Westerns in de bioscoop zijn een zeldzaamheid geworden. Niet alleen bij ons, maar ook in de Verenigde Staten, toch het land waar de western als genre vandaan komt. Er bestaat misschien de indruk dat het onderwerp uitgeput is geraakt. De western als genre beslaat een vrij beperkte tijdsperiode, voornamelijk de tweede helft van de negentiende eeuw, tot de opkomst van de industrialisering en de benzine-auto. De western speelt zich bovendien af op een vrij specifieke lokatie: het westen van de Verenigde Staten (daarom heten deze films ook ‘westerns’). De aankleding van westerns is dan ook vaak hetzelfde: kleine stadjes, mannen met cowboyhoeden, revolvers en paarden, koeien en indianen. De onderwerpen en verhalen zijn cliche’s geworden: de eenzame revolverheld, de strenge sheriff, de hebzuchtige rancher, de hoer met het hart van goud. Ze zij voer voor goedkope imitaties en parodieën. Is het nog mogelijk een oprecht verhaal te vertellen in deze setting en daarmee de verbeelding en het hart van mensen te raken?
Het antwoord op die vraag is vanzelfsprekend ‘ja’, want de kracht van een verhaal zit hem in het verhaal, niet in de setting waarin het verhaal geplaatst wordt. Een goed verhaal blijft goed, of het nu verteld wordt als western, als SF-film, of als Samurai-verhaal. Het eerste voorbeeld dat me te binnen schiet is het verhaal van de zeven helden, elk met een ander specialisme, die door boeren worden gevraagd tegen een luttel bedrag een dorp te verdedigen tegen een overweldigende meerderheid van uitbuiters. Filmkenners weten wel waar ik op doel. Aan de andere kant lenen sommige genres zich gewoon beter voor bepaalde verhalen. Neem het superheldenverhaal - de laatste tien jaar zijn er talloze superheldenfilms in de bioscoop verschenen, ook verhalen in een beperkte tijdsperiode, een vrij beperkte locatie, en vrij standaard karakters. De man in het kleurrijke pakje die even flamboyante schurken verslaat is ondertussen ook al rijp voor parodiering. Maar dat betekent niet dat er geen superheldenfilms meer gemaakt zullen worden. Voor een verhaal over een jonge man of vrouw, die zijn of haar onzekerheid overwint en leert verantwoordelijk om te gaan met de nieuw verworven kracht, blijft de superheld nu eenmaal het meest geschikte medium. En zo’n verhaal zal, als het goed wordt verteld, altijd een publiek vinden, ook al is men uitgekeken geraakt op de saaie, clichematige, slecht vertelde superheldenverhalen.
Zo is het ook met westerns. Er zijn bepaalde verhalen die het best kunnen worden verteld in de vorm van een western. En deze behoren tot de krachtigste verhalen die er zijn. Verhalen die gaan over de betekenis van rechtvaardigheid en moed, over het conflict tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Over wat mensen samenbindt en tot een eenheid maakt. De omgeving van de western - de uitgestrekte landschappen onder een blauwe hemelkoepel, de leegte van de prairies, de ongenaakbaarheid van de bergen, met daar tegenover de eerste dorpen en stadjes, waar de beschaving een voet aan de grond probeert te krijgen, en de natuur onder controle wordt gebracht - is hiervoor een ideaal decor. En de tijd ook: een tijd waarin mensen op hun eigen inventiviteit waren aangewezen, nog grotendeels moesten overleven van wat de natuur gaf, maar waar uit het oosten de techniek steeds verder opdrong. Een tijd ook waarbij de onschuldigen gevaar liepen en de invloed van de rechterlijke macht in veel gebieden nog beperkt was, een tijd waarbij het gevaar van allerlei kanten kon komen (de onvoorspelbare indianen bijvoorbeeld) en veel afhing van de moed van individuen. En ten slotte de archetypische karakters, die niet tot een cliché te hoeven worden teruggebracht om mensen aan te spreken. Het feit dat iets een cliché is, wil namelijk niet zeggen dat het niet waar is. Daarom kan ik een goede western op zijn tijd best waarderen. Op de blog SciFiCatholic vond ik de interessante opmerking dat westerns eigenlijk space opera’s zijn die zich afspelen in het oude westen van de Verenigde Staten. (Als je bedenkt dat Star Trek begon als een soort ‘Wagon train to the stars’ is het niet eens zo gek bedacht).
Toevallig is True Grit een western die inderdaad een goed verhaal vertelt, en een verhaal dat eigenlijk alleen in de vorm van een western verteld kan worden. Het is dan ook sinds Dances with Wolves de western die in de bioscoop het meest heeft opgebracht. Dat heeft deels te maken met de regisseurs: de broeders Coen, die bekend staan om hun geweldige dialogen, wrange gevoel voor humor en ontwikkelde vertelkunst. Ze weten ook altijd goede acteurs te strikken. Het schijnt dat ze dit keer veel van de dialogen uit het oorspronkelijke boek zo konden gebruiken. Maar dat doet niets af aan hun prestatie. Ze maakten een film die van begin tot moment boeiend is. Dat zei mijn filmmaat tegen me op de weg naar buiten: de film wist steeds te fascineren. Er gebeurt niet eens zo veel, op een paar schietgevechten na, die er nu eenmaal bij horen. Maar (las ik ook in een recensie op internet) de Coens beheersen de techniek om scenes op te bouwen: van humor, naar onderhuidse spanning, naar oprecht gevoel, naar geweld, terug naar humor, en als kijker wordt je langs al die emoties meegenomen. De acteurs dragen daar aan bij. Jeff Bridges speelt hier veel beter dan in Tron Legacy: hij bewoont zijn karakter. Maar Matt Damon is ook sterk. En vooral de jonge Hailee Steinfeld die een hard, berekenend meisje neerzet, maar toch ook haar jeugdige kwetsbaarheid weet over te brengen. Prachtig. Verder werden er dingen in beeld gebracht die ik vaak genoeg had gelezen in verhalen, maar nog niet eerder in een film had gezien (zoals met het paard. Meer verklap ik niet). Zoals in veel westerns zijn er ook weer prachtige beelden van Amerikaanse landschappen (waar ik sinds ik er zelf geweest ben eigenlijk geen genoeg kan krijgen). En de muziek mag er ook wezen, met een grote rol voor enkele oude hymnen. ‘Rustend in Jezus’ armen’ zal voor mij voortaan wel met deze film geassocieerd zijn.
De film begint met de aankomst van Mattie Ross op het treinstation in Fort Smith. Ze is er om het lichaam op te halen van haar vader, die is neergeschoten door de hulp die hij had ingehuurd. Maar als ze die formaliteit heeft afgehandeld, weigert ze naar huis terug te keren. Ze wil namelijk zien dat er gerechtigheid geschiedt. Als de sheriff weigert de moordenaar van haar vader te achtervolgen op Indiaans grondgebied, huurt ze daar zelf wel iemand voor in. Het wordt Reuben Cogburn, een U.S. Marshall, die zijn doelwitten liever dood dan levend binnenhaalt. Ze weet hem zelfs zo ver te krijgen dat hij haar meeneemt, hoewel hij liever geen meisje van veertien als een blok aan zijn been wil hebben hangen. De twee worden vergezeld door de Texas Ranger LaBoeuf, die op zoek is naar dezelfde man, en hem in Texas voor het gerecht wil brengen, zeer tegen de zin van Mattie in. Al snel blijkt dat hun doelwit zich heeft aangesloten bij een bende die zich schuilhoudt in een oude zilvermijn. Om het tegen hen op te nemen zullen ze, hoe verschillend ze ook zijn, met elkaar moeten samenwerken ...
In een discussie op filmforum Arts and Faith las ik de interessante opmerking dat deze film ‘is’. Het is niet een film die gemaakt is om een boodschap over te brengen. Het verhaal is geen commentaar op onze maatschappij, geen metafoor of allegorie. Het is eenvoudig een goed verteld verhaal. De film volgt de karakters, en geeft ze de ruimte om zichzelf te zijn. Het zijn echte personen, geen karikaturen. En in het slot wordt er geen moraal aan het verhaal opgedrongen. Het einde ‘is’ er, en de kijker mag er zijn eigen conclusies over trekken. Ik denk echter dat verhalen zonder vooropgezet ‘doel’, verhalen die niet zijn gemaakt om mensen van een punt te overtuigen, de beste verhalen zijn, en ook het meest stof tot nadenken geven. En deze verhalen wijzen bovendien soms het duidelijkst naar het Grote Verhaal. Zo schreef J.R.R. Tolkien zijn epische boeken ook niet om een punt te maken, de wereld te veranderen, of mensen te bekeren. Hij wilde eenvoudig goede verhalen schrijven. En zijn verhalen veranderden de wereld en bekeerden de mensen.
Dit verhaal gaat op het eerste gezicht over gerechtigheid. De film begint met een tekst uit de bijbel - ‘de zondaar vlucht, ook als niemand hem vervolgt’. En in haar openingsmonoloog stelt Mattie dat de moordenaar van haar vader zijn verdiende loon niet zal ontlopen. Hij moet gestraft worden. “In dit leven is niets gratis, alleen de genade van God.” Maar wie zo op gerechtigheid gefocust is, zal noodzakelijkerwijs een scherpe scheidslijn tussen goed en kwaad hanteren, de wereld verdelen tussen helden en schurken. Het blijkt echter dat dit helemaal niet zo makkelijk is. Reuben Cogburn is in moreel oogpunt geen uitblinker: hij verschijnt voor het eerst in een rechtszaak waar hij ervan wordt beschuldigd mensen in koelen bloede neer te schieten. Bovendien is hij in de burgeroorlog betrokken geweest bij een verdachte terroristische groep. Hij geeft later zelf ook toe ooit een bank te hebben beroofd. Ook de lei van Texas Ranger LaBoeuf is niet hagelschoon. Hij is wel erg vol van zichzelf, vertelt sterke verhalen, en zoals zijn rinkelende sporen laten zien geeft hij behoorlijk veel om zijn voorkomen. Aan de andere kant beschikken ook mensen aan de andere kant van de wet over goede eigenschappen. Vooral bendeleider Lucky Ned Pepper (Gespeeld door Barry Pepper, de biddende sluipschutter uit Saving Private Ryan) toont zich eerlijk en betrouwbaar. Hij is een man van zijn woord, die Mattie wel met enig respect behandelt. Op een grijze wereld kun je niet makkelijk de zwart witte lineaal van de rechtvaardigheid leggen, ook al niet omdat je zelf ook nooit zo ‘wit’ bent als je zelf denkt. Want wordt Mattie slechts gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel, of is ze eigenlijk uit op wraak? Wie het toch doet, berokkent zichzelf en anderen schade. In dit geval sterven er acht mensen door Matties vasthoudendheid, van wie minstens een (de jonge man in de hut, voor wie de film gezien heeft) redelijk onschuldig overkomt. En ook voor Mattie zelf heeft haar daad gevolgen. Ze raakt iets van zichzelf kwijt.
Dit is een boodschap die in meer van de Coen-films terugkomt - de futiliteit van onze strijd tegen het kwaad als gevolg van onze eigen zwakheid en gebrokenheid. De regisseurs laten ons lachen om onszelf als een boer die kiespijn heeft. Maar in deze film breekt de genade door. Mattie zei het zelf al: niets is gratis, alleen de genade van God. En zonder dat iemand erom gevraagd heeft, ontvangen de karakters in de film genade. LaBoeuf weet op een kritisch moment een doelwit te raken op een afstand waarop het hem niet eerder gelukt is. Hij is er zelf verbaasd over. Hij begint een verhaal op te hangen over de technische specificaties van zijn geweer, maar het feit is dat hij juist daarvoor een gebed van twee woorden fluisterde: ‘Help me’. En even later daalt Cogburn uit de hemel neer om Mattie te redden. De man die in principe niets aan haar verplicht is (hij heeft gedaan waar zij hem voor betaald had) is bereid om voor haar tot het uiterste van zijn kunnen te gaan. Er wordt een offer gebracht. Maar het slot van de film illustreert haarscherp de hymnes uit de soundtrack: ‘Leaning on the everlasting arms’ en ‘What a friend we have in Jesus’. Het is niet voor niets dat Mattie 25 jaar later nog kan zeggen dat Cogburn een belangrijke rol heeft gespeeld in haar leven.
De levensechte karakters in deze film zijn om elkaar gaan geven, en hun liefde brengt hen ertoe iets uit te leven uit het Grote Verhaal, waarin inderdaad niets voor niets komt, behalve de genade van God.
Ik vind deze film een aanrader!
P.S. mijn favoriete filmcriticus was ook erg enthousiast over True Grit!
Het antwoord op die vraag is vanzelfsprekend ‘ja’, want de kracht van een verhaal zit hem in het verhaal, niet in de setting waarin het verhaal geplaatst wordt. Een goed verhaal blijft goed, of het nu verteld wordt als western, als SF-film, of als Samurai-verhaal. Het eerste voorbeeld dat me te binnen schiet is het verhaal van de zeven helden, elk met een ander specialisme, die door boeren worden gevraagd tegen een luttel bedrag een dorp te verdedigen tegen een overweldigende meerderheid van uitbuiters. Filmkenners weten wel waar ik op doel. Aan de andere kant lenen sommige genres zich gewoon beter voor bepaalde verhalen. Neem het superheldenverhaal - de laatste tien jaar zijn er talloze superheldenfilms in de bioscoop verschenen, ook verhalen in een beperkte tijdsperiode, een vrij beperkte locatie, en vrij standaard karakters. De man in het kleurrijke pakje die even flamboyante schurken verslaat is ondertussen ook al rijp voor parodiering. Maar dat betekent niet dat er geen superheldenfilms meer gemaakt zullen worden. Voor een verhaal over een jonge man of vrouw, die zijn of haar onzekerheid overwint en leert verantwoordelijk om te gaan met de nieuw verworven kracht, blijft de superheld nu eenmaal het meest geschikte medium. En zo’n verhaal zal, als het goed wordt verteld, altijd een publiek vinden, ook al is men uitgekeken geraakt op de saaie, clichematige, slecht vertelde superheldenverhalen.
Zo is het ook met westerns. Er zijn bepaalde verhalen die het best kunnen worden verteld in de vorm van een western. En deze behoren tot de krachtigste verhalen die er zijn. Verhalen die gaan over de betekenis van rechtvaardigheid en moed, over het conflict tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Over wat mensen samenbindt en tot een eenheid maakt. De omgeving van de western - de uitgestrekte landschappen onder een blauwe hemelkoepel, de leegte van de prairies, de ongenaakbaarheid van de bergen, met daar tegenover de eerste dorpen en stadjes, waar de beschaving een voet aan de grond probeert te krijgen, en de natuur onder controle wordt gebracht - is hiervoor een ideaal decor. En de tijd ook: een tijd waarin mensen op hun eigen inventiviteit waren aangewezen, nog grotendeels moesten overleven van wat de natuur gaf, maar waar uit het oosten de techniek steeds verder opdrong. Een tijd ook waarbij de onschuldigen gevaar liepen en de invloed van de rechterlijke macht in veel gebieden nog beperkt was, een tijd waarbij het gevaar van allerlei kanten kon komen (de onvoorspelbare indianen bijvoorbeeld) en veel afhing van de moed van individuen. En ten slotte de archetypische karakters, die niet tot een cliché te hoeven worden teruggebracht om mensen aan te spreken. Het feit dat iets een cliché is, wil namelijk niet zeggen dat het niet waar is. Daarom kan ik een goede western op zijn tijd best waarderen. Op de blog SciFiCatholic vond ik de interessante opmerking dat westerns eigenlijk space opera’s zijn die zich afspelen in het oude westen van de Verenigde Staten. (Als je bedenkt dat Star Trek begon als een soort ‘Wagon train to the stars’ is het niet eens zo gek bedacht).
Toevallig is True Grit een western die inderdaad een goed verhaal vertelt, en een verhaal dat eigenlijk alleen in de vorm van een western verteld kan worden. Het is dan ook sinds Dances with Wolves de western die in de bioscoop het meest heeft opgebracht. Dat heeft deels te maken met de regisseurs: de broeders Coen, die bekend staan om hun geweldige dialogen, wrange gevoel voor humor en ontwikkelde vertelkunst. Ze weten ook altijd goede acteurs te strikken. Het schijnt dat ze dit keer veel van de dialogen uit het oorspronkelijke boek zo konden gebruiken. Maar dat doet niets af aan hun prestatie. Ze maakten een film die van begin tot moment boeiend is. Dat zei mijn filmmaat tegen me op de weg naar buiten: de film wist steeds te fascineren. Er gebeurt niet eens zo veel, op een paar schietgevechten na, die er nu eenmaal bij horen. Maar (las ik ook in een recensie op internet) de Coens beheersen de techniek om scenes op te bouwen: van humor, naar onderhuidse spanning, naar oprecht gevoel, naar geweld, terug naar humor, en als kijker wordt je langs al die emoties meegenomen. De acteurs dragen daar aan bij. Jeff Bridges speelt hier veel beter dan in Tron Legacy: hij bewoont zijn karakter. Maar Matt Damon is ook sterk. En vooral de jonge Hailee Steinfeld die een hard, berekenend meisje neerzet, maar toch ook haar jeugdige kwetsbaarheid weet over te brengen. Prachtig. Verder werden er dingen in beeld gebracht die ik vaak genoeg had gelezen in verhalen, maar nog niet eerder in een film had gezien (zoals met het paard. Meer verklap ik niet). Zoals in veel westerns zijn er ook weer prachtige beelden van Amerikaanse landschappen (waar ik sinds ik er zelf geweest ben eigenlijk geen genoeg kan krijgen). En de muziek mag er ook wezen, met een grote rol voor enkele oude hymnen. ‘Rustend in Jezus’ armen’ zal voor mij voortaan wel met deze film geassocieerd zijn.
De film begint met de aankomst van Mattie Ross op het treinstation in Fort Smith. Ze is er om het lichaam op te halen van haar vader, die is neergeschoten door de hulp die hij had ingehuurd. Maar als ze die formaliteit heeft afgehandeld, weigert ze naar huis terug te keren. Ze wil namelijk zien dat er gerechtigheid geschiedt. Als de sheriff weigert de moordenaar van haar vader te achtervolgen op Indiaans grondgebied, huurt ze daar zelf wel iemand voor in. Het wordt Reuben Cogburn, een U.S. Marshall, die zijn doelwitten liever dood dan levend binnenhaalt. Ze weet hem zelfs zo ver te krijgen dat hij haar meeneemt, hoewel hij liever geen meisje van veertien als een blok aan zijn been wil hebben hangen. De twee worden vergezeld door de Texas Ranger LaBoeuf, die op zoek is naar dezelfde man, en hem in Texas voor het gerecht wil brengen, zeer tegen de zin van Mattie in. Al snel blijkt dat hun doelwit zich heeft aangesloten bij een bende die zich schuilhoudt in een oude zilvermijn. Om het tegen hen op te nemen zullen ze, hoe verschillend ze ook zijn, met elkaar moeten samenwerken ...
In een discussie op filmforum Arts and Faith las ik de interessante opmerking dat deze film ‘is’. Het is niet een film die gemaakt is om een boodschap over te brengen. Het verhaal is geen commentaar op onze maatschappij, geen metafoor of allegorie. Het is eenvoudig een goed verteld verhaal. De film volgt de karakters, en geeft ze de ruimte om zichzelf te zijn. Het zijn echte personen, geen karikaturen. En in het slot wordt er geen moraal aan het verhaal opgedrongen. Het einde ‘is’ er, en de kijker mag er zijn eigen conclusies over trekken. Ik denk echter dat verhalen zonder vooropgezet ‘doel’, verhalen die niet zijn gemaakt om mensen van een punt te overtuigen, de beste verhalen zijn, en ook het meest stof tot nadenken geven. En deze verhalen wijzen bovendien soms het duidelijkst naar het Grote Verhaal. Zo schreef J.R.R. Tolkien zijn epische boeken ook niet om een punt te maken, de wereld te veranderen, of mensen te bekeren. Hij wilde eenvoudig goede verhalen schrijven. En zijn verhalen veranderden de wereld en bekeerden de mensen.
Dit verhaal gaat op het eerste gezicht over gerechtigheid. De film begint met een tekst uit de bijbel - ‘de zondaar vlucht, ook als niemand hem vervolgt’. En in haar openingsmonoloog stelt Mattie dat de moordenaar van haar vader zijn verdiende loon niet zal ontlopen. Hij moet gestraft worden. “In dit leven is niets gratis, alleen de genade van God.” Maar wie zo op gerechtigheid gefocust is, zal noodzakelijkerwijs een scherpe scheidslijn tussen goed en kwaad hanteren, de wereld verdelen tussen helden en schurken. Het blijkt echter dat dit helemaal niet zo makkelijk is. Reuben Cogburn is in moreel oogpunt geen uitblinker: hij verschijnt voor het eerst in een rechtszaak waar hij ervan wordt beschuldigd mensen in koelen bloede neer te schieten. Bovendien is hij in de burgeroorlog betrokken geweest bij een verdachte terroristische groep. Hij geeft later zelf ook toe ooit een bank te hebben beroofd. Ook de lei van Texas Ranger LaBoeuf is niet hagelschoon. Hij is wel erg vol van zichzelf, vertelt sterke verhalen, en zoals zijn rinkelende sporen laten zien geeft hij behoorlijk veel om zijn voorkomen. Aan de andere kant beschikken ook mensen aan de andere kant van de wet over goede eigenschappen. Vooral bendeleider Lucky Ned Pepper (Gespeeld door Barry Pepper, de biddende sluipschutter uit Saving Private Ryan) toont zich eerlijk en betrouwbaar. Hij is een man van zijn woord, die Mattie wel met enig respect behandelt. Op een grijze wereld kun je niet makkelijk de zwart witte lineaal van de rechtvaardigheid leggen, ook al niet omdat je zelf ook nooit zo ‘wit’ bent als je zelf denkt. Want wordt Mattie slechts gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel, of is ze eigenlijk uit op wraak? Wie het toch doet, berokkent zichzelf en anderen schade. In dit geval sterven er acht mensen door Matties vasthoudendheid, van wie minstens een (de jonge man in de hut, voor wie de film gezien heeft) redelijk onschuldig overkomt. En ook voor Mattie zelf heeft haar daad gevolgen. Ze raakt iets van zichzelf kwijt.
Dit is een boodschap die in meer van de Coen-films terugkomt - de futiliteit van onze strijd tegen het kwaad als gevolg van onze eigen zwakheid en gebrokenheid. De regisseurs laten ons lachen om onszelf als een boer die kiespijn heeft. Maar in deze film breekt de genade door. Mattie zei het zelf al: niets is gratis, alleen de genade van God. En zonder dat iemand erom gevraagd heeft, ontvangen de karakters in de film genade. LaBoeuf weet op een kritisch moment een doelwit te raken op een afstand waarop het hem niet eerder gelukt is. Hij is er zelf verbaasd over. Hij begint een verhaal op te hangen over de technische specificaties van zijn geweer, maar het feit is dat hij juist daarvoor een gebed van twee woorden fluisterde: ‘Help me’. En even later daalt Cogburn uit de hemel neer om Mattie te redden. De man die in principe niets aan haar verplicht is (hij heeft gedaan waar zij hem voor betaald had) is bereid om voor haar tot het uiterste van zijn kunnen te gaan. Er wordt een offer gebracht. Maar het slot van de film illustreert haarscherp de hymnes uit de soundtrack: ‘Leaning on the everlasting arms’ en ‘What a friend we have in Jesus’. Het is niet voor niets dat Mattie 25 jaar later nog kan zeggen dat Cogburn een belangrijke rol heeft gespeeld in haar leven.
De levensechte karakters in deze film zijn om elkaar gaan geven, en hun liefde brengt hen ertoe iets uit te leven uit het Grote Verhaal, waarin inderdaad niets voor niets komt, behalve de genade van God.
Ik vind deze film een aanrader!
P.S. mijn favoriete filmcriticus was ook erg enthousiast over True Grit!