zondag 27 februari 2011

Filmbespreking: 127 Hours

Ik keek er vroeger naar uit om te gaan logeren bij mijn opa en oma. Niet alleen omdat ze zo dicht bij het bos woonden, waar je eindeloos kon wandelen en spelen, maar vooral vanwege de verzameling van heel wat jaargangen Het Beste (Later: Readers' Digest). Natuurlijk las ik daaruit alle moppen en grappige anecdotes, maar waar ik vooral van genoot waren de waargebeurde verhalen. Een man wordt meegesleurd door een kolkende rivier, een echtpaar verdwaalt in de bergen, een expeditie wordt overvallen door een sneeuwstorm, een schip kapseist in een storm ... Deze verhalen van een strijd tegen de natuur, en de strijd om te overleven spraken mijn verbeelding aan, niet in het minst omdat ik mezelf de vraag stelde: als ik zelf in zo'n situatie terecht zou komen, wat zou ik doen? Zou ik kalm blijven of in paniek raken? Zou ik op weg gaan om hulp te halen, of zou ik op mijn plek blijven? Waar zou ik toe bereid zijn om mijn leven of dat van iemand anders te redden? Vragen die allemaal uiteindelijk neerkomen op de kernvraag: wat voor persoon ben ik? Of: wie wil ik zijn? Levensbedreigende situaties, plotseling gevaar en grote risico's roepen dit soort vragen bijna vanzelfsprekend op. We nemen ons leven immers gemakkelijk voor lief, beschouwen zegeningen als vrienden, familie, geluk en werk als vanzelfsprekendheden. De waarde die we eraan hechten wordt voor onszelf pas helder, als ze van ons afgenomen dreigen te worden. Natuurlijk zijn dit soort verhalen ook gewoon erg spannend, maar ik denk niet dat ze alleen daarom steeds weer in Readers' Digest worden opgenomen. We hebben het als mensen nodig om te worden wakkergeschud uit ons alledaagse comfortabele leventje, om weer even bewust te kiezen dat wat we hebben te waarderen, voordat we weer indutten. En natuurlijk, dit soort verhalen gaat over de overlevers, degenen die ervoor hebben gekozen te blijven strijden, de mensen die niet bij de pakken bleven neerzitten, maar die tot het uiterste gingen om het leven te behouden. Door de verhalen te lezen, identificeren we ons met deze overlevers, deze helden. We stellen ons voor dat wij hetzelfde zouden doen, dat wij tot hetzelfde in staat zouden zijn, en dat helpt ons iets beter over onszelf te denken. Daarvoor dienen helden- en overlevingsverhalen.

Als ik in het nieuws hoor over mensen die een ramp hebben overleefd, denk ik nog steeds: "Daar zal wel een Het Beste-verhaal over worden geschreven." Ik herinner me dat ik dat dacht in 2003, bij het nieuws van een Amerikaanse bergbeklimmer, die zijn eigen hand had afgesneden nadat hij vijf dagen had vastgezeten onder een rotsblok. En dus was ik geïntrigeerd toen ik hoorde dat er van dit waargebeurde verhaal een film werd gemaakt. En nog wel door Danny Boyle, wiens films Sunshine en Slumdog Millionaire ik erg goed vond. Aan de andere kant ben ik geen horrorliefhebber, en vooral de gruwelijke geweldsfilms zoals de Saw-serie vind ik moreel verwerpelijk. Voor dat aspect van deze film was ik daarom huiverig. Met gemengde gevoelens ging ik dus naar de bioscoop. De film bleek geweldig goed gemaakt. Boyle splitst het scherm voor contrasterende beelden, gebruikt pompende muziek, kiest voor inventieve camerastandpunten (zoals van binnen uit een waterflesje) en past flashbacks en beelden uit hallucinaties toe. De film verveelt daardoor geen moment. Maar de flitsende beelden leiden niet teveel af van de kern van het verhaal. Acteur James Franco (voor mij vooral bekend uit de Spider-Manfilms) laat je met zijn karakter meeleven en meevoelen. Dat hij de kijker zo lang weet te boeien als enige acteur op het scherm is een knappe prestatie.
127 Hours begin met beelden van forensen en mensenmassa's - de drukke menigte uit de stad. Mensen die wel in elkaars nabijheid zijn, maar elkaar niet kennen, die langs elkaar heenlopen. Dan is daar Aron Ralston, een avontuurlijke twintiger, die in zijn eentje de natuur in trekt. Hij negeert de oproepen op zijn antwoordapparaat van zijn zus en zijn moeder, en kiest voor het isolement. Hij heeft genoeg aan zichzelf, en als man van deze tijd zet hij zichzelf voortdurend op de foto. Maar in zijn isolement is hij (hoewel hij zelf natuurlijk graag anders denkt) niet anders dan die forenzen en reizigers, die ook in hun eigen wereldje leven. Aron trekt op de fiets het nationale park Canyonlands in Utah in: een prachtig park met oranjerood gesteente onder een helder blauwe hemel, spaarzame woestijnbegroeiing en verborgen meren, en verschillende kronkelende ravijnen en rotsspleten, waar je als bergbeklimmer of canyoneer helemaal op jezelf bent aangewezen. Aron helpt twee jonge vrouwen op weg, laat zich uitnodigen voor een feestje, en daalt dan af in een ravijn. Daar gaat het echter goed mis, als een rotsblok los raakt, en Arons hand tegen de wand vast pint. Er is geen beweging in te krijgen. Als de ernst van de situatie tot Aron doordringt maakt hij de inventaris op. Hij heeft twee burrito's en wat chocolade als eten, een digitale filmcamera, wat touw en een enkel flesje water. Nauwelijks genoeg om het twee dagen mee te overleven. Zijn enige instrument is een goedkoop mes van Chinese makelij, waarmee hij probeert de rots weg te schrapen, zonder succes. En tot overmaat van ramp weet niemand waar hij uithangt. Hij heeft nergens een plan of een adres achtergelaten. Niet bij zijn ouders, niet bij zijn vrienden, niet bij zijn werk. Het zal dagen duren voor hij als vermist wordt opgegeven. Aron ziet zijn overlevingskansen met het uur teruglopen. En uiteindelijk beseft hij dat er, wil hij overleven, nog maar een ding opzit. Dat is niet prettig om te kijken, maar in plaats van een gruwel, wordt het een daad van hoop op overleving.

In een recensie over deze film werd het kijken een 'louterende' ervaring genoemd. Dat is boeiend. Hetzelfde werd namelijk gezegd over de film The Passion of the Christ van Mel Gibson. Wat maakt het nou zo louterend om te kijken naar iemand die gruwelijk geweld ondergaat? Is dat de gedachte dat het iemand anders betreft, en ben je als kijker blij dat jij het niet hebt meegemaakt? Laat het je jouw eigen leven en veiligheid appreciëren? Of is het wat ik schreef in mijn inleiding: dat dit soort films je ertoe brengt de juiste prioriteiten in je leven te stellen? Te kiezen voor wat echt belangrijk is?
Dat laatste speelt in dit geval zeker, vooral omdat de hoofdpersoon zelf zijn prioriteiten leert wijzigen in de loop van de film. Het is namelijk al snel duidelijk dat Aron in goed Nederlands een 'einzelgangner' is. Iemand die meent dat hij niemand nodig heeft, die aan zichzelf genoeg heeft. Hij heeft wel relaties, maar die houdt hij bewust oppervlakkig. In een terugblik blijkt dat hij een liefdesrelatie heeft gehad, maar dat die werd verbroken. Waarom? Omdat hij niet zijn hart wilde openen voor zijn geliefde. "Wat is de combinatie (van de kluis)?" wil ze weten. Hoe kom ik bij je binnen. Maar hij lacht erom, en opent zich niet werkelijk. Hij blijft buiten, op zichzelf, alleen. En is daar wel tevreden mee. Zelfs de twee toeristen die hij helpt merken dat. 'Volgens mij pasten wij niet in zijn dag', merkt er een op. Maar zijn keuze om zich af te sluiten voor relaties heeft gevolgen. Onze methodes hebben effect. Zo zit het leven in elkaar. Wie windt zaait zal storm oogsten. Het is als met een computerprogramma, dat steevast een bepaald resultaat zal geven. Net zo hebben onze aangeleerde patronen, onze vaste afweermechanismen, onze ingesleten gewoontes, bepaalde resultaten. En daar hebben we mee leren leven. We vinden ze vaak zelfs wel prettig. Tot we opeens tegen de gevolgen van onze keuzes aanlopen, geven we vaak eerst de omstandigheden de schuld. We zijn boos op de wereld, op andere mensen, gefrustreerd met onszelf. We schelden tegen de rots. Maar aan die omstandigheden kunnen we niets veranderen. Het enige waar we invloed op hebben is onze eigen 'programmatuur'. En bepaalde 'input' in het programma zal steevast leiden tot bepaalde resultaten. Zo is het met Aron: omdat hij zo op zichzelf vertrouwde en niemand bij zijn leven wilde betrekken, omdat hij zelfs niet wilde dat iemand zou weten waar hij aan het klimmen was, was hij ook totaal op zichzelf aangewezen toen het fout ging, en kon niemand hem helpen. Dat is wat hij begint te beseffen: "You know, I've been thinking. Everything is... just comes together. It's me. I chose this. I chose all this. This rock... this rock has been waiting for me my entire life. It's entire life, ever since it was a bit of meteorite a million, billion years ago. In space. It's been waiting, to come here. Right, right here. I've been moving towards it my entire life. The minute I was born, every breath that I've taken, every action has been leading me to this crack on the out surface." Door te kiezen voor een bepaalde manier van leven, koos hij voor de consequenties daarvan. Ik klaagde een keer bij een vriend over het feit dat ik nog steeds vrijgezel was, en dat ik het zo moeilijk vond daar iets aan te doen. Hij zei: "Maar het feit is: als je doet wat je altijd hebt gedaan, zul je krijgen wat je altijd hebt gekregen." Hoe moeilijk het ook is om jezelf te overwinnen en tegen ingesleten patronen in te gaan, het is de enige manier om andere resultaten te verkrijgen.
Zo ook voor Aron. Hij wil uiteindelijk niet in zijn eentje eindigen, op de bodem van een ravijn. Hij kiest voor relaties. Een visioen van een jongetje, een beeld van zijn toekomstige zoon, doet hem beseffen: dit wil ik voor geen enkele prijs missen. Hier wil ik voor leven, wat het ook mag kosten. En het kost veel. Het kost een deel van hemzelf. Het kost bloed, zweet en tranen. Veranderen is moeilijk, kiezen voor het leven vraagt een offer. Maar het is de moeite waard. Zoals het ook voor mij de moeite waard is om nachten wakker te liggen, in bed te woelen, en om te gaan met gierende zenuwen, als ik het initiatief wil nemen om iemand beter te leren kennen.

Toch blijft het de vraag in welk opzicht het een louterende ervaring is om te kijken naar iemand die lijdt. En is dat nou de loutering die het kruis van Christus teweeg brengt? Een nieuwe appreciatie van het leven, een herijking van onze prioriteiten? Is het effect van het kruis het effect van een overlevingsverhaal of avonturenverhaal? Ik denk dat het hierbij weer aardig is om te denken aan de discussies van Lewis en Tolkien. Mythes hebben een effect op hun lezers - ze spreken hun verbeelding aan, ze vullen hen met verlangen, ze veranderen hun geweten. De Mythe van Jezus heeft dit effect volgens Tolkien ook: het is Mythisch zoals de andere mythen mythisch zijn. Met dit verschil, dat deze Mythe werkelijkheid is. Niet alleen maar 'werkelijkheid' als in: 'waargebeurd' zoals de verhalen in Het Beste, hoewel het ook werkelijk is gebeurd op een aanwijsbare plaats en een aanwijsbare tijd, maar ook Werkelijkheid als in het object waar de verhalen afbeeldingen van zijn. De echte pijp, waarvan het schilderij de afbeelding is, de echte boom, waarvan die op de foto maar een plaatje is. De verhalen zijn afbeeldingen van het Ware Verhaal. Dat wil zeggen dat de effecten van het Ware Verhaal ook werkelijke effecten zijn, substantiele effecten, objectief in plaats van subjectief.
Het lijden van Jezus aan het kruis geeft ons inderdaad de opluchting dat wij zelf niet hoeven sterven - werkelijk niet, want de dood is overwonnen en wij hebben eeuwig leven, ook al sterven zij. Het lijden van Jezus geeft ons een nieuwe appreciatie van ons leven - werkelijk leven: wij delen in het leven van de eeuwigheid, leven in al zijn volheid, de ware, borrelende vreugde die hoort bij het koninkrijk van God is ons deel geworden. En het lijden van Jezus herijkt onze prioriteiten, werkelijk: we hebben een nieuwe gerichtheid gekregen. We zijn in staat gemaakt om lief te hebben. God, onze naaste en onszelf. We hebben lief, omdat God ons eerst heeft liefgehad. We kiezen voor relaties, omdat God voor ons heeft gekozen. We zijn nieuwe mensen geworden, niet alleen in overdrachtelijke zin, maar werkelijk. We zijn daadwerkelijk gelouterd, schoongewassen, gezuiverd. Het louterende effect van een film als 127 Hours helpt ons onze werkelijke loutering te herinneren, en te gaan leven op de manier die daarbij hoort, als gelouterde mensen.

zaterdag 26 februari 2011

Beste strips, sterke dino's, nieuwe films, en Bono over genade

Ik ben een fan van stripverhalen, zowel de Europese als sommige Amerikaanse, daarom genoot ik van deze lijst van een kenner met de (volgens hem) 100 beste strips. Op 2: Blankets (zie mijn bespreking), op 5: Nausicaa (terecht), op 7 Calvin and Hobbes (ook een van mijn favorieten), op 17 Bone (wil ik dit jaar compleet aanschaffen) en op 29 I Kill Giants (prachtig!). Ik heb nog wat te lezen, blijkt maar weer.

Archeologie kan soms tragedies van duizenden jaren geleden boven de grond brengen, zoals in dit geval een familiedrama van de eerste Amerikanen. 

Altijd leuk als er weer nieuwe dinosaurussen worden gevonden, de een nog bizarder dan de andere. Deze was zo zwaar als een olifant, maar had extreem sterke dijbeenspieren. Hij gebruikte die mogelijk om zich voort te bewegen in ruw terrein, maar ook om roofdieren een trap te kunnen geven.

Ook altijd leuk als er nieuwe SF-films worden aangekondigd, en dan vooral SF-films die zich in de toekomst afspelen en op andere planeten. Onze wereld ken ik onderhand wel een beetje. Het goede nieuws van dit keer is dat Wolfgang Peterson het boek Old Man's War gaat verfilmen.

En astronomienieuws blijft ook leuk. Volgers van mijn berichten met links zien veel nieuwe planeten voorbijkomen. De een nog bizarder dan de ander. Dit keer zijn er twee planeten in dezelfde baan rond hun ster.

Mooie muziekvideo met een steampunkesthetiek (en een draak).

Het duurste aquarium ooit: drie miljoen pond.

Jeff Dunn is goed op dreef op de Internetmonk website, naar aanleiding van een optreden van Johny Cash in San Quentin. We moeten bevrijd worden, niet alleen van zonde, maar ook van het moeten. "I’m not going to “do” Christianity any longer. And I’m not even going to “be” who I am supposed to be, other than “be dead.” Jesus didn’t come to make me a better person. He didn’t come to improve me, make me more moral, or help me to be “a good witness.” He came so that I could die with him, and then experience his resurrection with him. Nothing else matters. Nothing. The only thing that can be raised from the dead is that which has died." Amen. De discussie gaat hier verder.

Het is een al wat ouder interview, maar het blijft mooi: U2-zanger Bono kiest voor genade boven karma. "I believe we've moved out of the realm of Karma into one of Grace. At the center of all religions is the idea of Karma. You know, what you put out comes back to you: an eye for an eye, a tooth for a tooth, or in physics; in physical laws every action is met by an equal or an opposite one. It's clear to me that Karma is at the very heart of the universe. I'm absolutely sure of it. And yet, along comes this idea called Grace to upend all that "as you reap, so you will sow" stuff. Grace defies reason and logic. Love interrupts, if you like, the consequences of your actions, which in my case is very good news indeed, because I've done a lot of stupid stuff."

vrijdag 25 februari 2011

De kleine dingen

Afgelopen weekeinde was ik in Almere, en toevallig had ik mijn fototoestel bij me. Toen ik langs wat struiken liep kon ik het niet laten om die tevoorschijn te halen. De onderstaande foto's waren het resultaat.




En als toegift nog weer een dramatische lucht vanaf mijn balkon. Ik kan er geen genoeg van krijgen!

woensdag 23 februari 2011

‘Expectation’ versus ‘expectancy’ 2: De donkere nacht van de ziel

Een belangrijk deel van het leven van de christen bestaat uit het onderhouden van zijn of haar relatie met God. Christenen moeten bidden, liefst elke dag, en eigenlijk onophoudelijk. Dat gebed moet bestaan uit dank, voorbede en aanbidding. Christenen moeten de bijbel lezen, ook graag elke dag, en liefst van kaft tot kaft. De combinatie van de twee wordt door gelovigen ook wel ‘stille tijd’ genoemd - tijd die wordt apart gezet voor God. Verder moeten christenen de kerkdiensten bezoeken. De zondagochtenddienst is het minimum, maar er zijn door de week nog veel meer kerkelijke activiteiten: bijbelstudies, bidstonden, et cetera, waar je eigenlijk niet bij kunt wegblijven. Dat basispakket kan vervolgens worden aangevuld met memorisatie van bijbelteksten (sterk aanbevolen), deelname aan evangelisatie-activiteiten en ander vrijwilligerswerk (hoort er eigenlijk ook wel bij), bijbelstudie (voor degenen die van lezen houden een erezaak), en ga zo maar door. Ten slotte moeten christenen hun best doen heilig te leven en verleidingen te weerstaan, want als je zondigt, raakt je relatie met God verstoord, en moet je weer door het stof kruipen om het bij Hem in orde te maken. Zo werd het in elk geval gebracht van de kansel van de kerk waar ik opgroeide, en ik heb elementen hiervan in meer kerken en christelijke boeken of artikelen op internet opgepikt. Vorig jaar nog in een preek waar het ging om het beeld uit Jesaja dat wie op God vertrouwen zullen ‘zweven als adelaars’. De spreker legde uit dat adelaars elke dag hun veren poetsten, zodat ze konden blijven vliegen. Net zo moesten christenen elke dag stille tijd houden, anders zouden ze geestelijk ‘neerstorten’. Wie mijn blog volgt, zal zich kunnen voorstellen dat ik hierbij ongemakkelijk op mijn stoel heen en weer schoof.
Ik vind het namelijk moeilijk aan al deze eisen te voldoen. Ik probeer zo vaak mogelijk ‘s ochtends een hoofdstuk uit de bijbel te lezen. Ik luister tijdens het aquarium schoonmaken naar christelijke podcasts en preken, en ik kies ervoor om zo vaak ik kan op de kring van onze kerk aanwezig te zijn. Maar het lukt me niet om een vaste tijd apart te zetten om te bidden. Als ik dat probeer, verandert het al snel tot een vermoeiende plicht, en ga ik er als een berg tegen op zien. Ik houd ervan om eens in de zoveel tijd me op God te concentreren en naar Hem te luisteren. Maar ook daar is het al maanden niet van gekomen. Ik schaam me er soms voor hoe weinig tijd en aandacht ik bewust aan God schenk en voel me schuldig. Maar dat motiveert ook niet. Ik ben niet zo goed meer in het doen van dingen die ik moet. En ik geloof dat meer mensen met dit probleem kampen. Op onze kring hadden we een tijdje geleden een avond over discipelschap. Een van de vragen was wat de aanwezigen in dit verband allemaal ‘voor God deden’, na de gebruikelijke uitleg hoe belangrijk bidden, bijbellezen en evangelisatie allemaal wel niet waren. Ik voelde me direct weer tekort schieten, ervan overtuigd dat ik veel minder tijd apart zette voor God dan de anderen. Maar hoe verder het rondje ging, hoe meer ik me achter mijn oren krabde. We hadden wel ons mond vol van hoe veel we eigenlijk zouden moeten werken aan onze relatie met God - maar bijna niemand deed dat echt. De anderen vonden het net zo moeilijk als ik, en meenden net als ik dat ze eigenlijk meer zouden moeten doen.

Nu zoek ik niet naar excuses om niet aan God te hoeven denken en mijn eigen gang te gaan. Ik ga ook niet verdedigen dat bidden, bijbellezen en al die andere dingen niet belangrijk zijn, en maar gewoon achterwege kunnen worden gelaten. Ik zal niet luiheid en onverschilligheid verdedigen. In mijn vorige blogbericht betoogde ik ook niet dat vriendschap en kerk onbelangrijk zijn. Wat ik wel betoogde, was dat het in onze relaties niet moet draaien om de structuur of de vorm, maar om de persoon of personen met wie we de relatie hebben. Afspraken en regelmaat (in welke vorm dan ook) maken relaties mogelijk, en zijn daarom waardevol, maar ze zijn zelf nooit het doel. Ze zijn geen koning, maar dienaars (even wat speculatief, maar hee, het is mijn blog, dus dat mag: engelen worden vaak gezien als machten verbonden aan bepaalde structuren, instanties of volken (denk aan de engelmachten in Daniel, of die in Openbaring, waar engelen zijn van de wind, en engelen van de gemeenten). Maar deze engelen zijn ‘dienende geesten’. En ze weigeren dan ook om aanbidding te ontvangen. De engelen zijn nooit waar het om gaat! Ze zijn niet het doel, maar het ‘middel’, de ‘boodschappers’ of mediatoren.) Onze toewijding moet dus nooit uitgaan naar de vorm of de structuur. Het moet ons niet gaan om de afspraak elkaar elke twee weken te zien, alsof dat in zichzelf belangrijk is. Net zo moet het ons niet te doen zijn om de locatie, de tijd of de frequentie van de kerkelijke bijeenkomst, en niet om het aantal bezoekers, de precieze liederen die worden gezongen, of de hoogte van de kerktoren. Onze toewijding is altijd aan de persoon, of de gemeenschap. Omdat we de ander willen ontmoeten, en omdat we onze liefde voor God willen delen met onze medegelovigen, zetten we afspraken en structuren in als middelen. De basis is ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.
Ik geloof dat hetzelfde geldt voor onze relatie met God. Ook hier geldt dat het bidden, bijbellezen, bijbelteksten memoriseren, en al die andere dingen, hoe goed ook, in zichzelf niet belangrijk zijn. Als we van deze activiteiten een doel in zichzelf maken, en denken dat we God een plezier doen door bepaalde rituelen te verrichten, maken we ons schuldig aan religieus gedrag. We zijn dan niet anders dan de Farizeeën. We zijn dan net als een man die in zijn agenda heeft staan dat hij elke week een bos bloemen voor zijn vrouw moet meebrengen, en die boos op haar wordt als ze hem zegt dat hij dat niet meer hoeft te doen. Religieus gedrag brengt niemand dichter bij God. Paulus zegt het in Handelingen 17, waar hij talloze beelden en altaren ziet - allemaal vormen en structuren: "De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat hij nodig heeft, hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt." Het gaat om de persoon: God, zoals die zichzelf heeft geopenbaard in Jezus. En hij hoeft niet met rituelen en vormen bereikt te worden, de mens hoeft niet door zijn structuren een relatie in stand te houden: die is er namelijk al, ‘aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ David zegt iets dergelijks in Psalm 139: "Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar." En Jezus ontkracht alle pogingen van de Farizeeen om zich te kunnen laten voorstaan op hun gebed en bijbelkennis, als hij zegt dat het koninkrijk van God al is gearriveerd onder hen, en dat iedereen er kan binnengaan. Sterker nog, dat je er alleen maar als een kind voor open hoeft te staan. God is de realiteit waarin wij leven, we bevinden ons elk moment van de dag, of wij nu slapen of waken, in de tegenwoordigheid van de Vader. ‘De eeuwige God is ons een woning, en onder ons zijn eeuwige armen.’ (Deuteronomium 33). Als we bidden, bijbellezen, naar de kerk gaan, christelijke muziek luisteren, met vrienden over het geloof spreken, bloggen, naar de film gaan, eten, drinken: de relatie met God is in al die dingen realiteit. Als wij ons er maar voor open stellen. Het woord ‘expectancy’ dekt de lading: we zijn enthousiast geworden over deze persoonlijke God, die zoveel initiatief heeft genomen om ons te herstellen en terug te brengen in de realiteit van zijn koninkrijk, we zijn gekomen en hebben geproefd dat de Heer goed is, zoals en van de bijbelschrijvers het verwoord heeft. We weten dat we naar niemand anders kunnen toegaan om de woorden van Eeuwig Leven te horen die we bij Hem gratis en voor niks hebben ontvangen. Dus willen we ons door Hem laten liefhebben en in zijn tegenwoordigheid zijn. En dat kan op veel verschillende manieren en vormen.

Onze relatie met God is echter niet van al die manieren en vormen afhankelijk. Die komt niet op het spel te staan als wij een week, twee maanden of een jaar niet bidden of bijbellezen. Dat kan wel gebeuren in onze menselijke relaties. Menselijke relaties zijn namelijk wel deels van onze inspanning afhankelijk, en wij zijn niet volmaakt. Ik geloof niet dat tussen mensen ooit echte onvoorwaardelijke liefde en relatie mogelijk is, niet in de gecorrumpeerde werkelijkheid waarin we nu leven. Wijzelf en ieder ander dragen in ons een zekere mate van zelfzucht met ons mee. Daarom geloof ik dat we in onze relaties met andere mensen, en waarschijnlijk zelfs in het kerkzijn, altijd meer afhankelijk zullen zijn van vormen, afspraken, discipline en andere hulpmiddelen dan we eigenlijk zouden wensen. Maar God is geen mens. Ik hoorde het zojuist nog op een CD van de band Sonicflood: “God is not afraid of how or when we worship. God is not insecure, he’s confident.” En zijn zekerheid is niet afhankelijk van ons! Ik geloof dat we moeten leren ervaren dat wij onze relatie met God op geen enkele manier op het spel kunnen zetten.
Ik heb die les voor het eerst geleerd toen ik na mijn overspannenheid twee jaar lang niet uit de bijbel las, drie jaar lang niet kon bidden, en ook geen bijbelstudieboek meer aanraakte. Toen ik uiteindelijk weer wat genezen was, en voor het eerst begon naar God te luisteren, kreeg ik niet de indruk dat God mij verweet dat ik zo lang niet had gebeden of uit de bijbel had gelezen. Ik ervoer geen veroordeling of afwijzing. Wat ik ervoer was een besef van de onvoorwaardelijke liefde van God, die mij zonder enig verwijt welkom heette. Ook later ervoer ik steeds weer dan mijn activiteiten tot gewoontes werden, en al snel als verplichtingen voelden. Een tijd lang maakte ik lange gebedswandelingen op de zondag. Daar ervoer ik heel sterk Gods aanwezigheid, maar uiteindelijk vond ik dat ik moest, en zodra dat er in sloop, kon ik het niet meer volhouden. Hetzelfde gold voor andere vormen die ik aanhield. Maar elke keer als ik na een tijd niet gebeden te hebben weer naar God terugkeerde en mezelf voor hem openstelde, ervoer ik alleen maar liefde en acceptatie. Ik ben Gods kind, niet zijn slaaf. En als mijn ouders niet minder van mij gaan houden als ik weken of maanden geen contact opneem, dan God al helemaal niet. Als de vader van de Verloren Zoon houdt hij zijn armen wijd open.

Later ben ik gaan beseffen dat ik tijdens mijn drie jaar zonder bidden niet verder van God verwijderd was dan de jaren daarvoor dat ik elke dag een half uur bad en vijf hoofdstukken uit de bijbel las. Sterker nog, ik geloof dat ik in mijn zwakte en onvermogen misschien wel dichter bij God was dan toen. Want mijn bidden en bijbellezen was religieus gedrag. Het ging mij om de vorm, de structuur. Om de ‘expectation’. Daar ontleende ik waarde en betekenis aan. Maar juist toen dat allemaal wegviel, had God ruimte gekregen in mijn leven. Ruimte om mij te vormen en te veranderen. Daar heeft hij het bidden en bijbellezen niet voor nodig!  Hij heeft alleen openheid nodig. En die openheid ontstaat waarschijnlijk pas als wij ons niet meer vastklampen aan vormen en structuren, aan uiterlijkheden, maar als wij onze leegte en onvermogen erkennen en voor God brengen. Oude schrijvers uit de kerk, met name Johannes van het Kruis, schrijven over de ‘donkere nacht van de ziel’. En ik geloof dat ze daarmee zoiets bedoelen: dat juist onze leegte, ons onvermogen en onze frustratie Hem de ruimte bieden zijn werk in ons te doen. Wanneer wij ons niet meer kunnen verschuilen achter onze religieuze verworvenheden, is God in staat waarachtig met ons om te gaan. Juist als het op geen enkele manier van ons afhangt, kan God als held in ons leven optreden. God werkt misschien het meest in ons als we niets van Hem ervaren, als de hemel van koper lijkt en we het moeten stellen zonder woorden, beelden of bemoedigingen. Niet dat die momenten er niet mogen zijn, maar het zijn slechts uiterlijkheden, het zijn slechts vormen van de relatie en niet de relatie zelf. Nogmaals: de relatie is realiteit, en is op geen enkele manier van ons afhankelijk, maar alleen van God zelf.
Het is mijn vaste overtuiging dat als wij werkelijk gaan geloven in de onwankelbare realiteit van Gods liefde voor ons en zijn werk in ons, die op geen enkele manier van onze inspanning, onze vormen en structuren afhankelijk is, dat we er dan naar gaan uitkijken om Hem te ontmoeten, dat we dan onze oren spitsen en onze ogen open houden om hem te horen en te zien in onze gesprekken met vrienden, in films en boeken, en in die stille momenten dat we luisteren met ons hart, dat we dan gaan genieten van al de manieren waardoor hij zich openbaart: de bijbel, de natuur en andere mensen. Dat we dan niet kunnen wachten om ons hart voor hem te openen, keer op keer, en af te wachten op welke manier Hij zich aan ons zal laten zien. Dan zal onze relatie met Hem vorm krijgen op basis van ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.

Andere planeten, orca vs. haai, slechte films, liefdevolle relaties en welvaartsevangelie

Berekeningen laten zien dat er nogal wat planeten zijn in ons sterrenstelsel alleen (de 200 miljard andere sterrenstelsels niet meegerekend) waar leven zou kunnen voorkomen. 

Over leefbare planeten gesproken: een planeet hoeft niet eens om een ster te draaien om potentieel leven te bevatten.

Over leven dat overleeft in de diepte gesproken: Sommige van de meest geisoleerde biotopen op Aarde bevinden zich drie kilometer onder de aardkorst - daar zitten namelijk waterbellen die al vele miljoenen jaren van de buitenwereld afgesloten zijn geweest, maar waarin wel zogenoemde 'extremofiele levensvormen' leven. Gaaf.

Op het niveau: gevecht tussen T. rex en Triceratops: orca doodt witte haai! Doet me denken aan die scene in volgens mij Jaws 2, waarbij er een orca wordt gevonden die door een haai is aangevreten.

Deze korte film komt dicht in de buurt van een verhaal dat ik nog wil schrijven voor mijn verhalenbundel.

Is het bewezen dat films slechter worden? Er komt er een aan, getiteld: Zombies vs. Robots. Bewijs genoeg, toch?

De Naked Pastor waarschuwt dat gebrek aan respect het eerste teken is dat een huwelijk zal falen. Hetzelfde geldt volgens hem voor andere relaties, zoals die in de kerk.

Volgens Wayne Jacobson zijn liefdevolle relaties plekken waar we kunnen groeien. Maar dat betekent wel dat we ons er actief voor moeten openstellen: "Relationships won’t come to you; you have to go to them. All our coping mechanisms of the flesh isolate us by making us defensive around people we don’t know and don’t trust. If grace does anything in us, it makes us more relational people, willing to take the risk to engage others in conversation, even if the relationship goes no where. Spiritual growth makes us willing to risk an evening just to get to know someone, and even rejection if in the end they don’t want to know us better."

Internetmonk kijkt kritisch naar de boodschap van Joyce Meyer, die de dood van haar broer aangrijpt om te verkondigen dat Jezus de mensen helpt die zelf initiatief nemen. Maar dit is niet het evangelie uit de bijbel. "Jesus announced, “Blessed are the poor in spirit”—the ones who have nothing to offer, who are spiritually bankrupt, who have no “wiggle” whatsoever in them.  They are the prisoners who can do nothing to set themselves free, the incurably blind, the lame who cannot move move a muscle to get into the pool when the angel stirs the waters. The message of self-righteousness has nothing to offer these people—who by the way represent all of us, you and me, and everyone who walks the face of the earth." In de comments ontmaskert iemand de achtergrond van de zelfhulpgedachte: "This really is a family tragedy played out through different but quite similar compulsions. I have seen people scarred by family dysfunction acting out their pain to the end of their lives. Religion can be as much of a coping mechanism as drugs and alcohol. It masks the pain. That should be a wake-up call for all of us."

maandag 21 februari 2011

Filmbespreking: The Reader

Geheimen kunnen de loop van je leven bepalen. Schaamte kan leiden tot het einde van relaties, vereenzaamde kinderen en destructief gedrag naar anderen en jezelf. Ze zet je gevangen, soms letterlijk. Bevrijding komt pas als we eerlijk durven zijn over onze tekortkomingen en het aandurven anderen een deel te laten dragen van het gewicht dat wij in stilte op onze rug torsen. Dat is een van de thema’s van The Reader.
Ik zag de film bij vrienden afgelopen weekeinde. Het thema van eerlijkheid en het loslaten van onze controle over onze geheimen als instrument van bevrijding keerde regelmatig terug. Nu ben ik er de laatste weken so wie so al veel mee bezig, wat is terug te lezen in mijn blogberichten. Ik las bovendien zaterdagnacht, toen ik niet kon slapen vanwege rugpijn, in het boek Bo’s Cafe, over een man die moet leren anderen bij zichzelf binnen te laten, wil hij zijn leven weer op de rails krijgen. Hij leert wat het is om deel te zijn van een gemeenschap van genade, waar iemand die zijn hart opent en eerlijk is over zijn falen, merkt dat mensen daardoor niet minder van hem gaan houden, maar misschien wel meer. Zo’n gemeenschap communiceert de aanvaarding van God, die ons ziet als geliefde kinderen, in wie hij welbehagen heeft, en niet als misdadigers van wie Hij een afkeer heeft. Als heiligen en niet als zondaars. Onze eigen gerechtigheid of het ontbreken daaraan heeft niets bij God in te brengen. Er is geen veroordeling. Hij belooft dat Hij ons in zijn leven laat delen. Dat geeft ons de vrijheid datgene los te laten wat we zo hard vastklampen en het risico te nemen ons door anderen te laten liefhebben. En als we dat doen verliezen die geheimen, die gebeurtenissen waar we ons al jaren voor schamen, de pijn die we proberen te verbergen, onze zonden waar we niet aan willen denken, de vernietigende invloed die ze uitoefenen op ons leven.
Dat thema kwam ook terug in de huiskerkbijeenkomst op zondagmorgen, waarbij iedereen iets bijdroeg aan het geheel. Was het dus toeval dat mijn vrienden en ik voor deze film kozen? Of lazen we er iets in dat de filmmakers nooit bedoeld hebben? Dat laatste zou trouwens niet eens erg zijn - iemands werk betekent altijd meer dan de maker ervan zich bewust is. Maar in dit geval is het vrij zeker dat ik het met mijn interpretatie bij het rechte eind heb: al vroeg in de film zien we de hoofdpersoon tijdens een literatuurles, en toevallig is het thema juist 'geheimen' en hoe die bepalend zijn voor de literatuur. Je kunt er donder op zeggen dat wanneer er in een film een scène zich afspeelt op school, in de collegezaal of iets vergelijkbaars, het ‘toevallig’ juist gaat over de achterliggende gedachte (anders zou er ook geen reden zijn die scène in het script op te nemen). Het is een beetje een goedkope techniek, maar aan de andere kant geeft hij wel sleutels om de film te lezen.

Het is een mooie film, die de vernietigende invloed van de geheimen van de hoofdpersonen over de decennia heen, aangrijpend in beeld brengt. De motivatie van de personages is vooral aan het eind van de film wat onduidelijk, maar wellicht is dat ook de bedoeling, omdat ze zelf ook niet altijd weten waarom ze reageren zoals ze reageren (dat heb je als je geregeerd wordt door je geheimen). Als kijker hadden mijn vrienden en ik echter iets meer nodig om hun keuzes te begrijpen. Op internet vond ik dit commentaar ook: dat de hoofdpersonen in de film keuzes maakte die het tegenovergestelde waren dan wat ze geleerd leken te hebben. Wat hier een rol speelt is dat een deel van de thematiek uit het boek (niet gelezen) in de film is weggelaten, namelijk het feit dat een van de personen pas later in het leven de realiteit van de holocaust leert begrijpen, wat betekent dat de eerdere keuzes van deze persoon meer door naïviteit waren getekend dan het nu lijkt.
De film was naar mijn bescheiden mening ook wat onevenwichtig in opzet. Het begin was vrij expliciet seksueel getint, wat mijn vrienden en mij er toe bracht wat ongemakkelijk grappige opmerkingen te maken. Dat de hoofdpersonen een intieme relatie hadden, had wat mij betreft ook wat subtieler in beeld gebracht kunnen worden. Als ik de film in mijn eentje had gekeken, had ik hem waarschijnlijk in het eerste half uur uitgezet. Gelukkig bleek de rest van de film meer een rechtbankdrama en ik had er uiteindelijk geen spijt van hem gezien te hebben. Ik moet wel zeggen dat ik me verbaasde over de leeftijdskeuring: ‘voor 12 jaar en ouder’. Echt? Daarvoor leken mij de scènes veel te expliciet en een van de karakters veel te jong (in de Verenigde Staten zou de dame vervolgd kunnen worden vanwege misbruik van een minderjarige). Laat ik het zo zeggen: dit is geen James Bond-film. Wel is de film, dat moet worden gezegd, goed geacteerd, met een prachtrol voor Kate Winslet, een gevoelig optreden van Ralph Fiennes en een gastrol voor Bruno Ganz. Ik maak wel de kanttekening dat mij vrienden Kate Winslet als oude dame niet altijd overtuigend vonden overkomen, maar ikzelf stoorde me daar niet aan.

Michael groeit op in het Duitsland van na de oorlog. In 1958, als hij 15 jaar oud is, loopt hij roodvonk op. Hij wordt geholpen door een vrouwelijke tramconducteur, Hanna, die twee keer zo oud is als hij. Als hij eindelijk beter is, wil hij haar voor haar hulp bedanken. Door toevallige omstandigheden (als het toeval is) ziet hij hoe Hanna zich omkleedt. Hij krijgt gevoelens voor haar, die zij niet ontmoedigt, en er ontstaat een seksuele relatie. Al snel brengt Hanna hem zo ver dat hij haar voor ze seks hebben voorleest uit de boeken die hij bestudeert. Ze weigert echter steevast hem voor te lezen. Michael is door Hanna geobsedeerd. Hij is dan ook geschokt als hij op een dag in haar appartement komt en het blijkt te zijn leeggehaald. Hij ziet haar pas weer acht jaar later, tijdens zijn studie rechten, als hij een seminar volgt over de nazi-tribunalen die dan gaande zijn. Verschillende kampbewaaksters uit Auschwitz staan terecht, en een van hen is Hanna. Gaandeweg het proces komt Michael er achter dat hij beschikt over informatie die de uitspraak zou kunnen beïnvloeden, namelijk dat Hanna niet kan lezen of schrijven. Moet hij die informatie delen met het hof, en er zo voor zorgen dat een kampbewaakster minder straf krijgt dan anders het geval zou zijn geweest? Of moet hij het voor zich houden, en toezien hoe zijn geliefde voor vele jaren het gevang in gaat? En moet hij dan toegeven dat hij als jongen een relatie had met iemand die schuldig is aan de holocaust? Wat hij ook kiest, hij zal zijn leven nodig hebben om te leren omgaan met de gevolgen.

Het opvallendste geheim in deze film is dat van Hanna. En ze is bereid erg ver te gaan om het geheim te houden. Zo groot is de kracht van schaamte. Het is duidelijk dat Hanna zich minderwaardig voelt omdat ze niet kan lezen. Er is een scene waarbij ze probeert van een kaart te bestellen en opzij kijkt naar kinderen die zomaar kunnen lezen. Haar afkeer van zichzelf is duidelijk zichtbaar. Vreemd genoeg neemt ze in haar leven kennelijk nooit het initiatief om te leren lezen en schrijven, hoewel er in die tijd toch ook wel mogelijkheden voor moeten zijn geweest. Ze had zelfs aan Michael kunnen vragen het haar te leren. Maar dat is een van de effecten van schaamte: het weerhoudt je ervan hulp te zoeken. Dat gold ook voor mijn aarzeling om naar de tandarts te gaan. Ik schaamde me ervoor dat ik niet geweest was, was bang voor veroordeling, en bleef dus nog langer weg. Maar schaamte leidt er ook toe dat mensen anderen gaan manipuleren om toch in hun behoeften te voorzien. Hanna wil niet toegeven dat ze iets niet kan, en wil niet anderen om hulp vragen, maar ze geniet wel van verhalen. Dus zoekt ze manieren om  dat te kunnen volhouden, zonder haar geheim te hoeven verklappen. Dat begint in het concentratiekamp. Maar ze doet hetzelfde bij Michael. Het is duidelijk wie in hun relatie de macht heeft - hij is door haar geobsedeerd. Ze hoeft hem maar te dreigen hem haar lichaam te onthouden of hij doet alles voor haar. En voor hem lijkt het voorlezen maar een klein offer. Maar ze is niet werkelijk in hem geïnteresseerd: ze vraagt niet naar hem of zijn verjaardag, en deelt geen informatie over zichzelf. Hij wordt gebruikt. Ja, zelfs misbruikt. Hanna’s schaamte beschadigt dus niet alleen zichzelf, maar ook anderen. Haar zelfbescherming heeft negatieve gevolgen die zich als een olievlek uitbreiden door de generaties. Wat zou er niet zijn veranderd als ze haar geheim had durven delen ... Maar ze durft het niet. Als Michael haar vraagt wat ze in de gevangenis heeft geleerd, zegt ze dat ze heeft leren lezen - maar ze neemt niet de verantwoordelijkheid voor wat ze heeft gedaan, in de tweede wereldoorlog, of in zijn jeugd. Ze blijft haar schaamte binnenhouden.  Ze laat zich niet helpen.

Het is bekend dat (seksueel) misbruik, of manipulatie op dit gebied, het leven van mensen ingrijpend kan beïnvloeden. Vooral het geheime karakter ervan. Michael leidt een dubbelleven. Naar zijn ouders en klasgenoten houdt hij vol dat hij wegblijft omdat hij moet studeren, terwijl hij ondertussen in het appartement van Hanna is. Ergens is het natuurlijk spannend om iets te weten dat niemand anders weet. Het geeft misschien zelfs een gevoel van superioriteit. Maar het brengt ook scheiding teweeg. Zijn familieleden zien nooit zijn ware zelf, hij kan nooit zijn hart openen (zijn moeder zou niet blij zijn met wat hij te vertellen had). Maar door het houden van het geheim beschadigt hij tegelijk zijn familie, hoewel hij denkt dat hij niemand kwaad doet. Want zijn familie ziet dat hij iets verbergt - volgens mij hebben moeders daar een zesde zintuig voor - en dat leidt tot spanning in de relaties. Onderwerpen worden angstvallig vermeden. Mensen lopen op eierschillen. De bom kan elk moment barsten. Ook hier breidt de cirkel van schaamte zich dus uit.
Bovendien is Michael niet in staat echte relaties aan te gaan met andere vrouwen, ook niet als Hanna al lang uit zijn leven is verdwenen. Niet alleen vergelijkt hij elke liefde met de stormachtige affaire uit zijn jeugd, hij houdt ook een essentieel deel van zijn leven angstvallig verborgen. Hij kan zichzelf niet laten kennen. Hiermee begint de film, als een vrouw de volwassen Michael ervan beschuldigt nooit werkelijk aanwezig te zijn. Dat doen geheimen. Zelfs zijn relatie met zijn dochter is verstoord. Hij is een afstandelijke vader. En wat het erge is: zij denkt dat het haar schuld is, dat zij de reden is voor de afstand tussen hen. En dat heeft ze nooit met haar vader kunnen delen. Zijn geheim en zijn schaamte daarover, leidden tot een geheim bij iemand anders, en de daarbij horende schaamte. De schaamte te denken dat je vader afstand bewaart omdat er kennelijk iets met je mis is ... Iets dat pijnlijker is, bestaat haast niet. En zo kan de cyclus van de schaamte zich tot in het oneindige voortzetten.

De enige manier om de kracht van geheimen te verbreken, is door ze te delen. Natuurlijk niet met iedereen - niet iedereen is met je schaamte te vertrouwen. Maar wie zijn geheimen niet deelt, wie niet anderen toelaat bij zijn schaamte, zorgt ervoor dat de donkerte in zijn binnenste blijft woekeren en zwarte vruchten draagt. Maar als iemand zijn geheim deelt bij veilige mensen, die niet veroordelen, maar ook de ernst van het geheim niet ontkennen, verliest het zijn macht over hem of haar. Dan ervaart de persoon in kwestie dat hij geliefd is als persoon, ook met datgene dat hij zo lang met zich heeft meegedragen. En dan ontstaat de ruimte om te veranderen. Het geheim delen betekent je verantwoordelijkheid te erkennen, anderen (waar nodig) om vergeving te vragen voor de schade die je geheim onbedoeld bij hen heeft aangericht, en ten slotte om jezelf en de verloren jaren en beschadigde gebieden in je leven te accepteren. Dan kun je opgelucht adem gaan halen en een nieuwe start maken. Dit is volgens mij de betekenis van wat Paulus schrijft in Efeze 5: "Wat in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden. Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar, en alles wat openbaar wordt, is zelf licht."
Dat is waar Michael aan het eind van deze film voor lijkt te kiezen.

zondag 20 februari 2011

'Expectation' versus 'Expectancy' 1: de basis van relaties

In het boek The Shack van William Paul Young (Nederlands: De Uitnodiging) heeft de hoofdpersoon een ontmoeting met God. Een weekeinde lang verblijft Mack in een blokhut bij de Drie-Eenheid. Hij geniet van de spontane interactie tussen de vader, de zoon en de heilige geest, heeft gesprekken, nu eens over diepe, dan eens over oppervlakkige onderwerpen, kijkt naar de zonsondergang met ze, lacht en wordt geconfronteerd met de diepe wortels van zijn eigen pijn en zelfzucht. Mack wordt opgenomen in de gemeenschap die er was voor de tijd begon, en -als een verdwaalde reiziger die in het feeënland verzeild raakt- blijkt door die ervaring te zijn veranderd. Dat de drie personen van de drie-eenheid daadwerkelijk personen zijn, is voor hem geen abstractie meer, maar ervaren werkelijkheid. Er komt echter ook een eind aan deze fysieke ontmoeting. Mack vraag zich vervolgens af hoe een persoonlijke relatie met God er uitziet in zijn normale, dagelijkse leven. Hij ging namelijk wel naar de kerk, maar dat deed hij vooral omdat je dat als christen nou eenmaal moet. Hij zong liederen, las uit de bijbel, hield stille tijd, omdat hij meende dat God dat van hem verwachtte. Het hoorde erbij. Als hij het niet elke dag deed, schoot hij tekort. Maar hij ervoer al deze activiteiten niet als een daadwerkelijke ontmoeting met God. Hij veranderde er ook niet door. Hij werd er alleen maar moe van, en voelde zich schuldig over zijn gebrek aan enthousiasme.
In het boek helpt God hem door een verschil te maken tussen twee verschillende motivaties voor relaties. De eerste is ‘expectation’, de andere is ‘expectancy’ (beide zouden we in het Nederlands vertalen als ‘verwachting’). Je kunt in een relatie iets doen omdat het van je verwacht wordt, of je kunt het doen omdat je er veel van verwacht. Het eerste wordt al snel een verplichting of een sleur. Het kost je energie, en je gaat er weerstand of weerzin tegen voelen. Dit is motivatie van buitenaf, die je door jouzelf of anderen wordt opgelegd. Het tweede: iets doen of elkaar ontmoeten omdat je er naar uitkijkt, of er hoge verwachtingen van hebt, leidt tot vrijheid. Je hoeft jezelf er niet voor onder druk te zetten, patronen worden geen sleur of verplichting en je kunt voor verrassingen komen te staan. Het is een motivatie van binnenuit, gebaseerd op verlangen. Ik geloof dat God de voorkeur geeft aan het tweede: voor zijn relatie met ons, maar ook voor onze relatie met elkaar.

Een voorbeeld maakt het waarschijnlijk duidelijker. Een paar jaar geleden realiseerden een goede vriend en ik dat we elkaar niet meer zoveel zagen als daarvoor. Maar we wilden niet dat we uit elkaar zouden groeien of dat onze vriendschap een zachte dood zou sterven. Dus maakten we de principe-afspraak dat we elkaar elke twee weken zouden zien op de dinsdagavond. Een tijd lang was het om de beurt bij mij of bij hem, later was het vaker bij mijn vriend, omdat ik meer reistijd had. Omdat ik toen al wat huiverig was voor verplichting had ik aangegeven dat ik er de voorkeur aan gaf als we het wel steeds van te voren zouden afspreken. Ik belde dus steeds het weekeinde voor de volgende ontmoeting op om de afspraak te finaliseren. Het was een tijd lang erg gezellig en goed om mijn vriend elke twee weken te treffen. We hadden goede gesprekken, keken goede films en deden leuke spellen. Maar uiteindelijk kwam het ook voor dat we elkaar niet zo heel veel te zeggen hadden. Bovendien merkte ik dat ik ook wel eens iets anders wilde afspreken op de dinsdagavond. Maar ik voelde me aan onze afspraak vastzitten. Op een keer besloot ik om niet van te voren op te bellen, maar zonder contact te komen, onaangekondigd dus. Mijn vriend bleek op me te hebben gerekend. Hij verwachtte dat ik zou komen, ook zonder afspraak. (Dat is natuurlijk niet meer dan normaal, als je zo’n gewoonte hebt). Ik voelde me nu echter klem zitten - onze afspraak voelde voor mij nu als een verplichting. Maar toen ik twee weken later mijn vriend belde om af te zeggen (en aan te geven dat ik liever spontaan afsprak), werd hij boos. Dat was voor mij helemaal de druppel. We hebben het wel weer bijgelegd, maar we ontmoeten elkaar niet vaak meer.
Niet lang daarna intensiveerde mijn contact met een andere vriend. Nadat we samen op reis waren geweest door de Verenigde Staten besloten we dat we elkaar vaker zouden treffen bij onze favoriete koffieplek in Delft. Maar al bij het begin hebben we tegen elkaar uitgesproken dat het nooit verplicht zou zijn. We zouden het steeds van te voren afspreken, en niet een minimale frequentie bepalen. We zouden bij elkaar komen omdat we het wilden, niet omdat we het moesten. En zo werkt het tot nu toe ook. Soms ontmoeten we elkaar maanden lang elke week wel een keer bij de Coffee Company, soms werken onze agenda’s niet mee en gebeurt het dat we elkaar anderhalve maand niet treffen. Dat stoort niet - of we elkaar nu elke week zien, of om de maand: we accepteren elkaar en luisteren naar elkaar. En we veroordelen elkaar er niet om. We kunnen ook afwisselen. Soms spreken we bij elkaar af, soms op een terrasje (vooral in de zomer) - ook de locatie staat voor ons dus niet vast. We spreken met elkaar af omdat we ernaar uitkijken elkaar te zien, we genieten van ons samenzijn. Als dat niet meer het geval zou zijn, zouden we de afspraak niet in stand houden.
Ik zeg niet dat structuur verkeerd is, maar het gaat niet om de structuur. Zodra de structuur de relatie gaat bepalen, en je dingen gaat doen omdat de afspraak of de structuur het van je verwacht, ben je niet meer vrij om van elkaar te houden. Maar als je met elkaar afspreekt (wat ook een structuur of vorm is) op een bepaalde plaats, omdat je allebei ernaar uitkijkt elkaar te ontmoeten, maakt de structuur de relatie mogelijk, zonder dat de vrijheid verdwijnt.

Volgens mij geldt dit principe ook voor het leven van de kerk. Voor veel christenen is kerk iets geworden waar ze naar toe gaan omdat het van ze verwacht wordt, omdat het erbij hoort, omdat je als je niet gaat geen goed christen bent. Zondagochtend zit je in de kerkbanken, en o wee als je de dienst laat schieten. En de echt toegewijde christen is ook nog eens bij de bidstond, de bijbelstudie en de tweede dienst op zondag. Of je nu wordt aangesproken door de preek, of je nu houdt van zingen, of je de mensen nu mag of niet: het doet niet werkelijk ter zake. Over kerkgang is niet te onderhandelen. Als mensen niet meer naar de kerk gaan wordt er daarom vaak een beroep gedaan op hun geweten. Weten ze niet wat Paulus zegt over het verzuimen van de onderlinge bijeenkomst? Lopen ze niet het gevaar weg te glijden en het geloof te verliezen? Beseffen ze niet dat ze andere mensen pijn doen en afwijzing laten ervaren? Zijn ze niet gewoon schuldig aan ongehoorzaamheid en hebben ze niet gewoon een probleem met autoriteit? Maar weinig mensen vragen oprecht naar redenen waarom iemand niet meer op zondag in de dienst komt. Het is een kwestie van ‘expectation’. De vorm, de structuur, is het doel geworden en niet langer slechts een middel.
Maar de gemeenschap van gelovigen kan ook ontstaan uit ‘expectancy’. Zoiets ervaar ik in de groep met wie we na de kerk koffie drinken. Niemand is verplicht erbij aanwezig te zijn, er worden geen lijstjes bijgehouden en er is geen minimaal bezoek afgesproken. Wie wil, mag komen. We verzamelen op een vaste plaats, en ongeveer op een vaste tijd. De ene keer zitten we er met z’n tweeen, andere zondagen zijn er tien of meer mensen samen. De ene keer gaan de gesprekken de diepte in, en delen we het geloof met elkaar, andere momenten komen vooral de koetjes en kalfjes aan bod. Er is geen agenda, geen vooropgezet doel. We leven met elkaar, en we ontmoeten elkaar omdat we ons leven met elkaar willen delen. En soms organiseren we andere activiteiten, een etentje, een dagje uit, omdat we genieten van elkaars gezelschap. En we verwelkomen nieuwe mensen, of ze nu een keer komen, of vaker.
Onze koffiegroep is geen kerk, maar wel een organisch geheel van relaties tussen gelovigen, waar het koninkrijk van God in zichtbaar wordt. Ik zie hetzelfde functioneren in een huisgemeente in Almere, waar ik nu een paar keer te gast heb mogen zijn. Deze mensen spreken wel af dat ze elkaar zien, maar leggen het niet tot maanden in het voren vast. De ene keer zijn er op een ‘meeting’ vier mensen, de andere keer tien. De ene keer wordt er vooral gezongen, de andere keer wordt er uit de bijbel gedeeld, de andere keer wordt er voor elkaar gebeden. De liefde van God staat centraal. Maar verder moet er niets. Als er eenvoudig koffie wordt gedronken is dat ook goed. En na de ‘meeting’ wordt er samen gegeten: iedereen neemt wat mee, de kinderen spelen en gillen en rennen, en ondertussen gaan de gesprekken alle kanten op: van diep en persoonlijk, tot oprecht vrolijk lachen. Deze mensen houden van elkaar en genieten ervan om met elkaar samen te komen. Door dik en dun ervaren ze steeds dat God in hun contacten aanwezig is, dat Hij ze woorden geeft die anderen inspireren en dat Hij in hun bijeenkomsten de draden van hun levens door elkaar weeft, zodat ook al brengt iedereen iets anders mee, er toch een eenheid ontstaat. De groep staat soms voor de verleiding er een instituut van te maken, iets dat ze zelf tegen elke prijs in stand moeten houden, maar dat weten ze te weerstaan. Ze komen samen omdat ze dat willen, niet omdat ze dat moeten, en ik geniet ervan er af en toe deel van uit te maken. Mijn hoop is dat in mijn omgeving een dergelijke gemeenschap ontstaat, van gelovigen die enthousiast zijn over de onvoorwaardelijke liefde en vrije genade van God en uit dat enthousiasme bij elkaar willen komen om elkaar te bemoedigen. Ik geloof dat God dit als realiteit voor de kerk heeft bedoeld.
Nota Bene: ik weet dat er mensen zijn die heel erg van de traditionele dienst genieten en die er naar toe gaan omdat ze dat willen, en ernaar uitkijken. Hen wil ik ook niet tegenhouden. Ik heb niets tegen vorm of structuur, sterker nog: de groep van mijn vrienden in Almere kan ook niet bestaan zonder een zekere vorm en afspraken. Maar de vraag is of de structuur of vorm dienend is aan de relatie, of dat het eigenlijk gaat om het in stand houden van de vorm. Dat laatste is in mijn ervaring een belangrijke motivatie in veel kerken, en volgens mij de omgekeerde wereld. De structuren zijn volgens mij niet blijvend, alleen de liefde blijft.

In een volgend bericht hoop ik te kunnen beschrijven hoe dit principe van toepassing is op onze relatie met God, die niet wil dat we contact met hem hebben op basis van verplichting en schuldgevoel, maar die ons wil ontmoeten omdat we naar Hem verlangen.

zaterdag 19 februari 2011

Vleesetende planten, evolutie, Ubik, Pinokkio, overspannenheid en alverzoening

635 miljoen jaar geleden ontstond er een kortstondige opbloei van diversiteit van leven tussen zuurstofarme periodes in ... die eindigde toen de zuurstofconcentraties instortten, zo snel dat de fossiele zeewieren met wortels en al bewaard bleven. Kijk hier voor een aantal fraaie computeranimatiefilmpjes over het leven in het Cambrium.

Hoe het blaasjeskruid zijn prooien vangt - deze vleesetende plant is eigenlijk net zo bijzonder als de Venus' vliegenval. Tijd om mijn 'vleesetende planten kweekpakket' eens te gaan uitpakken!

Een voorbeeld van hoe snel evolutie kan gaan: vissen in de Hudson rivier verkregen een mutatie waardoor ze bestand waren tegen gifstoffen.

Michel Gondry (creatieve filmmaker) verfilmt Ubik van Philip K. Dick.

En Guillermo del Toro werkt samen met de Henson studio om een 'stop motion' versie van Pinokkio te maken.

Een nieuwe trailer voor superheldenfilm Thor. Episch. Met monsters!

Het verschil tussen Jezus' evangelie en het zelfhulpevangelie.

Deze blogger vertelt hoe mede door zijn overspannenheid het beeld van een superchristen voor hem in duigen viel. Wat hij daarvoor in de plaats vond was vrijheid: "Ware vrijheid is niet een keurslijf van regeltjes en wetten, het is niet uit plichtsgevoel en schuldbesef de bijbel gaan lezen of als een boer met kiespijn stille tijd houden. Vrijheid is een speeltuin! Van God mag ik alles doen. En omdat ik van Hem houd, doe ik uit vrije wil, uit liefde dingen die Hem blij maken. Niet meer omdat het moet of omdat ik me afvraag wat de superchristenen van mij zullen denken." Amen.

En Experimental Theology verdedigt de alverzoening (de leer die zegt dat uiteindelijk alle mensen gered worden) - niet vanuit soteriologische motieven, maar uit de vraag naar het lijden in de wereld. "Whenever you find a person who doesn't "get" universalism (not that they have to believe it, they just have to "get" it) you'll have person who doesn't "get" the problem of horrific suffering. The two, in my experience, are of a piece ... The more a person believes, the more deeply he experiences pain over the suffering in the world, and the more passionately he asks about God and the new creation."

vrijdag 18 februari 2011

Rotterdam vanaf het water

Ik fotografeer niet alleen maar wolkenluchten en bloemen en planten of zeepbelletjes van heel dichtbij. Laatst was ik met mijn familie een dagje in Rotterdam op het water. En zelfs daar was schoonheid te ontdekken.







woensdag 16 februari 2011

Planet X, energieke wespen, All Star Superman, fanatieke atheisten en zingeving

Schuilt er een grote gasplaneet in de Oortwolk (waar de kometen vandaan komen)?

Fascinerend: een wespensoort uit het midden-oosten zet zonlicht om in energie. Tot nu toe werd gedacht dat alleen planten en bacteriën dit konden via het proces van fotosynthese. De wesp blijkt gebruik te maken van de kleurstof xanthopterine. Het is de eerste diersoort waarvan bekend is dat die het licht van de zon gebruikt als energiebron, en dan niet alleen maar de warmte van de zon om op te warmen.

In 1000 voor Christus maakte een beschaving in Mexico al prachtige monumenten

De nieuwe Spider-Manfilm (getiteld The Amazing Spider-Man) gaat er steeds beter uitzien. 

Bovendien komt er een tekenfilm van mijn favoriete comicbook (in elk geval die ik de afgelopen tijd ontdekt heb): All Star Superman.

De top 25 horrorfilms volgens christelijke filmcritici.

Marillyne Robinson bepreekt het boek The God Delusion van Richard Dawkins.

Over atheisme: volgens Christianity Today zijn de redenen om niet te geloven net zo niet rationeel als die om wel te geloven. Veel van de enthousiaste atheisten blijken een slechte relatie met hun vader te hebben. Of ze willen niet geloven omdat ze hun leven niet willen veranderen op de manier die zou horen bij het geloof in een godheid. Ons gedrag beïnvloedt de manier waarop we denken, concludeert filosoof Alvin Plantinga. "Like everything else about us, our belief-forming faculties were designed to work a certain way. And given the appropriate conditions, we tend to form true beliefs about the things we perceive or reason about. But some things can impede cognitive function, and sin is one of these. The more we disobey and give ourselves over to vice, the less reliable our belief formation will be, particularly regarding moral and spiritual matters."

Op Jesus Creed wordt de vraag gesteld of de behoefte van de mens aan zingeving een argument is voor het bestaan van God. Daarvoor wordt de Joodse schrijver Victor Frankl aangehaald, die onder andere in het concentratiekamp heeft gezeten. Hij schrijft onder andere dat lijden zin moet hebben, wil het leven zin hebben: "Man’s search for meaning is the primary motivation in his life and not a “secondary rationalization” of instinctual drives. This meaning is unique and specific in that it must and can be fulfilled by him alone; only then does it achieve a significance which will satisfy his own will to meaning. There are some authors which will contend that meanings and values are “nothing but defense mechanisms, reaction formations, and sublimations.” But as for myself, I would not be willing to live merely for the sake of my “defense mechanisms,” nor would I be ready to die merely for the sake of my “reaction formations.” Er volgt een interessante discussie.

De Christian Monist vraagt zich af of er een grens is aan de hoeveelheid pijn die een mensenhart kan verdragen. Aan de hand van enkele aangrijpende voorbeelden maakt hij duidelijk dat we niet te snel een verklaring voor het lijden moeten zoeken. "The pain of loss here on earth is too great to dismiss under a narrative of all things work for the best. That verse is taken out of context. We should not make attempts to explain pain because to do such, is to diminish it.the hope of the true Christian isn't that our pain vanishes here or that we learn to "deal with it," but that we know someday, somewhere, somehow what's wrong will be made right again."

dinsdag 15 februari 2011

Filmbespreking: True Grit

Westerns in de bioscoop zijn een zeldzaamheid geworden. Niet alleen bij ons, maar ook in de Verenigde Staten, toch het land waar de western als genre vandaan komt. Er bestaat misschien de indruk dat het onderwerp uitgeput is geraakt. De western als genre beslaat een vrij beperkte tijdsperiode, voornamelijk de tweede helft van de negentiende eeuw, tot de opkomst van de industrialisering en de benzine-auto. De western speelt zich bovendien af op een vrij specifieke lokatie: het westen van de Verenigde Staten (daarom heten deze films ook ‘westerns’). De aankleding van westerns is dan ook vaak hetzelfde: kleine stadjes, mannen met cowboyhoeden, revolvers en paarden, koeien en indianen. De onderwerpen en verhalen zijn cliche’s geworden: de eenzame revolverheld, de strenge sheriff, de hebzuchtige rancher, de hoer met het hart van goud. Ze zij voer voor goedkope imitaties en parodieën. Is het nog mogelijk een oprecht verhaal te vertellen in deze setting en daarmee de verbeelding en het hart van mensen te raken?
Het antwoord op die vraag is vanzelfsprekend ‘ja’, want de kracht van een verhaal zit hem in het verhaal, niet in de setting waarin het verhaal geplaatst wordt. Een goed verhaal blijft goed, of het nu verteld wordt als western, als SF-film, of als Samurai-verhaal. Het eerste voorbeeld dat me te binnen schiet is het verhaal van de zeven helden, elk met een ander specialisme, die door boeren worden gevraagd tegen een luttel bedrag een dorp te verdedigen tegen een overweldigende meerderheid van uitbuiters. Filmkenners weten wel waar ik op doel. Aan de andere kant lenen sommige genres zich gewoon beter voor bepaalde verhalen. Neem het superheldenverhaal - de laatste tien jaar zijn er talloze superheldenfilms in de bioscoop verschenen, ook verhalen in een beperkte tijdsperiode, een vrij beperkte locatie, en vrij standaard karakters. De man in het kleurrijke pakje die even flamboyante schurken verslaat is ondertussen ook al rijp voor parodiering. Maar dat betekent niet dat er geen superheldenfilms meer gemaakt zullen worden. Voor een verhaal over een jonge man of vrouw, die zijn of haar onzekerheid overwint en leert verantwoordelijk om te gaan met de nieuw verworven kracht, blijft de superheld nu eenmaal het meest geschikte medium. En zo’n verhaal zal, als het goed wordt verteld, altijd een publiek vinden, ook al is men uitgekeken geraakt op de saaie, clichematige, slecht vertelde superheldenverhalen.
Zo is het ook met westerns. Er zijn bepaalde verhalen die het best kunnen worden verteld in de vorm van een western. En deze behoren tot de krachtigste verhalen die er zijn. Verhalen die gaan over de betekenis van rechtvaardigheid en moed, over het conflict tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Over wat mensen samenbindt en tot een eenheid maakt. De omgeving van de western - de uitgestrekte landschappen onder een blauwe hemelkoepel, de leegte van de prairies, de ongenaakbaarheid van de bergen, met daar tegenover de eerste dorpen en stadjes, waar de beschaving een voet aan de grond probeert te krijgen, en de natuur onder controle wordt gebracht - is hiervoor een ideaal decor. En de tijd ook: een tijd waarin mensen op hun eigen inventiviteit waren aangewezen, nog grotendeels moesten overleven van wat de natuur gaf, maar waar uit het oosten de techniek steeds verder opdrong. Een tijd ook waarbij de onschuldigen gevaar liepen en de invloed van de rechterlijke macht in veel gebieden nog beperkt was, een tijd waarbij het gevaar van allerlei kanten kon komen (de onvoorspelbare indianen bijvoorbeeld) en veel afhing van de moed van individuen. En ten slotte de archetypische karakters, die niet tot een cliché te hoeven worden teruggebracht om mensen aan te spreken. Het feit dat iets een cliché is, wil namelijk niet zeggen dat het niet waar is. Daarom kan ik een goede western op zijn tijd best waarderen. Op de blog SciFiCatholic vond ik de interessante opmerking dat westerns eigenlijk space opera’s zijn die zich afspelen in het oude westen van de Verenigde Staten. (Als je bedenkt dat Star Trek begon als een soort ‘Wagon train to the stars’ is het niet eens zo gek bedacht).

Toevallig is True Grit een western die inderdaad een goed verhaal vertelt, en een verhaal dat eigenlijk alleen in de vorm van een western verteld kan worden. Het is dan ook sinds Dances with Wolves de western die in de bioscoop het meest heeft opgebracht. Dat heeft deels te maken met de regisseurs: de broeders Coen, die bekend staan om hun geweldige dialogen, wrange gevoel voor humor en ontwikkelde vertelkunst. Ze weten ook altijd goede acteurs te strikken. Het schijnt dat ze dit keer veel van de dialogen uit het oorspronkelijke boek zo konden gebruiken. Maar dat doet niets af aan hun prestatie. Ze maakten een film die van begin tot moment boeiend is. Dat zei mijn filmmaat tegen me op de weg naar buiten: de film wist steeds te fascineren. Er gebeurt niet eens zo veel, op een paar schietgevechten na, die er nu eenmaal bij horen. Maar (las ik ook in een recensie op internet) de Coens beheersen de techniek om scenes op te bouwen: van humor, naar onderhuidse spanning, naar oprecht gevoel, naar geweld, terug naar humor, en als kijker wordt je langs al die emoties meegenomen. De acteurs dragen daar aan bij. Jeff Bridges speelt hier veel beter dan in Tron Legacy: hij bewoont zijn karakter. Maar Matt Damon is ook sterk. En vooral de jonge Hailee Steinfeld die een hard, berekenend meisje neerzet, maar toch ook haar jeugdige kwetsbaarheid weet over te brengen. Prachtig. Verder werden er dingen in beeld gebracht die ik vaak genoeg had gelezen in verhalen, maar nog niet eerder in een film had gezien (zoals met het paard. Meer verklap ik niet). Zoals in veel westerns zijn er ook weer prachtige beelden van Amerikaanse landschappen (waar ik sinds ik er zelf geweest ben eigenlijk geen genoeg kan krijgen). En de muziek mag er ook wezen, met een grote rol voor enkele oude hymnen. ‘Rustend in Jezus’ armen’ zal voor mij voortaan wel met deze film geassocieerd zijn.

De film begint met de aankomst van Mattie Ross op het treinstation in Fort Smith. Ze is er om het lichaam op te halen van haar vader, die is neergeschoten door de hulp die hij had ingehuurd. Maar als ze die formaliteit heeft afgehandeld, weigert ze naar huis terug te keren. Ze wil namelijk zien dat er gerechtigheid geschiedt. Als de sheriff weigert de moordenaar van haar vader te achtervolgen op Indiaans grondgebied, huurt ze daar zelf wel iemand voor in. Het wordt Reuben Cogburn, een U.S. Marshall, die zijn doelwitten liever dood dan levend binnenhaalt. Ze weet hem zelfs zo ver te krijgen dat hij haar meeneemt, hoewel hij liever geen meisje van veertien als een blok aan zijn been wil hebben hangen. De twee worden vergezeld door de Texas Ranger LaBoeuf, die op zoek is naar dezelfde man, en hem in Texas voor het gerecht wil brengen, zeer tegen de zin van Mattie in. Al snel blijkt dat hun doelwit zich heeft aangesloten bij een bende die zich schuilhoudt in een oude zilvermijn. Om het tegen hen op te nemen zullen ze, hoe verschillend ze ook zijn, met elkaar moeten samenwerken ...

In een discussie op filmforum Arts and Faith las ik de interessante opmerking dat deze film ‘is’. Het is niet een film die gemaakt is om een boodschap over te brengen. Het verhaal is geen commentaar op onze maatschappij, geen metafoor of allegorie. Het is eenvoudig een goed verteld verhaal. De film volgt de karakters, en geeft ze de ruimte om zichzelf te zijn. Het zijn echte personen, geen karikaturen. En in het slot wordt er geen moraal aan het verhaal opgedrongen. Het einde ‘is’ er, en de kijker mag er zijn eigen conclusies over trekken. Ik denk echter dat verhalen zonder vooropgezet ‘doel’, verhalen die niet zijn gemaakt om mensen van een punt te overtuigen, de beste verhalen zijn, en ook het meest stof tot nadenken geven. En deze verhalen wijzen bovendien soms het duidelijkst naar het Grote Verhaal. Zo schreef J.R.R. Tolkien zijn epische boeken ook niet om een punt te maken, de wereld te veranderen, of mensen te bekeren. Hij wilde eenvoudig goede verhalen schrijven. En zijn verhalen veranderden de wereld en bekeerden de mensen.
Dit verhaal gaat op het eerste gezicht over gerechtigheid. De film begint met een tekst uit de bijbel - ‘de zondaar vlucht, ook als niemand hem vervolgt’. En in haar openingsmonoloog stelt Mattie dat de moordenaar van haar vader zijn verdiende loon niet zal ontlopen. Hij moet gestraft worden. “In dit leven is niets gratis, alleen de genade van God.” Maar wie zo op gerechtigheid gefocust is, zal noodzakelijkerwijs een scherpe scheidslijn tussen goed en kwaad hanteren, de wereld verdelen tussen helden en schurken. Het blijkt echter dat dit helemaal niet zo makkelijk is. Reuben Cogburn is in moreel oogpunt geen uitblinker: hij verschijnt voor het eerst in een rechtszaak waar hij ervan wordt beschuldigd mensen in koelen bloede neer te schieten. Bovendien is hij in de burgeroorlog betrokken geweest bij een verdachte terroristische groep. Hij geeft later zelf ook toe ooit een bank te hebben beroofd. Ook de lei van Texas Ranger LaBoeuf is niet hagelschoon. Hij is wel erg vol van zichzelf, vertelt sterke verhalen, en zoals zijn rinkelende sporen laten zien geeft hij behoorlijk veel om zijn voorkomen. Aan de andere kant beschikken ook mensen aan de andere kant van de wet over goede eigenschappen. Vooral bendeleider Lucky Ned Pepper (Gespeeld door Barry Pepper, de biddende sluipschutter uit Saving Private Ryan) toont zich eerlijk en betrouwbaar. Hij is een man van zijn woord, die Mattie wel met enig respect behandelt. Op een grijze wereld kun je niet makkelijk de zwart witte lineaal van de rechtvaardigheid leggen, ook al niet omdat je zelf ook nooit zo ‘wit’ bent als je zelf denkt. Want wordt Mattie slechts gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel, of is ze eigenlijk uit op wraak? Wie het toch doet, berokkent zichzelf en anderen schade. In dit geval sterven er acht mensen door Matties vasthoudendheid, van wie minstens een (de jonge man in de hut, voor wie de film gezien heeft) redelijk onschuldig overkomt. En ook voor Mattie zelf heeft haar daad gevolgen. Ze raakt iets van zichzelf kwijt.
Dit is een boodschap die in meer van de Coen-films terugkomt - de futiliteit van onze strijd tegen het kwaad als gevolg van onze eigen zwakheid en gebrokenheid. De regisseurs laten ons lachen om onszelf als een boer die kiespijn heeft. Maar in deze film breekt de genade door. Mattie zei het zelf al: niets is gratis, alleen de genade van God. En zonder dat iemand erom gevraagd heeft, ontvangen de karakters in de film genade. LaBoeuf weet op een kritisch moment een doelwit te raken op een afstand waarop het hem niet eerder gelukt is. Hij is er zelf verbaasd over. Hij begint een verhaal op te hangen over de technische specificaties van zijn geweer, maar het feit is dat hij juist daarvoor een gebed van twee woorden fluisterde: ‘Help me’. En even later daalt Cogburn uit de hemel neer om Mattie te redden. De man die in principe niets aan haar verplicht is (hij heeft gedaan waar zij hem voor betaald had) is bereid om voor haar tot het uiterste van zijn kunnen te gaan. Er wordt een offer gebracht. Maar het slot van de film illustreert haarscherp de hymnes uit de soundtrack: ‘Leaning on the everlasting arms’ en ‘What a friend we have in Jesus’. Het is niet voor niets dat Mattie 25 jaar later nog kan zeggen dat Cogburn een belangrijke rol heeft gespeeld in haar leven.
De levensechte karakters in deze film zijn om elkaar gaan geven, en hun liefde brengt hen ertoe iets uit te leven uit het Grote Verhaal, waarin inderdaad niets voor niets komt, behalve de genade van God.
Ik vind deze film een aanrader!

P.S. mijn favoriete filmcriticus was ook erg enthousiast over True Grit!

maandag 14 februari 2011

Gij geheel anders op Valentijnsdag

Het is weer eens zover. Al minstens twee weken (of zo voelt het) gaat elke radioreclame erover, en elke krantenadvertentie, en alle billboards. De winkeletalages kleuren rood en roze, en tijdschriften verwijzen ernaar met grote koppen. Het scheelt nog dat ik geen televisie kijk, anders was ik helemaal onder de stortvloed van romantiek en commercie bedolven. Nou ben ik heus geen koude man, zonder gevoel voor romantiek. Ik moet ook wel eens een traantje wegpinken bij een romantische film, en ik vind het jammer dat ik niet meer afleveringen kon kijken van Boer zoekt vrouw. Toch beschouw ik 14 februari als het dieptepunt van het jaar.
Wat mij tegenstaat is vooral de commercie - en dan met name hoe die het hebben en willen van een relatie neerzet als iets vanzelfsprekends. De boodschap van alle media is duidelijk: de ‘normale’ mensen, die in onze wereld meetellen, die meedraaien in onze maatschappij, hebben een relatie of zijn verliefd en maken dat ook met grote gebaren duidelijk. Dit is de standaard. En wat ik uit al die uitingen impliciet opmaak, is dat als ik niet een relatie heb, en het moeilijk vind initiatief te nemen, ik afwijk van de norm. Ik ben niet normaal. Ik ben dus een buitenbeentje. Volgens de Valentijnsreclame moet een romantische liefde mijn grootste streven zijn, mijn levensdoel, waar alles voor moet wijken. Ik zelf probeer nu juist te leren dat mijn waarde als persoon en mijn levensgeluk niet afhangen van mijn omstandigheden, of ik een relatie heb of niet. Daarom heb ik nog nooit iets aan Valentijnsdag gedaan, en zal er ook niets mee doen. Net zoals ik met kerst nog nooit mijn huis versierd heb (omdat ik het zo ook al gezellig vind, en niet al die moeite ga doen alleen omdat de maatschappij het van me verwacht).
Dus sorry, mijn geheime liefde, je hebt het dit jaar zonder Valentijnskaart, chocolade of gedicht moeten doen. Ik hoop dat ik mijn gevoelens voor je duidelijk zal durven maken zonder de hulp van een door de ansichtkaartenindustrie opgelegde sociale verplichting.
Wat ik mezelf op Valentijnsdag wel toesta, is om een keer per jaar op mijn blog te schrijven over het vrijgezelzijn. Het is nog wat te vroeg om wat dat betreft over een traditie te spreken, want vorig jaar was het de eerste keer dat ik dat deed en of ik het volgend jaar weer doe, hangt er van af of ik het dan nog ben. Maar ik heb me voorgenomen mijn lezers niet elke week of vaker te vermoeien met mijn frustraties op dit gebied. Er zijn per slot van rekening onderwerpen die belangrijker zijn (ja, echt wel). Maar als de rest van de wereld de romantische liefde viert, mag ik van mezelf ook wel een keer mijn hart luchten. Wees gerust, ik hoop uiteindelijk tot een conclusie te komen die voor iedereen -getrouwd of niet getrouwd- van betekenis is.

Ondanks de veranderde demografie en een vrijgezelle minister-president is het vooral op een dag als vandaag duidelijk wat het maatschappelijke ideaal is: dat is nog steeds dat van twee mensen, die uiteindelijk trouwen en een gezin stichten, en dan nog lang en gelukkig leven. Een roze wolk. Huisje, boompje, beestje. Het hoort bij al die andere idealen: een succesvolle carrière, een auto naast de deur, een vakantie naar het buitenland, en op je zestigste met pensioen of liever eerder. De groep bepaalt de norm, en wie daarvan afwijkt wordt minstens met wantrouwen bejegend. Zo ging het er al aan toe op school: ik heb heel wat pauzes doorgebracht in mijn eentje in de aula, kijkend naar de groep met wel sportieve, in muziek en voetbal geïnteresseerde klasgenoten. Wie zich niet aansluit bij de normen en gewoonten van de groep, wordt het buitenbeentje, en is al snel de gebeten hond. Als er iemand gezocht wordt om sociale spanningen op af te reageren, is die dan al snel gevonden. Op maatschappijniveau werkt het net zo. Minderheden hebben het altijd moeilijk. En omdat christenen ook gewoon mensen zijn, nemen ze de normen van de cultuur vaak gewoon over. Het ideaal van de omgeving wordt het ideaal van de kerk.
Zoals ik in een eerder bericht vertelde, werd ik daarmee ruw geconfronteerd in India. Daar is het huwelijk een nog groter ideaal dan in Europa. Overal zie je posters en enorme reclameborden met aankondigingen van huwelijksbeurzen, met jurken en grote juwelen. In de kranten staan pagina’s vol contactadvertenties. En in films draait het vaak om het organiseren van een huwelijk al dan niet tegen de wens van de ouders in. En christenen delen in dit culturele patroon. Ook bij de christenen in India zoeken de ouders een geschikte huwelijkskandidaat. Ook christenen horen er daar pas bij als ze getrouwd zijn. Ze projecteren dit ideaal zelfs op mensen uit een andere cultuur. Dus kon ik te horen krijgen dat ik mocht ik terug willen komen wel met een mevrouw Klein Haneveld moest verschijnen. Anders zouden mensen denken dat er iets mis is met mij.
Gelukkig hoor je dit soort dingen in Nederland niet in de kerk. Maar ik ben ook wel eens aangesproken door mensen met de vraag waarom ik nog geen partner had. En misschien ben ik overgevoelig, maar ik hoorde er een beschuldigende toon in, alsof ik tekortschoot, of op dit gebied te weinig initiatief nam. En op internet las ik een artikeltje over de kerk in de Verenigde Staten waar altijd getrouwde mensen worden gezocht als voorgangers, en mensen die theologie hebben gestudeerd, maar die nog single zijn, niet worden aangenomen. De argumentatie is dan dat vrijgezelle mensen geen goede zorg kunnen verlenen aan getrouwde mensen, en dat ze niks te zeggen hebben over huwelijksproblematiek en opvoeding van kinderen. Maar aan de andere kant wordt er dus wel van uitgegaan dat getrouwde voorgangers waardevol advies kunnen geven aan de vrijgezellen die al jaren zoeken naar een relatie. Geloof me maar: iemand die op z’n 22ste is getrouwd met de liefde van zijn leven moet niet met relatie-advies aankomen bij iemand die op z’n 34ste nog nooit een vriendin heeft gehad. Ik erger me al aan vrijgezellen van 24 die vertellen dat het helemaal niet zo erg is en men nog alle tijd van de wereld heeft. Trouwens, vrijgezelle mensen kunnen net zo goed preken houden, bijbelstudies organiseren, liederen uitzoeken, begrafenis- en doopdiensten leiden, en bidden als getrouwde mensen. Maar goed, een van de reacties bij het artikeltje wijst er fijntjes op dat ook in het westen mensen het idee hebben dat er iets mis is met een man die langdurig vrijgezel is (die wil niet opgroeien) of met ‘oude vrijsters’.

Ik was daarom blij met het artikel van Tim Keller dat ik eerder aanhaalde. Hij wijst erop dat het christendom als een van de weinige religies ook het vrijgezelle bestaan als een volledig waardevolle levensvulling beschouwt. Natuurlijk, het huwelijk speelt een centrale rol - de mens is immers als man en vrouw geschapen - en hierin is ook een belangrijk beeld van Christus en de gemeente verborgen. Aan de andere kant stelt juist het Nieuwe Testament dat er in Christus geen slaaf of vrije is, geen Jood of heiden en geen man of vrouw - deze vormen van onderscheid doen ten minste wat de status voor God betreft niet meer ter zake. Dit houdt in feite in dat er in Christus ook geen sprake is van ‘getrouwd’ of ‘vrijgezel’. Deze twee hebben in de gemeente van Christus dezelfde positie.
Dit wordt ook in praktijk gebracht door de twee belangrijkste figuren in het vroege christelijke geloof. Ten eerste Jezus zelf. Hij was op zijn 33ste nog ongetrouwd (als we uitgaan van de synoptische evangeliën). Dit was voor die tijd heel bijzonder. Mensen trouwden daar namelijk al op vrij jonge leeftijd. Jezus moet dus hetzelfde te horen hebben gekregen als ik in India, namelijk dat er iets met hem mis was. Anne Rice heeft dat mooi uitgewerkt in haar tweede boek over Jezus, The road to Kana, waar mensen over Jezus roddelen en zelfs zijn geaardheid in twijfel trekken, omdat hij zich niet aan een vrouw bindt. Als de grondlegger van het christelijk geloof uit eigen keuze vrijgezel was, moet dit ook een waardevolle levensinvulling zijn voor zijn volgelingen. Jezus zegt zijn discipelen (waarvan er meerdere, onder andere Petrus, getrouwd waren) ook nog eens dat ze hun vrouw moeten ‘haten’ - dat wil zeggen dat ze God liever moeten hebben dan hun vrouw. En hij waarschuwt dat de boodschap van het koninkrijk van God een wig kan drijven tussen echtgenoten. Jezus is niet tegen het huwelijk, hi is niet een gnosticus die de waarde van het lichamelijke ontkent en de seksualiteit afschrijft. Maar hij verafgoodt de getrouwde status niet.
Dan is er nog Paulus, die in 1 Korinthiers 7 hoog opgeeft van de vrijgezelle levenswijze, en dit in tijden waarin de kerk vervolgd wordt en mensen moeten lijden om het evangelie, zelfs de voorkeur geeft boven het huwelijk. Wie brandt van begeerte moet het volgens hem niet nalaten te trouwen, maar het is beter dat men blijft zoals hij. En ook getrouwde stellen moeten niet volkomen in elkaar opgaan, maar de ander ook de ruimte geven om God te zoeken. Paulus heeft het zelfs over de gave van het vrijgezel zijn - als een zegen die God kan geven. Nu zie ik het nog niet echt als een leuk geschenk, maar het is een positievere blik op het singleschap dan ik vaak te horen krijg.
Ik denk dat we als christenen behoefte hebben aan meer vrijgezelle voorbeeldfiguren, leiders, schrijvers, muzikanten en inspirerende mensen in de cultuur die zonder levenspartner door het leven gaan en toch een vervuld en geestelijk volwaardig leven leiden. Jonge mensen moeten in de kerk kunnen zien dat ook singles er helemaal bij horen, en dat hun manier van leven op geen enkele manier onderdoet bij die van getrouwde stellen. Ze moeten zien dat ze volledig mens zijn en ook zo worden behandeld. Ik ken weinig van deze voorbeelden. Auteur en bijbelleraar John Stott was zijn leven lang ongetrouwd, en C.S. Lewis ontmoette Joy Davidman pas op zijn 55ste (er is dus nog tijd voor mij). En wat mij betreft wordt er ook vaker gepreekt over Jezus als vrijgezel, als iemand die in dat opzicht afweek van de maatschappelijke norm, maar die daarom niet minder de Zoon van God was. Op deze manier kan de kerk laten zien dat ze niet in alles meegaat met de omringende wereld, en de afgoden van de cultuur aan de kaak stellen. Immers: gij geheel anders, zoals Paulus zegt.

Verder zou de nadruk voor zowel getrouwde stellen als voor vrijgezellen moeten liggen op de liefde voor de ander. Uiteindelijk gaat het namelijk in dit leven niet om onze toestand als getrouwde of als vrijgezel. Dit is maar een uiterlijkheid. Het is buitenkant, en het kan ons dus onmogelijk betekenis verlenen. Het gaat in ons leven niet om ons oppervlakkige geluk. Het gaat er niet om of we voldoen aan de maatschappelijke normen. Het gaat erom dat we God ontmoeten van aangezicht tot aangezicht, en dat zijn licht via ons weerspiegelt naar andere mensen toe.
Dit is wat mij aansprak in het boek Till We Have Faces en de film Despicable Me, beide met een vrijgezelle hoofdpersoon. In plaats van ons te beklagen over wat we missen, in plaats van te streven naar geluk in onze omstandigheden, in plaats van ons ware ik met een masker te bedekken om door anderen geaccepteerd te worden, kiezen we voor een ontluisterende eerlijkheid. We erkennen dat we onszelf niet gelukkig kunnen maken, en dat we onze leegte ook niet kunnen vullen met het leven en de liefde van anderen. We geven onze diepe gebrokenheid toe, het feit dat we zelf als God hebben willen zijn. We belijden onze diepste verlangens, ook die behoeftes die we eigenlijk verborgen wilden houden, de hoop waarvan we geen vervulling verwachten. We laten al die dingen buiten ons los, net als onze pogingen tot zelfverbetering. En we ervaren dat we zelfs in onze leegheid en liefdeloosheid door God omarmd worden. We accepteren dat Hij van ons houdt, en dat deze onverdiende, niet te betalen liefde is wat ons betekenis geeft. We zijn kostbaar omdat Hij dat over ons uitspreekt, niet omdat we getrouwd zijn, rijk, succesvol, of juist fanatiek, arm of vrijgezel.
En vanuit die basis gaan we uitdelen aan anderen, liefde van diezelfde onvoorwaardelijke soort. We hebben God lief boven alles en onze naaste boven onszelf. Dat is het leven waarvoor we bedoeld zijn. We genieten van de relaties die op ons pad komen, we accepteren anderen zoals ze zijn, we staan naast ze. En daarin ontdekken we dat we onszelf zijn geworden. Als we zonder aan onszelf te denken andere mensen liefhebben, worden we werkelijk mensen. Dit is het leven van de eeuwigheid, het leven van het koninkrijk - waarin als we Jezus geloven het huwelijk er niet meer is als iets dat ons aan de buitenkant van elkaar onderscheidt, maar waar iedereen geliefd is en anderen liefheeft, en zo volkomen zichzelf is.
Daar wil ik me van bewust zijn. En ondertussen wil ik mezelf openstellen voor de mogelijkheid van een liefdesrelatie, ik wil gelegenheden aangrijpen om nieuwe mensen te leren kennen, initiatieven nemen waar ik mogelijkheden zie en geen (of in elk geval niet al te veel) beren op de weg zien. Ik wil leren genieten van het spel van aantrekking en initiatief, van geven en ontvangen. En ik hoop ooit een keer iemand te vinden die ook tegen mij ‘ja’ zou willen zeggen. Mijn geluk en mijn waarde als persoon hangen er echter niet meer van af (zo zou het in elk geval moeten zijn). Dat is een iets andere insteek dan uit mijn Valentijnsbericht van vorig jaar, denk ik, maar goed: mensen kunnen (gelukkig) veranderen.