zaterdag 18 mei 2013

Filmbespreking: La Vie En Rose

Voor mijn manier van films bespreken zijn biografische films (‘biopics’) eigenlijk niet heel erg geschikt. Ik geloof in de kracht van verhalen en de manier waarop ze ons naar ons eigen leven laten kijken. Ze geven ons een kader om de gebeurtenissen die we meemaken te plaatsen en laten ons verlangen naar een bepaalde uitkomst. We vertellen verhalen om op een andere manier naar ons eigen leven te kunnen kijken. Maar als we naar ons leven kijken heeft dat niet noodzakelijk een verhaalstructuur. Veel gebeurtenissen lijken toevallig. We maken beslissingen die niet wijs zijn uit het perspectief van het ‘plot’, en het einde past niet noodzakelijkerwijs bij wat eraan voorafging. Tijd en toeval treffen allen, zegt de Prediker. Maar dat levert niet noodzakelijk goede verhalen op. Bij goede verhalen is er sprake van wil. Onze levens lijken echter meer op een blaadje heen en weer gewaaid door de wind. Als er dus een film gemaakt over iemands leven, die ook nog eens recht doet aan de feiten, levert dat niet noodzakelijk een sterk verhaal op. Het is leuk om te weten hoe iemand geleefd heeft, maar meer eigenlijk niet. Iemand maakt goede keuzes en slechte keuzes, heeft plezier gehad en heeft geleden, en gaat uiteindelijk dood, aan ziekte of aan ouderdom. Het is immers iemand zoals wij, en zo leven wij ook. Onze levens zijn (op het eerste gezicht) niet mythisch. Uit de levens van individuele mensen zijn daarom ook geen universele lessen af te leiden, waarheden die gelden voor die van ieder mens, anders dan de waarheden waar Prediker over schrijft: Alles is ijdelheid, als je geniet van het leven met de vrouw van je jeugd is dat het geschenk van God, wees niet te zeer rechtvaardig, maar ook: zoek de Heer in je jongelingsjaren voordat de kwade dagen komen. 
De film La Vie en Rose laat bijvoorbeeld zien dat iemand die in de jeugd verlaten wordt door haar ouders, daar later pijnlijke gevolgen van ervaart. De film laat zien dat je jouw talent als redmiddel kunt gebruiken, maar dat het zich dan uiteindelijk tegen je gaat keren - het is een te klein verhaal, dat niet het antwoord biedt voor de leegte die je ervaart. De film laat zien dat het vluchten van de pijn in verdovende middelen (alcohol, morfine) de problemen alleen maar erger maakt (ook weer: te kleine verhalen). De film laat zien dat mensen die (vanuit hun pijn) hun eigen eisen centraal stellen en vinden dat al hun verlangens direct moeten worden ingewilligd, anderen daardoor van zich vervreemden. Ook die lessen zijn natuurlijk waardevol. Maar daar hoef ik geen besprekingen over te schrijven. Het zijn de lessen die we ook leren als we (zoals de Prediker zelf) eerlijk kijken naar ons eigen leven ‘an sich’ (dus niet als mythe).

Maar als christen geloof ik dat we daadwerkelijk leven in een Groot Verhaal, en dat de verhalen die we vertellen daar weerspiegelingen van zijn, en in de woorden van Tolkien, zigzaggend naar de Ware Haven koersen. Niet alleen geven we met onze verhalen ons leven betekenis, onze levens hebben daadwerkelijk betekenis. Ons leven is een verhaal, alleen al omdat het deel is van een groter verhaal. Dat zien we niet noodzakelijkerwijs op het moment dat de gebeurtenissen zich ontvouwen. De hoofdpersoon van een verhaal heeft immers ook niet door dat hij zich in een verhaal bevindt. Om Tolkien nog een keer te citeren: In The Two Towers beginnen Sam en Frodo onderweg naar de doemberg de moed te verliezen, en dan zegt Sam: “It’s not that way with the tales that really mattered. Folk seem to have been just landed in them, usually – their paths were led that way. They had lots of chances of turning back, only they didn’t. They just went on – and not all to a good end. At least not to what folk inside a story and not outside it call a good end.”
That’s the way of a real tale.” zegt Frodo. “You may know, or guess, what kind of a tale it is, happy-ending or sad-ending, but the people in it don’t know.”
Dan realiseert Sam zich dat het licht dat ze hebben meegekregen het licht van Aerendil bevat, en Aerendil speelden ooit een belangrijke rol bij de bevrijding van de wereld van duivelse overheersing. “We are part of the tale!”, roept hij uit.  “Don’t the great tales never end?”
No, they never end as tales”, zegt Frodo. “But the people in them come and go when their part’s ended. Our part will end later – or sooner. We are stuck in the worst places of the story.”
But things done and over and made into part of the great tales are different!”
En daarmee slaat Sam de spijker op de kop. Van binnenuit gezien lijkt ons leven niet mythisch, of heroïsch. Wij kunnen ons leven niet werkelijk betekenis geven - de verhaaltjes die wij zelf vertellen (ook onze heldenverhalen, bijvoorbeeld ons artistieke succes, ons succes in de liefde, onze carrière) zijn te klein. Als we ze gebruiken om ons leven te definiëren, perken we onszelf alleen maar in. En uiteindelijk worden ze door de sterfelijkheid achterhaald. Ons succes is tijdelijk, we worden afgewezen, onze carrière eindigt met ons pensioen. Ons leven kent geen moment van verlossing. Het is gewoon wat het is. Maar het wordt anders als we zoals Sam en Frodo zien dat er een groter verhaal is, dat wel mythisch en heroïsch is, en dat wij er deel van zijn. De strijder uit Gondor op de derde rij van het leger van Aragorn, die door een bijlslag werd geveld, had wel degelijk betekenis is het verhaal van Midden-Aarde, ook al leek zijn einde wreed en toevallig. Puur omdat Tolkien het verhaal schreef, had het leven van elke figuur in dat verhaal betekenis. Net zo is wat er in ons leven gebeurt wellicht voor het oog zinloos, worden we getroffen door toevallige tegenslag, en eindigt onze bijdrage in het verhaal voordat we het einde hebben meegemaakt - maar dat maakt ons leven niet betekenisloos. We weten dat ons leven uiteindelijk is opgenomen in iets groters, en dat het daardoor betekenis heeft. Het betekent ook dat die betekenis van ons leven niet van ons afhangt. Wij zijn niet de verteller. Anders gezegd: ons leven heeft betekenis, of wij dat nu willen of niet. Het enige dat wij hoeven doen, is het accepteren. We hoeven er alleen maar in te geloven. Zo simpel is het. Dit is de betekenis van verlossing. Het is allemaal genade.
Biografische films laten dit vaak ook al zien, doordat de feiten uit het leven van een individu vaak in een meer gestroomlijnde verhaalstructuur worden geplaatst, en zo ook door ons wordt geïnterpreteerd. Eigenlijk is het maken van een ‘biopic’ daarmee al een daad van genade. Ik merkte dat ik bij de film La Vie en Rose hoopte dat er voor het centrale karakter een moment van verlossing zou komen, van omkering, waardoor ze uiteindelijk de rust zou vinden om helemaal zichzelf te zijn. Ik was haar leven gaan zien als een verhaal, en niet als een toevallige opvolging van gebeurtenissen en keuzes zonder doel of richting. En omdat ik het als een verhaal was gaan zien, hoopte ik op de verhaalwending die er altijd is in een verhaal, het onverwachte einde. De eu-catastrofe of verlossing (opnieuw een term van Tolkien). Als een biopic echter een leven te duidelijk in dit kader plaatst, wordt het een onechte film. We voelen ons dan als kijker gemanipuleerd. Bij ons leven bevindt het moment van verlossing zich immers ook buiten de gebeurtenissen van ons leven, buiten de tijd, en niet er binnenin.
Het is voor een filmmaker een moeilijk evenwicht om te bewaren. En ook deze film ontkomt er niet aan dat er sommige gebeurtenissen worden weggelaten of vereenvoudigd om een aansprekend einde van het verhaal te bereiken. Maar de ‘verlossing’ waar de kijker naar snakt, wordt uiteindelijk wel gegeven, en wel op zo’n manier dat de kijker zich niet bekocht voelt, omdat het leven van de hoofdpersoon toevallig en moeizaam blijft, een opeenvolging van gebeurtenissen, een rommeltje, een mengeling van goed en kwaad, zoals ook onze levens dat zijn. Maar dan een rommeltje dat gevat is in een werkelijkheid die inderdaad boven het leven uitstijgt. Een rommeltje waarover betekenis wordt uitgesproken door de Verteller (en niet door de hoofdpersoon van het verhaal). Het moment van verlossing bevindt zich buiten de tijd zelf. En daarmee wordt deze geschiedenis over een gebroken individu een verhaal over genade.

Het gebroken individu in kwestie is in dit geval de Franse chansonneuse Edith Piaf. Ze voerde liederen uit waar nu nog steeds naar wordt geluisterd (zoals ‘La vie en Rose’), en zelfs opnames van haar concerten worden nog steeds bekeken. Een artieste van wereldfaam. Maar niet iemand met een makkelijk leven (dat lijken de meeste kunstenaars niet te hebben). Als klein meisje groeit ze op bij haar grootmoeder, die een bordeel uitbaat. Haar vader neemt haar vervolgens mee op zijn tournee als acrobaat. Hij is hardvochtig en drinkt (verklaarbaar door zijn ervaringen aan het front in de eerste wereldoorlog). Bij hem ontdekt Edith haar stem. Die gebruikt ze vervolgens om staande te blijven, door op straat te zingen. Zo kan ze zelf uit de prostitutie blijven. Haar lot begint pas echt de keren als ze wordt ontdekt door de uitbater van een nachtclub, en haar klim naar de top begint. Maar ergens blijft ze het gekwelde, onzekere meisje van de straat, en de verleidingen van succes en geld liggen op de loer. Ze vraagt een enorme prijs, van haar omgeving, en van haar eigen lichaam. Maar zelfs als het haar teveel dreigt te worden, kan ze niet stoppen met zingen. Als ze niet kan zingen, heeft ze niets meer om voor te leven ...
Edith Piaf is werkelijk geweldig weergegeven door actrice Marion Cotillard (onder andere uit Inception en The Dark Knight Rises). Ik heb op internet foto’s van Piaf gezien, en de gelijkenis is treffend. Het is een acteerprestatie van formaat. Want niet alleen de gedrevenheid van Piaf is weergegeven, maar ook haar onzekerheid, haar blik als een in het nauw gedreven vogeltje (de ‘mus’ - dat is wat Piaf betekent), haar voorovergebogen houding, alsof ze elk moment straf verwachtte ... De innerlijke pijn van Piaf is levendig in te voelen. De muziek in de film is ook prachtig (zoals het hoort) en de aankleding is ook heel geloofwaardig. Wat de film wel eens moeilijk te volgen maakt zijn alle sprongen in de tijd. Het verhaal gaat steeds heen en weer tussen het einde van Ediths leven en het begin en het is niet altijd duidelijk naar welk deel van de geschiedenis je kijkt. Het vormt uiteindelijk wel een geheel, maar de precieze chronologie is niet duidelijk. Zo kom je pas in de laatste minuten achter een belangrijke, vormende gebeurtenis uit Ediths tienerjaren. Ikzelf kende de muziek van Piaf niet, maar ook ik vond het een prachtige, intrigerende film. Degene met wie ik de film keek, kende haar muziek wel, en vond de film zo mogelijk nog beter. De moeite waard om te kijken dus.

De film begint met beelden van Piaf op het podium. Ze zingt een lied. Als je goed naar de tekst luistert, hoor je dat het uiteindelijk gaat over ‘mercy’, over genade. Dan wordt het scherm zwart en hoort de kijker een gebed tot de heilige Theresa. De film is natuurlijk niet toevallig zo opgebouwd. Deze eerste scenes zijn duidelijk bedoeld om het frame te vormen waarin de rest van het verhaal wordt gevat, en dat moet worden gebruikt om de rest van het verhaal te interpreteren. Het verhaal moet dus mijns inziens worden geïnterpreteerd vanuit het gezichtspunt van de genade. Vanaf haar gezongen oproep om te worden opgenomen in genade, valt de rest van het verhaal van Edith onder deze categorie. Het hele leven van Edith is begrepen onder haar verlangen naar genade. Al haar keuzes, goed en kwaad, slim of dom, moeten nu op deze manier worden bekeken.
Het blijkt in de film al snel dat Piaf een duidelijk religieus bewustzijn heeft. Ze bidt tot de heilige Theresa, en niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor anderen. En ze gelooft ook dat ze gehoord wordt. Ikzelf heb helaas uit mijn opvoeding de neiging over gehouden nog wel eens rechtlijnig te willen zijn, en het viel me daardoor op dat het leven van Piaf niet helemaal leek te passen bij dat van iemand die in God gelooft. Ze leefde helemaal niet heilig, zei ik verontwaardigd tegen mezelf. Ze gebruikt drugs, beledigt mensen, en heeft een relatie met een getrouwde man. Hoe durft ze! Maar hiermee verraad ik vooral mijn eigen farizeïsme. Want ik ben misschien wel braaf, maar niet beter dan Edith. Ik maak ook domme keuzes, hoewel misschien niet zo duidelijk zichtbaar als de hare, en ik schiet ook tekort. Mijn leven is misschien wat gestroomlijnder dan het hare, maar het is net zo goed een rommeltje. En mijn verontwaardiging dient natuurlijk vooral om dat niet onder ogen te hoeven zien. “Ik dank u dat ik niet ben als deze tollenaar”, zei de farizeeër al op de hoek van de straat, in het zicht van alle anderen. Het feit dat iemand in God gelooft, betekent niet dat iemand geen foute keuzes maakt of domme dingen doet. De bijbel staat vol met verhalen van gelovige mensen die dingen doen waar de honden geen brood van lusten. Ooit van Koning David gehoord? Of van Petrus? Gelovige mensen zijn net zo feilbaar en zwak als niet-gelovige mensen. Wie dat niet toegeeft, houdt zichzelf voor de gek.
Om gered te worden, om verlossing te ontvangen, is het gelukkig helemaal niet nodig om onfeilbaar te zijn, of een volmaakt leven te leiden. Juist niet. Het enige dat daarvoor nodig is, is te accepteren dat je het zelf niet kunt, dat je tekort schiet, dat je genade nodig hebt. De tollenaar sloeg zichzelf op de borst en zei: “Heer, wees mij, een zondaar, genadig.” En Jezus zegt dat juist hij gerechtvaardigd naar huis terugging. De eerlijkheid over het eigen onvermogen was het enige dat nodig was om gerechtvaardigd te worden. En als de tollenaar weer faalde, zoals hij waarschijnlijk zou doen, hoefde hij alleen maar weer God te vragen of hij genadig wilde zijn. Ook al zou hij zichzelf nooit kunnen verbeteren, meer zou nooit nodig zijn. De betekenis van zijn leven hing namelijk niet af van zijn eigen heiligheid, hij kon niet zelf een verhaal vertellen dat hem betekenis kon geven. Het kwam niet van binnenuit uit zijn leven. De betekenis van zijn leven werd hem gegeven door de Verteller van het Ware Verhaal. Het was een geschenk dat niet van hem afhing. “Een geschenk, niet op grond van werken, opdat niemand roeme”, zoals Paulus zegt in Efeze 2.
Dat geldt ook voor Edith Piaf. Ze wil niet optreden zonder haar kruis. De film maakt er een punt van dit uitgebreid te laten zien. Steeds is ze in beeld met het kruis om haar hals. En als ze uiteindelijk aan het eind van haar carrière voor een tweede kans het podium op moet, gaat ze niet voordat iemand dat kruis voor haar gehaald heeft. Volgens mij realiseerde ze zich op dat punt haar afhankelijkheid van de genade. Ze was zich bewust van het rommeltje dat haar leven was, en haar onvermogen er ooit iets van te kunnen maken. Ze klemde zich vast aan het kruis, het teken van het Grote Verhaal van Gods liefde dat over ons verteld wordt.
En vervolgens zingt ze ‘Je ne regrette de rien’. Een prachtig lied waarin ze uitdrukt dat ze alles achterlaat. Het geluk en de pijn. De verwondingen. Het misbruik. Ze denkt er niet meer aan terug. Ze laat zich niet verteren door spijt, door schuldgevoel, door zelfverwijt. Ze is vrij van de fouten en de ongelukken. Die bepalen niet haar identiteit. Die bepalen niet wie ze is. Haar betekenis komt ergens anders vandaan.
Uiteindelijk blijft de conclusie van de kijker (van mij in elk geval) dat het leven van Edith Piaf vooral tragisch te noemen was. Het bevatte ondraaglijke pijn, waar ze een groot deel van de tijd voor op de vlucht was. Ze verloor mensen die haar dierbaar waren, maar maakte zichzelf ook kapot. Ze joeg mensen van zich weg, en was veel te vroeg oud. Maar dit is alleen een constatering. Het is geen oordeel. Haar hele leven valt immers onder het teken van de genade. Ze is gerechtvaardigd, net als de tollenaar. En haar muziek spreekt na vijftig jaar nog steeds mensen aan. Haar liederen geven mensen troost in moeilijke omstandigheden. Ik ken iemand die heel lang hoop putte uit ‘Je ne regrette de rien’. Op die manier speelt Piaf een rol in de levens van mensen, in al die verhalen. Ze draagt voor velen bij aan een gelukkig einde, aan verlossing. Ze kon het misschien niet zien toen ze zich in het verhaal zelf bevond, zoals de helden van Tolkien dat ook niet konden, maar haar leven droeg uiteindelijk vrucht. Het is opgenomen in het Grote Verhaal, het Ware Verhaal, en draagt bij aan de verlossing. Zoals ook onze levens daar uiteindelijk aan zullen bijdragen.

zondag 12 mei 2013

Filmbespreking: Spider-Man 2

Spider-Man 2 is een van mijn favoriete films. Hoe favoriet? Nou, de enige filmposters die ik in mijn appartement heb hangen zijn van de Lord of the Rings-films, en een van Spider-Man 2. Okee, aan de andere kant daarvan bevond zich een poster van Aragorn uit The Return of the King, maar die heb ik opgehangen tegen het glas van de woonkamerdeur aan, zodat de poster van Spider-Man 2 ook zichtbaar is vanaf de gang. Misschien dat The Dark Knight een betere superheldenfilm is, maar die is behoorlijk duister en wellicht zelfs cynisch, waar Spider-man 2 (ook een vervolg), wel spannend is en heftig, maar uiteindelijk  juist opbeurend en bevestigend. En Spider-Man is een superheld met wie ik me meer kan identificeren dan Batman. Batman is een multimiljonair die het leven van een playboy moet leiden, met aan elke arm een mooie vrouw, om onder bescherming van de nachtelijke duisternis met zijn dure snufjes de misdaad te bestrijden. Okee, hij heeft op jonge leeftijd zijn ouders verloren, maar die hebben wel het familiebedrijf aan hem overgedragen. En hij heeft een butler. Nee, dan Spider-Man ...
Aan het begin van deze film gaat het niet echt geweldig met student Peter Parker. Hij woont in een krottige studentenkamer, en loopt zelfs daar al achter met het betalen van de huur. Hij is niet op tijd in zijn lessen, en dreigt van Dr. Connors zelfs een onvoldoende te krijgen. Hij houdt van de mooie Mary Jane Watson, maar durft dat niet tegen haar te zeggen, en het lukt hem zelfs niet bij een van haar toneelstukken te zijn. En dan raakt hij ook nog zijn baantje als pizzaverkoper kwijt. Ondertussen doet hij in de vermomming van Spider-Man zijn uiterste best voor anderen. Met grote kracht komt immers grote verantwoordelijkheid. Maar niemand lijkt zijn inspanningen te waarderen. De mediacampagne van krantenmaker J. Johan Jameson lijkt vruchten af te werpen. De mensen voor wie hij zo zijn best doet, zien Spider-Man als bedreiging. Uiteindelijk beginnen zelfs Peters spinnenkrachten hem te verlaten. Hij is niet meer in staat om aan zijn web te slingeren of tegen een muur op te klimmen. Hij heeft zelfs zijn bril weer nodig. De maat is vol. Peter besluit zijn alter ego in de prullenmand te gooien: hij is niet langer Spider-Man. Nu heeft hij eindelijk de kans Mary Jane de waarheid te vertellen. Wetenschapper Otto Octavius probeert ondertussen een gevaarlijk experiment te herhalen. Daarvoor heeft hij een substantie nodig die alleen Harry Osborn kan leveren. Die stelt een deal voor: de hele voorraad in ruil voor Spider-Man. Otto is echter niet de gemiddelde wetenschapper. Hij beschikt over vier lange, dodelijke tentakels, versmolten met zijn rug en met een eigen, niet tegen te houden wil. En om Spider-Man te vinden, gaat hij eerst op zoek naar Peter Parker ...

De eerste Spider-Man-film was achteraf gezien een klein beetje tam. Een van de eerste van de nieuwe generatie superheldenfilms en dus nog een beetje terughoudend in het tonen van waar superhelden toe in staat zijn. Het karakter van Peter Parker en zijn omgeving waren goed weergegeven, met situaties die zo uit de stripverhalen konden zijn gekomen, maar de actiescènes waren niet bijzonder spectaculair en de slechterik was niet heel overtuigend (en dat terwijl de Green Goblin eigenlijk Spider-Mans aartsvijand is). Het is nu vooral mijn liefde voor het karakter Spider-Man die me de eerste film doet kijken en niet mijn liefde voor goed gemaakte films. Bij Spider-Man 2 komen deze twee liefdes echter samen. Dit is een Spider-Man-verhaal dat recht doet aan de stripverhalen, met epische confrontaties waarbij ook de verticale dimensie wordt toegepast, en held en schurk hun extra’s op een originele wijze inzetten. Dr. Octopus is een tegenstander die het Spider-Man echt moeilijk maakt, maar ook nog eens iemand met wie je als kijker meeleeft en zijn uiteindelijke lot raakt je dan ook. Ook het verhaal van Peter is invoelbaar gebracht. Ondertussen brengt Sam Raimi al zijn kwaliteiten als filmmaker in - vooral de scene waarin Dr. Octopus ‘ontstaat’ is fantastisch, net als een gevecht op en in een trein. Wel moet iemand die in wetenschap geïnteresseerd is zijn kritische denken op de pauzestand zetten, want kernfusie is niet zo eenvoudig als het hier gebracht wordt. Als de film eindigt ben je als kijker tevreden, maar ook benieuwd hoe het de karakters verder vergaat. Jammer dat Spider-Man 3 in vergelijking met deze film eigenlijk een teleurstelling is.

Omdat de film in 2004 is uitgekomen, ga ik niet heel erg mijn best doen om ‘spoilers’ te voorkomen. Als je de film niet hebt gezien, zorg ik wel dat er nog wat verrassingen voor je overblijven, maar ik zal wel wat meer verklappen over het plot dan ik gewend ben.

Ik heb de film al heel wat malen gezien, maar de laatste keer vielen met twee dingen meer op dan normaal. Een daarvan is wat persoonlijker, dus die bewaar ik voor zo meteen. De ander is dat dit verhaal wel heel duidelijke verwijzingen naar het verhaal van Jezus bevat. De held heeft twee naturen: de bovennatuurlijk snelle en krachtige Spider-Man en de kwetsbare, gevoelige mens Peter Parker. Hij moet een op hol geslagen trein tot staan brengen. Hij doet dit met uitgestrekte armen - een houding alsof hij wordt gekruisigd. Hij heeft het masker van Spider-Man afgezet en wordt gezien als de mens die hij is. En het is duidelijk hoe zwaar het gewicht van de trein (een microskosmos van de mensheid met individuen van allerlei leeftijden en nationaliteiten) op zijn schouders drukt. Uiteindelijk verliest hij het bewustzijn. De mensen vragen zich af of hij dood is. Spider-Man wordt over hun hoofden getild, alsof hij ten grave wordt gedragen. Dan blijkt hij nog te leven. Hij heeft er opeens volgelingen bij, die door zijn opoffering zijn geïnspireerd om zelf ook heldhaftig te zijn. En aan het slot van het verhaal verslaat hij de slechterik niet met de kracht van Spider-Man maar met de zwakheid van Peter Parker. Zijn dit soort overeenkomsten met het verhaal van Jezus bewust aangebracht? Misschien. Ik denk echter van niet. Ik denk dat onze verhalen automatisch mee gaan bewegen met het Verhaal van de Werkelijkheid. Er vindt resonantie plaats - de snaar gaat meebewegen met de andere snaar. En in het geval van deze film is dat mijns inziens goed zichtbaar.

Het tweede dat mij opviel, was hoeveel ik van mijn eigen leven in het verhaal van Spider-Man herkende. Het belangrijkste thema van de film is hoe wij dat wat wij doen of wat ons is aangedaan zoveel waarde kunnen toekennen dat ons leven erdoor bepaald wordt, in plaats van dat wij ons leven zelf kunnen bepalen. Wij verliezen onze vrijheid, zijn nog maar een schaduw van onszelf, en zijn niet in staat om te doen wat wij het liefste willen. We zitten in de klem. We lopen zelfs het risico een monster te worden, het tegenovergestelde van wat we willen zijn.

Dit is te zien in het karakter van Harry Osborn, de beste vriend van Peter. Hij gelooft echter dat zijn vader door Spider-Man om het leven is gebracht en wordt nu verteerd door maar een verlangen: om wraak te nemen. Als er iets gebeurt waardoor het slecht gaat met zijn bedrijf ‘Oscorp industries’, zegt hij zelfs letterlijk dat zijn vendetta tegen Spider-Man het enige is wat hij nog overleeft. Alles moet hiervoor wijken. Zelfs zijn vriendschap met Peter. Hij gaat drinken, scheldt en schopt. Hij is niet meer wie hij was. Hij heeft het verlangen naar wraak op de eerste plaats gezet in zijn leven, er zijn afgod van gemaakt, en nu wordt zijn leven erdoor bepaald. We gaan lijken op wat we aanbidden, zegt de bijbel ergens. Anders gezegd: wij kunnen niet groter zijn dan het verhaal waar we in leven. En als dat een klein verhaal is, blijven wij zelf ook klein. En een kleiner verhaal dan dat van wraak is er bijna niet. Ik denk daarom dat de bijbel ook waarschuwt dat we moeten oppassen dat er in ons hart niet een wortel van bitterheid opschiet, omdat die ons onze vrijheid kan afnemen en ons kan omvormen tot ‘wraakmachines’ in plaats van vrije individuen. Het verlangen naar wraak maakt ons eenkennige robots in plaats van volledige mensen.

Een ander karakter dat in de greep raakt van het verhaal dat hij over zichzelf vertelt, is Otto Octavius. Hij is gepassioneerd over zijn werk. Hij meent dat hij een doorbraak kan bereiken waardoor de wereld op een goedkope manier van energie kan worden voorzien, en er is zelfs kans op het winnen van een Nobelprijs. Dit is zijn droom, dit is waar hij al zijn tijd en kracht aan besteed. Als het experiment mislukt, kan hij het niet opgeven. Er is een ontwerpfout in zijn theorie, maar hij kan dat niet onder ogen zien. Hij moet en zal het nog een keer proberen, ook al moet hij daarmee de populatie van New York in gevaar brengen, ook al vervreemdt hij daardoor iedereen van zich. Hij is in de macht gekomen van zijn ambitie en hij is de vrijheid kwijtgeraakt om er ‘nee’ tegen te zeggen. Hij wordt beheerst door zijn droom, in plaats van andersom. In dit geval zelfs letterlijk. De vier armen waar hij zichzelf van heeft voorzien, hebben een eigen intelligentie met de opdracht fusie-energie tot stand te brengen. Ze fluisteren hem in, beïnvloeden hem. En hij gebruikt het zelfs als excuus om zijn eigen experiment niet te stoppen. Hij is niet meer vrij. Maar hij heeft wel uit eigen beweging ingestemd met de vier armen. Ze zeiden niet iets wat hij zelf niet dacht, ze sloten aan bij een ambitie die uit hem zelf kwam. Alleen omdat uiteindelijk iemand anders zich wil opofferen om de gevolgen van zijn zelfzuchtige keuzes ongedaan te maken, kan Dr. Octavius zijn eigen ambitie opzij schuiven. En als hij dat doet, als hij zijn eigen ambities opzij zet voor een ander, als hij zijn droom opgeeft, wordt hij een mens in plaats van een monster. Een mens wordt niet zo beheerst door zijn droom dat hij er andere mensen aan opoffert. Een mens heeft de vrijheid om anderen lief te hebben als zichzelf. Wie dat niet kan, is een monster.

En dan is er Peter Parker. De beginscènes van de film zijn eigenlijk moeilijk om te kijken, zo pijnlijk herkenbaar vind ik de worsteling van de hoofdpersoon. Hij zet zich in als Spider-Man om misdaad te bestrijden en voor zwakken op te komen, maar hij gaat er bijna aan ten onder. Hij heeft zijn persoonlijke leven volledig ondergeschikt gemaakt aan de taak die hij heeft opgenomen. Hij offert zijn carrière op, zijn scholing, zijn vriendschappen en zijn liefde. Allemaal omdat hij het idee heeft dat hij Spider-Man moet zijn. Het is minder iets dat hij wil, maar iets waarvan hij vindt dat het behoort. Zijn taak als Spider-Man is namelijk gebaseerd op schuld. Peter Parker vindt dat hij schuldig is aan het overlijden van zijn oom Ben. Als hij namelijk zijn krachten op een goede manier had gebruikt en een bandiet had tegengehouden, zou Ben Parker nog leven. Dat is een behoorlijke last om op je schouders te dragen. En dan zei zijn oom ook nog eens dat bij grote kracht een grote verantwoordelijkheid hoort. Dus denkt Peter dat hij niet anders kan dan zich inspannen. Hij gaat er echter zelf aan onderdoor. Zijn energie raakt op. Uiteindelijk wordt hij gedwongen te stoppen.
Ik denk bij deze scenes aan de jaren dat ik me uit alle kracht inspande om bijbel te lezen (vijf hoofdstukken per dag), te bidden (minstens een half uur), bijbelstudie te doen, bijbelteksten te memoriseren, naar de kerk te gaan, te evangeliseren et cetera. Het klinkt allemaal heel geestelijk. Maar ik deed het uit schuldgevoel. Ik was bang dat God boos op me zou worden als ik niet voor hem zou werken. Bovendien had ik van God een groot intellect gekregen en dat kwam met grote verantwoordelijkheden. Ik vond dat ik niet meer de boeken mocht lezen die ik zo graag wilde lezen, of de verhalen schrijven die ik zo graag wilde schrijven. Zelfs voor vriendschappen kon ik nauwelijks nog tijd vrijmaken. Maar deze christelijke activiteiten pasten niet bij me. Het was niet wat ik wilde, maar wat ik dacht dat ik ‘behoorde’ te doen. En zoals Peter Parker zijn energie kwijt raakte, zo gebeurde dat bij mij. Ik kreeg enorme slaapproblemen. Ik werd overspannen. Van de ene op de andere dag stopte ik met al dat werken. Wat een opluchting.

Peter geeft zichzelf de toestemming gewoon Peter te zijn. Hij volgt de lessen waar hij zo van houdt (en wordt de beste van de klas), repareert zijn bromfiets, en bezoekt eindelijk een van de toneelvoorstellingen van Mary Jane. Hij geniet eindelijk van zijn leven. En hij vindt de vrijheid om eerlijk te zijn naar zijn tante May. Hij wil het geheim van zijn schaamte niet meer alleen met zich meedragen, maar besluit het met anderen te delen. Het lijkt met Peter voor de wind te gaan. Maar dat is maar schijn. Hij ziet namelijk hoe iemand op straat beroofd wordt, en realiseert zich dan dat hij daar niet zomaar aan voorbij kan lopen. Zijn verlangen om Spider-Man te zijn was niet alleen maar gebaseerd op schuldgevoel, maar ook op een positief verlangen om iets goeds te doen voor andere mensen. Hoe hij het ook probeert, hij kan echter zijn krachten niet meer terugkrijgen. Hoe hij zich ook inspant.
Ook dat herken ik wel. Na mijn overspannenheid volgde een periode van vrijheid, van ontspanning, van soms pijnlijke eerlijkheid. Maar het was de ontspanning van het negatieve, ontspanning omdat er iets ontbrak in mijn leven - de eeuwige overheersing van het schuldgevoel, de rust van het niet meer behoren te werken. Er was iets van mijn afgevallen. Maar ik ervoer ook een leegte. Er was niet iets positiefs terug gekomen in mijn leven. Ik was stuurloos geworden. Ik heb geprobeerd te schrijven, maar ik kon zelfs dat niet omarmen als mijn roeping, als iets dat bij mij paste. Ik zei dat ik eigenlijk verhalen wilde schrijven, maar het lukte me niet. De inspiratie leek verdwenen. De behorens kwamen steeds weer terug. De vrijheid was dus van korte duur.

Twee dingen leiden voor Peter uiteindelijk tot werkelijke vrijheid. Ten eerste de onvoorwaardelijke liefde die hij ervaart van zijn tante. Ze vergeeft hem voor zijn rol in de dood van zijn oom, en zegt hem dat ze van hem houdt. Zoals hij is, superheld of niet. Ze is niet in hem teleurgesteld. Voor haar hoeft hij niets te doen. Hij hoeft niet te presteren. Hij hoeft helemaal niets. De opluchting bij Peter Parker is op zijn gezicht te zien. Onvoorwaardelijke acceptatie is de eerste stap naar vrijheid. Zolang Peter dat nog niet had ervaren, zou zijn vrijheid alleen de vrijheid zijn van het ontbreken van overheersing, niet de vrijheid van het werkelijk jezelf kunnen zijn. Want Peter geloofde nog niet dat het genoeg was echt zichzelf te zijn. Hij wist alleen dat hij zich niet meer kon laten overheersen door zijn schuldgevoelens. Als zijn tante May zegt dat hij geliefd is, ook als hij niets doet, is hij pas echt vrij om iets te gaan doen. Positieve vrijheid. De vrijheid van leven in overeenstemming met wie je bent.
De tweede ontdekking die Peter doet is dat hij om te leven in overeenstemming met wie hij is niet afhankelijk is van omstandigheden buiten hem om. Hij is niet afhankelijk van zijn krachten als Spider-Man. Hij is niet afhankelijk van het superheldenpak dat hij gemaakt heeft. Er hoeft niet aan voorwaarden te worden voldaan voor hij zichzelf kan zijn. Hij kan ook als de eenvoudige Peter Parker al het goede doen.
Ook deze dingen herken ik heel sterk. Een groot deel van mijn geestelijke reis van de afgelopen jaren was te leren ontdekken dat God onvoorwaardelijk van mijn houdt, dat hij van mijn houdt zoals ik ben, niet zoals ik zou moeten zijn. Ontdekken dat ik hem niet kan teleurstellen, omdat hij alles weet wat ik heb gedaan en ooit zal doen, en toch van mij houdt. Ontdekken dat ook als ik nooit meer iets zou presteren, dat hij mij in zijn armen sluit als zijn geliefde zoon. Die liefde maakt me vrij om rond te kijken naar wat ik wil doen. Die liefde maakt me vrij om eenvoudig te schrijven, om te tekenen, om te bloggen. Ik mag doen wat ik wil, want Gods liefde is onvoorwaardelijk.
En om te doen wat ik wil, ben ik niet afhankelijk van anderen. Ik stopte ooit met schrijven nadat een manuscript door een uitgever was afgewezen. Ik dacht dat ik om door te gaan met schrijven afhankelijk was van publicatie. Ik meende dat ik afhankelijk was van erkenning. Maar dat was niet zo. Ook al zou niemand mijn verhalen lezen, ook al zou ik ze alleen voor mezelf schrijven, ik zou ze mogen schrijven. Om mijn creativiteit uit te leven heb ik niets anders nodig dan papier en een potlood (of een MacBook air, dat werkt ook). Het zijn niet mijn omstandigheden die mij bepalen. Of er ooit nog iets van mij wordt uitgegeven, of niet, ik ben schrijver. Zoals Peter Parker een held is, of hij ooit nog Spider-Man kan worden of niet.

En dan is er dat moment waarop Peter Parker daadwerkelijk weer Spider-Man wordt. Zijn vriendin wordt bedreigd. Op dat moment weet hij het opeens: dit is wie ik ben. Dit is wat ik wil. Op dat moment is hij helemaal niet met zichzelf bezig (zoals eerder, toen hij ook probeerde om weer Spider-Man te worden). Hij denkt niet aan zichzelf, hij denkt alleen aan Mary Jane. En hij breekt door een hele laag puin heen. Hij is Spider-Man!
Dat moment kwam voor mij afgelopen jaar, toen ik voor de tweede keer ziek thuislag met wondroos. Ik realiseerde mij dat als ik dood zou gaan (zo ernstig was het gelukkig niet, maar wondroos is toch niet mis) ik vooral spijt zou hebben van het feit dat ik geen verhalen zou hebben geschreven. Ik had het er al jaren over dat ik weer wilde schrijven, maar ik deed het niet. Ik dacht dat het was omdat ik geen inspiratie meer had, dat er geen ideeën kwamen. Maar de realiteit was dat ik mezelf geen toestemming gaf om dag en nacht over mijn verhalen te denken. Ik stond mezelf in de weg. Toen ik besloot om weer te schrijven en mezelf de toestemming gaf te doen wat ik het liefst wilde, begonnen de ideeën weer als vanouds te borrelen. En hoe veel ik ook schreef, ik werd er niet overspannen van. In plaats van slechter te slapen omdat ik zo hard werkte, sliep ik er beter door. Mijn schouders waren minder opgetrokken en ik was (volgens mijn vriendin) vrolijker. Ik was meer mezelf. Want ik had mezelf toestemming gegeven om te schrijven. Dit was net zo’n moment als Peter die door het puin breekt.
Het is ook een keuze waarop ik niet meer terug zal komen. Zoals Peter op dat moment wist dat hij Spider-Man was, weet ik dat ik schrijver ben. Niemand kan dat van me af pakken. Deze keuze was namelijk niet gemaakt doordat ik me op mezelf richtte, ik maakte de keuze niet omdat ik iets wilde bewijzen. Zoals Peter was ik niet op mezelf gericht. Ik was gericht op het schrijven, zoals Peter was gericht op Mary Jane. En omdat ik op iets buiten mezelf gericht was, was ik werkelijk vrij. Er was geen sprake meer van schuldgevoel en verplichting, zoals eerst. Ik mocht gewoon doen wat ik wilde doen. Voor Peter was dat Spider-Man zijn, voor mij was dat schrijven.