Een belangrijk deel van het leven van de christen bestaat uit het onderhouden van zijn of haar relatie met God. Christenen moeten bidden, liefst elke dag, en eigenlijk onophoudelijk. Dat gebed moet bestaan uit dank, voorbede en aanbidding. Christenen moeten de bijbel lezen, ook graag elke dag, en liefst van kaft tot kaft. De combinatie van de twee wordt door gelovigen ook wel ‘stille tijd’ genoemd - tijd die wordt apart gezet voor God. Verder moeten christenen de kerkdiensten bezoeken. De zondagochtenddienst is het minimum, maar er zijn door de week nog veel meer kerkelijke activiteiten: bijbelstudies, bidstonden, et cetera, waar je eigenlijk niet bij kunt wegblijven. Dat basispakket kan vervolgens worden aangevuld met memorisatie van bijbelteksten (sterk aanbevolen), deelname aan evangelisatie-activiteiten en ander vrijwilligerswerk (hoort er eigenlijk ook wel bij), bijbelstudie (voor degenen die van lezen houden een erezaak), en ga zo maar door. Ten slotte moeten christenen hun best doen heilig te leven en verleidingen te weerstaan, want als je zondigt, raakt je relatie met God verstoord, en moet je weer door het stof kruipen om het bij Hem in orde te maken. Zo werd het in elk geval gebracht van de kansel van de kerk waar ik opgroeide, en ik heb elementen hiervan in meer kerken en christelijke boeken of artikelen op internet opgepikt. Vorig jaar nog in een preek waar het ging om het beeld uit Jesaja dat wie op God vertrouwen zullen ‘zweven als adelaars’. De spreker legde uit dat adelaars elke dag hun veren poetsten, zodat ze konden blijven vliegen. Net zo moesten christenen elke dag stille tijd houden, anders zouden ze geestelijk ‘neerstorten’. Wie mijn blog volgt, zal zich kunnen voorstellen dat ik hierbij ongemakkelijk op mijn stoel heen en weer schoof.
Ik vind het namelijk moeilijk aan al deze eisen te voldoen. Ik probeer zo vaak mogelijk ‘s ochtends een hoofdstuk uit de bijbel te lezen. Ik luister tijdens het aquarium schoonmaken naar christelijke podcasts en preken, en ik kies ervoor om zo vaak ik kan op de kring van onze kerk aanwezig te zijn. Maar het lukt me niet om een vaste tijd apart te zetten om te bidden. Als ik dat probeer, verandert het al snel tot een vermoeiende plicht, en ga ik er als een berg tegen op zien. Ik houd ervan om eens in de zoveel tijd me op God te concentreren en naar Hem te luisteren. Maar ook daar is het al maanden niet van gekomen. Ik schaam me er soms voor hoe weinig tijd en aandacht ik bewust aan God schenk en voel me schuldig. Maar dat motiveert ook niet. Ik ben niet zo goed meer in het doen van dingen die ik moet. En ik geloof dat meer mensen met dit probleem kampen. Op onze kring hadden we een tijdje geleden een avond over discipelschap. Een van de vragen was wat de aanwezigen in dit verband allemaal ‘voor God deden’, na de gebruikelijke uitleg hoe belangrijk bidden, bijbellezen en evangelisatie allemaal wel niet waren. Ik voelde me direct weer tekort schieten, ervan overtuigd dat ik veel minder tijd apart zette voor God dan de anderen. Maar hoe verder het rondje ging, hoe meer ik me achter mijn oren krabde. We hadden wel ons mond vol van hoe veel we eigenlijk zouden moeten werken aan onze relatie met God - maar bijna niemand deed dat echt. De anderen vonden het net zo moeilijk als ik, en meenden net als ik dat ze eigenlijk meer zouden moeten doen.
Nu zoek ik niet naar excuses om niet aan God te hoeven denken en mijn eigen gang te gaan. Ik ga ook niet verdedigen dat bidden, bijbellezen en al die andere dingen niet belangrijk zijn, en maar gewoon achterwege kunnen worden gelaten. Ik zal niet luiheid en onverschilligheid verdedigen. In mijn vorige blogbericht betoogde ik ook niet dat vriendschap en kerk onbelangrijk zijn. Wat ik wel betoogde, was dat het in onze relaties niet moet draaien om de structuur of de vorm, maar om de persoon of personen met wie we de relatie hebben. Afspraken en regelmaat (in welke vorm dan ook) maken relaties mogelijk, en zijn daarom waardevol, maar ze zijn zelf nooit het doel. Ze zijn geen koning, maar dienaars (even wat speculatief, maar hee, het is mijn blog, dus dat mag: engelen worden vaak gezien als machten verbonden aan bepaalde structuren, instanties of volken (denk aan de engelmachten in Daniel, of die in Openbaring, waar engelen zijn van de wind, en engelen van de gemeenten). Maar deze engelen zijn ‘dienende geesten’. En ze weigeren dan ook om aanbidding te ontvangen. De engelen zijn nooit waar het om gaat! Ze zijn niet het doel, maar het ‘middel’, de ‘boodschappers’ of mediatoren.) Onze toewijding moet dus nooit uitgaan naar de vorm of de structuur. Het moet ons niet gaan om de afspraak elkaar elke twee weken te zien, alsof dat in zichzelf belangrijk is. Net zo moet het ons niet te doen zijn om de locatie, de tijd of de frequentie van de kerkelijke bijeenkomst, en niet om het aantal bezoekers, de precieze liederen die worden gezongen, of de hoogte van de kerktoren. Onze toewijding is altijd aan de persoon, of de gemeenschap. Omdat we de ander willen ontmoeten, en omdat we onze liefde voor God willen delen met onze medegelovigen, zetten we afspraken en structuren in als middelen. De basis is ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.
Ik geloof dat hetzelfde geldt voor onze relatie met God. Ook hier geldt dat het bidden, bijbellezen, bijbelteksten memoriseren, en al die andere dingen, hoe goed ook, in zichzelf niet belangrijk zijn. Als we van deze activiteiten een doel in zichzelf maken, en denken dat we God een plezier doen door bepaalde rituelen te verrichten, maken we ons schuldig aan religieus gedrag. We zijn dan niet anders dan de Farizeeën. We zijn dan net als een man die in zijn agenda heeft staan dat hij elke week een bos bloemen voor zijn vrouw moet meebrengen, en die boos op haar wordt als ze hem zegt dat hij dat niet meer hoeft te doen. Religieus gedrag brengt niemand dichter bij God. Paulus zegt het in Handelingen 17, waar hij talloze beelden en altaren ziet - allemaal vormen en structuren: "De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat hij nodig heeft, hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt." Het gaat om de persoon: God, zoals die zichzelf heeft geopenbaard in Jezus. En hij hoeft niet met rituelen en vormen bereikt te worden, de mens hoeft niet door zijn structuren een relatie in stand te houden: die is er namelijk al, ‘aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ David zegt iets dergelijks in Psalm 139: "Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar." En Jezus ontkracht alle pogingen van de Farizeeen om zich te kunnen laten voorstaan op hun gebed en bijbelkennis, als hij zegt dat het koninkrijk van God al is gearriveerd onder hen, en dat iedereen er kan binnengaan. Sterker nog, dat je er alleen maar als een kind voor open hoeft te staan. God is de realiteit waarin wij leven, we bevinden ons elk moment van de dag, of wij nu slapen of waken, in de tegenwoordigheid van de Vader. ‘De eeuwige God is ons een woning, en onder ons zijn eeuwige armen.’ (Deuteronomium 33). Als we bidden, bijbellezen, naar de kerk gaan, christelijke muziek luisteren, met vrienden over het geloof spreken, bloggen, naar de film gaan, eten, drinken: de relatie met God is in al die dingen realiteit. Als wij ons er maar voor open stellen. Het woord ‘expectancy’ dekt de lading: we zijn enthousiast geworden over deze persoonlijke God, die zoveel initiatief heeft genomen om ons te herstellen en terug te brengen in de realiteit van zijn koninkrijk, we zijn gekomen en hebben geproefd dat de Heer goed is, zoals en van de bijbelschrijvers het verwoord heeft. We weten dat we naar niemand anders kunnen toegaan om de woorden van Eeuwig Leven te horen die we bij Hem gratis en voor niks hebben ontvangen. Dus willen we ons door Hem laten liefhebben en in zijn tegenwoordigheid zijn. En dat kan op veel verschillende manieren en vormen.
Onze relatie met God is echter niet van al die manieren en vormen afhankelijk. Die komt niet op het spel te staan als wij een week, twee maanden of een jaar niet bidden of bijbellezen. Dat kan wel gebeuren in onze menselijke relaties. Menselijke relaties zijn namelijk wel deels van onze inspanning afhankelijk, en wij zijn niet volmaakt. Ik geloof niet dat tussen mensen ooit echte onvoorwaardelijke liefde en relatie mogelijk is, niet in de gecorrumpeerde werkelijkheid waarin we nu leven. Wijzelf en ieder ander dragen in ons een zekere mate van zelfzucht met ons mee. Daarom geloof ik dat we in onze relaties met andere mensen, en waarschijnlijk zelfs in het kerkzijn, altijd meer afhankelijk zullen zijn van vormen, afspraken, discipline en andere hulpmiddelen dan we eigenlijk zouden wensen. Maar God is geen mens. Ik hoorde het zojuist nog op een CD van de band Sonicflood: “God is not afraid of how or when we worship. God is not insecure, he’s confident.” En zijn zekerheid is niet afhankelijk van ons! Ik geloof dat we moeten leren ervaren dat wij onze relatie met God op geen enkele manier op het spel kunnen zetten.
Ik heb die les voor het eerst geleerd toen ik na mijn overspannenheid twee jaar lang niet uit de bijbel las, drie jaar lang niet kon bidden, en ook geen bijbelstudieboek meer aanraakte. Toen ik uiteindelijk weer wat genezen was, en voor het eerst begon naar God te luisteren, kreeg ik niet de indruk dat God mij verweet dat ik zo lang niet had gebeden of uit de bijbel had gelezen. Ik ervoer geen veroordeling of afwijzing. Wat ik ervoer was een besef van de onvoorwaardelijke liefde van God, die mij zonder enig verwijt welkom heette. Ook later ervoer ik steeds weer dan mijn activiteiten tot gewoontes werden, en al snel als verplichtingen voelden. Een tijd lang maakte ik lange gebedswandelingen op de zondag. Daar ervoer ik heel sterk Gods aanwezigheid, maar uiteindelijk vond ik dat ik moest, en zodra dat er in sloop, kon ik het niet meer volhouden. Hetzelfde gold voor andere vormen die ik aanhield. Maar elke keer als ik na een tijd niet gebeden te hebben weer naar God terugkeerde en mezelf voor hem openstelde, ervoer ik alleen maar liefde en acceptatie. Ik ben Gods kind, niet zijn slaaf. En als mijn ouders niet minder van mij gaan houden als ik weken of maanden geen contact opneem, dan God al helemaal niet. Als de vader van de Verloren Zoon houdt hij zijn armen wijd open.
Later ben ik gaan beseffen dat ik tijdens mijn drie jaar zonder bidden niet verder van God verwijderd was dan de jaren daarvoor dat ik elke dag een half uur bad en vijf hoofdstukken uit de bijbel las. Sterker nog, ik geloof dat ik in mijn zwakte en onvermogen misschien wel dichter bij God was dan toen. Want mijn bidden en bijbellezen was religieus gedrag. Het ging mij om de vorm, de structuur. Om de ‘expectation’. Daar ontleende ik waarde en betekenis aan. Maar juist toen dat allemaal wegviel, had God ruimte gekregen in mijn leven. Ruimte om mij te vormen en te veranderen. Daar heeft hij het bidden en bijbellezen niet voor nodig! Hij heeft alleen openheid nodig. En die openheid ontstaat waarschijnlijk pas als wij ons niet meer vastklampen aan vormen en structuren, aan uiterlijkheden, maar als wij onze leegte en onvermogen erkennen en voor God brengen. Oude schrijvers uit de kerk, met name Johannes van het Kruis, schrijven over de ‘donkere nacht van de ziel’. En ik geloof dat ze daarmee zoiets bedoelen: dat juist onze leegte, ons onvermogen en onze frustratie Hem de ruimte bieden zijn werk in ons te doen. Wanneer wij ons niet meer kunnen verschuilen achter onze religieuze verworvenheden, is God in staat waarachtig met ons om te gaan. Juist als het op geen enkele manier van ons afhangt, kan God als held in ons leven optreden. God werkt misschien het meest in ons als we niets van Hem ervaren, als de hemel van koper lijkt en we het moeten stellen zonder woorden, beelden of bemoedigingen. Niet dat die momenten er niet mogen zijn, maar het zijn slechts uiterlijkheden, het zijn slechts vormen van de relatie en niet de relatie zelf. Nogmaals: de relatie is realiteit, en is op geen enkele manier van ons afhankelijk, maar alleen van God zelf.
Het is mijn vaste overtuiging dat als wij werkelijk gaan geloven in de onwankelbare realiteit van Gods liefde voor ons en zijn werk in ons, die op geen enkele manier van onze inspanning, onze vormen en structuren afhankelijk is, dat we er dan naar gaan uitkijken om Hem te ontmoeten, dat we dan onze oren spitsen en onze ogen open houden om hem te horen en te zien in onze gesprekken met vrienden, in films en boeken, en in die stille momenten dat we luisteren met ons hart, dat we dan gaan genieten van al de manieren waardoor hij zich openbaart: de bijbel, de natuur en andere mensen. Dat we dan niet kunnen wachten om ons hart voor hem te openen, keer op keer, en af te wachten op welke manier Hij zich aan ons zal laten zien. Dan zal onze relatie met Hem vorm krijgen op basis van ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.
Ik vind het namelijk moeilijk aan al deze eisen te voldoen. Ik probeer zo vaak mogelijk ‘s ochtends een hoofdstuk uit de bijbel te lezen. Ik luister tijdens het aquarium schoonmaken naar christelijke podcasts en preken, en ik kies ervoor om zo vaak ik kan op de kring van onze kerk aanwezig te zijn. Maar het lukt me niet om een vaste tijd apart te zetten om te bidden. Als ik dat probeer, verandert het al snel tot een vermoeiende plicht, en ga ik er als een berg tegen op zien. Ik houd ervan om eens in de zoveel tijd me op God te concentreren en naar Hem te luisteren. Maar ook daar is het al maanden niet van gekomen. Ik schaam me er soms voor hoe weinig tijd en aandacht ik bewust aan God schenk en voel me schuldig. Maar dat motiveert ook niet. Ik ben niet zo goed meer in het doen van dingen die ik moet. En ik geloof dat meer mensen met dit probleem kampen. Op onze kring hadden we een tijdje geleden een avond over discipelschap. Een van de vragen was wat de aanwezigen in dit verband allemaal ‘voor God deden’, na de gebruikelijke uitleg hoe belangrijk bidden, bijbellezen en evangelisatie allemaal wel niet waren. Ik voelde me direct weer tekort schieten, ervan overtuigd dat ik veel minder tijd apart zette voor God dan de anderen. Maar hoe verder het rondje ging, hoe meer ik me achter mijn oren krabde. We hadden wel ons mond vol van hoe veel we eigenlijk zouden moeten werken aan onze relatie met God - maar bijna niemand deed dat echt. De anderen vonden het net zo moeilijk als ik, en meenden net als ik dat ze eigenlijk meer zouden moeten doen.
Nu zoek ik niet naar excuses om niet aan God te hoeven denken en mijn eigen gang te gaan. Ik ga ook niet verdedigen dat bidden, bijbellezen en al die andere dingen niet belangrijk zijn, en maar gewoon achterwege kunnen worden gelaten. Ik zal niet luiheid en onverschilligheid verdedigen. In mijn vorige blogbericht betoogde ik ook niet dat vriendschap en kerk onbelangrijk zijn. Wat ik wel betoogde, was dat het in onze relaties niet moet draaien om de structuur of de vorm, maar om de persoon of personen met wie we de relatie hebben. Afspraken en regelmaat (in welke vorm dan ook) maken relaties mogelijk, en zijn daarom waardevol, maar ze zijn zelf nooit het doel. Ze zijn geen koning, maar dienaars (even wat speculatief, maar hee, het is mijn blog, dus dat mag: engelen worden vaak gezien als machten verbonden aan bepaalde structuren, instanties of volken (denk aan de engelmachten in Daniel, of die in Openbaring, waar engelen zijn van de wind, en engelen van de gemeenten). Maar deze engelen zijn ‘dienende geesten’. En ze weigeren dan ook om aanbidding te ontvangen. De engelen zijn nooit waar het om gaat! Ze zijn niet het doel, maar het ‘middel’, de ‘boodschappers’ of mediatoren.) Onze toewijding moet dus nooit uitgaan naar de vorm of de structuur. Het moet ons niet gaan om de afspraak elkaar elke twee weken te zien, alsof dat in zichzelf belangrijk is. Net zo moet het ons niet te doen zijn om de locatie, de tijd of de frequentie van de kerkelijke bijeenkomst, en niet om het aantal bezoekers, de precieze liederen die worden gezongen, of de hoogte van de kerktoren. Onze toewijding is altijd aan de persoon, of de gemeenschap. Omdat we de ander willen ontmoeten, en omdat we onze liefde voor God willen delen met onze medegelovigen, zetten we afspraken en structuren in als middelen. De basis is ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.
Ik geloof dat hetzelfde geldt voor onze relatie met God. Ook hier geldt dat het bidden, bijbellezen, bijbelteksten memoriseren, en al die andere dingen, hoe goed ook, in zichzelf niet belangrijk zijn. Als we van deze activiteiten een doel in zichzelf maken, en denken dat we God een plezier doen door bepaalde rituelen te verrichten, maken we ons schuldig aan religieus gedrag. We zijn dan niet anders dan de Farizeeën. We zijn dan net als een man die in zijn agenda heeft staan dat hij elke week een bos bloemen voor zijn vrouw moet meebrengen, en die boos op haar wordt als ze hem zegt dat hij dat niet meer hoeft te doen. Religieus gedrag brengt niemand dichter bij God. Paulus zegt het in Handelingen 17, waar hij talloze beelden en altaren ziet - allemaal vormen en structuren: "De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat hij nodig heeft, hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt." Het gaat om de persoon: God, zoals die zichzelf heeft geopenbaard in Jezus. En hij hoeft niet met rituelen en vormen bereikt te worden, de mens hoeft niet door zijn structuren een relatie in stand te houden: die is er namelijk al, ‘aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ David zegt iets dergelijks in Psalm 139: "Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar." En Jezus ontkracht alle pogingen van de Farizeeen om zich te kunnen laten voorstaan op hun gebed en bijbelkennis, als hij zegt dat het koninkrijk van God al is gearriveerd onder hen, en dat iedereen er kan binnengaan. Sterker nog, dat je er alleen maar als een kind voor open hoeft te staan. God is de realiteit waarin wij leven, we bevinden ons elk moment van de dag, of wij nu slapen of waken, in de tegenwoordigheid van de Vader. ‘De eeuwige God is ons een woning, en onder ons zijn eeuwige armen.’ (Deuteronomium 33). Als we bidden, bijbellezen, naar de kerk gaan, christelijke muziek luisteren, met vrienden over het geloof spreken, bloggen, naar de film gaan, eten, drinken: de relatie met God is in al die dingen realiteit. Als wij ons er maar voor open stellen. Het woord ‘expectancy’ dekt de lading: we zijn enthousiast geworden over deze persoonlijke God, die zoveel initiatief heeft genomen om ons te herstellen en terug te brengen in de realiteit van zijn koninkrijk, we zijn gekomen en hebben geproefd dat de Heer goed is, zoals en van de bijbelschrijvers het verwoord heeft. We weten dat we naar niemand anders kunnen toegaan om de woorden van Eeuwig Leven te horen die we bij Hem gratis en voor niks hebben ontvangen. Dus willen we ons door Hem laten liefhebben en in zijn tegenwoordigheid zijn. En dat kan op veel verschillende manieren en vormen.
Onze relatie met God is echter niet van al die manieren en vormen afhankelijk. Die komt niet op het spel te staan als wij een week, twee maanden of een jaar niet bidden of bijbellezen. Dat kan wel gebeuren in onze menselijke relaties. Menselijke relaties zijn namelijk wel deels van onze inspanning afhankelijk, en wij zijn niet volmaakt. Ik geloof niet dat tussen mensen ooit echte onvoorwaardelijke liefde en relatie mogelijk is, niet in de gecorrumpeerde werkelijkheid waarin we nu leven. Wijzelf en ieder ander dragen in ons een zekere mate van zelfzucht met ons mee. Daarom geloof ik dat we in onze relaties met andere mensen, en waarschijnlijk zelfs in het kerkzijn, altijd meer afhankelijk zullen zijn van vormen, afspraken, discipline en andere hulpmiddelen dan we eigenlijk zouden wensen. Maar God is geen mens. Ik hoorde het zojuist nog op een CD van de band Sonicflood: “God is not afraid of how or when we worship. God is not insecure, he’s confident.” En zijn zekerheid is niet afhankelijk van ons! Ik geloof dat we moeten leren ervaren dat wij onze relatie met God op geen enkele manier op het spel kunnen zetten.
Ik heb die les voor het eerst geleerd toen ik na mijn overspannenheid twee jaar lang niet uit de bijbel las, drie jaar lang niet kon bidden, en ook geen bijbelstudieboek meer aanraakte. Toen ik uiteindelijk weer wat genezen was, en voor het eerst begon naar God te luisteren, kreeg ik niet de indruk dat God mij verweet dat ik zo lang niet had gebeden of uit de bijbel had gelezen. Ik ervoer geen veroordeling of afwijzing. Wat ik ervoer was een besef van de onvoorwaardelijke liefde van God, die mij zonder enig verwijt welkom heette. Ook later ervoer ik steeds weer dan mijn activiteiten tot gewoontes werden, en al snel als verplichtingen voelden. Een tijd lang maakte ik lange gebedswandelingen op de zondag. Daar ervoer ik heel sterk Gods aanwezigheid, maar uiteindelijk vond ik dat ik moest, en zodra dat er in sloop, kon ik het niet meer volhouden. Hetzelfde gold voor andere vormen die ik aanhield. Maar elke keer als ik na een tijd niet gebeden te hebben weer naar God terugkeerde en mezelf voor hem openstelde, ervoer ik alleen maar liefde en acceptatie. Ik ben Gods kind, niet zijn slaaf. En als mijn ouders niet minder van mij gaan houden als ik weken of maanden geen contact opneem, dan God al helemaal niet. Als de vader van de Verloren Zoon houdt hij zijn armen wijd open.
Later ben ik gaan beseffen dat ik tijdens mijn drie jaar zonder bidden niet verder van God verwijderd was dan de jaren daarvoor dat ik elke dag een half uur bad en vijf hoofdstukken uit de bijbel las. Sterker nog, ik geloof dat ik in mijn zwakte en onvermogen misschien wel dichter bij God was dan toen. Want mijn bidden en bijbellezen was religieus gedrag. Het ging mij om de vorm, de structuur. Om de ‘expectation’. Daar ontleende ik waarde en betekenis aan. Maar juist toen dat allemaal wegviel, had God ruimte gekregen in mijn leven. Ruimte om mij te vormen en te veranderen. Daar heeft hij het bidden en bijbellezen niet voor nodig! Hij heeft alleen openheid nodig. En die openheid ontstaat waarschijnlijk pas als wij ons niet meer vastklampen aan vormen en structuren, aan uiterlijkheden, maar als wij onze leegte en onvermogen erkennen en voor God brengen. Oude schrijvers uit de kerk, met name Johannes van het Kruis, schrijven over de ‘donkere nacht van de ziel’. En ik geloof dat ze daarmee zoiets bedoelen: dat juist onze leegte, ons onvermogen en onze frustratie Hem de ruimte bieden zijn werk in ons te doen. Wanneer wij ons niet meer kunnen verschuilen achter onze religieuze verworvenheden, is God in staat waarachtig met ons om te gaan. Juist als het op geen enkele manier van ons afhangt, kan God als held in ons leven optreden. God werkt misschien het meest in ons als we niets van Hem ervaren, als de hemel van koper lijkt en we het moeten stellen zonder woorden, beelden of bemoedigingen. Niet dat die momenten er niet mogen zijn, maar het zijn slechts uiterlijkheden, het zijn slechts vormen van de relatie en niet de relatie zelf. Nogmaals: de relatie is realiteit, en is op geen enkele manier van ons afhankelijk, maar alleen van God zelf.
Het is mijn vaste overtuiging dat als wij werkelijk gaan geloven in de onwankelbare realiteit van Gods liefde voor ons en zijn werk in ons, die op geen enkele manier van onze inspanning, onze vormen en structuren afhankelijk is, dat we er dan naar gaan uitkijken om Hem te ontmoeten, dat we dan onze oren spitsen en onze ogen open houden om hem te horen en te zien in onze gesprekken met vrienden, in films en boeken, en in die stille momenten dat we luisteren met ons hart, dat we dan gaan genieten van al de manieren waardoor hij zich openbaart: de bijbel, de natuur en andere mensen. Dat we dan niet kunnen wachten om ons hart voor hem te openen, keer op keer, en af te wachten op welke manier Hij zich aan ons zal laten zien. Dan zal onze relatie met Hem vorm krijgen op basis van ‘expectancy’ in plaats van ‘expectation’.