Het is weer eens zover. Al minstens twee weken (of zo voelt het) gaat elke radioreclame erover, en elke krantenadvertentie, en alle billboards. De winkeletalages kleuren rood en roze, en tijdschriften verwijzen ernaar met grote koppen. Het scheelt nog dat ik geen televisie kijk, anders was ik helemaal onder de stortvloed van romantiek en commercie bedolven. Nou ben ik heus geen koude man, zonder gevoel voor romantiek. Ik moet ook wel eens een traantje wegpinken bij een romantische film, en ik vind het jammer dat ik niet meer afleveringen kon kijken van Boer zoekt vrouw. Toch beschouw ik 14 februari als het dieptepunt van het jaar.
Wat mij tegenstaat is vooral de commercie - en dan met name hoe die het hebben en willen van een relatie neerzet als iets vanzelfsprekends. De boodschap van alle media is duidelijk: de ‘normale’ mensen, die in onze wereld meetellen, die meedraaien in onze maatschappij, hebben een relatie of zijn verliefd en maken dat ook met grote gebaren duidelijk. Dit is de standaard. En wat ik uit al die uitingen impliciet opmaak, is dat als ik niet een relatie heb, en het moeilijk vind initiatief te nemen, ik afwijk van de norm. Ik ben niet normaal. Ik ben dus een buitenbeentje. Volgens de Valentijnsreclame moet een romantische liefde mijn grootste streven zijn, mijn levensdoel, waar alles voor moet wijken. Ik zelf probeer nu juist te leren dat mijn waarde als persoon en mijn levensgeluk niet afhangen van mijn omstandigheden, of ik een relatie heb of niet. Daarom heb ik nog nooit iets aan Valentijnsdag gedaan, en zal er ook niets mee doen. Net zoals ik met kerst nog nooit mijn huis versierd heb (omdat ik het zo ook al gezellig vind, en niet al die moeite ga doen alleen omdat de maatschappij het van me verwacht).
Dus sorry, mijn geheime liefde, je hebt het dit jaar zonder Valentijnskaart, chocolade of gedicht moeten doen. Ik hoop dat ik mijn gevoelens voor je duidelijk zal durven maken zonder de hulp van een door de ansichtkaartenindustrie opgelegde sociale verplichting.
Wat ik mezelf op Valentijnsdag wel toesta, is om een keer per jaar op mijn blog te schrijven over het vrijgezelzijn. Het is nog wat te vroeg om wat dat betreft over een traditie te spreken, want vorig jaar was het de eerste keer dat ik dat deed en of ik het volgend jaar weer doe, hangt er van af of ik het dan nog ben. Maar ik heb me voorgenomen mijn lezers niet elke week of vaker te vermoeien met mijn frustraties op dit gebied. Er zijn per slot van rekening onderwerpen die belangrijker zijn (ja, echt wel). Maar als de rest van de wereld de romantische liefde viert, mag ik van mezelf ook wel een keer mijn hart luchten. Wees gerust, ik hoop uiteindelijk tot een conclusie te komen die voor iedereen -getrouwd of niet getrouwd- van betekenis is.
Ondanks de veranderde demografie en een vrijgezelle minister-president is het vooral op een dag als vandaag duidelijk wat het maatschappelijke ideaal is: dat is nog steeds dat van twee mensen, die uiteindelijk trouwen en een gezin stichten, en dan nog lang en gelukkig leven. Een roze wolk. Huisje, boompje, beestje. Het hoort bij al die andere idealen: een succesvolle carrière, een auto naast de deur, een vakantie naar het buitenland, en op je zestigste met pensioen of liever eerder. De groep bepaalt de norm, en wie daarvan afwijkt wordt minstens met wantrouwen bejegend. Zo ging het er al aan toe op school: ik heb heel wat pauzes doorgebracht in mijn eentje in de aula, kijkend naar de groep met wel sportieve, in muziek en voetbal geïnteresseerde klasgenoten. Wie zich niet aansluit bij de normen en gewoonten van de groep, wordt het buitenbeentje, en is al snel de gebeten hond. Als er iemand gezocht wordt om sociale spanningen op af te reageren, is die dan al snel gevonden. Op maatschappijniveau werkt het net zo. Minderheden hebben het altijd moeilijk. En omdat christenen ook gewoon mensen zijn, nemen ze de normen van de cultuur vaak gewoon over. Het ideaal van de omgeving wordt het ideaal van de kerk.
Zoals ik in een eerder bericht vertelde, werd ik daarmee ruw geconfronteerd in India. Daar is het huwelijk een nog groter ideaal dan in Europa. Overal zie je posters en enorme reclameborden met aankondigingen van huwelijksbeurzen, met jurken en grote juwelen. In de kranten staan pagina’s vol contactadvertenties. En in films draait het vaak om het organiseren van een huwelijk al dan niet tegen de wens van de ouders in. En christenen delen in dit culturele patroon. Ook bij de christenen in India zoeken de ouders een geschikte huwelijkskandidaat. Ook christenen horen er daar pas bij als ze getrouwd zijn. Ze projecteren dit ideaal zelfs op mensen uit een andere cultuur. Dus kon ik te horen krijgen dat ik mocht ik terug willen komen wel met een mevrouw Klein Haneveld moest verschijnen. Anders zouden mensen denken dat er iets mis is met mij.
Gelukkig hoor je dit soort dingen in Nederland niet in de kerk. Maar ik ben ook wel eens aangesproken door mensen met de vraag waarom ik nog geen partner had. En misschien ben ik overgevoelig, maar ik hoorde er een beschuldigende toon in, alsof ik tekortschoot, of op dit gebied te weinig initiatief nam. En op internet las ik een artikeltje over de kerk in de Verenigde Staten waar altijd getrouwde mensen worden gezocht als voorgangers, en mensen die theologie hebben gestudeerd, maar die nog single zijn, niet worden aangenomen. De argumentatie is dan dat vrijgezelle mensen geen goede zorg kunnen verlenen aan getrouwde mensen, en dat ze niks te zeggen hebben over huwelijksproblematiek en opvoeding van kinderen. Maar aan de andere kant wordt er dus wel van uitgegaan dat getrouwde voorgangers waardevol advies kunnen geven aan de vrijgezellen die al jaren zoeken naar een relatie. Geloof me maar: iemand die op z’n 22ste is getrouwd met de liefde van zijn leven moet niet met relatie-advies aankomen bij iemand die op z’n 34ste nog nooit een vriendin heeft gehad. Ik erger me al aan vrijgezellen van 24 die vertellen dat het helemaal niet zo erg is en men nog alle tijd van de wereld heeft. Trouwens, vrijgezelle mensen kunnen net zo goed preken houden, bijbelstudies organiseren, liederen uitzoeken, begrafenis- en doopdiensten leiden, en bidden als getrouwde mensen. Maar goed, een van de reacties bij het artikeltje wijst er fijntjes op dat ook in het westen mensen het idee hebben dat er iets mis is met een man die langdurig vrijgezel is (die wil niet opgroeien) of met ‘oude vrijsters’.
Ik was daarom blij met het artikel van Tim Keller dat ik eerder aanhaalde. Hij wijst erop dat het christendom als een van de weinige religies ook het vrijgezelle bestaan als een volledig waardevolle levensvulling beschouwt. Natuurlijk, het huwelijk speelt een centrale rol - de mens is immers als man en vrouw geschapen - en hierin is ook een belangrijk beeld van Christus en de gemeente verborgen. Aan de andere kant stelt juist het Nieuwe Testament dat er in Christus geen slaaf of vrije is, geen Jood of heiden en geen man of vrouw - deze vormen van onderscheid doen ten minste wat de status voor God betreft niet meer ter zake. Dit houdt in feite in dat er in Christus ook geen sprake is van ‘getrouwd’ of ‘vrijgezel’. Deze twee hebben in de gemeente van Christus dezelfde positie.
Dit wordt ook in praktijk gebracht door de twee belangrijkste figuren in het vroege christelijke geloof. Ten eerste Jezus zelf. Hij was op zijn 33ste nog ongetrouwd (als we uitgaan van de synoptische evangeliën). Dit was voor die tijd heel bijzonder. Mensen trouwden daar namelijk al op vrij jonge leeftijd. Jezus moet dus hetzelfde te horen hebben gekregen als ik in India, namelijk dat er iets met hem mis was. Anne Rice heeft dat mooi uitgewerkt in haar tweede boek over Jezus, The road to Kana, waar mensen over Jezus roddelen en zelfs zijn geaardheid in twijfel trekken, omdat hij zich niet aan een vrouw bindt. Als de grondlegger van het christelijk geloof uit eigen keuze vrijgezel was, moet dit ook een waardevolle levensinvulling zijn voor zijn volgelingen. Jezus zegt zijn discipelen (waarvan er meerdere, onder andere Petrus, getrouwd waren) ook nog eens dat ze hun vrouw moeten ‘haten’ - dat wil zeggen dat ze God liever moeten hebben dan hun vrouw. En hij waarschuwt dat de boodschap van het koninkrijk van God een wig kan drijven tussen echtgenoten. Jezus is niet tegen het huwelijk, hi is niet een gnosticus die de waarde van het lichamelijke ontkent en de seksualiteit afschrijft. Maar hij verafgoodt de getrouwde status niet.
Dan is er nog Paulus, die in 1 Korinthiers 7 hoog opgeeft van de vrijgezelle levenswijze, en dit in tijden waarin de kerk vervolgd wordt en mensen moeten lijden om het evangelie, zelfs de voorkeur geeft boven het huwelijk. Wie brandt van begeerte moet het volgens hem niet nalaten te trouwen, maar het is beter dat men blijft zoals hij. En ook getrouwde stellen moeten niet volkomen in elkaar opgaan, maar de ander ook de ruimte geven om God te zoeken. Paulus heeft het zelfs over de gave van het vrijgezel zijn - als een zegen die God kan geven. Nu zie ik het nog niet echt als een leuk geschenk, maar het is een positievere blik op het singleschap dan ik vaak te horen krijg.
Ik denk dat we als christenen behoefte hebben aan meer vrijgezelle voorbeeldfiguren, leiders, schrijvers, muzikanten en inspirerende mensen in de cultuur die zonder levenspartner door het leven gaan en toch een vervuld en geestelijk volwaardig leven leiden. Jonge mensen moeten in de kerk kunnen zien dat ook singles er helemaal bij horen, en dat hun manier van leven op geen enkele manier onderdoet bij die van getrouwde stellen. Ze moeten zien dat ze volledig mens zijn en ook zo worden behandeld. Ik ken weinig van deze voorbeelden. Auteur en bijbelleraar John Stott was zijn leven lang ongetrouwd, en C.S. Lewis ontmoette Joy Davidman pas op zijn 55ste (er is dus nog tijd voor mij). En wat mij betreft wordt er ook vaker gepreekt over Jezus als vrijgezel, als iemand die in dat opzicht afweek van de maatschappelijke norm, maar die daarom niet minder de Zoon van God was. Op deze manier kan de kerk laten zien dat ze niet in alles meegaat met de omringende wereld, en de afgoden van de cultuur aan de kaak stellen. Immers: gij geheel anders, zoals Paulus zegt.
Verder zou de nadruk voor zowel getrouwde stellen als voor vrijgezellen moeten liggen op de liefde voor de ander. Uiteindelijk gaat het namelijk in dit leven niet om onze toestand als getrouwde of als vrijgezel. Dit is maar een uiterlijkheid. Het is buitenkant, en het kan ons dus onmogelijk betekenis verlenen. Het gaat in ons leven niet om ons oppervlakkige geluk. Het gaat er niet om of we voldoen aan de maatschappelijke normen. Het gaat erom dat we God ontmoeten van aangezicht tot aangezicht, en dat zijn licht via ons weerspiegelt naar andere mensen toe.
Dit is wat mij aansprak in het boek Till We Have Faces en de film Despicable Me, beide met een vrijgezelle hoofdpersoon. In plaats van ons te beklagen over wat we missen, in plaats van te streven naar geluk in onze omstandigheden, in plaats van ons ware ik met een masker te bedekken om door anderen geaccepteerd te worden, kiezen we voor een ontluisterende eerlijkheid. We erkennen dat we onszelf niet gelukkig kunnen maken, en dat we onze leegte ook niet kunnen vullen met het leven en de liefde van anderen. We geven onze diepe gebrokenheid toe, het feit dat we zelf als God hebben willen zijn. We belijden onze diepste verlangens, ook die behoeftes die we eigenlijk verborgen wilden houden, de hoop waarvan we geen vervulling verwachten. We laten al die dingen buiten ons los, net als onze pogingen tot zelfverbetering. En we ervaren dat we zelfs in onze leegheid en liefdeloosheid door God omarmd worden. We accepteren dat Hij van ons houdt, en dat deze onverdiende, niet te betalen liefde is wat ons betekenis geeft. We zijn kostbaar omdat Hij dat over ons uitspreekt, niet omdat we getrouwd zijn, rijk, succesvol, of juist fanatiek, arm of vrijgezel.
En vanuit die basis gaan we uitdelen aan anderen, liefde van diezelfde onvoorwaardelijke soort. We hebben God lief boven alles en onze naaste boven onszelf. Dat is het leven waarvoor we bedoeld zijn. We genieten van de relaties die op ons pad komen, we accepteren anderen zoals ze zijn, we staan naast ze. En daarin ontdekken we dat we onszelf zijn geworden. Als we zonder aan onszelf te denken andere mensen liefhebben, worden we werkelijk mensen. Dit is het leven van de eeuwigheid, het leven van het koninkrijk - waarin als we Jezus geloven het huwelijk er niet meer is als iets dat ons aan de buitenkant van elkaar onderscheidt, maar waar iedereen geliefd is en anderen liefheeft, en zo volkomen zichzelf is.
Daar wil ik me van bewust zijn. En ondertussen wil ik mezelf openstellen voor de mogelijkheid van een liefdesrelatie, ik wil gelegenheden aangrijpen om nieuwe mensen te leren kennen, initiatieven nemen waar ik mogelijkheden zie en geen (of in elk geval niet al te veel) beren op de weg zien. Ik wil leren genieten van het spel van aantrekking en initiatief, van geven en ontvangen. En ik hoop ooit een keer iemand te vinden die ook tegen mij ‘ja’ zou willen zeggen. Mijn geluk en mijn waarde als persoon hangen er echter niet meer van af (zo zou het in elk geval moeten zijn). Dat is een iets andere insteek dan uit mijn Valentijnsbericht van vorig jaar, denk ik, maar goed: mensen kunnen (gelukkig) veranderen.
Wat mij tegenstaat is vooral de commercie - en dan met name hoe die het hebben en willen van een relatie neerzet als iets vanzelfsprekends. De boodschap van alle media is duidelijk: de ‘normale’ mensen, die in onze wereld meetellen, die meedraaien in onze maatschappij, hebben een relatie of zijn verliefd en maken dat ook met grote gebaren duidelijk. Dit is de standaard. En wat ik uit al die uitingen impliciet opmaak, is dat als ik niet een relatie heb, en het moeilijk vind initiatief te nemen, ik afwijk van de norm. Ik ben niet normaal. Ik ben dus een buitenbeentje. Volgens de Valentijnsreclame moet een romantische liefde mijn grootste streven zijn, mijn levensdoel, waar alles voor moet wijken. Ik zelf probeer nu juist te leren dat mijn waarde als persoon en mijn levensgeluk niet afhangen van mijn omstandigheden, of ik een relatie heb of niet. Daarom heb ik nog nooit iets aan Valentijnsdag gedaan, en zal er ook niets mee doen. Net zoals ik met kerst nog nooit mijn huis versierd heb (omdat ik het zo ook al gezellig vind, en niet al die moeite ga doen alleen omdat de maatschappij het van me verwacht).
Dus sorry, mijn geheime liefde, je hebt het dit jaar zonder Valentijnskaart, chocolade of gedicht moeten doen. Ik hoop dat ik mijn gevoelens voor je duidelijk zal durven maken zonder de hulp van een door de ansichtkaartenindustrie opgelegde sociale verplichting.
Wat ik mezelf op Valentijnsdag wel toesta, is om een keer per jaar op mijn blog te schrijven over het vrijgezelzijn. Het is nog wat te vroeg om wat dat betreft over een traditie te spreken, want vorig jaar was het de eerste keer dat ik dat deed en of ik het volgend jaar weer doe, hangt er van af of ik het dan nog ben. Maar ik heb me voorgenomen mijn lezers niet elke week of vaker te vermoeien met mijn frustraties op dit gebied. Er zijn per slot van rekening onderwerpen die belangrijker zijn (ja, echt wel). Maar als de rest van de wereld de romantische liefde viert, mag ik van mezelf ook wel een keer mijn hart luchten. Wees gerust, ik hoop uiteindelijk tot een conclusie te komen die voor iedereen -getrouwd of niet getrouwd- van betekenis is.
Ondanks de veranderde demografie en een vrijgezelle minister-president is het vooral op een dag als vandaag duidelijk wat het maatschappelijke ideaal is: dat is nog steeds dat van twee mensen, die uiteindelijk trouwen en een gezin stichten, en dan nog lang en gelukkig leven. Een roze wolk. Huisje, boompje, beestje. Het hoort bij al die andere idealen: een succesvolle carrière, een auto naast de deur, een vakantie naar het buitenland, en op je zestigste met pensioen of liever eerder. De groep bepaalt de norm, en wie daarvan afwijkt wordt minstens met wantrouwen bejegend. Zo ging het er al aan toe op school: ik heb heel wat pauzes doorgebracht in mijn eentje in de aula, kijkend naar de groep met wel sportieve, in muziek en voetbal geïnteresseerde klasgenoten. Wie zich niet aansluit bij de normen en gewoonten van de groep, wordt het buitenbeentje, en is al snel de gebeten hond. Als er iemand gezocht wordt om sociale spanningen op af te reageren, is die dan al snel gevonden. Op maatschappijniveau werkt het net zo. Minderheden hebben het altijd moeilijk. En omdat christenen ook gewoon mensen zijn, nemen ze de normen van de cultuur vaak gewoon over. Het ideaal van de omgeving wordt het ideaal van de kerk.
Zoals ik in een eerder bericht vertelde, werd ik daarmee ruw geconfronteerd in India. Daar is het huwelijk een nog groter ideaal dan in Europa. Overal zie je posters en enorme reclameborden met aankondigingen van huwelijksbeurzen, met jurken en grote juwelen. In de kranten staan pagina’s vol contactadvertenties. En in films draait het vaak om het organiseren van een huwelijk al dan niet tegen de wens van de ouders in. En christenen delen in dit culturele patroon. Ook bij de christenen in India zoeken de ouders een geschikte huwelijkskandidaat. Ook christenen horen er daar pas bij als ze getrouwd zijn. Ze projecteren dit ideaal zelfs op mensen uit een andere cultuur. Dus kon ik te horen krijgen dat ik mocht ik terug willen komen wel met een mevrouw Klein Haneveld moest verschijnen. Anders zouden mensen denken dat er iets mis is met mij.
Gelukkig hoor je dit soort dingen in Nederland niet in de kerk. Maar ik ben ook wel eens aangesproken door mensen met de vraag waarom ik nog geen partner had. En misschien ben ik overgevoelig, maar ik hoorde er een beschuldigende toon in, alsof ik tekortschoot, of op dit gebied te weinig initiatief nam. En op internet las ik een artikeltje over de kerk in de Verenigde Staten waar altijd getrouwde mensen worden gezocht als voorgangers, en mensen die theologie hebben gestudeerd, maar die nog single zijn, niet worden aangenomen. De argumentatie is dan dat vrijgezelle mensen geen goede zorg kunnen verlenen aan getrouwde mensen, en dat ze niks te zeggen hebben over huwelijksproblematiek en opvoeding van kinderen. Maar aan de andere kant wordt er dus wel van uitgegaan dat getrouwde voorgangers waardevol advies kunnen geven aan de vrijgezellen die al jaren zoeken naar een relatie. Geloof me maar: iemand die op z’n 22ste is getrouwd met de liefde van zijn leven moet niet met relatie-advies aankomen bij iemand die op z’n 34ste nog nooit een vriendin heeft gehad. Ik erger me al aan vrijgezellen van 24 die vertellen dat het helemaal niet zo erg is en men nog alle tijd van de wereld heeft. Trouwens, vrijgezelle mensen kunnen net zo goed preken houden, bijbelstudies organiseren, liederen uitzoeken, begrafenis- en doopdiensten leiden, en bidden als getrouwde mensen. Maar goed, een van de reacties bij het artikeltje wijst er fijntjes op dat ook in het westen mensen het idee hebben dat er iets mis is met een man die langdurig vrijgezel is (die wil niet opgroeien) of met ‘oude vrijsters’.
Ik was daarom blij met het artikel van Tim Keller dat ik eerder aanhaalde. Hij wijst erop dat het christendom als een van de weinige religies ook het vrijgezelle bestaan als een volledig waardevolle levensvulling beschouwt. Natuurlijk, het huwelijk speelt een centrale rol - de mens is immers als man en vrouw geschapen - en hierin is ook een belangrijk beeld van Christus en de gemeente verborgen. Aan de andere kant stelt juist het Nieuwe Testament dat er in Christus geen slaaf of vrije is, geen Jood of heiden en geen man of vrouw - deze vormen van onderscheid doen ten minste wat de status voor God betreft niet meer ter zake. Dit houdt in feite in dat er in Christus ook geen sprake is van ‘getrouwd’ of ‘vrijgezel’. Deze twee hebben in de gemeente van Christus dezelfde positie.
Dit wordt ook in praktijk gebracht door de twee belangrijkste figuren in het vroege christelijke geloof. Ten eerste Jezus zelf. Hij was op zijn 33ste nog ongetrouwd (als we uitgaan van de synoptische evangeliën). Dit was voor die tijd heel bijzonder. Mensen trouwden daar namelijk al op vrij jonge leeftijd. Jezus moet dus hetzelfde te horen hebben gekregen als ik in India, namelijk dat er iets met hem mis was. Anne Rice heeft dat mooi uitgewerkt in haar tweede boek over Jezus, The road to Kana, waar mensen over Jezus roddelen en zelfs zijn geaardheid in twijfel trekken, omdat hij zich niet aan een vrouw bindt. Als de grondlegger van het christelijk geloof uit eigen keuze vrijgezel was, moet dit ook een waardevolle levensinvulling zijn voor zijn volgelingen. Jezus zegt zijn discipelen (waarvan er meerdere, onder andere Petrus, getrouwd waren) ook nog eens dat ze hun vrouw moeten ‘haten’ - dat wil zeggen dat ze God liever moeten hebben dan hun vrouw. En hij waarschuwt dat de boodschap van het koninkrijk van God een wig kan drijven tussen echtgenoten. Jezus is niet tegen het huwelijk, hi is niet een gnosticus die de waarde van het lichamelijke ontkent en de seksualiteit afschrijft. Maar hij verafgoodt de getrouwde status niet.
Dan is er nog Paulus, die in 1 Korinthiers 7 hoog opgeeft van de vrijgezelle levenswijze, en dit in tijden waarin de kerk vervolgd wordt en mensen moeten lijden om het evangelie, zelfs de voorkeur geeft boven het huwelijk. Wie brandt van begeerte moet het volgens hem niet nalaten te trouwen, maar het is beter dat men blijft zoals hij. En ook getrouwde stellen moeten niet volkomen in elkaar opgaan, maar de ander ook de ruimte geven om God te zoeken. Paulus heeft het zelfs over de gave van het vrijgezel zijn - als een zegen die God kan geven. Nu zie ik het nog niet echt als een leuk geschenk, maar het is een positievere blik op het singleschap dan ik vaak te horen krijg.
Ik denk dat we als christenen behoefte hebben aan meer vrijgezelle voorbeeldfiguren, leiders, schrijvers, muzikanten en inspirerende mensen in de cultuur die zonder levenspartner door het leven gaan en toch een vervuld en geestelijk volwaardig leven leiden. Jonge mensen moeten in de kerk kunnen zien dat ook singles er helemaal bij horen, en dat hun manier van leven op geen enkele manier onderdoet bij die van getrouwde stellen. Ze moeten zien dat ze volledig mens zijn en ook zo worden behandeld. Ik ken weinig van deze voorbeelden. Auteur en bijbelleraar John Stott was zijn leven lang ongetrouwd, en C.S. Lewis ontmoette Joy Davidman pas op zijn 55ste (er is dus nog tijd voor mij). En wat mij betreft wordt er ook vaker gepreekt over Jezus als vrijgezel, als iemand die in dat opzicht afweek van de maatschappelijke norm, maar die daarom niet minder de Zoon van God was. Op deze manier kan de kerk laten zien dat ze niet in alles meegaat met de omringende wereld, en de afgoden van de cultuur aan de kaak stellen. Immers: gij geheel anders, zoals Paulus zegt.
Verder zou de nadruk voor zowel getrouwde stellen als voor vrijgezellen moeten liggen op de liefde voor de ander. Uiteindelijk gaat het namelijk in dit leven niet om onze toestand als getrouwde of als vrijgezel. Dit is maar een uiterlijkheid. Het is buitenkant, en het kan ons dus onmogelijk betekenis verlenen. Het gaat in ons leven niet om ons oppervlakkige geluk. Het gaat er niet om of we voldoen aan de maatschappelijke normen. Het gaat erom dat we God ontmoeten van aangezicht tot aangezicht, en dat zijn licht via ons weerspiegelt naar andere mensen toe.
Dit is wat mij aansprak in het boek Till We Have Faces en de film Despicable Me, beide met een vrijgezelle hoofdpersoon. In plaats van ons te beklagen over wat we missen, in plaats van te streven naar geluk in onze omstandigheden, in plaats van ons ware ik met een masker te bedekken om door anderen geaccepteerd te worden, kiezen we voor een ontluisterende eerlijkheid. We erkennen dat we onszelf niet gelukkig kunnen maken, en dat we onze leegte ook niet kunnen vullen met het leven en de liefde van anderen. We geven onze diepe gebrokenheid toe, het feit dat we zelf als God hebben willen zijn. We belijden onze diepste verlangens, ook die behoeftes die we eigenlijk verborgen wilden houden, de hoop waarvan we geen vervulling verwachten. We laten al die dingen buiten ons los, net als onze pogingen tot zelfverbetering. En we ervaren dat we zelfs in onze leegheid en liefdeloosheid door God omarmd worden. We accepteren dat Hij van ons houdt, en dat deze onverdiende, niet te betalen liefde is wat ons betekenis geeft. We zijn kostbaar omdat Hij dat over ons uitspreekt, niet omdat we getrouwd zijn, rijk, succesvol, of juist fanatiek, arm of vrijgezel.
En vanuit die basis gaan we uitdelen aan anderen, liefde van diezelfde onvoorwaardelijke soort. We hebben God lief boven alles en onze naaste boven onszelf. Dat is het leven waarvoor we bedoeld zijn. We genieten van de relaties die op ons pad komen, we accepteren anderen zoals ze zijn, we staan naast ze. En daarin ontdekken we dat we onszelf zijn geworden. Als we zonder aan onszelf te denken andere mensen liefhebben, worden we werkelijk mensen. Dit is het leven van de eeuwigheid, het leven van het koninkrijk - waarin als we Jezus geloven het huwelijk er niet meer is als iets dat ons aan de buitenkant van elkaar onderscheidt, maar waar iedereen geliefd is en anderen liefheeft, en zo volkomen zichzelf is.
Daar wil ik me van bewust zijn. En ondertussen wil ik mezelf openstellen voor de mogelijkheid van een liefdesrelatie, ik wil gelegenheden aangrijpen om nieuwe mensen te leren kennen, initiatieven nemen waar ik mogelijkheden zie en geen (of in elk geval niet al te veel) beren op de weg zien. Ik wil leren genieten van het spel van aantrekking en initiatief, van geven en ontvangen. En ik hoop ooit een keer iemand te vinden die ook tegen mij ‘ja’ zou willen zeggen. Mijn geluk en mijn waarde als persoon hangen er echter niet meer van af (zo zou het in elk geval moeten zijn). Dat is een iets andere insteek dan uit mijn Valentijnsbericht van vorig jaar, denk ik, maar goed: mensen kunnen (gelukkig) veranderen.