Wie mijn blog al langer volgt, herinnert zich misschien hoe ik april vorig jaar op reis was naar India. En wie mijn blog nog maar pas volgt, weet het nu ook. Ik verbleef er bij voorgangers van twee evangelische kerken en hun gezinnen en was in de gelegenheid om te spreken in verschillende bijeenkomsten, van een bijbelkring tot een kindersamenkomst. Het was een geweldige periode. Helaas ben ik mijn foto’s van de reis kwijtgeraakt door een crashende harde schijf, maar de beelden zullen ook zonder digitale ondersteuning op mijn netvlies gebrand blijven staan.
In de twee weken dat ik in India was, reageerden mensen meerdere malen verbaasd toen ze hoorden dat ik vrijgezel was. Ze vroegen me waarom er geen ‘Mevrouw Klein Haneveld’ was. Ik kon wel met ze mee lachen, want ja, ik zou ook best een vriendin willen. Maar op de laatste dag voor mijn vertrek werd ik door mijn gastheer aangesproken: “Als je nog een keer naar India komt en wilt spreken, moet je wel met een vrouw komen.” Ik schrok op. Hij was volledig serieus: “Anders zullen mensen niet naar je willen luisteren. Wanneer je als man de veertig nadert en je hebt nog geen vrouw, denken de mensen dat er iets mis met je is.” Je zult je misschien kunnen voorstellen hoe die woorden bij me landden. Ik voelde me veroordeeld, afgewezen. Mijn status van vrijgezel is nooit iets geweest waar ik trots op was, en ik twijfel mede daardoor nogal eens aan mijn eigenwaarde en betekenis als man. Maar nu was het opeens een bron van schaamte geworden, iets waarvoor ik me moest excuseren, een reden voor roddels en veelzeggende blikken achter mijn rug om. Mijn verlangen om inderdaad een keer naar India terug te komen, was sterk afgenomen. Maar mijn zelfvertrouwen ten aanzien van vrouwen en mijn motivatie om initiatief te nemen op dit gebied bleek niet te zijn gegroeid. Integendeel.
Er is in mijn leven meer waar ik me voor schaam (Ja, dit wordt een bericht waarin ik behoorlijk open ben over mezelf. Lees verder op eigen risico). Zo ben ik wel eens geneigd mijn gezondheid te verwaarlozen. Ik ben bijvoorbeeld een paar jaar niet naar de tandarts geweest. Ik stond namelijk nog steeds ingeschreven bij dezelfde tandarts als voor mijn verhuizing jaren geleden, en toen ik mijn huidige baan kreeg, schoot het tandartsbezoek er bij in. En nadat ik een keer mijn afspraak was vergeten, was het wel erg makkelijk om ook de volgende over te slaan. Hoe langer ik verzuimde, hoe meer weerstand ik voelde om contact op te nemen. En ondertussen probeerde ik niet al te nauwkeurig in de spiegel naar mijn gebit te kijken. Sinds een paar weken heb ik echter kiespijn. Net als Adrian Plass in zijn gewijde dagboek (een klassieker!) deed ik er alles aan een tandartsbezoek te vermijden. Mijn paracetamolgebruik van de afgelopen weken toont een scherpe curve omhoog. Ik weet dat als er iets met mijn gebit mis is, het mijn eigen schuld is. En juist dat maakte het moeilijker me bij een tandartsenpraktijk in te schrijven en hulp te vragen. Ik was bang dat ik zou worden veroordeeld voor mijn nalatigheid. Ik houd mijn falen liever voor mezelf.
Vorige week was ik bij een vriend, die me vroeg hoe het met me ging. Ik besloot eerlijk te zijn. Ik vertelde dat ik slecht had geslapen en ook hoe dat kwam. Ik biechtte op dat ik al jaren niet naar de tandarts was geweest, en dat ik nu bang was om het verval van mijn gebit onder ogen te zien.
Hoewel ik mijn vriend al langer ken, zette iets in mij zich toch schrap voor zijn commentaar. “Het is je eigen fout”, is een antwoord dat ik verwachtte. “Hoe kun je dat nou doen? Kun je niet voor jezelf zorgen? Je had beter moeten weten.” Er zijn (helaas) personen in mijn leven die zo zouden reageren op mijn bekentenis. Naar hen toe kan ik dan ook niet langer eerlijk zijn over mijn wedervaren. Ik kan ze niet vertellen hoe het met mij gaat, omdat ze ertoe neigen me te veroordelen. Dat geldt voor familieleden van me, van wie ik om deze reden extra afstand heb moeten nemen. Het geldt ook voor de kerk. Het gevoel niet genoeg te doen, het gevoel dat je tekortschiet, schept al snel afstand. Veroordeling is de aartsvijand van intimiteit. Ik moet denken aan een verhaal dat Philip Yancey vertelt in Genade, wat een wonder, over een prostituee die tot twee keer toe abortus heeft laten plegen, en daar veel verdriet over heeft. Yancey vraagt haar: “Maar waarom ben je niet met je probleem naar de kerk gegaan?” Zij reageert: “Wat heb ik daar te zoeken? Zij zouden me alleen maar slechter over mezelf laten denken.” En dus blijft ze weg. En mijns inziens terecht. Ik heb ook heel wat zondagen op mijn stoel heen en weer zitten schuiven omdat ik me veroordeeld voelde.
Mijn vriend reageerde gelukkig niet op die manier. Hij wuifde mijn probleem niet weg. Hij was het met me eens dat het mijn verantwoordelijkheid was. Maar hij zei niet dat ik een slecht mens was. Hij stelde vragen, zonder me te veroordelen. En hij was zelf ook eerlijk. Hij was zelf in het verleden ook een periode lang niet naar de tandarts gegaan, en had daardoor schade aan zijn gebit opgelopen. Hij herkende de schaamte die ik voelde en het gevoel tekort te schieten. En hij vertelde hoe hij er toch toe was gekomen hulp te zoeken. Hij vertelde hoe hij zijn gebit had behouden. Zijn verhaal sterkte me in mijn voornemen om inderdaad een tandartsenpraktijk te zoeken. En vervolgens hadden we een gezellige avond samen, waarin we met geen woord meer repten over mijn kiespijn. Afgelopen week voegde ik de daad bij het woord en schreef ik me in bij een tandartsenpraktijk in de buurt. Ik nam eindelijk initiatief op dit gebied.
Ik geloof dat het gesprek met mijn vriend een belangrijke rol speelde in mijn keuze om te veranderen. Het feit dat hij mijn zwakheid erkende, maar me tegelijk onvoorwaardelijk bleef accepteren als zijn vriend, hielp mij om mijn eigen tekortkoming onder ogen te zien. Om mezelf daar ook niet om te veroordelen, maar keuzes te maken om te veranderen. Ook zijn eerlijkheid over zichzelf hielp me om niet slecht over mezelf te denken, maar mezelf te accepteren en tegelijk te verlangen naar groei. Eerlijkheid en acceptatie zijn de grondslagen van onze genezing als personen. Ik ben ervan overtuigd dat dit de instrumenten zijn die Jezus zelf gebruikt om ons te veranderen.
Vaak zijn we als christenen geneigd te zoeken naar het bovennatuurlijke ingrijpen van God in ons leven. We willen wonderen zien. We denken dat een genezing alleen van God komt, als er geen ‘aards’ of ‘menselijk’ element aan te pas is gekomen. We willen ons de handen laten opleggen, voor ons laten bidden, een CD draaien met teksten over genezing (ik las laatst dat een charismatische prediker zo’n CD heeft gemaakt en verkoopt, met de belofte dat mensen die ernaar luisteren erdoor zullen veranderen). Aan dit denken ligt een Griekse, platonische scheiding tussen het geestelijke en het materiĆ«le ten grondslag, een kloof tussen de ziel en het lichaam, tussen ‘natuur’ en ‘genade’. Maar de bijbel kent die tweedeling niet - die kent maar een enkele werkelijkheid en die ‘is van Christus’ (Kolossenzen 2:17). Jazeker: tijdens zijn leven op Aarde verrichtte Jezus wonderen die wij ‘bovennatuurlijk’ noemen - hij genas blinden, doven en verlamden en dreef demonen uit. Maar we geloven dat ook wat wij ‘natuurlijk’ noemen, uiteindelijk door God tot stand wordt gebracht. Hij draagt alle dingen ‘door het woord van zijn kracht’ (Hebreeen 1:3). Tijdens ons normale, dagelijkse leven geldt dat wij ‘in hem leven, bewegen en zijn’ (Handelingen 17:28). Wat wij beschrijven met natuurwetten, zoals bijvoorbeeld het weer, of de bewegingen van de sterren, of het groeien van graan of de werking van Paracetamol, is net zo goed het handelen van God als de wondertekenen van Jezus. Immers: “Hij laat zijn zon opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheus 5:45).
Dit is inderdaad een van mijn stokpaardjes, maar in dit verband doet het ter zake. Want Jezus’ genezingen waren niet allemaal wat wij ‘bovennatuurlijk’ zouden noemen. Sommige waren ook ‘natuurlijk’, maar daarom niet minder door Hem tot stand gebracht. Hij gebruikte gewoon de regelmatigheid die hij zelf in de schepping heeft ingebracht. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de bron. Jezus vraagt haar iets te drinken. Dat is voor haar al een schok, want zij verwachtte door Hem afgewezen te worden. Ten eerste omdat hij een Jood was en zij een Samaritaanse, en Joden praatten niet met Samaritanen. Ten tweede omdat hij een man was en zij een vrouw, en in die tijd was het ‘not done’ om als man alleen te zijn met een vrouw bij een waterput. En ten derde omdat het algemeen bekend was in die tijd dat vrouwen in de schemering ‘s ochtends of ‘s avonds water bij de put gingen halen en niet midden op de dag. (Op veel plekken in de wereld is dit nog steeds zo. In India zag ik in de dorpjes inderdaad om een uurtje of vijf de vrouwen bij elkaar om de waterpomp staan om hun metalen vaten te vullen. Het is duidelijk een sociaal gebeuren, waarbij men met elkaar kan praten.) Jezus moest dus weten dat ze er bij de vrouwen in haar dorp ‘uit’ lag, dat ze een sociale ‘outcast’ was. Toch spreekt Jezus haar aan, en begint met haar een normaal gesprek. Uiteindelijk vraagt Jezus haar, haar echtgenoot te halen. Ze antwoordt dat ze geen echtgenoot heeft. “Dat is waar”, zegt Jezus. “U heeft vijf echtgenoten gehad, en de man die u nu heeft, is niet uw echtgenoot.” Jezus draait er geen doekjes om. Hij probeert de feiten niet te verhullen, hij probeert de misstappen en pijn van haar leven niet te verzachten. Maar uit zijn woorden klinkt geen veroordeling. Hij zegt er niet bij dat ze een slecht mens is omdat ze meerdere mannen heeft gehad en nu in ontucht leeft. Hij zegt niet dat ze daarom onder hem staat, en zelfs niet dat ze haar leven moet beteren. Hij spreekt gewoon de waarheid. Zij leeft in schaamte (daarom komt ze ‘s middags bij de put en niet tegelijk met de anderen). Ze voelde zich door anderen afgewezen. En alleen al het feit dat Jezus weet wat er met haar aan de hand is, en haar niet veroordeelt, verandert iets in haar. Het stelt haar in staat om ook eerlijk te zijn over haar situatie. En om daar op een andere manier mee om te gaan. Ze gaat de stad in, onder de mensen door wie ze zich afgewezen en veroordeelt voelt, en roept: “Zie, hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb. Zou dat niet de messias zijn?” Wat ze volgens mij bedoelt is: “Hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb, en mij niet veroordeelt!” Dat is wat haar enthousiast maakt. Dat is waardoor ze een ander mens is geworden.
Hetzelfde gebeurt bij Zaccheus, de tollenaar, die heulde met de Romeinen, de bezetters. Hij was een soort NSB-er, die bovendien mensen beroofde van hun zuurverdiende centen. Jezus zegt tegen hem: “Vandaag wil ik bij jou in huis zijn.” Hij veroordeelt hem niet, hij zegt niet dat hij een slecht mens is, Jezus zegt niet eens dat Zaccheus nu zijn leven moet veranderen. Alleen al doordat Jezus hem ziet zoals hij is, en hem niet veroordeelt, komt Zaccheus er toe om een ander pad in te gaan, terug te geven wat hij heeft gestolen en Jezus te volgen.
Eerlijkheid en acceptatie is wat mensen verandert. Dit is een van de basispeilers van de Anonieme Alcoholisten (AA). In de bijeenkomsten van de AA staat volledige eerlijkheid centraal. Er wordt niets weggemoffeld, niets onder het vloerkleed geveegd. Wie niet eerlijk is over zijn verslaving, zijn falen, zijn tekortkomingen, wordt geconfronteerd. Wie de waarheid niet onder ogen wil zien, heeft er niets te zoeken. Maar wie eerlijk is, wie zijn falen toegeeft, wordt geaccepteerd. Wordt in de armen gesloten. Niemand wordt veroordeeld als hij zegt gevallen te zijn, als hij toegeeft weer te hebben gedronken. Hij hoort erbij. Want de andere leden van de groep zijn zelf ook eerlijk over hun eigen gebrokenheid. De prostituee waar Philip Yancey mee sprak zou niet slechter over zichzelf zijn gaan denken in zo’n groep, ook al zouden haar problemen eerlijk benoemd zijn. Ze zou geconfronteerd zijn met haar keuzes, maar tegelijk worden geaccepteerd als de persoon die ze is. Want niemand zou zich beter vinden dan zij. De AA-groep ziet zichzelf als een verzameling losers, een gezelschap van verslaafden, die afhankelijk zijn van de hogere macht waarin ze geloven om vrijheid te ervaren van de verslaving.
Volgens mij is dit de basis van echte gemeenschap tussen mensen. Ik mocht er iets van ervaren via mijn vriend. En ik geloof dat dit is hoe onze kerken zouden kunnen zijn. Want onze gemeenschap als christenen is gebaseerd op de openbaring dat Jezus ons onvoorwaardelijk accepteert. “Er is geen veroordeling voor wie in Christus Jezus zijn” (Romeinen 8:1). Zo zouden we als christenen werkelijk onderscheidend kunnen zijn van de wereld om ons heen. Jezus zegt het: “Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” (Johannes 13:35).
De voorganger in India had bijvoorbeeld ook kunnen zeggen: “Misschien is er wel iets mis met je als je de veertig nadert en nog steeds vrijgezel bent. Misschien worstel je met je onzekerheid, je zelfbeeld, je angst. Misschien spelen er andere dingen.” -ik zou het direct beamen- “Maar we worstelen allemaal met dingen die in ons leven mis zijn. Of we nu een relatie hebben of niet, of we kinderen hebben of niet. Niemand van ons is volmaakt. Daar gaat het ook niet om. Je bent belangrijk, of je nu getrouwd bent of niet, of er iets mis met je is of niet, je hoort er helemaal bij. Het gaat in onze gemeenschap niet om ons, om onze perfectie, of om onze gebrokenheid. Het gaat om Jezus, die ons onvoorwaardelijk liefheeft, en ons accepteert zonder veroordeling. Samen zoeken we Hem. Daarom willen we naar je luisteren, zoals we hopen dat jij ook naar ons wilt luisteren, hoewel ook wij gebroken mensen zijn.” Maar laat ik niet van anderen het onmogelijke verwachten, laat ik eerst zelf proberen zo in het leven te staan. Eerlijk te zijn over mijn gebrokenheid, mijn falen, mijn twijfel en mijn onzekerheid. En anderen accepteren in hun gebrokenheid, naar hen luisteren zonder hen te veroordelen. Dan verandert de wereld.
In de twee weken dat ik in India was, reageerden mensen meerdere malen verbaasd toen ze hoorden dat ik vrijgezel was. Ze vroegen me waarom er geen ‘Mevrouw Klein Haneveld’ was. Ik kon wel met ze mee lachen, want ja, ik zou ook best een vriendin willen. Maar op de laatste dag voor mijn vertrek werd ik door mijn gastheer aangesproken: “Als je nog een keer naar India komt en wilt spreken, moet je wel met een vrouw komen.” Ik schrok op. Hij was volledig serieus: “Anders zullen mensen niet naar je willen luisteren. Wanneer je als man de veertig nadert en je hebt nog geen vrouw, denken de mensen dat er iets mis met je is.” Je zult je misschien kunnen voorstellen hoe die woorden bij me landden. Ik voelde me veroordeeld, afgewezen. Mijn status van vrijgezel is nooit iets geweest waar ik trots op was, en ik twijfel mede daardoor nogal eens aan mijn eigenwaarde en betekenis als man. Maar nu was het opeens een bron van schaamte geworden, iets waarvoor ik me moest excuseren, een reden voor roddels en veelzeggende blikken achter mijn rug om. Mijn verlangen om inderdaad een keer naar India terug te komen, was sterk afgenomen. Maar mijn zelfvertrouwen ten aanzien van vrouwen en mijn motivatie om initiatief te nemen op dit gebied bleek niet te zijn gegroeid. Integendeel.
Er is in mijn leven meer waar ik me voor schaam (Ja, dit wordt een bericht waarin ik behoorlijk open ben over mezelf. Lees verder op eigen risico). Zo ben ik wel eens geneigd mijn gezondheid te verwaarlozen. Ik ben bijvoorbeeld een paar jaar niet naar de tandarts geweest. Ik stond namelijk nog steeds ingeschreven bij dezelfde tandarts als voor mijn verhuizing jaren geleden, en toen ik mijn huidige baan kreeg, schoot het tandartsbezoek er bij in. En nadat ik een keer mijn afspraak was vergeten, was het wel erg makkelijk om ook de volgende over te slaan. Hoe langer ik verzuimde, hoe meer weerstand ik voelde om contact op te nemen. En ondertussen probeerde ik niet al te nauwkeurig in de spiegel naar mijn gebit te kijken. Sinds een paar weken heb ik echter kiespijn. Net als Adrian Plass in zijn gewijde dagboek (een klassieker!) deed ik er alles aan een tandartsbezoek te vermijden. Mijn paracetamolgebruik van de afgelopen weken toont een scherpe curve omhoog. Ik weet dat als er iets met mijn gebit mis is, het mijn eigen schuld is. En juist dat maakte het moeilijker me bij een tandartsenpraktijk in te schrijven en hulp te vragen. Ik was bang dat ik zou worden veroordeeld voor mijn nalatigheid. Ik houd mijn falen liever voor mezelf.
Vorige week was ik bij een vriend, die me vroeg hoe het met me ging. Ik besloot eerlijk te zijn. Ik vertelde dat ik slecht had geslapen en ook hoe dat kwam. Ik biechtte op dat ik al jaren niet naar de tandarts was geweest, en dat ik nu bang was om het verval van mijn gebit onder ogen te zien.
Hoewel ik mijn vriend al langer ken, zette iets in mij zich toch schrap voor zijn commentaar. “Het is je eigen fout”, is een antwoord dat ik verwachtte. “Hoe kun je dat nou doen? Kun je niet voor jezelf zorgen? Je had beter moeten weten.” Er zijn (helaas) personen in mijn leven die zo zouden reageren op mijn bekentenis. Naar hen toe kan ik dan ook niet langer eerlijk zijn over mijn wedervaren. Ik kan ze niet vertellen hoe het met mij gaat, omdat ze ertoe neigen me te veroordelen. Dat geldt voor familieleden van me, van wie ik om deze reden extra afstand heb moeten nemen. Het geldt ook voor de kerk. Het gevoel niet genoeg te doen, het gevoel dat je tekortschiet, schept al snel afstand. Veroordeling is de aartsvijand van intimiteit. Ik moet denken aan een verhaal dat Philip Yancey vertelt in Genade, wat een wonder, over een prostituee die tot twee keer toe abortus heeft laten plegen, en daar veel verdriet over heeft. Yancey vraagt haar: “Maar waarom ben je niet met je probleem naar de kerk gegaan?” Zij reageert: “Wat heb ik daar te zoeken? Zij zouden me alleen maar slechter over mezelf laten denken.” En dus blijft ze weg. En mijns inziens terecht. Ik heb ook heel wat zondagen op mijn stoel heen en weer zitten schuiven omdat ik me veroordeeld voelde.
Mijn vriend reageerde gelukkig niet op die manier. Hij wuifde mijn probleem niet weg. Hij was het met me eens dat het mijn verantwoordelijkheid was. Maar hij zei niet dat ik een slecht mens was. Hij stelde vragen, zonder me te veroordelen. En hij was zelf ook eerlijk. Hij was zelf in het verleden ook een periode lang niet naar de tandarts gegaan, en had daardoor schade aan zijn gebit opgelopen. Hij herkende de schaamte die ik voelde en het gevoel tekort te schieten. En hij vertelde hoe hij er toch toe was gekomen hulp te zoeken. Hij vertelde hoe hij zijn gebit had behouden. Zijn verhaal sterkte me in mijn voornemen om inderdaad een tandartsenpraktijk te zoeken. En vervolgens hadden we een gezellige avond samen, waarin we met geen woord meer repten over mijn kiespijn. Afgelopen week voegde ik de daad bij het woord en schreef ik me in bij een tandartsenpraktijk in de buurt. Ik nam eindelijk initiatief op dit gebied.
Ik geloof dat het gesprek met mijn vriend een belangrijke rol speelde in mijn keuze om te veranderen. Het feit dat hij mijn zwakheid erkende, maar me tegelijk onvoorwaardelijk bleef accepteren als zijn vriend, hielp mij om mijn eigen tekortkoming onder ogen te zien. Om mezelf daar ook niet om te veroordelen, maar keuzes te maken om te veranderen. Ook zijn eerlijkheid over zichzelf hielp me om niet slecht over mezelf te denken, maar mezelf te accepteren en tegelijk te verlangen naar groei. Eerlijkheid en acceptatie zijn de grondslagen van onze genezing als personen. Ik ben ervan overtuigd dat dit de instrumenten zijn die Jezus zelf gebruikt om ons te veranderen.
Vaak zijn we als christenen geneigd te zoeken naar het bovennatuurlijke ingrijpen van God in ons leven. We willen wonderen zien. We denken dat een genezing alleen van God komt, als er geen ‘aards’ of ‘menselijk’ element aan te pas is gekomen. We willen ons de handen laten opleggen, voor ons laten bidden, een CD draaien met teksten over genezing (ik las laatst dat een charismatische prediker zo’n CD heeft gemaakt en verkoopt, met de belofte dat mensen die ernaar luisteren erdoor zullen veranderen). Aan dit denken ligt een Griekse, platonische scheiding tussen het geestelijke en het materiĆ«le ten grondslag, een kloof tussen de ziel en het lichaam, tussen ‘natuur’ en ‘genade’. Maar de bijbel kent die tweedeling niet - die kent maar een enkele werkelijkheid en die ‘is van Christus’ (Kolossenzen 2:17). Jazeker: tijdens zijn leven op Aarde verrichtte Jezus wonderen die wij ‘bovennatuurlijk’ noemen - hij genas blinden, doven en verlamden en dreef demonen uit. Maar we geloven dat ook wat wij ‘natuurlijk’ noemen, uiteindelijk door God tot stand wordt gebracht. Hij draagt alle dingen ‘door het woord van zijn kracht’ (Hebreeen 1:3). Tijdens ons normale, dagelijkse leven geldt dat wij ‘in hem leven, bewegen en zijn’ (Handelingen 17:28). Wat wij beschrijven met natuurwetten, zoals bijvoorbeeld het weer, of de bewegingen van de sterren, of het groeien van graan of de werking van Paracetamol, is net zo goed het handelen van God als de wondertekenen van Jezus. Immers: “Hij laat zijn zon opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheus 5:45).
Dit is inderdaad een van mijn stokpaardjes, maar in dit verband doet het ter zake. Want Jezus’ genezingen waren niet allemaal wat wij ‘bovennatuurlijk’ zouden noemen. Sommige waren ook ‘natuurlijk’, maar daarom niet minder door Hem tot stand gebracht. Hij gebruikte gewoon de regelmatigheid die hij zelf in de schepping heeft ingebracht. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de bron. Jezus vraagt haar iets te drinken. Dat is voor haar al een schok, want zij verwachtte door Hem afgewezen te worden. Ten eerste omdat hij een Jood was en zij een Samaritaanse, en Joden praatten niet met Samaritanen. Ten tweede omdat hij een man was en zij een vrouw, en in die tijd was het ‘not done’ om als man alleen te zijn met een vrouw bij een waterput. En ten derde omdat het algemeen bekend was in die tijd dat vrouwen in de schemering ‘s ochtends of ‘s avonds water bij de put gingen halen en niet midden op de dag. (Op veel plekken in de wereld is dit nog steeds zo. In India zag ik in de dorpjes inderdaad om een uurtje of vijf de vrouwen bij elkaar om de waterpomp staan om hun metalen vaten te vullen. Het is duidelijk een sociaal gebeuren, waarbij men met elkaar kan praten.) Jezus moest dus weten dat ze er bij de vrouwen in haar dorp ‘uit’ lag, dat ze een sociale ‘outcast’ was. Toch spreekt Jezus haar aan, en begint met haar een normaal gesprek. Uiteindelijk vraagt Jezus haar, haar echtgenoot te halen. Ze antwoordt dat ze geen echtgenoot heeft. “Dat is waar”, zegt Jezus. “U heeft vijf echtgenoten gehad, en de man die u nu heeft, is niet uw echtgenoot.” Jezus draait er geen doekjes om. Hij probeert de feiten niet te verhullen, hij probeert de misstappen en pijn van haar leven niet te verzachten. Maar uit zijn woorden klinkt geen veroordeling. Hij zegt er niet bij dat ze een slecht mens is omdat ze meerdere mannen heeft gehad en nu in ontucht leeft. Hij zegt niet dat ze daarom onder hem staat, en zelfs niet dat ze haar leven moet beteren. Hij spreekt gewoon de waarheid. Zij leeft in schaamte (daarom komt ze ‘s middags bij de put en niet tegelijk met de anderen). Ze voelde zich door anderen afgewezen. En alleen al het feit dat Jezus weet wat er met haar aan de hand is, en haar niet veroordeelt, verandert iets in haar. Het stelt haar in staat om ook eerlijk te zijn over haar situatie. En om daar op een andere manier mee om te gaan. Ze gaat de stad in, onder de mensen door wie ze zich afgewezen en veroordeelt voelt, en roept: “Zie, hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb. Zou dat niet de messias zijn?” Wat ze volgens mij bedoelt is: “Hier is iemand die alles weet wat ik gedaan heb, en mij niet veroordeelt!” Dat is wat haar enthousiast maakt. Dat is waardoor ze een ander mens is geworden.
Hetzelfde gebeurt bij Zaccheus, de tollenaar, die heulde met de Romeinen, de bezetters. Hij was een soort NSB-er, die bovendien mensen beroofde van hun zuurverdiende centen. Jezus zegt tegen hem: “Vandaag wil ik bij jou in huis zijn.” Hij veroordeelt hem niet, hij zegt niet dat hij een slecht mens is, Jezus zegt niet eens dat Zaccheus nu zijn leven moet veranderen. Alleen al doordat Jezus hem ziet zoals hij is, en hem niet veroordeelt, komt Zaccheus er toe om een ander pad in te gaan, terug te geven wat hij heeft gestolen en Jezus te volgen.
Eerlijkheid en acceptatie is wat mensen verandert. Dit is een van de basispeilers van de Anonieme Alcoholisten (AA). In de bijeenkomsten van de AA staat volledige eerlijkheid centraal. Er wordt niets weggemoffeld, niets onder het vloerkleed geveegd. Wie niet eerlijk is over zijn verslaving, zijn falen, zijn tekortkomingen, wordt geconfronteerd. Wie de waarheid niet onder ogen wil zien, heeft er niets te zoeken. Maar wie eerlijk is, wie zijn falen toegeeft, wordt geaccepteerd. Wordt in de armen gesloten. Niemand wordt veroordeeld als hij zegt gevallen te zijn, als hij toegeeft weer te hebben gedronken. Hij hoort erbij. Want de andere leden van de groep zijn zelf ook eerlijk over hun eigen gebrokenheid. De prostituee waar Philip Yancey mee sprak zou niet slechter over zichzelf zijn gaan denken in zo’n groep, ook al zouden haar problemen eerlijk benoemd zijn. Ze zou geconfronteerd zijn met haar keuzes, maar tegelijk worden geaccepteerd als de persoon die ze is. Want niemand zou zich beter vinden dan zij. De AA-groep ziet zichzelf als een verzameling losers, een gezelschap van verslaafden, die afhankelijk zijn van de hogere macht waarin ze geloven om vrijheid te ervaren van de verslaving.
Volgens mij is dit de basis van echte gemeenschap tussen mensen. Ik mocht er iets van ervaren via mijn vriend. En ik geloof dat dit is hoe onze kerken zouden kunnen zijn. Want onze gemeenschap als christenen is gebaseerd op de openbaring dat Jezus ons onvoorwaardelijk accepteert. “Er is geen veroordeling voor wie in Christus Jezus zijn” (Romeinen 8:1). Zo zouden we als christenen werkelijk onderscheidend kunnen zijn van de wereld om ons heen. Jezus zegt het: “Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” (Johannes 13:35).
De voorganger in India had bijvoorbeeld ook kunnen zeggen: “Misschien is er wel iets mis met je als je de veertig nadert en nog steeds vrijgezel bent. Misschien worstel je met je onzekerheid, je zelfbeeld, je angst. Misschien spelen er andere dingen.” -ik zou het direct beamen- “Maar we worstelen allemaal met dingen die in ons leven mis zijn. Of we nu een relatie hebben of niet, of we kinderen hebben of niet. Niemand van ons is volmaakt. Daar gaat het ook niet om. Je bent belangrijk, of je nu getrouwd bent of niet, of er iets mis met je is of niet, je hoort er helemaal bij. Het gaat in onze gemeenschap niet om ons, om onze perfectie, of om onze gebrokenheid. Het gaat om Jezus, die ons onvoorwaardelijk liefheeft, en ons accepteert zonder veroordeling. Samen zoeken we Hem. Daarom willen we naar je luisteren, zoals we hopen dat jij ook naar ons wilt luisteren, hoewel ook wij gebroken mensen zijn.” Maar laat ik niet van anderen het onmogelijke verwachten, laat ik eerst zelf proberen zo in het leven te staan. Eerlijk te zijn over mijn gebrokenheid, mijn falen, mijn twijfel en mijn onzekerheid. En anderen accepteren in hun gebrokenheid, naar hen luisteren zonder hen te veroordelen. Dan verandert de wereld.