondheid, naar liefde, naar verhalen, horen bij wie we zijn als Gods beeld, en in de wereld die komt volledig vervuld zullen worden. Ik ben bedoeld om anderen lief te hebben, ik ben bedoeld om te delen in extase, ik ben bedoeld om bij te dragen aan de ontplooiing van de schepping, ik ben bedoeld om te lachen, te zingen, te eten en te drinken. Daarom mogen we deze verlangens ook nu al nastreven, hoewel we in deze gebroken wereld nog niet kunnen garanderen dat ze vervuld zullen worden. Eens worden ze dat in elk geval wel.
Ten tweede neemt de belofte van de opstanding de last van de angst van onze schouders af. Deze toekomst is namelijk op geen enkele manier van ons afhankelijk. Wie dood is kan zichzelf nu eenmaal niet levend maken. De wetten van de thermodynamica die de wanorde in het heelal laten toenemen, kunnen niet van binnenuit worden opgeheven. Het nieuwe leven, het herstel, kan alleen van buiten komen. De dode kan er niets aan bijdragen. God doet het, in de dood en opstanding van Jezus.
Al het kwaad, al het onrecht, alle ziekte, alle zonde uit heden, verleden en toekomst, is aan het kruis uitgewist. Het is verbrand in de vurige liefde van God. Er is niets meer van over gebleven. In het kruis is zelfs de laatste en grootste vijand, de dood, overwonnen. Wij hoeven er dus niet meer bang voor te zijn. Hoewel de gevolgen van Jezus’ offer nu nog niet overal zichtbaar zijn, is dat wel Gods belofte. Mijn wonden zullen worden hersteld, mijn verslaving zal worden verbroken, mijn schuld wordt vergeven, daar mag ik op vertrouwen. Ik hoef dus niet meer bang te zijn dat ik een verkeerde keus zal maken waar ik me voor zal moeten schamen, of dat ik een beslissing neem waarvan ik de gevolgen tot in eeuwigheid met me mee zal moeten dragen. Het vuur van Gods liefde neemt dat allemaal in zich op. In Gods eeuwige koninkrijk is het kwaad, dat misschien het gevolg kan zijn van onze beperkte keuzes, dus niet meer te vinden.
En vervolgens is ieder mens en de hele schepping betrokken in Jezus’ opstanding. Niets uitgezonderd. Laat dat even tot je doordringen. Ja, het is zo radicaal (zoals ik ook al betoogde in een eerder bericht). Want alles en iedereen was dood. De wederopstanding en het herstel is dus niet iets dat iemand zal kunnen tegenhouden. In Openbaringen zegt Jezus: “Zie ik maak ALLE DINGEN nieuw” (Openbaringen 21:5).Niet: de meeste dingen, of: de mensen die in mij geloofden, of: wie goed zijn best deed. Alle dingen. De hele wereld en alle mensen erop staan samen met Jezus uit de dood op, in hun volle, door Gods bedoelde glorie. Al onze niet vervulde verlangens, al onze ambities en mogelijkheden, al onze pogingen tot relaties en al onze verbroken contacten, alles krijgt zijn bedoelde plek in Gods koninkrijk. Daarom kan Paulus ook zeggen: “Wij weten nu, dat God ALLE DINGEN doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben” (Romeinen 8:25). Dat is geen belofte dat op dit moment in ons leven gebeurt wat wij willen dat gebeurt, maar dat alles dat nu gebeurt, goed of fout, gewild of ongewild, een plek zal krijgen in de uiteindelijke vervulling van Gods bedoeling. Of ik dus mijn angst overwin, of dat juist niet lukt, of gebeurt wat ik voor ogen had, of ik krijg nul op het rekwest, of ik slaag in mijn opzet of jammerlijk misluk: het zal allemaal worden gemaakt tot een bron van glorie en vervulling. Al mijn handelen krijgt betekenis, elke keuze krijgt glans, ongeacht de uitkomst. Ik hoef dus niet bang te zijn dat ik uiteindelijk iets misloop van wat God voor mij bedoeld had. Dat geldt zelfs als ik door mijn keuze zou sterven. ‘Of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer’ (Romeinen 14:8). Het gewicht van mijn keuzes rust dus niet meer op mijn rug en dat maakt het een stuk makkelijker om initiatief te nemen.
Gods belofte van opstanding en herstel is geworteld in zijn karakter. Onze hoop is dus afhankelijk van het beeld dat wij van God hebben. Uiteindelijk kan alleen het geloof in Gods onvoorwaardelijke liefde, ons vertrouwen geven voor de toekomst. Daarover gaat het volgende deel in deze serie.