Posts tonen met het label schaamte. Alle posts tonen
Posts tonen met het label schaamte. Alle posts tonen

dinsdag 27 oktober 2015

Gedicht: Een droom (4)

Een droom (4)

We lopen samen naar beneden,
jij mijn vriend, en ook een broer van mij
-die kunnen aarden op kantoor en
niet elke nacht de slaap verliezen-
over stenen treden, laag plafond,
eindigend in een grot. Er spiegelt
water. Ik heb lang niet gedoken,
maar dat is wat we gaan doen. Ik draag
de spullen, kleed me om. Ik heb geen
snorkel bij me. Er is een stapel
waarvan ik er een neem. Een blauwe.

Ik sta aan de kant. De instructeur
controleert onze apparatuur.
Ik heb ook geen zwemvliezen zie ik.
Hoe moet ik dan omlaag gaan zwemmen
de diepte in? Jullie bijhouden?
Er is plek voor mij maar ik weiger
af te dalen. Dit is niets voor mij
al dacht ik ooit van wel. Geen schaamte
voel ik als ik weer naar boven loop.
Ik kies mijn eigen pad. Kijk, een deur!
Waar kom ik uit als ik die openduw?

dinsdag 24 maart 2015

Filmbespreking: Insurgent

Ik ben een liefhebber van de huidige tienerfilms. Veel andere films in het actie/SF genre, waar ik van houd, zijn tegenwoordig of wat cynisch, of nemen geen moreel standpunt in. Maar in de tienerfilms worden nog wel morele vragen gesteld naar wat ons mensen maakt, hoeveel we over moeten hebben voor onze vrijheid, wat onze rol is ten opzichte van onze naasten, en hoe we met onszelf kunnen omgaan als we moeilijke beslissingen hebben gemaakt. Ik houd van die vragen. De Hunger Games-serie is er een mooi voorbeeld van, maar ik vond Divergent ook heel goed. Daarom dat ik er een uitgebreide recensie over heb geschreven. Van het weekeinde zag ik het vervolg in de bioscoop: Insurgent. Er stond een andere regisseur aan het roer en dat was (volgens mij) te merken. Ik vond het verhaal minder verrassend, en ook wat minder diep. Wel waren de acteurs goed, met onder andere Kate Winslet als verrassend kille slechterik. En de beelden van het futuristische Chicago waren prachtig: techniek en verval, prima in beeld gebracht. Ook in droomscènes waarin alles uiteen lijkt te vallen. Heel overtuigend. En er waren een paar verrassingen in het slot van de film die ik niet had zien aankomen, wat verfrissend is. Maar, zoals ik zei: niet zo sterk als het eerste deel.

Het verhaal gaat over Tris, die in de vorige film een zogenoemde 'Divergent' bleek te zijn. Iemand die niet kan worden ingedeeld in een van de vijf groepen waarin deze samenleving is onderverdeeld. Om haar vrijheid te behouden heeft ze in de vorige film een paar gruwelijke dingen moeten doen. En ze heeft het idee dat ze verantwoordelijk is voor de dood van haar ouders, en een jongen die ze in zelfverdediging heeft doodgeschoten. Samen met haar broer en 'Four', haar vriend, schuilt ze bij de 'Amity'-groep. Deze vriendschappelijke mensen verbouwen graan en groente. Ze eten samen in een hoge zaal, die wat architectuur betreft op een kerkgebouw lijkt. Die associatie lijkt me bewust tot stand gebracht. De leidster van deze fractie heeft ook de beminnelijke uitstraling van een geestelijke. En de leden van de groep groeten elkaar bij elke gelegenheid zoals sommige gelovigen elkaar groeten. Eerst dacht ik dat dit niet oprecht was, maar later blijkt juist de boodschap van de leidster van deze gemeenschap centraal te staan in de film. Haar woorden tegen Tris blijken cruciaal. Ze spreekt die woorden uit, omdat blijkt dat Tris moeite heeft met zichzelf. Als in een daad van boetedoening snijdt ze haar haren af. Maar ook dat is niet genoeg. Ze sluit zich af voor haar broer en voor haar vriend, en laat niemand meer dichterbij komen. Want ze gelooft dat mensen haar zouden haten als ze zouden weten wat ze heeft gedaan. Ze haat er zichzelf om.
Maar ze is niet de enige die problemen heeft met zichzelf. Haar broer blijkt niet in staat haar te beschermen als ze worden aangevallen. Hij staat machteloos. En hij kan het niet eens tegen haar zeggen. Hij kan het niet van zichzelf toegeven. Dan is het makkelijker om haar te verlaten, om zijn oude allianties op te zoeken, om de schaamte (het centrale thema van de film) te ontlopen in dogmatische zekerheid. Zelfs 'Four', de vriend van Tris, ook Divergent, of 'Afwijkend', schaamt zich voor zijn verleden. Een verleden dat wel heel persoonlijk wordt, in de vorm van zijn moeder. Zij blijkt de leidster te zijn van de 'fractielozen', degenen die door de samenleving zijn uitgekotst. Zijn woede en schaamte om haar zorgen dat hij haar aanbod van een bondgenootschap direct afwijst. Met haar kan hij immers niet samenwerken. Alles liever dan dat. Maar dat instinct leidt tot keuzes die zijn vriendin Tris, en hemzelf, in gevaar brengen.

Kortom, een film over schaamte. Een thema dat mij ook bezighoudt. Helaas had ik direct na het kijken van de film geen tijd voor het schrijven van een bespreking. Ik was bijna van plan de kans maar te laten schieten. Toen las ik echter via een link op twitter een blogbericht over schaamte. Het is een behoorlijk sterk verwoorde aanklacht tegen de kerk. De schrijver heeft gesproken met een therapeut en ontdekt welke boodschappen aan de grondslag liggen van zijn schaamte en schuldgevoelens. "All the rows and columns of my heart are filled with memories and messages saying over and over and over again: Because you are not perfect, you deserve punishment instead of love." Met zijn verstand probeert hij zichzelf ervan te overtuigen dat hij fouten zou mogen maken, maar zijn hart wil het niet geloven. Daarvoor zitten die boodschappen te diep geworteld. Hij is er namelijk mee opgegroeid. Want waar heeft hij deze boodschappen opgepikt? In de kerk. "Let me guess - you needed to tell me how bad I was before I knew I needed to be saved. You needed to convince me I was worthy of death before the offer of life would seem like a good deal. Sure, whatever. Do you realize that in doing so you partnered with the voice of Satan himself, until I can no longer distinguish between the two of you because you’re saying the same damn thing?"
Ik herken dit helemaal, omdat ik dezelfde worsteling ken - lezers van mijn blog zullen dat uit eerdere berichten herinneren. Dit is ook mijn strijd. Ik eis heel veel van mezelf, negeer de grenzen van mijn lichaam, ben vaak boos op mezelf, en durf niet te erkennen dat ik positieve eigenschappen heb of dat anderen positief over mij zouden kunnen denken. Ik ben perfectionistisch en tegelijk heel kritisch naar mezelf (geen goede combinatie). Ik bevind me vaak op de grens van overspannenheid, misschien zelfs er overheen. En deze ideeën over mezelf laten zich niet makkelijk ontwortelen. Ze hangen namelijk samen met de diepe overtuigingen die ik heb geïnternaliseerd in mijn jeugd, namelijk dat alle 'positieve' eigenschappen aan mij niet konden zorgen dat God van mij hield. Ze waren als 'kaf' en ik kon en mocht me er niet op laten voorstaan. Mijn natuurlijke talenten waren precies dat: 'natuurlijk' en daarmee minderwaardig: ze zouden in het vuur verbranden bij het oordeel. Er was in de mens niets goeds, dat werd keer op keer herhaald. En dus ook niet in mij. God moest dus wel boos op mij zijn. Mij straffen. Want zelfs de geringste overtreding (als een kind bijvoorbeeld een snoepje zou stelen) was als een klap in het gezicht van God en zijn gerechtigheid eiste daarvoor in ruil een eeuwige bestraffing. Kortom: elke imperfectie was het oordeel waard. God kon niet anders dan mij in toorn aanzien. En ja, een maas in de wet had mij weten te redden: als ik enkele leerstellingen uit de bijbel voor waar hield, zou God als hij naar mij keek niet langer mij zien (mijn zonden en mijn goede eigenschappen), maar Christus. Zo zou hij voor de gek worden gehouden en kon ik toch in de hemel komen en niet in de hel. God hield dus niet van mij, maar alleen van Christus. Als God mij zou zien, zonder dat ik 'in Christus' was, moest hij mij uit zijn woede straffen. Dus ik moest me er heel erg van bewust zijn hoe slecht ik was en dus hoe dankbaar ik Jezus moest zijn voor zijn offer (waar we elke zondag aan werden herinnerd, met beelden van bloed en kruisiging en dood). En ik moest heel erg mijn best doen om op Jezus te lijken, om perfect te zijn, de perfecte christen, als om het nog een beetje 'de moeite waard' te maken. Dus: ik moest net zo boos en kritisch op mezelf zijn als God, en de lat van mijn volmaaktheid ook nog eens net zo hoog hebben liggen. Als ik een onvolkomenheid zag bij mezelf, of geen zin had om bijbel te lezen, beschuldigde ik mezelf. Ik klaagde mezelf aan, zoals ik geloofde dat God (of de wet van God) mij aanklaagde (ik schakelde de stem van mijn overactieve geweten ook gelijk met de Heilige Geest). En ik strafte mijzelf met schaamte en naar binnen gekeerde woede, ik verteerde mezelf met zelfhaat, omdat ik geloofde dat God die fouten en onvolmaaktheden van mij haatte. Of: ze zou haten als hij niet door Jezus voor de gek werd gehouden. Maar dat was voor mij hetzelfde. Ja, hierdoor raakte ik flink verknipt. Ik vind het zelfs moeilijk te geloven dat mijn vrouw werkelijk van mij kan houden, dat ze positieve dingen in mij ziet, want ik mag die van mezelf nog steeds niet accepteren (want: 'kaf').
Wat echter als een emmer verfrissend koud water over mij heen kwam bij het lezen van dit blogbericht, was het besef dat deze aanklagende, perfectionistische boodschap, die mij aanzette tot zelfhaat, niet van God afkomstig is, maar van de duivel. Hij is de aanklager van de broeders, 'die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God.' (Openbaring 12:10). Hij is de tegenstander. Niet God! Ik had het kunnen weten. Uit de bijbel weet ik immers dat hij zich voordoet 'als een engel des lichts' (2 korinthe 11:14). Hij neemt de vorm aan van een betrouwbare boodschapper van God, als de stem van God zelf. Hij doet zich voor als het Lam. Maar hij is een leeuw die rondgaat, zoekend wie hij zal verslinden. (1 Petrus 5:8). Een stem die aanklaagt, die veroordeelt, die me zegt dat ik straf verdien in plaats van liefde, is de stem van de Aanklager. Van de Satan zelf. Ik twijfel een beetje over de letterlijke uitleg van de bijbelteksten over de duivel: ik vind ze nogal vaag en weet niet of voor een goed begrip van het evangelie een geloof in letterlijke demonen nodig is. Wat wel duidelijk is, is dat de Satan een symbool is voor de antigoddelijke boodschappen. Boodschappen die worden gebracht door de kerk: die daarmee werkelijk satanisch is geworden, hoewel ze beweert namens God te spreken. En boodschappen die ik zelf tegen mezelf uitspreek. De duivel is de stem in mij die mij veroordeelt, die mij schaamte aanpraat. Hij lijkt zo geloofwaardig, omdat hij zo op mij lijkt, maar hij is 'demonisch'. Want hij houdt me weg van de liefde die van God is (lees 1 Johannes maar). Is dat niet de aanklager, dat spiegelbeeld van mij dat me hardop uitlacht en roept: 'Je zult nooit liefde waard zijn! Niemand wil met je geassocieerd worden! Je bent niet volmaakt!'? De vijand, dat ben ik! 
En dit wordt op een prachtige wijze geïllustreerd in Insurgent. Want Tris krijgt de opdracht simulaties te doorlopen om een belangrijk artefact te openen. Elke simulatie test een belangrijke waarde: moed, intelligentie, onbaatzuchtigheid, eerlijkheid. Ze blijkt over al die kenmerken te beschikken. Maar de laatste is het moeilijkste. De laatste is 'amity', vriendschap. Even lijkt het in de simulatie alsof het de schurk van het verhaal is die haar uitdaagt, die haar boos wil maken, die haar ertoe wil verleiden te haten. Maar nee: de werkelijke tegenstander in deze simulatie is zij zelf. Haar andere zelf snauwt naar haar: 'Ik ben alles wat je haat. Ik ben wat andere mensen over jou denken. Degene die verantwoordelijk was voor de dood van haar moeder, degene die een vriend neerschoot. Mensen zijn bang van je, mensen haten je.' Ze wordt aangeklaagd: het zijn allemaal zaken die ze over zichzelf gelooft. En de verleiding is groot om zichzelf te haten, om zichzelf aan te vallen. Om met zichzelf te vechten (zoals iedereen doet met schaamte, schuldgevoel, depressie). Maar uiteindelijk doet ze het niet. In plaats daarvan blijft ze staan, met haar armen langs haar lichaam, en zegt tegen zichzelf: 'Ik vergeef je'. En dat is het einde van de aanklager. Dat kan de aanklager niet verwerken. Haar tegenstander verdwijnt en ze is vrij. 

Wat een geweldig beeld vind ik dat. Ja, deze radicale zelfacceptatie, het uitspreken van vergeving over jezelf, je eigen vriend zijn, is de enige remedie tegen de aanklager. Niet langer jezelf bestrijden, ook al zijn je fouten en onvolkomenheden reeel, maar jezelf aanvaarden 'warts and all'. Om tegen jezelf te zeggen: je bent geliefd, ook al ben je onvolmaakt. En is dat niet wat de komst van Jezus, en zijn dood en opstanding, ons wilden zeggen? Dat we geliefd zijn, ook al zijn we onvolmaakt? Dat ook als we God zelf kruisigen, dat onze plek als zijn geliefde kinderen niet uitwist? Dit is wat het kruis van Christus wilde tonen: dat we ons allemaal al bevinden in de omhelzing van de vader. Dat we waardevol zijn en kostbaar. En dat we onszelf dus ook zo mogen zien. 
Dit betekent ook dat we God vergeven. Dat lijkt een raar woord, maar wat ik bedoel is dat we hem vrijspreken van de woorden van de aanklager. Dat we die niet meer aan hem toerekenen. Dat we hem zichzelf laten zijn. Dat we niet in de kramp blijven zitten van angst of boosheid jegens hem, maar dat we de aanklager laten waar God hem heeft gelaten: aan het kruis. Daar is volgens Kolossenzen immers de schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander is genageld, en de overheden en de machten ontwapend. Jezus' kruis en opstanding zijn ook Gods uitnodiging aan ons om de vijandschap te laten varen en zoals de jongste zoon in de gelijkenis naar huis te komen. 
En de kerk dan, die ook zo vaak, te vaak, de rol van aanklager speelt? Moeten we die ook vergeven? Ja: uiteindelijk is de gemeenschap der heiligen, die samenkomt rond de zichtbare tekenen van Gods liefde, de sacramenten, belangrijk voor ons geloofsleven. Ik heb ook zelf gemerkt dat ik mijn antipathie moest loslaten en weer bereid moest zijn de kerk de kerk te laten zijn. Maar vergeven is niet hetzelfde als vrijspreken. Vergeven is niet hetzelfde als de ander vrij laten je te beschadigen. En waar de kerk de woorden van de aanklager spreekt, moeten we die aan de kaak stellen, en deze gemeenschap zelfs verlaten. Want deze woorden zijn demonisch. En ik moet me zo ver mogelijk weg houden van het demonische. Voor mij betekent dat wegblijven uit evangelische kerken. In mijn ervaring prediken veel evangelische kerken nog steeds de boodschap dat ik niet aanvaardbaar ben zoals ik ben, en dat ik oordeel verdien als ik tekortschiet. Of dat ik pas echt een goed christen ben als ik bid, evangeliseer, of tienden geef. Die boodschap wordt opgeleukt met een band op het podium en powerpointpresentaties, maar voor wie nadenkt over wat hij hoort of ziet heeft hij hetzelfde effect. Zelfs in de Anglicaanse kerk, waar de sacramenten van brood en wijn centraal staan en het goede nieuws steeds opnieuw klinkt in de liturgie ('God, whose nature it is always to be mercifull'), klinken soms woorden van de aanklager. Maar gelukkig zo zelden dat het me lukt ze naast me neer te leggen.

Als Tris uit de simulatie komt, blijkt de strijd nog niet voorbij. Er blijken nog steeds machten die de boodschap van liefde (ook voor 'Divergents'/afwijkenden) willen begraven. De reis gaat verder. Dat geldt ook voor mij en voor de schrijver van bovengenoemd blogbericht: "I believe in God is love, somewhere in my mind. I almost believe that I am loved. Someday soon there will be room in my heart to actually let that good news sink in."

zaterdag 14 maart 2015

Gedicht: vleierij

Vleierij

Je zegt het niet om mij te vleien
daarvan ben ik me bewust. Ik weet
dat juist jij steeds eerlijk bent, 
je woorden altijd weegt. Zorgvuldig.
Maar toch kan ik ze niet geloven:
dat ik schrijven kan, dat ik me niet
hoef te verstoppen, dat ik straal
in duisternis. Immers: wat als ik 
je serieus neem? Ernaar ga leven
en naast mijn schoenen loop? Vergeet
dat ik niks kan, gebroken ben,
een ander altijd beter is?

En wat als ik word gestraft? Mijn trots
kan ik beter verbergen. Ik breek
mezelf al van tevoren af.
Het is mijn glorie die ik vrees,
niet mijn tekort. Voor mijn kracht
vlucht ik nu weg, verstop me uit het zicht
onder de korenmaat. Het risico
dat ik niet goed ben, is te groot.
Ik kies de brede weg. Leun niet in
tegen mijn angst. Begraaf mijn talent
in zelfkritiek. Vergeet wat jij me zegt
juist omdat jij geen vleier bent.

vrijdag 20 juli 2012

Filmbespreking: Lars and the Real Girl

Verhalen zijn belangrijk. Ze communiceren zaken die zakelijke boeken of wetenschappelijke artikelen niet kunnen overbrengen. Ze sluipen voorbij de draken van het rationalisme die volgens C.S. Lewis voor onze geest op wacht stonden, en spreken niet in de eerste plaats tot ons verstand, maar tot onze emoties, onze herinneringen, onze verbeelding. Het effect dat ze op ons hebben, gaat daarom ook dieper dan een betoog of preek ooit kan bewerkstelligen (behalve als er een goed verhaal in wordt vertaald). Ze geven ons een helderder inzicht in ons zelf dan een persoonlijkheidstest of analyse ooit zou kunnen.
Dat gebeurde bij mij toen ik Lars and the Real Girl keek. Als ik de film tien jaar geleden gezien had (als hij toen al gemaakt was), zou ik er depressieve gevoelens door hebben ontwikkeld, omdat hij me zou hebben geconfronteerd met mijn eigen frustraties en het daarmee gepaard gaande gevoel van onvermogen, de overtuiging dat ik mezelf nooit zou kunnen veranderen. De hoop die de film schetst voor zijn hoofdpersoon zou ik niet op mezelf hebben durven betrekken. Maar de film kwam voor mij nu op een goed moment, omdat ik er nu aan kon zien hoeveel ik de afgelopen tijd veranderd ben, en hoe ver ik ben gekomen. De film hielp me nu om op een goede manier compassie met mezelf en met mijn worsteling te hebben, en te geloven dat ik nog verder zou kunnen veranderen - omdat ik ook heb ontdekt wat de hoofdpersoon in de film ontdekt: dat ik geliefd ben.

De film gaat over Lars, een 27-jarige vrijgezel uit een van de noordelijke staten van Amerika. Hij is een trouwe kerkganger, heeft een wat saaie kantoorbaan, en leeft in de garage bij het huis van zijn ouders, waar zijn broer en schoonzus zijn ingetrokken. En hij wordt geplaagd door een verlammende angst voor intimiteit. Hij weigert bij zijn broer en schoonzus te ontbijten of te eten, en komt niet naar de feestjes die zijn collega’s organiseren. Als een meisje hem lijkt leuk te vinden, bevriest hij. En hij probeert elke vorm van fysiek contact te voorkomen. Hij ervaart aanraking als fysieke pijn, bekent hij later in de film, hij is er allergisch voor. Door deze angst raakt Lars in een steeds groter isolement. Dus wie schetst de verbazing van zijn familie als hij op een dag voor de deur staat, omdat hij bezoek heeft. Een vrouw, die hij heeft ontmoet via het internet. Ze is zendelinge. En ze zit in een rolstoel. Of ze mogen langskomen? Natuurlijk mag dat, maar dan krijgen zijn broer en schoonzus een nog grotere schok te verduren: Lars’ vriendin is een anatomisch correcte rubberen pop. Dat leidt natuurlijk tot bizarre situaties ...
Dit is niet een film die de aandacht op zichzelf vestigt. Als kijker ben je volledig gericht op de karakters op het scherm. Ryan Gosling speelt een gevoelige Lars. De pijn van zijn onzekerheid is heel herkenbaar in beeld gebracht, en de manier waarop hij opbloeit is ontroerend. Emily Mortimer is innemend, levenslustig en begripsvol, maar ook Paul Scheider is als Lars’ broer geloofwaardig. De kille winter van Minnesota is mooi in beeld gebracht. Waarin de film niet zo realistisch is, is het begrip dat iedereen heeft voor de situatie. Lars wordt nooit gepest, zelfs niet door zijn collega’s, die het spel meespelen, net als zijn kerkgenoten (waarbij ze in het einde wel erg ver gaan). Maar ik ben geneigd deze film niet te zien als een realistisch karakterdrama, maar als een fabel. En daarmee wordt het plattelandsdorp waar de film zich afspeelt een sprookjeslandschap, en in dat opzicht een stuk geloofwaardiger.

Ik was heel blij dat de film Lars niet aftekent als zielig, en dat niet de draak wordt gestoken met zijn diepe onzekerheid. Ik denk dat het voor veel mensen moeilijk is voor te stellen hoe diep sociale angst geworteld kan zijn, en hoe iemand daardoor eigenlijk gehandicapt wordt, niet in staat om in de relaties van het maatschappelijke leven te navigeren. Ik kan het me niet alleen voorstellen, ik weet het uit ervaring. Ik herkende heel veel van mezelf in Lars. Net als hij durfde ik niet bij mensen op de deur te kloppen - ik heb een keer drie kwartier op de gang heen en weer gelopen voor ik bij mijn stagebegeleider durfde binnenstappen - en durfde ik niet op te bellen, omdat ik dacht dat mensen dan boos op mij zouden worden (Ik had een halve dag buikpijn als ik moest telefoneren, zelfs al wist ik dat er speciaal mensen waren om de telefoon op te nemen, zoals bij de Informatiebeheergroep). En net als hij was ik ook bang om aangesproken te worden. Op bijbelstudieweekeindes stond ik in de pauzes bij de boekentafel, en had ik volgens mensen die mij toen kenden, een duidelijke uitstraling van: kom niet dichterbij. Net als Lars liep ik voorovergebogen en keek ik anderen niet aan, ook niet verkopers achter de kassa in de winkel. Net als Lars kon ik er niet tegen aangeraakt te worden. Tot een paar jaar geleden reageerde ik erg schrikachtig als mensen mij aanstootten, en begroette ik mensen met een uitgestoken hand om maar niet te hoeven zoenen. Als kind al wilde ik niets te maken hebben met stickers, en weigerde ik op mijn hand te schrijven. Aanraking deed inderdaad bijna fysiek pijn. En net als Lars durfde ik geen initiatief te nemen in relationeel opzicht. Het idee een meisje mee uit te vragen bezorgde me slapeloze nachten. Ik kon niet geloven dat iemand mij leuk zou vinden. “Maar dat is toch niet nodig?”, zei laatst een collega. “Je bent zo’n aardige kerel. Je hebt zo’n leuk gevoel voor humor.” Ze weet niet wat er in mij omgaat. En mijn op woordgrapjes gebaseerde humor is nu juist een van de overlevingsmechanismen waarmee ik mijn sociale angst probeer te verbergen.
Waar komt zo’n angst vandaan? Ik las op internet over ‘Reactive attachment disorder’ - een aandoening die ontstaat als kinderen in hun eerste jaren van hun ouders gescheiden zijn, en niet voldoende bevestiging of aanraking krijgen. Dit kan zich op twee manieren uiten - of kinderen hebben geen grenzen en zijn naar iedereen open en aanhankelijk, ook naar vreemden, of kinderen zijn voor iedereen bang en sluiten zich af. Ik schreef vorig jaar in mijn serie ‘Blast from the Past’ over mijn vroege ervaringen als kind: hoe ik direct na mijn geboorte van mijn moeder werd gescheiden en onder een UV-lamp werd gelegd, hoe ik twintig weken bij mijn opa en oma leefde omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Hoe ik later werd gepest op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Genoeg om bij een kind de boodschap te doen postvatten dat het niets waard is - dat het geen liefde waard is, dat het geen leven waard is. Genoeg om iemand angstig in het leven te laten staan. Genoeg om iemand af te snijden van de mensen om hem of haar heen. Opgesloten in zichzelf. Ook de film refereert aan een traumatische gebeurtenis is Lars’ jonge jaren: zijn moeder is gestorven toen hij geboren werd, of kort daarna, en zijn vader was daarna erg verdrietig en wist niet hoe hij voor zijn zoons moest zorgen.
Hoe goed bedoeld ook, anderen kunnen iemand niet verlossen van zijn sociale angst. De pogingen van Lars’ schoonzus om hem bij hun activiteiten te betrekken, lopen op een fiasco uit. Bevestigende woorden doen alleen maar pijn -”Waarom heeft zo’n leuke man als jij geen vriendin?” - omdat hij ze toch niet kan geloven en zich daardoor alleen nog maar meer een mislukking voelt. Adviezen hebben een averechts effect. Ik weet dat de prikkende vinger van mijn moeder in mijn rug me niet rechtop liet lopen en alleen maar meer schaamte deed voelen. En de woorden ‘Maar niemand bijt je”, als ik moest opbellen, maakten de angst niet minder. En ook ik heb me schuldig gevoeld om het feit dat ik op mijn dertigste geen meisje durfde aanspreken, als anderen me vroegen waarom ik nog vrijgezel was.

De enige manier waarop iemand met zo’n diepe angst kan veranderen, is als hij of zij er zelf naar gaat verlangen. Als iemand geen genoegen meer neemt met afzondering en eenzaamheid. Ik kwam zelf een paar jaar geleden tot de conclusie: “I’m sick and tired of being sick and tired” (citaat uit The Mom Factor van Henry Cloud en John Townsend). De maat was vol. Ik wilde me niet voor eeuwig laten ketenen door pijn die ik in het verleden had opgelopen. Ook al moest ik er nachten van wakker liggen, ook al moest ik dingen doen die ik nog nooit in mijn leven had gedaan, ook al moest ik uit mijn ‘comfortzone’ komen, ik wilde niet langer buitengesloten zijn. Ik wilde leven. En ik was bereid daar ver voor te gaan.
Net als Lars. In sommige recensies wordt de indruk gewekt dat hij leidt aan een waandenkbeeld, dat hij is doorgeslagen, dat hij ziek is geworden. Maar ik weet dat de situatie eigenlijk andersom is: Lars wil juist niets anders dan gezond worden. Hij wil juist ontsnappen aan zijn isolement. Hij wil wanhopig graag met mensen durven praten, contact leggen met anderen, intiem zijn. Maar hij weet niet hoe. Dit is zijn laatste strohalm, in zijn beleving zijn laatste kans op herstel. Geen wonder dat hij er zo veel waarde aan hecht, dat de pop voor hem echt wordt. Zo waardevol is ze werkelijk voor hem. Het belangrijkste argument voor mijn interpretatie is de manier waarop Lars aan de pop komt. Hij bestelt de pop zelf via internet. De kist wordt bij hem afgeleverd (hij hoort het via de telefoon en weet waar het over gaat). Hij opent de verpakking zelf. Het was dus zijn eigen, bewuste keuze. Niet iets dat hem overkwam. En zijn methode heeft succes. Hij durft opeens mee te eten met zijn broer en schoonzus. Hij durft een feestje van een collega te bezoeken. Hij durft op het werk iemand aan te spreken. Hij durft serieuze gesprekken aan te gaan met zijn broer. Hij durft zich te laten aanraken. Wat voor andere mensen vanzelfsprekend is, kost hem grote moeite - zo’n grote moeite dat hij het niet kan zonder plastic pop aan zijn zijde. Hij schaamt zich er niet voor, laat zich er niet voor uitlachen - hij weet dat hij zonder de pop in zichzelf opgesloten zou zijn gebleven.
De pop is Lars’ reddingsboei. Maar de pop is niet wat hem uiteindelijk verandert. Dat kan de pop ook niet. Het is een pop. Plastic. Wat Lars uiteindelijk verandert is het feit dat anderen hem aanvaarden. Onvoorwaardelijk. Ook als hij een pop nodig heeft om zich onder de mensen te vertonen. Alleen deze liefde van zijn familie, zijn collega’s en zijn kerk, kan bij hem de boodschap laten landen dat hij er mag zijn. Dat hij waardevol is. Dat hij een plek heeft onder andere mensen. Dat hij niet alles onder controle hoeft te houden, maar dat hij vrij is om te leven. Vooral de scenes in de kerk zijn in dit opzicht mooi. Er is wel wat protest in de groep, maar al snel wordt geconcludeerd dat iedereen wel wat heeft. De een heeft een kleptomane vrouw gehad, de ander spaart speelgoedtreinen. Er is niemand ‘normaal’. Dus is er ruimte om Lars te ontvangen - met zijn ‘vriendin’. Hij wordt niet veroordeeld, hij wordt niet buitengesloten. Hij mag er zijn. En dat geneest. Want het communiceert dat Lars er bij God mag zijn. Dat hij door God waardevol wordt gevonden. Dat hij geliefd is - met zijn sociale angst en onzekerheid. Deze radicale inclusiviteit is waar het in de christelijke gemeenschap om draait, betoogt Richard Beck in een blog op Experimental Theology. Interessant genoeg is er in de reacties iemand die daartegen protesteert. De kerkgangers hadden Lars erop moeten wijzen dat zijn ‘vriendin’ een pop was. Ze hadden zijn leugen niet moeten bevestigen, maar hem confronteren met zijn gebrokenheid. Auch. Dat zou precies het tegenovergestelde bewerkt hebben. De pop was een symptoom, niet het probleem. De oorzaak lag dieper. En zo’n ‘eerlijkheid’ zou het probleem alleen maar hebben versterkt. Ze zou Lars’ een leugenaar hebben genoemd en hem hebben verweten dat hij anderen voor de gek hield. Hij zou zich daardoor alleen maar slechter zijn gaan voelen. Ik heb er vaker over geschreven, dat de kerk vaak de verantwoordelijkheid om te veranderen legt bij degene die ergens mee worstelt. Als ik worstel met wettische boodschappen, ben ik degene die op een andere manier zou moeten luisteren. Maar dat is juist het probleem. Dat kan ik niet en daarom worstel ik zo. Het middel is erger dan de kwaal.
Maar zoals een arts in de film zegt: op een bepaald moment zal Lars zelf de illusie niet meer nodig hebben, en dan zal die verdwijnen. Die verandering komt volledig van binnenuit. Als Lars’ ideeen en beelden over zichzelf zijn veranderd, en hij begint te geloven dat hij liefde waard is. Als hij gaat geloven dat anderen van hem kunnen houden. Als hij van zichzelf gaat houden. Ik moet denken aan iemand als Zacheus, de tollenaar. Die verandert niet omdat Jezus hem streng toespreekt. Hij verandert omdat Jezus bij hem in huis wil zijn, met hem wil eten, en hem accepteert. De ervaring van acceptatie brengt hem op een nieuwe weg, waarbij hij het niet meer nodig heeft anderen af te persen of met de Romeinen mee te werken.
(Daarmee zeg ik niet dat we gebrokenheid moeten ontkennen - niemand ontkent in de film dat Lars een probleem heeft, zoals ook niemand zou moeten ontkennen dat ik een probleem heb met wettische boodschappen. Jezus zal ook niet hebben gedaan alsof tollenaar zijn het beste beroep was van de wereld. Maar ik roep op om mensen niet af te wijzen, maar te accepteren, ook al zijn ze gebroken.)

Ik ben zelf de afgelopen jaren gelukkig wel veranderd. Ik reageer niet meer zo schrikachtig als iemand mij aanstoot. Ik durf te telefoneren en bij mensen aan te bellen. Ik durfde een vrouw uit te vragen en heb nu verkering met een lieve en mooie vriendin. Ik durf steeds meer mezelf te zijn. Dat heb ik niet aan mezelf te danken. Ik ben me er steeds meer van bewust dat de enige reden voor mijn groei, is dat ik steeds meer ben gaan geloven dat God van mij houdt zoals ik ben. Dat ik werkelijk geaccepteerd ben. Inclusief mijn (in mijn ogen) tekortkomingen en zwakheden. Dat God mij niet alleen accepteert, maar werkelijk van mij houdt. Zoals een vader houdt van zijn kinderen en niet in hen teleurgesteld is. Dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dat is voor mij steeds meer realiteit geworden. En daardoor kan ik geloven dat andere mensen mij ook accepteren. Dat ik voor hen niet volmaakt hoef te zijn. Dat anderen mij ook waarde toekennen. Dat anderen van mij kunnen houden. En daardoor kan ik ook mijzelf gaan accepteren - met mijn tekortkomingen. Daardoor kan ik ook eindelijk mezelf zijn -zonder mezelf te haten- een geliefd kind van God. Gods liefdevolle omarming vult aan wat tekortschoot en geeft mij een basis om op te staan. Die aanvaarding was er natuurlijk altijd al, zoals ook Lars altijd al geaccepteerd en geliefd was. Maar pas toen hij besloot zijn eigen isolement niet langer te accepteren en in actie te komen, kon hij zich voor die aanvaarding en liefde openstellen. Zo kon Gods liefde en aanvaarding pas bij mij binnenkomen, pas bij mij landen, toen ik niet langer ‘sick and tired’ wilde zijn, toen ik me wilde openstellen voor verandering. Die keuze is alles wat nodig is om te gaan groeien.
De wortels van sociale angst zitten diep. Herstel vindt niet van het ene op het andere moment plaats. Ook bij mij zit nog veel onzekerheid. Ik denk nog steeds dat anderen zomaar boos op mij kunnen worden. Ik duik nog steeds wel eens schichtig weg als iemand te dicht bij dreigt te komen. Maar ik weet wel zekerder dan ooit dat God van mij houdt. En daarom geloof ik dat ik verder zal groeien. Dat het waard is risico’s te nemen. Dat ik mezelf kan zijn. Ook Lars is aan het eind van de film niet volkomen hersteld, maar hij is gaan geloven dat hij geaccepteerd is. En dat geloof is voor hem genoeg om het avontuur van het leven aan te durven.

maandag 16 januari 2012

Filmbespreking: Beauty and the Beast

Een van mijn favoriete auteurs, John Eldredge, stelt dat wij leven in een dramatisch liefdesverhaal, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van een kosmische strijd. “De bijbel presenteert het evangelie als een heilige romance,” schrijft hij in De Strijd om je Hart (Eng. The Sacred Romance), “als een drama van kosmische proporties. Een romance waarin God de held is, die dingt naar de hand van zijn beminde.” Dit verhaal is het diepste element van de werkelijkheid. Wij zijn hiervoor geschapen. Dit is waar we ten diepste naar verlangen.
Onze verhalen, onze sprookjes, reflecteren de werkelijkheid van het Verhaal van het Universum. Het zijn niet zomaar verzinsels, niet slechts verstrooiing voor een moment op de bank. Niet een futiele ontsnapping aan een kille, hardvochtige werkelijkheid. Tolkien heeft zich sterk verzet tegen de beschuldiging aan het adres van sprookjes van escapisme. De ontsnapping die sprookjesverhalen bieden is volgens hem niet de vlucht uit het leven van de deserteur, maar de vlucht naar het leven van de gevangene. “Waarom zou iemand worden gehoond als hij, wanneer hij merkt dat hij in een gevangenis zit, probeert uit te breken en naar huis te gaan? Of wanneer hij dat niet kan, aan andere onderwerpen denkt dan gevangenisbewaarders en gevangenismuren? De wereld buiten is niet minder echt geworden omdat de gevangene die niet kan zien!” Het verlangen naar echte avonturen, echte relaties, echte schoonheid, dat wordt opgewekt door de beste sprookjesverhalen, het verlangen naar echte betekenis, leidt tot actief verzet tegen de allesdoordringende zinloosheid van het materialistische wereldbeeld. Verhalen verdoven ons niet, maken niet dat we het onrecht en de leegheid van onze omgeving accepteren. Ze motiveren ons, ze geven ons hoop dat er meer mogelijk is dan de dagelijkse sleur.

In de film Beauty and the Beast hebben sprookjes dit effect op Belle. Haar verhaal mag als bekend worden verondersteld. Ze groeit op in een dorpje op het Franse platteland, maar ze is er niet echt op haar plek. Haar vader, de excentrieke uitvinder Maurice, wordt er beschouwd als een zonderling en haar liefde voor boeken en sprookjesverhalen vindt geen herkenning (behalve bij de boekverkoper althans). Toch heeft de knappe en sterke Gaston zijn oog op haar laten vallen. Hij moet en zal met haar trouwen, ook al heeft Belle heel andere idealen dan een leven als sloof in de mannenhuishouding die hij voor ogen ziet: uit haar sprookjesboeken heeft ze een passie gekregen voor schoonheid, voor avontuur, voor romantiek. Haar wens wordt sneller ingewilligd dan ze kan beseffen. Op een dag vertrekt Maurice namelijk naar een uitvinderstentoonstelling. Hij raakt echter de weg kwijt en komt terecht bij een groot kasteel diep in de bossen. De kasteelheer blijkt niet blij te zijn dat zijn rust verstoord is en werpt de oude man in de kerker. Als Belle er achter komt wat haar vader is overkomen, reist ze hem achterna. Ze vindt het kasteel, en biedt aan zelf te blijven in de plaats van haar vader. De kasteelheer accepteert haar aanbod. Maar waar heeft ze zich mee ingelaten? Het kasteel is namelijk betoverd. Het meubilair leeft, net als het servies en het keukengerei, en de kasteelheer is een groot, harig monster in mensenkleren. De antwoorden op haar vragen zijn te vinden in de westelijke vleugel van het kasteel, maar het beest heeft haar verboden daar ooit een voet te zetten. Welk geheim probeert hij voor haar te verbergen?

Beauty and the Beast is een prachtige film. Vooral op blu-ray komen de gedetailleerde achtergronden, die lijken op landschapsschilderijen uit de negentiende eeuw, tot hun recht. De liedjes zijn grappig en meeslepend - opgebouwd als musical-nummers. De makers van de film kozen voor een Broadway-aanpak (en niet voor niets was dit de eerste Disney-film die zelf werd gebruikt als basis voor een musical. Alle personages in de film hebben een eigen karakter, tot de kleinste toe (zoals het theekopje Chip, of het paard Philippe) en er gebeurt op de achtergrond van de scenes zoveel dat ik zelfs na drie keer kijken nog niet alles heb opgemerkt. De interactie tussen levende kandelaar Lumiere en wandelende klok Clogsworth is steeds boeiend. Maar vooral de hoofdpersonen zijn goed neergezet. Belle is niet de standaard Disneyprinses die speelbal is van machten buiten haar om - nee, het verhaal wordt door haar keuzes voortgedreven. Ze is niet passief, zoals een assenpoester, doornroosje of sneeuwwitje, maar heeft een actieve rol. Het beest is angstaanjagend, maar tegelijk aandoenlijk. Zijn tragische achtergrond wordt goed in beeld gebracht. Door de karakters blijft de film -ondanks de vele liedjes en verbale en visuele humor- bij de kijker hangen als avontuurlijk liefdesverhaal. Hij verliest zijn kracht ook niet als je hem vaker hebt gezien, maar lijkt alleen maar sterker te worden. Misschien dat het feit dat ik sinds kort zelf een ‘beauty’ in mijn leven heb, meespeelt, maar mijn ogen werden af en toe wel wat vochtig bij de laatste kijkronde. Mijn favoriete filmrecensent Steven Greijdanus is ook enthousiast over de film en steekt dat enthousiasme niet onder stoelen of banken.

Het epische liefdesverhaal uit Beauty and the Beast is een prachtig beeld van de heilige romance, het verhaal achter onze werkelijkheid. Je moet echter wel een paar rollen omdraaien. In dit verhaal is het niet het beest, of Gaston, die ons een beeld geeft van de onvoorwaardelijke en levensveranderende liefde van God. Het is Belle. Zij aarzelt geen moment om haar leven te geven in de plaats van haar vader. Ze offert zichzelf op. Niet alleen zal ze het dorp niet meer zien, ook haar vader zal ze niet meer mogen ontmoeten. Ze woont nu in het kasteel. Dat is haar thuis geworden. Dat kasteel heeft echter een dramatische verandering ondergaan. Volgens de proloog bij de film had de knappe prins die er woonde namelijk geen liefde in zijn hart. Een betovering zorgde ervoor dat zijn uiterlijk overeen kwam met zijn innerlijk. Hij werd ook aan de buitenkant een beest. Een monster. En ook zijn kasteel veranderde in een woest spookkasteel. Hoe het kasteel er uitzag, was hoe het hart van de prins er had uitgezien. Daarom zou je kunnen stellen dat Belle door haar opoffering symbolisch in het hart van de prins kwam te wonen. En puur en alleen de aanwezigheid van Belle in zijn hart verandert hem (en dus uiteindelijk ook het kasteel).
Het beest stond er voor open veranderd te worden. Hij was namelijk al geconfronteerd met de gevolgen van zijn liefdeloosheid. De prins wist dat hij een monster was - van binnen en van buiten. Hij probeerde niet langer een prinselijk leven in stand te houden, hij probeerde niet langer te doen alsof hij iets voorstelden in de wereld. Maar voordat Belle in zijn leven verscheen meende hij dat het verbreken van de vloek over zijn leven zijn eigen verantwoordelijkheid was. Hij dacht dat het zijn eigen taak was te voldoen aan de eis van degene die hem had gestraft voor zijn liefdeloosheid. Daarom denkt hij aanvankelijk dat hij Belle kan controleren. Zij is er voor hem, vindt hij, ze moet zorgen dat zijn leven aangenamer wordt. Als ze dreigt te vertrekken, valt hij tegen haar uit, en schreeuwt hij tegen haar. Vervolgens meent hij dat hij iets voor haar moet doen. Hij moet haar geschenken geven, hij moet haar een bibliotheek kado doen, om te zorgen dat ze bij hem blijft. Hij gebruikt als motivatie straf en beloning. Maar hij bereikt zijn doel er niet mee.
Uiteindelijk ontdekt het beest wat liefhebben werkelijk betekent. Degene die geen liefde kende, begint van iemand te houden. En dat betekent dat hij Belle vrij laat. Liefde kan namelijk niet iemand dwingen, liefde kan niet iemand manipuleren. Liefde laat de ander vrij om ook lief te hebben (of niet, als de ander niet wil). Het beest geeft daarom zijn pogingen tot controle op, hij probeert haar niet langer te manipuleren, hij verwacht niet langer haar loyaliteit in ruil voor zijn geschenken, hij eist van haar niet langer dat ze in zijn behoeftes voorziet. Hij verplicht haar zelfs niet bij hem te blijven. Niet langer staat hijzelf centraal, maar zij. Zijn keuzes worden niet meer gemotiveerd door zijn eigenbelang, maar door haar belang. Hij heeft haar lief. Zonder voorwaarden. Hij is zelfs bereid om voor haar te sterven, als zij maar kan leven. Pas als hij zo aan zijn eigen ego sterft, wordt de vloek opgeheven en krijgt hij het leven terug waarvoor hij bedoeld was. En doordat hij zelf verandert, verandert zijn omgeving ook. De liefde is als een olievlek, die zich steeds verder uitbreidt en uiteindelijk alles omvat.
Maar degene die aan het begin van het verhaal zo opschept dat hij zijn leven goed voor elkaar heeft, die weet dat hij door iedereen gewaardeerd wordt en dat de vrouwen om zijn aandacht smeken, degene die beseft dat alle mannen zoals hij willen zijn en dat hem niets onmogelijk is, die verandert niet. Hij wil en kan Belle niet vrijlaten - hij organiseert zelfs al een trouwerij voor hij haar ook maar een huwelijksaanzoek heeft gedaan. En naar haar “nee” luistert hij niet. Als hij doorkrijgt dat ze gevoelens heeft voor het beest, is het vastbesloten zijn concurrent uit de weg te ruimen (en daarvoor gebruikt hij zijn macht, zijn wilskracht, zijn ego). Ook hij ontdekt daarvan de grenzen. Al zijn mannen zijn gevlucht en hijzelf is door het beest verslagen. En zelfs Gaston krijgt genade aangeboden. Maar in plaats van zijn verlies toe te geven, neemt hij opnieuw een wapen op. Hij wijst zelf het leven af. Deze man, die zo geslaagd leek, blijkt door zijn keuzes werkelijk een monster te zijn. En wie leeft door het zwaard, sterft door het zwaard, suggereert de bijbel. Zo komt Gaston inderdaad ten einde. Ieder ander wordt opgenomen in de verandering die het gevolg is van de onvoorwaardelijke, wederkerige liefde van Belle en het beest.

Deze film toont werkelijk een ‘Tale as old as time, song as old as rhyme’ (zoals de woorden gaan van het bekendste lied). Het verhaal van de opofferende liefde ligt ten grondslag aan onze werkelijkheid. Wij zijn namelijk als het beest. We zijn geneigd onszelf op de eerste plaats te zetten en ons eigenbelang te dienen - de kern van de zonde! En dat heeft gevolgen voor ons. Ons leven draagt de vruchten van de liefdeloosheid. We zijn zelf echter niet in staat om ons leven om te keren, om de liefde te laten terugkeren. Wie dood is kan zichzelf niet levend maken. Onze kracht, ons ‘ego’, schiet tekort.
Maar we hoeven het ook niet te kunnen - God is het die zich in Jezus heeft opgeofferd. Hij heeft ons opgezocht in de dood, in het vergane, donkere kasteel van ons hart. Hij heeft zich met ons vereenzelvigd. Hij deed dat uit eigen keuze. Het was niet om iets dat wij hadden gedaan, en we hoeven er ook niets voor terug te doen. Hij deed het omdat hij van ons houdt. Dat is moeilijk te begrijpen. Wat is er in ons voor hem om van te houden? Wij zijn van onszelf gaan geloven wat andere mensen zeiden, we zien onszelf als ‘stom’, ‘lelijk’ of ‘onhandig’. En omdat we niet geloven dat God van ons kan houden, proberen we hem te manipuleren. We denken dat we hem ertoe kunnen brengen ons leven makkelijk te maken en ons voor onheil te beschermen. En we denken dat we daar van alles voor moeten doen, dat we hem moeten dienen, dat we hem in ruil voor zijn gaven aan ons iets terug moeten geven.
Maar die technieken werken niet op God, en God gebruikt die tactieken niet op ons. God weet hoe we oorspronkelijk waren, hoe Hij zelf ons bedoeld had. Hij ziet onze schoonheid, ook als we die zelf zijn vergeten. En hij wil onze ogen daar ook voor openen. God wil ons laten zien wie we werkelijk zijn: zijn kinderen, zijn vrienden en het allerintiemst: zijn geliefden. Zijn bruid, degene voor wie hij alles over heeft. Niet zodat wij hem vervolgens zouden gaan dienen, niet zodat wij een taak voor hem kunnen uitoefenen. Zijn liefde is niet bedoeld om ons te veranderen - dan zou het een vorm van controle zijn. God houdt van ons zonder iets terug te eisen, omdat hij ernaar verlangt dat wij hem gaan liefhebben. Hij verlangt naar een wederkerige relatie - van twee personen die uit eigen keuze elkaar dienen. Als wij inderdaad onze pogingen tot controle loslaten, en zijn liefde voor ons accepteren, kan het niet anders of we zullen van God gaan houden. En daardoor zullen we veranderen. Gods bedoeling wordt hersteld, we worden weer werkelijk Gods beelddragers. Eeuwig leven zal in ons opbloeien en de gevolgen ervan zullen onze hele omgeving doortrekken.
Ik vind het heel passend dat deze film eindigt met een dans. De oosterse orthodoxie gebruikt dat als beeld voor de drie-eenheid: de perichoresis, de eeuwige dans van liefde. Wij veranderen doordat God ons daarin opneemt, en wij nemen vervolgens anderen op in die vrije uitwisseling van liefde. Tot er niets anders zal zijn dan deze dans, en God zal zijn alles en in allen. De enige manier om daarvan buitengesloten te blijven, is stug te blijven vasthouden aan je eigen leven, je positie, je controle over je imago en je geluk. De enige manier om niet mee te doen aan de dans is je eigen muziek te willen blijven horen en je eigen ritme als leidraad vast te houden. Je ontvangt de genade alleen niet, als je er niet van afhankelijk wilt zijn.
Is dit allemaal zo bedoeld door de filmmakers? Vast niet, hoewel Glen Keane, de animator die onder andere het beest ontwierp, bekend staat als Christen. Is dit het verhaal van de bijbel? Ja, zeker! Wil je daar meer over weten, dan is The Sacred Romance van John Eldredge een mooie start, of The Divine Romance van Gene Edwards. Kijk de films, lees de verhalen, bestudeer de liefde van God. Waar het om gaat is dat je gaat verlangen naar een romance die deze werkelijkheid overstijgt.

maandag 9 januari 2012

Filmbespreking: Son of Rambow

Het is wel een beetje raar om een film te zien die jouw eigen jeugd in beeld lijkt te brengen. Een film waarvan de hoofdpersoon wel heel erg lijkt op hoe jij vroeger was, zodat hij zelfs lid is van dezelfde kerk als waar jij in opgroeide. Dat overkwam mij bij het kijken naar Son of Rambow.
Nee, anders dan de titel misschien doet vermoeden is dit geen actiefilm. Er komen geen geweren of ontploffingen in voor (behalve op het TV-scherm). De film gaat niet over een vietnamveteraan die eigenhandig een heel leger uitschakelt, maar over een jongetje van tien of elf, Will, die opgroeit in de Vergadering van Gelovigen, in Engeland de ‘Plymouth Brethren’ genoemd. In deze strenge geloofsgemeenschap mag men geen televisie kijken. Ook voor andere frivoliteit lijkt geen plaats; verbeelding wordt duidelijk gewantrouwd. Deze groep wil zichzelf afschermen van de wereld. Wie omgaat met ongelovigen raakt verontreinigd en wordt uiteindelijk zelfs uitgesloten. Will voegt zich ernaar en als er in de schoolklas een video wordt gekeken, gaat hij braaf op de gang zitten. Maar Will is een gevoelige jongen, die geniet van verschillende geluiden, van geuren, van schoonheid. Hij is ook creatief: hij tekent hele boeken vol. Verbeelding is voor hem iets natuurlijks, maar het is iets dat hij moet onderdrukken. Hij moet zijn eigen identiteit ontkennen. Niet voor niets loopt hij ook voorovergebogen door de schoolgangen, een schaduw van zichzelf.
Op een dag komt hij in contact met Lee, een wildebras, die aanvankelijk de naiviteit van Will probeert uit te buiten. Hij heeft namelijk een stuntman nodig voor de film die hij aan het opnemen is. Bij Lee in huis krijgt Will een illegale kopie te zien van First Blood, de film waarin Sylvester Stallone de held Rambo speelt. Hij is niet van het scherm los te rukken. En als de film is afgelopen, begint hij direct verhalen te verzinnen. Hij loopt naar huis en doet alsof hij zelf een held als Rambo is. Een held die sterk genoeg is om de angstbeelden waar hij door geplaagd wordt te verslaan. De volgende dag sluipt hij weg van de bijeenkomst van de Vergadering, en verschijnt in vol Rambotenue bij Lee op de stoep. Zijn toewijding verbaast zelfs Lee. Niet alleen stort hij zich met overgave op de (toch best wel gevaarlijke) stunts - hij weet ook wat het verhaal moet zijn: hij heeft het al helemaal uitgetekend.
Maar Will kan zijn avonturen niet altijd voor zijn moeder verborgen blijven houden.  De broeders van de Vergadering maken zich zorgen. Ze willen Will weer op het rechte pad brengen, dat wil zeggen: weer in de fantasieloze, strakke leer van hun geloofsgemeenschap. En op school gaan andere leerlingen zich met de film bemoeien, onder andere een Franse uitwisselingsstudent, wat de vriendschap tussen Will en Lee onder druk zet. Wills hele leven lijkt te ontrafelen ...

Son of Rambow (de ‘w’ in de titel is geen typefout) is een vrij kleinschalige film, die een bescheiden verhaal vertelt. Maar dat is tegelijk de kracht ervan. Dit zijn gebeurtenissen die  iedereen uit zijn of haar jeugd herinnert: vriendschappen, avonturen in het bos, oudere broers die niet hun videocamera willen uitlenen, ouders die je fantasie niet begrijpen. Het goede spel van de twee jonge acteurs (die nooit eerder in een film hadden gespeeld), draagt bij aan de herkenbaarheid. Een van de twee speelde later op briljante wijze de rol van Eustaas in The Voyage of the Dawn Treader.
Met eenvoudige animatie wordt de verbeeldingswereld van Will in beeld gebracht. En de scenes met het filmen lijken heel realistisch. Tot je in de documentaire op de DVD ziet dat er heel wat is uitvergroot. Het is een nostalgische blik op de kindertijd van de regisseur. Zo is het helemaal niet mogelijk met een vlieger een hond te laten zweven - maar in de film lijkt het allemaal net echt (daar is film ook heel goed in).
In dezelfde documentaire vertelt de regisseur dat hij in zijn kinderjaren naast een gezin uit de Plymouth Brethren (de Vergadering van Gelovigen) woonde. Hij besefte dat het niet zo interessant zou zijn als hij een film zou maken over zijn eigen jeugd, maar dat het veel boeiender was als hij de gebeurtenissen naar een huis verder verplaatste, en als het zoontje van dat gezin degene was die films ging maken. Dit zorgt er helaas wel voor dat het beeld dat van de Plymouth Brethren wordt geschetst in deze film een beetje karikaturaal is. Gezien door de ogen van een kind worden immers sommige gewoontes of eigenschappen die afwijken van de norm, nog verder uitvergroot. Bij ons in de vergadering spraken de kinderen elkaar bijvoorbeeld niet aan als ‘broeder die’ of ‘zuster zo’ (volwassenen wel - dat was dan wel weer goed in beeld gebracht). Ook droegen de zusters niet ook nog thuis een hoofddoekje (maar wel in de diensten. En sobere kleding werd volgens mij ook wel op prijs gesteld). Televisie was niet verboden bij ons, maar het kan zijn dat de groep uit de film gewoon strenger was. Sommige groepen uit de ‘Vergaderingen van gelovigen’ zijn strenger en geslotener dan andere, en gaan (zoals die in de film) ver in de richting van het sektarische.
Het belangrijkste was voor mij in elk geval wel herkenbaar: het idee dat je als kind je verbeelding en fantasie moest begraven, en dat de leer en heiligheid van de kerk boven alles gingen. Het verhaal dat de moeder van Will vertelt over een langspeelplaat was heel pijnlijk en ook geloofwaardig.

Ik ben, zoals gezegd, ook opgegroeid in de Vergadering van Gelovigen. Een strenge geloofsgemeenschap die zichzelf zag als de ‘ware kerk’. (Ik bad op mijn knieen dat andere gelovigen het licht zouden zien). We hadden een ‘verontreinigingsleer’ waardoor omgang met andere gelovigen (laat staan mensen uit de wereld) eigenlijk verdacht was (als je al in een andere kerk kwam mocht je in elk geval niet aan het avondmaal deelnemen). Het ideaal was dat we ons afzonderden. We deden niet mee aan politiek (stemden ook niet), luisterden niet naar populaire muziek (mensen die zich bekeerden deden hun platencollectie weg, ik weet zelfs dat iemand de CD-collectie van haar tienerzoon verbrandde), we wilden zelfs niet afgeleid worden door muziekinstrumenten tijdens de dienst (zoals orgels!), of door kunst (het Vergaderlokaal was saai: banken, grinttegels, TL-verlichting - dat was in de film wel goed weergegeven), seksualiteit was taboe (mannen en vrouwen zaten gescheiden, vrouwen moesten zich ‘bedekken’), en eigenlijk was alleen het ‘geestelijke’ belangrijk: bidden, bijbelstudie, de samenkomsten. Ik pikte op dat mijn liefde voor verhalen op z’n best een hobby was, iets voor erbij, maar waarschijnlijker een verslaving - het zou me immers afleiden van het ‘geestelijke’.
De God in wie we geloofden, was als een boze vader. Ja, omdat Jezus tussenbeide was gekomen, waren wij gered van de dood, maar als God ons zou zien zoals we echt waren, zou hij ons toch moeten straffen. Hij kon niet van ons houden zoals we waren. In een preek over Johannes 3:16 werd letterlijk eens gezegd dat het kenmerkende van deze tekst was dat God de wereld lief HAD - verleden tijd! Daarom moesten we alsnog erg ons best doen om hem niet tegen ons in het harnas te jagen, en ons inspannen om te doen wat hij van ons vroeg: schuld en plicht waren de motiverende factoren. En later bleek een deel van de godsdienstigheid van belangrijke broeders ook nog eens hypocriet. Toen er meningsverschillen rezen aarzelden ze niet om anderen zwart te maken, te veroordelen en mensen uit de gemeenschap te sluiten, onder het mom van heiligheid. Dat was een grote klap, vooral omdat ik hen altijd heel serieus had genomen.
En ik was (net als Will) een gevoelige jongen met een grote verbeelding. Net als Will ging ik als ik naar school liep, op in de verhalen die ik verzon (zodat ik zelfs in de bosjes sprong om imaginaire vijanden te ontwijken). Ik genoot van schoonheid, van geluid, van verhalen. Maar in de Vergadering leerde ik die verlangens te wantrouwen. Ik leerde dat ik moest doen wat ik niet wilde en mijn eigen behoeften moest ontkennen. Geen wonder dat ik gedurende mijn jeugd lange tijd met gebogen schouders liep, alsof ik er niet mocht zijn (net als Will dus eigenlijk).

Ik had gelukkig ook een vriendje die mijn wereld opende voor verhalen en verbeelding. Dik heette hij. Vanaf de basisschool trokken we samen op. Net als Lee was hij een beetje een wildebras en een vechtersbaas (als ik in de klas een natuurvereniging oprichtte, zorgde hij ervoor dat er een knokploeg bij hoorde, om het leven te beschermen). Maar hij had ook fantasie. Bij hem zag ik films en televisieprogramma’s (we hebben De Kleine Zeemeermin zo vaak gekeken dat we die uit het hoofd kenden. En ja, toen zaten we op de middelbare school). We speelden hele veldslagen uit met de lego. We besloten samen een boek te schrijven (hij stopte ermee na drie hoofdstukken, maar ik had de smaak te pakken, en schreef tijdens mijn middelbare schooltijd mappen vol - zonder Dik zou Neptunus nooit realiteit zijn geworden). We hebben nooit echt een film gemaakt (maar wel radio-uitzendingen), maar we speelden wel dat we een film opnamen. We waren dan allebei geheim agenten, die een internationale samenzwering moesten tegenhouden. We doken de bosjes in en bevochten met onze kung fu allerlei tegenstanders. We speelden allerlei scenes na. Dik had altijd een fascinatie voor China - dus had hij altijd een Chinese schone aan zijn zij (het is geen wonder dat hij uiteindelijk in China terechtkwam). En we maakten niet te vergeten samen muziek (de casettebandjes heb ik gelukkig bewaard). Ons eerste lied ‘Ik moest eens op mijn kleine broertje passen’ is bij mijn broers nog steeds een hit. Het was erg leuk om Dik een paar weken geleden na meer dan dertien jaar weer eens in levenden lijve te ontmoeten. We waren allebei uiterlijk wel wat veranderd - maar hij (en ik) hadden nog steeds dezelfde verbeelding, en konden die ook direct weer bij elkaar herkennen.

Net als voor Will, was ook voor mij de wereld van verhalen een openbaring. Net als Will kon ik daarin mezelf zijn, en kon ik door het verzinnen van verhalen mijn frustratie met het pesten een plek geven, en mijn verlangen naar schoonheid, relaties en avontuur. Mensen gebruiken verhalen om betekenis te geven aan wat hen overkomt. En kinderen ook. G. K. Chesterton zegt ergens dat kinderen geen sprookjesverhalen lezen om te ontdekken dat draken bestaan, maar om te ontdekken dat draken verslagen kunnen worden. Ik realiseerde dat ik was geschapen voor deze verhalen. De ontdekking van de kracht van de verbeelding is heel goed weergegeven in Son of Rambow. Het voelde voor Will - en voor mij - als thuiskomen. En het is dan ook een grote domper als deze liefde voor verhalen de kop wordt ingeduwd. Bij mij gebeurde dat deels door mijn ouders (die mijn schrijven nooit hebben bevestigd) en deels door de preken en boodschappen die ik oppikte, waardoor ik mijn liefde voor verhalen ging zien als verslaving, en meende dat ik mijn tijd alleen mocht vullen met bijbelstudieboeken, bidden en memorisatie van bijbelverzen.
Toen ik bleek overspannen te worden van dit regime, moest ik niet alleen patronen uit mijn eigen hart ontwarren, maar ik moest me ook los maken uit de verwachtingen en leringen van deze geloofsgemeenschap. Dat was moeilijk, want zelfs al was de vergadering geen sekte, er waren wel sektarische trekjes (al was het alleen maar dat we onszelf als de ware kerk zagen, en geen tafelgemeenschap mochten hebben met andere gelovigen). En ik ben nog steeds niet helemaal vrij van de invloed van mijn geloofsopvoeding. Aan de ene kant is dat positief, wil ik benadrukken: ik sta nog steeds achter de deelname van de gelovigen aan de dienst, achter het ‘ieder heeft iets’-principe en de nadruk op het avondmaal. Aan de andere kant is het negatief - ik worstel nog steeds met de schuldgevoel en verplichting die ik als een spons heb geabsorbeerd. Het kost me nog steeds moeite om mijn creativiteit te laten stromen.

Ik heb al eerder een essay geschreven over de gevolgen van het opgroeien in een strenge religieuze omgeving voor zowel de creativiteit als de seksualiteit. Schaamte is het instrument dat wordt gebruikt om de gelovigen in het gareel te houden. In deze film wordt ook de onderdrukking van seksualiteit door religie treffend in beeld gebracht (door de moeder van Will en haar interactie met een van de broeders).
Ik vind het heel tragisch dat de kerk - die door God is bedoeld als iets goeds: de levensbrengende gemeenschap der heiligen - kinderen (!) in hun identiteit beknot en voorkomt dat ze zich kunnen uiten (door hun verbeelding en door hun seksualiteit). Deze film bevestigde nogmaals mijn overtuiging dat God het zo niet bedoeld heeft. Dat God wil dat we volledig tot bloei komen. Dat we worden tot complete mensen, die niet bang zijn om te scheppen (op welke manier dan ook). Zoals Irenaeus zei:  ‘The glory of God is man fully alive’.
Aan het eind van deze film zijn Will en Lee gelukkig wel ‘fully alive’. Ze verzoenen zich met elkaar, en vormen zo een gemeenschap, gebaseerd op gedeeld verlangen en liefde voor elkaar. Misschien is dat de ware kerk wel, in plaats van de ‘Plymouth Brethren’! Ik geloof zelf in elk geval van wel.

maandag 21 februari 2011

Filmbespreking: The Reader

Geheimen kunnen de loop van je leven bepalen. Schaamte kan leiden tot het einde van relaties, vereenzaamde kinderen en destructief gedrag naar anderen en jezelf. Ze zet je gevangen, soms letterlijk. Bevrijding komt pas als we eerlijk durven zijn over onze tekortkomingen en het aandurven anderen een deel te laten dragen van het gewicht dat wij in stilte op onze rug torsen. Dat is een van de thema’s van The Reader.
Ik zag de film bij vrienden afgelopen weekeinde. Het thema van eerlijkheid en het loslaten van onze controle over onze geheimen als instrument van bevrijding keerde regelmatig terug. Nu ben ik er de laatste weken so wie so al veel mee bezig, wat is terug te lezen in mijn blogberichten. Ik las bovendien zaterdagnacht, toen ik niet kon slapen vanwege rugpijn, in het boek Bo’s Cafe, over een man die moet leren anderen bij zichzelf binnen te laten, wil hij zijn leven weer op de rails krijgen. Hij leert wat het is om deel te zijn van een gemeenschap van genade, waar iemand die zijn hart opent en eerlijk is over zijn falen, merkt dat mensen daardoor niet minder van hem gaan houden, maar misschien wel meer. Zo’n gemeenschap communiceert de aanvaarding van God, die ons ziet als geliefde kinderen, in wie hij welbehagen heeft, en niet als misdadigers van wie Hij een afkeer heeft. Als heiligen en niet als zondaars. Onze eigen gerechtigheid of het ontbreken daaraan heeft niets bij God in te brengen. Er is geen veroordeling. Hij belooft dat Hij ons in zijn leven laat delen. Dat geeft ons de vrijheid datgene los te laten wat we zo hard vastklampen en het risico te nemen ons door anderen te laten liefhebben. En als we dat doen verliezen die geheimen, die gebeurtenissen waar we ons al jaren voor schamen, de pijn die we proberen te verbergen, onze zonden waar we niet aan willen denken, de vernietigende invloed die ze uitoefenen op ons leven.
Dat thema kwam ook terug in de huiskerkbijeenkomst op zondagmorgen, waarbij iedereen iets bijdroeg aan het geheel. Was het dus toeval dat mijn vrienden en ik voor deze film kozen? Of lazen we er iets in dat de filmmakers nooit bedoeld hebben? Dat laatste zou trouwens niet eens erg zijn - iemands werk betekent altijd meer dan de maker ervan zich bewust is. Maar in dit geval is het vrij zeker dat ik het met mijn interpretatie bij het rechte eind heb: al vroeg in de film zien we de hoofdpersoon tijdens een literatuurles, en toevallig is het thema juist 'geheimen' en hoe die bepalend zijn voor de literatuur. Je kunt er donder op zeggen dat wanneer er in een film een scène zich afspeelt op school, in de collegezaal of iets vergelijkbaars, het ‘toevallig’ juist gaat over de achterliggende gedachte (anders zou er ook geen reden zijn die scène in het script op te nemen). Het is een beetje een goedkope techniek, maar aan de andere kant geeft hij wel sleutels om de film te lezen.

Het is een mooie film, die de vernietigende invloed van de geheimen van de hoofdpersonen over de decennia heen, aangrijpend in beeld brengt. De motivatie van de personages is vooral aan het eind van de film wat onduidelijk, maar wellicht is dat ook de bedoeling, omdat ze zelf ook niet altijd weten waarom ze reageren zoals ze reageren (dat heb je als je geregeerd wordt door je geheimen). Als kijker hadden mijn vrienden en ik echter iets meer nodig om hun keuzes te begrijpen. Op internet vond ik dit commentaar ook: dat de hoofdpersonen in de film keuzes maakte die het tegenovergestelde waren dan wat ze geleerd leken te hebben. Wat hier een rol speelt is dat een deel van de thematiek uit het boek (niet gelezen) in de film is weggelaten, namelijk het feit dat een van de personen pas later in het leven de realiteit van de holocaust leert begrijpen, wat betekent dat de eerdere keuzes van deze persoon meer door naïviteit waren getekend dan het nu lijkt.
De film was naar mijn bescheiden mening ook wat onevenwichtig in opzet. Het begin was vrij expliciet seksueel getint, wat mijn vrienden en mij er toe bracht wat ongemakkelijk grappige opmerkingen te maken. Dat de hoofdpersonen een intieme relatie hadden, had wat mij betreft ook wat subtieler in beeld gebracht kunnen worden. Als ik de film in mijn eentje had gekeken, had ik hem waarschijnlijk in het eerste half uur uitgezet. Gelukkig bleek de rest van de film meer een rechtbankdrama en ik had er uiteindelijk geen spijt van hem gezien te hebben. Ik moet wel zeggen dat ik me verbaasde over de leeftijdskeuring: ‘voor 12 jaar en ouder’. Echt? Daarvoor leken mij de scènes veel te expliciet en een van de karakters veel te jong (in de Verenigde Staten zou de dame vervolgd kunnen worden vanwege misbruik van een minderjarige). Laat ik het zo zeggen: dit is geen James Bond-film. Wel is de film, dat moet worden gezegd, goed geacteerd, met een prachtrol voor Kate Winslet, een gevoelig optreden van Ralph Fiennes en een gastrol voor Bruno Ganz. Ik maak wel de kanttekening dat mij vrienden Kate Winslet als oude dame niet altijd overtuigend vonden overkomen, maar ikzelf stoorde me daar niet aan.

Michael groeit op in het Duitsland van na de oorlog. In 1958, als hij 15 jaar oud is, loopt hij roodvonk op. Hij wordt geholpen door een vrouwelijke tramconducteur, Hanna, die twee keer zo oud is als hij. Als hij eindelijk beter is, wil hij haar voor haar hulp bedanken. Door toevallige omstandigheden (als het toeval is) ziet hij hoe Hanna zich omkleedt. Hij krijgt gevoelens voor haar, die zij niet ontmoedigt, en er ontstaat een seksuele relatie. Al snel brengt Hanna hem zo ver dat hij haar voor ze seks hebben voorleest uit de boeken die hij bestudeert. Ze weigert echter steevast hem voor te lezen. Michael is door Hanna geobsedeerd. Hij is dan ook geschokt als hij op een dag in haar appartement komt en het blijkt te zijn leeggehaald. Hij ziet haar pas weer acht jaar later, tijdens zijn studie rechten, als hij een seminar volgt over de nazi-tribunalen die dan gaande zijn. Verschillende kampbewaaksters uit Auschwitz staan terecht, en een van hen is Hanna. Gaandeweg het proces komt Michael er achter dat hij beschikt over informatie die de uitspraak zou kunnen beïnvloeden, namelijk dat Hanna niet kan lezen of schrijven. Moet hij die informatie delen met het hof, en er zo voor zorgen dat een kampbewaakster minder straf krijgt dan anders het geval zou zijn geweest? Of moet hij het voor zich houden, en toezien hoe zijn geliefde voor vele jaren het gevang in gaat? En moet hij dan toegeven dat hij als jongen een relatie had met iemand die schuldig is aan de holocaust? Wat hij ook kiest, hij zal zijn leven nodig hebben om te leren omgaan met de gevolgen.

Het opvallendste geheim in deze film is dat van Hanna. En ze is bereid erg ver te gaan om het geheim te houden. Zo groot is de kracht van schaamte. Het is duidelijk dat Hanna zich minderwaardig voelt omdat ze niet kan lezen. Er is een scene waarbij ze probeert van een kaart te bestellen en opzij kijkt naar kinderen die zomaar kunnen lezen. Haar afkeer van zichzelf is duidelijk zichtbaar. Vreemd genoeg neemt ze in haar leven kennelijk nooit het initiatief om te leren lezen en schrijven, hoewel er in die tijd toch ook wel mogelijkheden voor moeten zijn geweest. Ze had zelfs aan Michael kunnen vragen het haar te leren. Maar dat is een van de effecten van schaamte: het weerhoudt je ervan hulp te zoeken. Dat gold ook voor mijn aarzeling om naar de tandarts te gaan. Ik schaamde me ervoor dat ik niet geweest was, was bang voor veroordeling, en bleef dus nog langer weg. Maar schaamte leidt er ook toe dat mensen anderen gaan manipuleren om toch in hun behoeften te voorzien. Hanna wil niet toegeven dat ze iets niet kan, en wil niet anderen om hulp vragen, maar ze geniet wel van verhalen. Dus zoekt ze manieren om  dat te kunnen volhouden, zonder haar geheim te hoeven verklappen. Dat begint in het concentratiekamp. Maar ze doet hetzelfde bij Michael. Het is duidelijk wie in hun relatie de macht heeft - hij is door haar geobsedeerd. Ze hoeft hem maar te dreigen hem haar lichaam te onthouden of hij doet alles voor haar. En voor hem lijkt het voorlezen maar een klein offer. Maar ze is niet werkelijk in hem geïnteresseerd: ze vraagt niet naar hem of zijn verjaardag, en deelt geen informatie over zichzelf. Hij wordt gebruikt. Ja, zelfs misbruikt. Hanna’s schaamte beschadigt dus niet alleen zichzelf, maar ook anderen. Haar zelfbescherming heeft negatieve gevolgen die zich als een olievlek uitbreiden door de generaties. Wat zou er niet zijn veranderd als ze haar geheim had durven delen ... Maar ze durft het niet. Als Michael haar vraagt wat ze in de gevangenis heeft geleerd, zegt ze dat ze heeft leren lezen - maar ze neemt niet de verantwoordelijkheid voor wat ze heeft gedaan, in de tweede wereldoorlog, of in zijn jeugd. Ze blijft haar schaamte binnenhouden.  Ze laat zich niet helpen.

Het is bekend dat (seksueel) misbruik, of manipulatie op dit gebied, het leven van mensen ingrijpend kan beïnvloeden. Vooral het geheime karakter ervan. Michael leidt een dubbelleven. Naar zijn ouders en klasgenoten houdt hij vol dat hij wegblijft omdat hij moet studeren, terwijl hij ondertussen in het appartement van Hanna is. Ergens is het natuurlijk spannend om iets te weten dat niemand anders weet. Het geeft misschien zelfs een gevoel van superioriteit. Maar het brengt ook scheiding teweeg. Zijn familieleden zien nooit zijn ware zelf, hij kan nooit zijn hart openen (zijn moeder zou niet blij zijn met wat hij te vertellen had). Maar door het houden van het geheim beschadigt hij tegelijk zijn familie, hoewel hij denkt dat hij niemand kwaad doet. Want zijn familie ziet dat hij iets verbergt - volgens mij hebben moeders daar een zesde zintuig voor - en dat leidt tot spanning in de relaties. Onderwerpen worden angstvallig vermeden. Mensen lopen op eierschillen. De bom kan elk moment barsten. Ook hier breidt de cirkel van schaamte zich dus uit.
Bovendien is Michael niet in staat echte relaties aan te gaan met andere vrouwen, ook niet als Hanna al lang uit zijn leven is verdwenen. Niet alleen vergelijkt hij elke liefde met de stormachtige affaire uit zijn jeugd, hij houdt ook een essentieel deel van zijn leven angstvallig verborgen. Hij kan zichzelf niet laten kennen. Hiermee begint de film, als een vrouw de volwassen Michael ervan beschuldigt nooit werkelijk aanwezig te zijn. Dat doen geheimen. Zelfs zijn relatie met zijn dochter is verstoord. Hij is een afstandelijke vader. En wat het erge is: zij denkt dat het haar schuld is, dat zij de reden is voor de afstand tussen hen. En dat heeft ze nooit met haar vader kunnen delen. Zijn geheim en zijn schaamte daarover, leidden tot een geheim bij iemand anders, en de daarbij horende schaamte. De schaamte te denken dat je vader afstand bewaart omdat er kennelijk iets met je mis is ... Iets dat pijnlijker is, bestaat haast niet. En zo kan de cyclus van de schaamte zich tot in het oneindige voortzetten.

De enige manier om de kracht van geheimen te verbreken, is door ze te delen. Natuurlijk niet met iedereen - niet iedereen is met je schaamte te vertrouwen. Maar wie zijn geheimen niet deelt, wie niet anderen toelaat bij zijn schaamte, zorgt ervoor dat de donkerte in zijn binnenste blijft woekeren en zwarte vruchten draagt. Maar als iemand zijn geheim deelt bij veilige mensen, die niet veroordelen, maar ook de ernst van het geheim niet ontkennen, verliest het zijn macht over hem of haar. Dan ervaart de persoon in kwestie dat hij geliefd is als persoon, ook met datgene dat hij zo lang met zich heeft meegedragen. En dan ontstaat de ruimte om te veranderen. Het geheim delen betekent je verantwoordelijkheid te erkennen, anderen (waar nodig) om vergeving te vragen voor de schade die je geheim onbedoeld bij hen heeft aangericht, en ten slotte om jezelf en de verloren jaren en beschadigde gebieden in je leven te accepteren. Dan kun je opgelucht adem gaan halen en een nieuwe start maken. Dit is volgens mij de betekenis van wat Paulus schrijft in Efeze 5: "Wat in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden. Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar, en alles wat openbaar wordt, is zelf licht."
Dat is waar Michael aan het eind van deze film voor lijkt te kiezen.