In het boek The Shack van William Paul Young (Nederlands: De Uitnodiging) heeft de hoofdpersoon een ontmoeting met God. Een weekeinde lang verblijft Mack in een blokhut bij de Drie-Eenheid. Hij geniet van de spontane interactie tussen de vader, de zoon en de heilige geest, heeft gesprekken, nu eens over diepe, dan eens over oppervlakkige onderwerpen, kijkt naar de zonsondergang met ze, lacht en wordt geconfronteerd met de diepe wortels van zijn eigen pijn en zelfzucht. Mack wordt opgenomen in de gemeenschap die er was voor de tijd begon, en -als een verdwaalde reiziger die in het feeƫnland verzeild raakt- blijkt door die ervaring te zijn veranderd. Dat de drie personen van de drie-eenheid daadwerkelijk personen zijn, is voor hem geen abstractie meer, maar ervaren werkelijkheid. Er komt echter ook een eind aan deze fysieke ontmoeting. Mack vraag zich vervolgens af hoe een persoonlijke relatie met God er uitziet in zijn normale, dagelijkse leven. Hij ging namelijk wel naar de kerk, maar dat deed hij vooral omdat je dat als christen nou eenmaal moet. Hij zong liederen, las uit de bijbel, hield stille tijd, omdat hij meende dat God dat van hem verwachtte. Het hoorde erbij. Als hij het niet elke dag deed, schoot hij tekort. Maar hij ervoer al deze activiteiten niet als een daadwerkelijke ontmoeting met God. Hij veranderde er ook niet door. Hij werd er alleen maar moe van, en voelde zich schuldig over zijn gebrek aan enthousiasme.
In het boek helpt God hem door een verschil te maken tussen twee verschillende motivaties voor relaties. De eerste is ‘expectation’, de andere is ‘expectancy’ (beide zouden we in het Nederlands vertalen als ‘verwachting’). Je kunt in een relatie iets doen omdat het van je verwacht wordt, of je kunt het doen omdat je er veel van verwacht. Het eerste wordt al snel een verplichting of een sleur. Het kost je energie, en je gaat er weerstand of weerzin tegen voelen. Dit is motivatie van buitenaf, die je door jouzelf of anderen wordt opgelegd. Het tweede: iets doen of elkaar ontmoeten omdat je er naar uitkijkt, of er hoge verwachtingen van hebt, leidt tot vrijheid. Je hoeft jezelf er niet voor onder druk te zetten, patronen worden geen sleur of verplichting en je kunt voor verrassingen komen te staan. Het is een motivatie van binnenuit, gebaseerd op verlangen. Ik geloof dat God de voorkeur geeft aan het tweede: voor zijn relatie met ons, maar ook voor onze relatie met elkaar.
Een voorbeeld maakt het waarschijnlijk duidelijker. Een paar jaar geleden realiseerden een goede vriend en ik dat we elkaar niet meer zoveel zagen als daarvoor. Maar we wilden niet dat we uit elkaar zouden groeien of dat onze vriendschap een zachte dood zou sterven. Dus maakten we de principe-afspraak dat we elkaar elke twee weken zouden zien op de dinsdagavond. Een tijd lang was het om de beurt bij mij of bij hem, later was het vaker bij mijn vriend, omdat ik meer reistijd had. Omdat ik toen al wat huiverig was voor verplichting had ik aangegeven dat ik er de voorkeur aan gaf als we het wel steeds van te voren zouden afspreken. Ik belde dus steeds het weekeinde voor de volgende ontmoeting op om de afspraak te finaliseren. Het was een tijd lang erg gezellig en goed om mijn vriend elke twee weken te treffen. We hadden goede gesprekken, keken goede films en deden leuke spellen. Maar uiteindelijk kwam het ook voor dat we elkaar niet zo heel veel te zeggen hadden. Bovendien merkte ik dat ik ook wel eens iets anders wilde afspreken op de dinsdagavond. Maar ik voelde me aan onze afspraak vastzitten. Op een keer besloot ik om niet van te voren op te bellen, maar zonder contact te komen, onaangekondigd dus. Mijn vriend bleek op me te hebben gerekend. Hij verwachtte dat ik zou komen, ook zonder afspraak. (Dat is natuurlijk niet meer dan normaal, als je zo’n gewoonte hebt). Ik voelde me nu echter klem zitten - onze afspraak voelde voor mij nu als een verplichting. Maar toen ik twee weken later mijn vriend belde om af te zeggen (en aan te geven dat ik liever spontaan afsprak), werd hij boos. Dat was voor mij helemaal de druppel. We hebben het wel weer bijgelegd, maar we ontmoeten elkaar niet vaak meer.
Niet lang daarna intensiveerde mijn contact met een andere vriend. Nadat we samen op reis waren geweest door de Verenigde Staten besloten we dat we elkaar vaker zouden treffen bij onze favoriete koffieplek in Delft. Maar al bij het begin hebben we tegen elkaar uitgesproken dat het nooit verplicht zou zijn. We zouden het steeds van te voren afspreken, en niet een minimale frequentie bepalen. We zouden bij elkaar komen omdat we het wilden, niet omdat we het moesten. En zo werkt het tot nu toe ook. Soms ontmoeten we elkaar maanden lang elke week wel een keer bij de Coffee Company, soms werken onze agenda’s niet mee en gebeurt het dat we elkaar anderhalve maand niet treffen. Dat stoort niet - of we elkaar nu elke week zien, of om de maand: we accepteren elkaar en luisteren naar elkaar. En we veroordelen elkaar er niet om. We kunnen ook afwisselen. Soms spreken we bij elkaar af, soms op een terrasje (vooral in de zomer) - ook de locatie staat voor ons dus niet vast. We spreken met elkaar af omdat we ernaar uitkijken elkaar te zien, we genieten van ons samenzijn. Als dat niet meer het geval zou zijn, zouden we de afspraak niet in stand houden.
Ik zeg niet dat structuur verkeerd is, maar het gaat niet om de structuur. Zodra de structuur de relatie gaat bepalen, en je dingen gaat doen omdat de afspraak of de structuur het van je verwacht, ben je niet meer vrij om van elkaar te houden. Maar als je met elkaar afspreekt (wat ook een structuur of vorm is) op een bepaalde plaats, omdat je allebei ernaar uitkijkt elkaar te ontmoeten, maakt de structuur de relatie mogelijk, zonder dat de vrijheid verdwijnt.
Volgens mij geldt dit principe ook voor het leven van de kerk. Voor veel christenen is kerk iets geworden waar ze naar toe gaan omdat het van ze verwacht wordt, omdat het erbij hoort, omdat je als je niet gaat geen goed christen bent. Zondagochtend zit je in de kerkbanken, en o wee als je de dienst laat schieten. En de echt toegewijde christen is ook nog eens bij de bidstond, de bijbelstudie en de tweede dienst op zondag. Of je nu wordt aangesproken door de preek, of je nu houdt van zingen, of je de mensen nu mag of niet: het doet niet werkelijk ter zake. Over kerkgang is niet te onderhandelen. Als mensen niet meer naar de kerk gaan wordt er daarom vaak een beroep gedaan op hun geweten. Weten ze niet wat Paulus zegt over het verzuimen van de onderlinge bijeenkomst? Lopen ze niet het gevaar weg te glijden en het geloof te verliezen? Beseffen ze niet dat ze andere mensen pijn doen en afwijzing laten ervaren? Zijn ze niet gewoon schuldig aan ongehoorzaamheid en hebben ze niet gewoon een probleem met autoriteit? Maar weinig mensen vragen oprecht naar redenen waarom iemand niet meer op zondag in de dienst komt. Het is een kwestie van ‘expectation’. De vorm, de structuur, is het doel geworden en niet langer slechts een middel.
Maar de gemeenschap van gelovigen kan ook ontstaan uit ‘expectancy’. Zoiets ervaar ik in de groep met wie we na de kerk koffie drinken. Niemand is verplicht erbij aanwezig te zijn, er worden geen lijstjes bijgehouden en er is geen minimaal bezoek afgesproken. Wie wil, mag komen. We verzamelen op een vaste plaats, en ongeveer op een vaste tijd. De ene keer zitten we er met z’n tweeen, andere zondagen zijn er tien of meer mensen samen. De ene keer gaan de gesprekken de diepte in, en delen we het geloof met elkaar, andere momenten komen vooral de koetjes en kalfjes aan bod. Er is geen agenda, geen vooropgezet doel. We leven met elkaar, en we ontmoeten elkaar omdat we ons leven met elkaar willen delen. En soms organiseren we andere activiteiten, een etentje, een dagje uit, omdat we genieten van elkaars gezelschap. En we verwelkomen nieuwe mensen, of ze nu een keer komen, of vaker.
Onze koffiegroep is geen kerk, maar wel een organisch geheel van relaties tussen gelovigen, waar het koninkrijk van God in zichtbaar wordt. Ik zie hetzelfde functioneren in een huisgemeente in Almere, waar ik nu een paar keer te gast heb mogen zijn. Deze mensen spreken wel af dat ze elkaar zien, maar leggen het niet tot maanden in het voren vast. De ene keer zijn er op een ‘meeting’ vier mensen, de andere keer tien. De ene keer wordt er vooral gezongen, de andere keer wordt er uit de bijbel gedeeld, de andere keer wordt er voor elkaar gebeden. De liefde van God staat centraal. Maar verder moet er niets. Als er eenvoudig koffie wordt gedronken is dat ook goed. En na de ‘meeting’ wordt er samen gegeten: iedereen neemt wat mee, de kinderen spelen en gillen en rennen, en ondertussen gaan de gesprekken alle kanten op: van diep en persoonlijk, tot oprecht vrolijk lachen. Deze mensen houden van elkaar en genieten ervan om met elkaar samen te komen. Door dik en dun ervaren ze steeds dat God in hun contacten aanwezig is, dat Hij ze woorden geeft die anderen inspireren en dat Hij in hun bijeenkomsten de draden van hun levens door elkaar weeft, zodat ook al brengt iedereen iets anders mee, er toch een eenheid ontstaat. De groep staat soms voor de verleiding er een instituut van te maken, iets dat ze zelf tegen elke prijs in stand moeten houden, maar dat weten ze te weerstaan. Ze komen samen omdat ze dat willen, niet omdat ze dat moeten, en ik geniet ervan er af en toe deel van uit te maken. Mijn hoop is dat in mijn omgeving een dergelijke gemeenschap ontstaat, van gelovigen die enthousiast zijn over de onvoorwaardelijke liefde en vrije genade van God en uit dat enthousiasme bij elkaar willen komen om elkaar te bemoedigen. Ik geloof dat God dit als realiteit voor de kerk heeft bedoeld.
Nota Bene: ik weet dat er mensen zijn die heel erg van de traditionele dienst genieten en die er naar toe gaan omdat ze dat willen, en ernaar uitkijken. Hen wil ik ook niet tegenhouden. Ik heb niets tegen vorm of structuur, sterker nog: de groep van mijn vrienden in Almere kan ook niet bestaan zonder een zekere vorm en afspraken. Maar de vraag is of de structuur of vorm dienend is aan de relatie, of dat het eigenlijk gaat om het in stand houden van de vorm. Dat laatste is in mijn ervaring een belangrijke motivatie in veel kerken, en volgens mij de omgekeerde wereld. De structuren zijn volgens mij niet blijvend, alleen de liefde blijft.
In een volgend bericht hoop ik te kunnen beschrijven hoe dit principe van toepassing is op onze relatie met God, die niet wil dat we contact met hem hebben op basis van verplichting en schuldgevoel, maar die ons wil ontmoeten omdat we naar Hem verlangen.
In het boek helpt God hem door een verschil te maken tussen twee verschillende motivaties voor relaties. De eerste is ‘expectation’, de andere is ‘expectancy’ (beide zouden we in het Nederlands vertalen als ‘verwachting’). Je kunt in een relatie iets doen omdat het van je verwacht wordt, of je kunt het doen omdat je er veel van verwacht. Het eerste wordt al snel een verplichting of een sleur. Het kost je energie, en je gaat er weerstand of weerzin tegen voelen. Dit is motivatie van buitenaf, die je door jouzelf of anderen wordt opgelegd. Het tweede: iets doen of elkaar ontmoeten omdat je er naar uitkijkt, of er hoge verwachtingen van hebt, leidt tot vrijheid. Je hoeft jezelf er niet voor onder druk te zetten, patronen worden geen sleur of verplichting en je kunt voor verrassingen komen te staan. Het is een motivatie van binnenuit, gebaseerd op verlangen. Ik geloof dat God de voorkeur geeft aan het tweede: voor zijn relatie met ons, maar ook voor onze relatie met elkaar.
Een voorbeeld maakt het waarschijnlijk duidelijker. Een paar jaar geleden realiseerden een goede vriend en ik dat we elkaar niet meer zoveel zagen als daarvoor. Maar we wilden niet dat we uit elkaar zouden groeien of dat onze vriendschap een zachte dood zou sterven. Dus maakten we de principe-afspraak dat we elkaar elke twee weken zouden zien op de dinsdagavond. Een tijd lang was het om de beurt bij mij of bij hem, later was het vaker bij mijn vriend, omdat ik meer reistijd had. Omdat ik toen al wat huiverig was voor verplichting had ik aangegeven dat ik er de voorkeur aan gaf als we het wel steeds van te voren zouden afspreken. Ik belde dus steeds het weekeinde voor de volgende ontmoeting op om de afspraak te finaliseren. Het was een tijd lang erg gezellig en goed om mijn vriend elke twee weken te treffen. We hadden goede gesprekken, keken goede films en deden leuke spellen. Maar uiteindelijk kwam het ook voor dat we elkaar niet zo heel veel te zeggen hadden. Bovendien merkte ik dat ik ook wel eens iets anders wilde afspreken op de dinsdagavond. Maar ik voelde me aan onze afspraak vastzitten. Op een keer besloot ik om niet van te voren op te bellen, maar zonder contact te komen, onaangekondigd dus. Mijn vriend bleek op me te hebben gerekend. Hij verwachtte dat ik zou komen, ook zonder afspraak. (Dat is natuurlijk niet meer dan normaal, als je zo’n gewoonte hebt). Ik voelde me nu echter klem zitten - onze afspraak voelde voor mij nu als een verplichting. Maar toen ik twee weken later mijn vriend belde om af te zeggen (en aan te geven dat ik liever spontaan afsprak), werd hij boos. Dat was voor mij helemaal de druppel. We hebben het wel weer bijgelegd, maar we ontmoeten elkaar niet vaak meer.
Niet lang daarna intensiveerde mijn contact met een andere vriend. Nadat we samen op reis waren geweest door de Verenigde Staten besloten we dat we elkaar vaker zouden treffen bij onze favoriete koffieplek in Delft. Maar al bij het begin hebben we tegen elkaar uitgesproken dat het nooit verplicht zou zijn. We zouden het steeds van te voren afspreken, en niet een minimale frequentie bepalen. We zouden bij elkaar komen omdat we het wilden, niet omdat we het moesten. En zo werkt het tot nu toe ook. Soms ontmoeten we elkaar maanden lang elke week wel een keer bij de Coffee Company, soms werken onze agenda’s niet mee en gebeurt het dat we elkaar anderhalve maand niet treffen. Dat stoort niet - of we elkaar nu elke week zien, of om de maand: we accepteren elkaar en luisteren naar elkaar. En we veroordelen elkaar er niet om. We kunnen ook afwisselen. Soms spreken we bij elkaar af, soms op een terrasje (vooral in de zomer) - ook de locatie staat voor ons dus niet vast. We spreken met elkaar af omdat we ernaar uitkijken elkaar te zien, we genieten van ons samenzijn. Als dat niet meer het geval zou zijn, zouden we de afspraak niet in stand houden.
Ik zeg niet dat structuur verkeerd is, maar het gaat niet om de structuur. Zodra de structuur de relatie gaat bepalen, en je dingen gaat doen omdat de afspraak of de structuur het van je verwacht, ben je niet meer vrij om van elkaar te houden. Maar als je met elkaar afspreekt (wat ook een structuur of vorm is) op een bepaalde plaats, omdat je allebei ernaar uitkijkt elkaar te ontmoeten, maakt de structuur de relatie mogelijk, zonder dat de vrijheid verdwijnt.
Volgens mij geldt dit principe ook voor het leven van de kerk. Voor veel christenen is kerk iets geworden waar ze naar toe gaan omdat het van ze verwacht wordt, omdat het erbij hoort, omdat je als je niet gaat geen goed christen bent. Zondagochtend zit je in de kerkbanken, en o wee als je de dienst laat schieten. En de echt toegewijde christen is ook nog eens bij de bidstond, de bijbelstudie en de tweede dienst op zondag. Of je nu wordt aangesproken door de preek, of je nu houdt van zingen, of je de mensen nu mag of niet: het doet niet werkelijk ter zake. Over kerkgang is niet te onderhandelen. Als mensen niet meer naar de kerk gaan wordt er daarom vaak een beroep gedaan op hun geweten. Weten ze niet wat Paulus zegt over het verzuimen van de onderlinge bijeenkomst? Lopen ze niet het gevaar weg te glijden en het geloof te verliezen? Beseffen ze niet dat ze andere mensen pijn doen en afwijzing laten ervaren? Zijn ze niet gewoon schuldig aan ongehoorzaamheid en hebben ze niet gewoon een probleem met autoriteit? Maar weinig mensen vragen oprecht naar redenen waarom iemand niet meer op zondag in de dienst komt. Het is een kwestie van ‘expectation’. De vorm, de structuur, is het doel geworden en niet langer slechts een middel.
Maar de gemeenschap van gelovigen kan ook ontstaan uit ‘expectancy’. Zoiets ervaar ik in de groep met wie we na de kerk koffie drinken. Niemand is verplicht erbij aanwezig te zijn, er worden geen lijstjes bijgehouden en er is geen minimaal bezoek afgesproken. Wie wil, mag komen. We verzamelen op een vaste plaats, en ongeveer op een vaste tijd. De ene keer zitten we er met z’n tweeen, andere zondagen zijn er tien of meer mensen samen. De ene keer gaan de gesprekken de diepte in, en delen we het geloof met elkaar, andere momenten komen vooral de koetjes en kalfjes aan bod. Er is geen agenda, geen vooropgezet doel. We leven met elkaar, en we ontmoeten elkaar omdat we ons leven met elkaar willen delen. En soms organiseren we andere activiteiten, een etentje, een dagje uit, omdat we genieten van elkaars gezelschap. En we verwelkomen nieuwe mensen, of ze nu een keer komen, of vaker.
Onze koffiegroep is geen kerk, maar wel een organisch geheel van relaties tussen gelovigen, waar het koninkrijk van God in zichtbaar wordt. Ik zie hetzelfde functioneren in een huisgemeente in Almere, waar ik nu een paar keer te gast heb mogen zijn. Deze mensen spreken wel af dat ze elkaar zien, maar leggen het niet tot maanden in het voren vast. De ene keer zijn er op een ‘meeting’ vier mensen, de andere keer tien. De ene keer wordt er vooral gezongen, de andere keer wordt er uit de bijbel gedeeld, de andere keer wordt er voor elkaar gebeden. De liefde van God staat centraal. Maar verder moet er niets. Als er eenvoudig koffie wordt gedronken is dat ook goed. En na de ‘meeting’ wordt er samen gegeten: iedereen neemt wat mee, de kinderen spelen en gillen en rennen, en ondertussen gaan de gesprekken alle kanten op: van diep en persoonlijk, tot oprecht vrolijk lachen. Deze mensen houden van elkaar en genieten ervan om met elkaar samen te komen. Door dik en dun ervaren ze steeds dat God in hun contacten aanwezig is, dat Hij ze woorden geeft die anderen inspireren en dat Hij in hun bijeenkomsten de draden van hun levens door elkaar weeft, zodat ook al brengt iedereen iets anders mee, er toch een eenheid ontstaat. De groep staat soms voor de verleiding er een instituut van te maken, iets dat ze zelf tegen elke prijs in stand moeten houden, maar dat weten ze te weerstaan. Ze komen samen omdat ze dat willen, niet omdat ze dat moeten, en ik geniet ervan er af en toe deel van uit te maken. Mijn hoop is dat in mijn omgeving een dergelijke gemeenschap ontstaat, van gelovigen die enthousiast zijn over de onvoorwaardelijke liefde en vrije genade van God en uit dat enthousiasme bij elkaar willen komen om elkaar te bemoedigen. Ik geloof dat God dit als realiteit voor de kerk heeft bedoeld.
Nota Bene: ik weet dat er mensen zijn die heel erg van de traditionele dienst genieten en die er naar toe gaan omdat ze dat willen, en ernaar uitkijken. Hen wil ik ook niet tegenhouden. Ik heb niets tegen vorm of structuur, sterker nog: de groep van mijn vrienden in Almere kan ook niet bestaan zonder een zekere vorm en afspraken. Maar de vraag is of de structuur of vorm dienend is aan de relatie, of dat het eigenlijk gaat om het in stand houden van de vorm. Dat laatste is in mijn ervaring een belangrijke motivatie in veel kerken, en volgens mij de omgekeerde wereld. De structuren zijn volgens mij niet blijvend, alleen de liefde blijft.
In een volgend bericht hoop ik te kunnen beschrijven hoe dit principe van toepassing is op onze relatie met God, die niet wil dat we contact met hem hebben op basis van verplichting en schuldgevoel, maar die ons wil ontmoeten omdat we naar Hem verlangen.