Posts tonen met het label schoonheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label schoonheid. Alle posts tonen

donderdag 18 augustus 2016

Gedicht: Augustus

Augustus

Koude lucht streelt mijn wangen, doet
ze gloeien. Ik hap naar adem
van de schrik. Zo fris, mijn longen
zetten uit en vitaliteit 
bereikt het kleinste adertje.
Op vierkante tegels liggen 
oranje bessen als eersten 
van de oogst. Bloemen hangen en 
worden bruin. Ik zie nog
blote benen op het station
maar ook steeds meer sjaaltjes. Ik dacht 
dat het nog volop zomer was, 
lucht blauw, de bomen vol en groen.
De zon is heet zoals altijd. 
In de schaduw regeert echter
de herfst. Een nieuwe kringloop start.

donderdag 11 augustus 2016

Gedicht: College

College

Alweer een houten poort, beslagen
met donker ijzer, en door een kier 
is een binnenplaats te zien, bloemen
in het groen, gemillimeterd gras.
Daarachter de ramen, kantelen,
stroken wolken als een schilderij
en een nieuwe deur die open staat,
ons verder wenkt naar onvermoede
galerijen, stille kapellen
waar vergeten wijzen overleven
in het glas, verboden trappen naar
de bibliotheek. Professoren
kijken niet op als wij passeren.
Moet een bord ons de uitgang wijzen?
Kunnen wij niet blijven, in stilte 
dwalend tot we thuisgekomen zijn?

woensdag 10 augustus 2016

Gedicht: Blenheim Palace

Blenheim Palace 

Na het schuifelen door hoge gangen,
kijkend over de schouders van toeristen
naar marmeren beelden, wandtapijten
met gestorven helden, gouden servies
waar niet van wordt gegeten, de boeken
achter tralies, een orgel zonder kerk,
dan af de trappen, opnieuw de rijen
in het café, een tuin maar niet de rust
om te genieten, mijn hoofd vol echo's,
mijn voeten rood geschaafd, zien we een pad
dat naar het water voert, een boothuis groen,
betonnen kade, geen ruwe stemmen
maar eenden in slaap gesust. Rimpelend
water verandert het grijs in zilver
en ik strek mijn benen uit, tevreden
zuchtend dat dit nu echte rijkdom is.

dinsdag 9 augustus 2016

Gedicht: Castlefest 2016

Castlefest 2016

Ik had me aangesloten 
-en ook mijn vrouw- bij de stoet
van mooi geklede mensen 
(ridders, elfjes, kinderen)
onder een dak van bomen
naar de poort. Nervositeit
verdween al snel. Slechts één stap
en binnen was ik. Vertrouwd
de klank van harpen, lieren,
gelach, wapengekletter.
Kramen met rijp vlees, cider,
zoete wijn en overal
verhalen. Was echt een jaar
voorbij sinds de laatste keer
dat ik hier liep? Het voelde
niet zo, de tijd verdwenen
als een droom, nog flarden slechts,
twee dagen -maanden terug- 
veel echter, alsof dit feest
is waar ik thuis kan komen,
mijn cape mij hier juist onthult.
Geen vlucht! Dat is de wereld
van prestatie, nuttigheid,
en oordeel. Hier kan ik zijn
zonder te verdwijnen 
en toch mezelf vergeten:
het gevoel van eeuwigheid.

maandag 8 augustus 2016

Gedicht: Natuurhistorisch museum

Natuurhistorisch museum

Gevat in metalen zuilen het licht
dat zich de weg laat wijzen, zich neervlijt
op de rangen glad hout, spiegelend glas,
opgesteld onder de blik van wijzen
aller eeuwen, beschaving's keur. Hun werk
wordt hier geëerd, hun strakke ordening
gelegd op wat bestaat. Witte botten,
zwarte afgietsels, prachtige veren,
reuzen waartussen kinderen rennen.
Maar het mysterie is niet te vangen
door mensenhanden, het toont haar glorie:
levenskracht uit vergeten aeonen, 
uitbottend, gepassioneerd, bestaat
over miljarden jaren, als deze schrijn
tot stof is teruggekeerd, nog steeds. Ik buig
mijn knie en fotografeer erop los.

donderdag 4 augustus 2016

Gedicht: Oxford

Oxford

Torens van zand aaneengekoekt
waar mijn oog ook kijkt, achter muren
nieuwe kantelen, hoge ramen,
grote kerken, elke rand getooid
met krullen en wezens uit de geest
van jong gebleven zielen, zich
uitlevend met hun materiaal,
scheppen zelf hun loon, net als op
het strand emmers worden omgekeerd
op en naast elkaar, zorgvuldig
getransformeerd tot een kasteel
zonder te geven om de golven
die ooit komen. Ik hoop dat de zee
die ik zie rijzen, donker onder 
onweerswolken, zich weer terugtrekt
en het geen springvloed blijkt, maar dat
hier schoonheid boven water blijft.

donderdag 10 december 2015

Gedicht: riet

Riet

Is er iets zo mooi als
de laaghangende zon
tussen de bomen door
licht schijnend, goud schenkend
aan de pluimen van het
riet, dat even, wuivend 
als een toverstokje,
een nieuwe wereld toont?

maandag 24 augustus 2015

Gedicht: Onheil

Uit de film 'Knowing'
Onheil

Hoe vaak zal de wereld nog vergaan?
Ik moet me telkens zorgen maken
dat het einde komt. Onheilsprofeten
spreken me aan in kerk en kranten:
de Heer komt terug, de poolkap smelt,
natuur verdwijnt en oorlog dreigt.
Vluchtelingen komen de grenzen over
maar zijn ook mensen. Alles moet nu
worden opgelost. Maar niemand weet
wat moet gebeuren. Toch, doe ik niets,
dan heb ik het aan mezelf te wijten.

Maar het is elke generatie zo
dat vroeger beter was, maar vandaag
rampzalig. En wat goed en mooi is,
niet nieuwswaardig. Jezus is nog nooit
teruggekeerd en minder mensen
lijden dan voorheen. De nood is echt,
maar niet de kern van het bestaan.
Moet ik mezelf verliezen in de strijd
van het moment? Of mag ik rustig
bouwen aan het koninkrijk. Houden
van elke medemens en leven.

maandag 6 juli 2015

Gedicht: Waarom-vraag

Waarom-vraag 

Het schijnt niet gewoon te zijn
jezelf de vraag te stellen 
waarom je door zou leven.
De meeste mensen lijken
wel tevreden, genieten
van hun prestaties, voelen
zich van binnen vol. Maar ik
moet elke dag bewijzen
dat ik iets toevoeg, dat de
strijd om te overleven
zinvol is. Ook als ik geen
hoop zie aan de horizon,
want wat mooi is, dat verdwijnt
voor eeuwig en mijn passie
is tegen onverschilligheid
niet bestand. Ik sta alleen
in een steeds grijzer land
en probeer uit alle macht
het te kleuren, wil ogen
van anderen open krijgen.
Ik word moe, maar ik moet wel
blijven zwoegen. Toch ben ik
hier nog. Ik vind een antwoord
op mijn vraag in het gewone:
een glimlach, paardenbloemen,
gesprekken bij de koffie,
een glimp maar het volstaat.
Voor vandaag, want morgen is
een nieuwe dag en die heeft
aan zijn eigen kwaad genoeg.

zondag 21 juni 2015

Het spel verlaten (4): Letterlijk is niet waar

Een van mijn broers was de laatste tijd erg gegrepen door het boek van Eugene Peterson over Openbaring: Laatste Woorden. Waar hij het laatste bijbelboek lang had gezien als verontrustend en angstaanjagend, begon hij er nu de boodschap van hoop in te zien, die de symboliek volgens Peterson in zich draagt. Volgens Peterson gebruikt Johannes namelijk beelden uit het Oude Testament om de overwinning van God over de wereldmachten en zijn reddende handelen voor de gelovigen uit te beelden. Mijn broer raakte er niet over uit gepraat, en wilde er ook bij hem in de kerk aandacht aan besteden. Natuurlijk moest eerst een van de broeders er met hem over praten, de ‘expert op het gebied van Openbaring in de gemeente’. Die wilde echter niet luisteren. Openbaring moest volgens hem worden uitgelegd als voorspelling van de toekomst, als ‘spoorboekje’ van de sociale, politieke en ecologische gebeurtenissen in de komende jaren. Waarom? Omdat het genre van het boek dat noodzakelijk maakt? Nee, want Openbaring is apocalyptische literatuur, een genre dat werd gebruikt om in symboliek de huidige situatie van een onderdrukt volk te duiden. Omdat deze uitleg mensen dichter bij God brengt en hun geloof ondersteunt? Nee, want bij mijn broer, bij mij en bij vele anderen leidt deze uitleg alleen tot veel gepuzzel en intellectuele discussies (op zijn best) en tot bezorgdheid en angst (veel vaker). De uitleg was zo letterlijk omdat er in Openbaring ergens letterlijk staat dat het gaat om profetie - en dus moet het hele boek in de eerste plaats als toekomstvoorspelling worden uitgelegd.
Toen mijn broer dit vertelde, kon ik het niet nalaten een diepe zucht te slaken. Had deze broeder niet geleerd hoe hij een verhaal moest lezen? Als hij de Donald Duck doorbladerde, geloofde hij dan ook dat er ergens een echte pratende eend moest zijn? Maar (huiver) dit is niet eens zo vergezocht. Want toen de christelijke roman The Shack (De uitnodiging) verscheen, waarin een man die met verdriet worstelt de drie personen van de drie-eenheid ontmoet, waren er mensen die in de bergen van Oregon naar de bewuste schuur gingen zoeken. En op internetfora zeide ze dat ze de boodschap van The Shack  niet konden aanemen als het verhaal niet echt gebeurd was, als de hoofdpersoon niet werkelijk God de vader ontmoet had. Het was voor hen kennelijk niet mogelijk te accepteren dat de schrijver wel degelijk dingen had geleerd in zijn wandel met god en die nu in de vorm van een verhaal had opgeschreven. Net zo zijn er christenen die de Harry Potter-boeken letterlijk lezen en geloven dat kinderen heksen of tovenaars zullen worden als ze de boeken en films tot zich nemen. En jaren daarvoor verschenen er zelfs in gerenommeerde bladen als de Visie (van de EO) artikelen als zou The Lion King van Disney gevaarlijk zijn omdat er New Age-gedachten in zouden schuilen.

Het lijkt erop alsof deze christenen niet in staat zijn om een verhaal te lezen als een verhaal, en niet kunnen accepteren dat de boodschap van een verhaal, wat een verhaal met iemand doet, niet via een letterlijke lezing gegrepen kan worden, maar zich op een ander niveau afspeelt. Kinderen willen helemaal geen tovenaars worden, ze willen moedig en heldhaftig zijn als Harry, of goede vrienden als Ron, of leergierig als Hermione. Ze lezen de boeken niet als een handboek ‘hoe wordt ik heks’. Zelfs mensen die zich bezighouden met Wicca geven aan dat de Harry Potter-serie niks met hekserij van doen heeft. Maar toch houden deze christenen angstvallig aan hun letterlijke interpretatie vast. Ze zijn bang iets kwijt te raken als ze bijvoorbeeld Genesis of Openbaring niet langer als letterlijke geschiedschrijving of toekomstvoorspelling lezen. En dat terwijl deze teksten als geschiedschrijving of toekomstvoorspelling niet eens mensen spiritueel veranderen of dichter bij God brengen. Het gaat om feiten waaraan moet worden vastgehouden. En ik bedacht me dat hier een connectie lag met de transactionele manier van in het leven staan.
Ten eerste denken deze mensen namelijk zwart/wit, alles-of-niets, letterlijk, omdat het daarmee makkelijker is de precieze voorwaarden te kennen waar we aan moeten voldoen om Gods goedkeuring te winnen. Zo lang mag iemands haar zijn, en zo veel zou iemand in de collecte moeten doen. En bovendien zijn zo de eisen waar ze de moraal en gerechtigheid van andere mensen mee kunnen afmeten lekker duidelijk. Geen ambivalentie: iemand die van mensen van hetzelfde geslacht houdt is een Sodomiet, iemand die graag boeken leest vlucht uit de realiteit. Maar bovendien verwachten ze iets terug voor de letterlijkheid en het zwart/wit-denken zelf. Het is voor hen een prestatie (daarom dat mensen die de bijbel niet langer letterlijk lezen als ‘minder goede christenen’ worden gezien, of als zwakker in het geloof) die hen Gods waardering moet opleveren. Ze zien zichzelf als beter of moreel zuiverder omdat ze nog wel kunnen geloven dat de Aarde in zes dagen geschapen is. En argumenten daartegen raken hen daarom niet alleen in hun denkbeelden, maar in hun identiteit, hun idee van iemand die genoeg doet of gelooft om Gods liefde waard te zijn.
Maar in werkelijkheid verarmt deze manier van denken ze enorm. En niet alleen omdat ze zichzelf afsnijden van een groot deel van de menselijke cultuur. Ook hun spirituele leven raakt verarmd. De inhoud ervan verdwijnt namelijk. Het wordt gereduceerd tot woorden, het zwart en wit van letters op papier. Woorden die alleen belangrijk zijn in hun letterlijkheid, maar niet om hun betekenis, niet om waar ze naar verwijzen. Sterker nog: waar woorden naar verwijzen telt helemaal niet meer. Ik heb vaak genoeg mensen horen zeggen: ‘Ja, er staat dat God liefde is. Maar Gods liefde is heel anders dan menselijke liefde. God kan liefde zijn en tegelijk mensen in de hel martelen.’ Het woord liefde heeft geen inhoud meer. En dus gaan deze mensen van alles alleen de oppervlakte zien. Van God (alleen als rechter), en andere mensen (die ze oordelen) en zichzelf (als zondaars of heiligen).
Echte heiligheid, goedheid en liefde, van schoonheid, rechtvaardigheid en verlangen kennen ze niet meer van binnenuit, en kunnen ze dus ook niet meer uitleven. Lees bijvoorbeeld wat katholieke blogger Steven Greydanus schrijft over het belang van kerkinrichting: “A spartan, IKEA-style worship space conveys no sense of history or tradition, of grandeur, drama or passion. It is practical, deracinated, bloodless, antiseptic. There is nothing to electrify the imagination, nothing to stir or unsettle the emotions. If you painted it white, it would look like the Church of Apple.” In de kerk waarin ik opgroeide, werd ook gezegd dat hoe de kerk er uitzag er niet toe deed. Kale kerkbanken, TL-verlichting. Het deed er niet toe. We hingen geen kruis in de kerk en geen afbeeldingen van Jezus. We zongen zelfs niet met muziekinstrumenten, want dat leidde alleen maar af. Maar ook het uitsluiten van schoonheid verandert het hart van mensen. “What about those raised in spartan IKEA-style churches, with blandly soothing music and genially anemic homilies? Will they produce artists inspired to create great art? More importantly, will their people be inspired to lead heroic, virtuous lives? And, if so, will it be because of those IKEA-style spartan spaces, or in spite of them?”

Ikzelf ben steeds meer geneigd te zeggen dat de vraag of iets ‘letterlijk’ waar is er helemaal niet toe doet. Niet dat het niet belangrijk is of Jezus uit de dood is opgestaan. Dat geloof ik zeker en vormt de kern van mijn geloof. Maar ik was er niet bij, en het is in de tijd ongelofelijk ver van mij verwijderd. Ik kan het op geen enkele manier bewijzen. Ik moet om het aan te nemen een geloofssprong maken. En dat doe ik omdat het verhaal op een andere manier voor mij belangrijk is dan vanwege haar letterlijkheid. Voor mij bevestigt het verhaal van Jezus’ opstanding dat het leven van de individuele mens, in deze wereld, in zichzelf waardevol en betekenisvol is. Zozeer dat God datgene wat dood is uit de dood opwekt. Dat geldt voor mij en voor de hele wereld als zodanig. En Jezus was van die opwekking de eerste vrucht, de voorbode. Dit is de kern van mijn overtuiging en daarom geloof ik in de opstanding van Jezus. Maar mijn geloof is dus niet gebaseerd op de letterlijkheid van het verhaal. Of een verhaal waar gebeurd is, is ook niet waar een verhaal om gaat. C.S. Lewis zegt in ‘God in the dock’ dat de lezer door verhalen in staat is “iets als werkelijkheid te ervaren wat anders slechts als een abstractie kan worden begrepen.” Dit gold ook voor het evangelie, zegt hij in The Pilgrims Regress: “Het moet worden begrepen door de verbeelding, niet door het intellect.”  Alistair MacGrath onderstreept: “The fundamental appeal of the Christian faith is imaginative, and is grasped through an apprehension of the panorama of reality that it offers.”
Het goede nieuws gaat over echte zaken, als waarheid (niet feitelijkheid, maar werkelijkheid), schoonheid, liefde - wat ons mensen maakt - en die zijn niet via het intellect of de rede te benaderen. Het feit dat The Lord of the Rings niet echt gebeurd is, maakt dus het diepe verlangen dat bij mij wordt opgewekt als ik het kijk, niet minder waardevol. De rilling die mij over de rug loopt als Gandalf in de films de elfenlanden beschrijft -“The grey rain curtain of this world rolls back and all turns to silver glass. And then you see it. White shores, and beyond, a far green country under a swift sunrise” - is niet betekenisloos. De diepe ontroering die ik voel bij sommige muziek, de hoop op herstel en genezing bij het kijken van een Pixar-film, het zijn allemaal echte zaken, echt belangrijk. Sterker nog, ook al is de aanleiding van deze verlangens een verhaal waarvan ik weet dat het niet echt gebeurd is, ze maken wel dat ik nog steeds in God geloof. Als ik in mijn hart gegrepen word door schoonheid en betekenis, voel ik dat namelijk als een diepe aanraking, en ik weet op de een of andere manier zeker dat schoonheid, waarheid, en liefde echt moeten zijn. Dat ze de basis moeten vormen van de werkelijkheid. Dat de betekenis van mijn leven hierin te vinden is. En dat er dus ook een betekenisgever moet zijn: God, de bron van alle waarheid, schoonheid en intimiteit. En op dezelfde plek in mijn hart ervaar ik soms iets van Gods aanwezigheid. Niet vaak, maar soms voel ik hem. En soms hoor ik hem zelfs. En dan vertelt hij dat hij van me houdt, en dat ik niets kan doen waardoor ik die liefde zou kunnen kwijtraken. Hij zegt me dat ik door hem wordt gedragen en dat zijn liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dit is hoe God zich aan mij openbaart. En dat is voor mij de toetssteen.
Ik herken deze stem namelijk in wat andere mystieke schrijvers zeggen. In de woorden van Julian of Norwich bijvoorbeeld: “All shall be well, and all shall be well and all manner of thing shall be well” en “God loved us before he made us; and his love has never diminished and never shall.” Niet alleen in het christelijke geloof, maar ook daarbuiten, komt de mystiek uit op deze laag: een werkelijkheid die er al is, en die op geen enkele manier van ons afhankelijk is. Een werkelijkheid die hooguit nog niet op alle momenten zichtbaar is. Kortom, een sacramentele werkelijkheid.

Ik vond ook hiervan een illustratie in Tron Legacy! De jonge vrouw Quorra leeft in de computerwereld. Ze is een van de ISO’s. Kevin Flynn heeft haar verteld over de echte wereld, waar hij vandaan komt, en daar is ze naar gaan verlangen. Ze verlangt bijvoorbeeld naar het zien van de zonsopgang. In de wereld in de computer is namelijk geen zon. De hemel is altijd donker en het kleurenpalet is ook vrij eentonig. Ze vraagt Sam om een zonsopgang te beschrijven. Hij kan het niet, want ze kan zich geen voorstelling maken bij de woorden die hij gebruikt. In de verte schijnt een licht door de wolken. “Zo heb ik me altijd een zonsopgang voorgesteld”, zegt Quorra. In dat licht (dat wordt voortgebracht door de poort tussen de computerwereld en onze wereld, dat dus als sacrament fungeert) ziet Sam ook iets terug van de zon, maar tegelijk is het veel minder kleurrijk en statischer dan de zonsopgang, die hij alleen kan omschrijven als “warm, radiant and beautiful.” Als Quorra zou gaan denken dat het licht in de wolken een ‘letterlijk’ beeld is van de zonsopgang, zou ze er een veel te klein beeld van hebben, en de zonsopgang te kort doen. Ze zou wellicht ophouden met zoeken. Maar het verlangen dat het licht in de wolken in haar oproept, naar iets dat groter en echter is, is wel echt. Het doet haar zoeken naar datgene dat het verlangen in haar hart kan vullen: de echte zonsopgang. Die niet letterlijk beschreven kan worden, alleen maar kan worden ervaren. 
De belangrijkste plek waar de werkelijkheid van onder alle dingen zichtbaar wordt is Jezus ('de uitstraling van Gods heerlijkheid', volgens Hebreeen). Een andere is de bijbel (als sacrament een poort tussen werelden?). Maar we kunnen de werkelijkheid niet zien als we de bijbel lezen als een spoorboekje, of als een wetenschappelijke verhandeling. Niet als we erover discussiëren op zoek naar de ‘juiste interpretatie’. Dan zijn we namelijk transactioneel bezig, dan maken we er een prestatie van. We moeten geen moment de vergissing begaan om te denken dat de bijbel de waarheid zelf is. De waarheid zelf is dieper dan de werkelijkheid, te groot om in woorden gevangen te worden. Maar de bijbel kan er iets van zichtbaar maken. Als we de bijbel zichzelf laten zijn en oog hebben voor het verhaal dat erin wordt verteld, kan hij ons op dezelfde plek en in dezelfde verlangens raken als The Lord of the Rings. Dan kunnen we God ontmoeten. Het enige wat we hoeven doen, is wat we doen als we een film kijken, of een boek lezen, of muziek luisteren. Wat we doen als we naar een vriend luisteren, of naar God. We stellen ons ervoor open. En laten we hier geen geestelijke prestatie van maken, of vergelijken hoe vaak we de bijbel van kaft tot kaft hebben doorgelezen. De werkelijkheid waar de bijbel een sacrament van is, wordt niet veranderd en blijft altijd bestaan, of we de bijbel nu lezen of niet. We zijn geliefd en ongelofelijk waardevol. Of we de bijbel wel of niet letterlijk nemen, verandert daar geen zier aan.

Wordt vervolgd …

woensdag 13 mei 2015

Gedicht: Terugkeer

Terugkeer

En opeens is het zover:
de lucht weer blauw, het blad
van bomen schreeuwend als
de brengers van goed nieuws.
Kastanjes steken vlaggen op.
De bermen vol confetti:
fluitenkruid. Het geel van 
boterbloemen schettert
als trompetten. Het kwam uit 
het niets, rolde tapijten uit
bijna te fel voor mijn ogen
over de weiden. Het elastiek
is teruggeveerd. Het was zo strak
gespannen, leek te breken.
De wereld hield haar adem in.
Werd grijs. Niet meer. Terug is
het leven, deelt verkwistend 
uit van zichzelf. En ook aan mij.
Ja, dit gaat ooit voorbij. Eens went
de overdaad, verdwijnt de jeugd.
Maar nu ben ik hersteld 
en dans, mijn bed gedragen
op mijn schouders, op het feest.

vrijdag 21 februari 2014

Gedicht: sprookjesbal

Sprookjesbal

De weg was lang en steil
onder een duist're hemel.
Je voeten waren ruw,
je kleren vuil, je haar
verward, aaneen geklit,
toen je de poort bereikte
van het paleis. Je klopte,
bang te worden afgewezen
er niet te mogen zijn.
Was bijna omgekeerd.

Toen opende zich de deur,
ging je de drempel over
de warmte in. Je kleed
werd van je afgenomen.
Je werd vriendelijk onthaald,
zonder afkeer of verwijt,
meegevoerd naar spiegels
waar de dienaars stonden
al op je te wachten. Je liet
hen hun werk verrichten.

Hun handen veegden tranen
van je ogen, kleurden je
lippen rood, je wimpers zwart,
verfden je nagels. Je haar
werd zorgzaam opgestoken.
Ze hulden je in kant,
satijn, leer en brokaat,
hingen stenen aan je oren
bonden zilver om je hals,
bezet met diamanten.

In de reflectie zag je niet
langer wie je was, maar meer:
potentie werkelijkheid.
Hart bonzend schreed je door
naar binnen en naar buiten
in een balzaal groter dan
de wereld, de vervulling
van je diepste dromen.
Je zag hem naar je kijken,
glimlachend, zijn hand naar je uitgestrekt.

En toen begon de dans.

donderdag 16 januari 2014

Gedicht: Het ei

Het ei
De wereld lijkt niet groter
dan ik kan zien. Een schaal
niet door mij te doordringen
hoe ik ook tast. Boven en onder mij
voel ik de wand, hard als beton
 als ijs zo glad. Geen grip te krijgen.
Geen naad. Geen deur die open slaat.
Verslagen zink ik neer. Met ogen dicht
zie ik hetzelfde en mijn stem
keert onverrichterzake terug
als van galmend koper. Ik vlucht
in de sensaties, vermaak mezelf
tot ik ooit niet wakker word;
het einde van de wereld en van mij.

Dan schrik ik op, wakker geschud
door een geluid dat ik niet maakte,
nauwelijks gekras, aan de grens
van mijn gehoor. Het komt van buiten.
Waar ik eerst niets vermoedde, daar ontstaan
nu mogelijkheden, oneindig rijk.
Ik zie barsten, onverklaarbaar,
over het blauw en groen en grijs,
te dun om terug te vinden. Het licht
erachter is voor mijn ogen vreemd,
komt niet van zon of maan,
is niet te delen, behalve met wie
het ooit zelf zag. Ik wacht nu
tot mijn wereld openbreekt.

zondag 12 januari 2014

Het sacrament en jij (4): Verrast door schoonheid

In december nodigden vrienden van ons mijn vrouw en mij uit om samen met hen en hun kinderen een Lord of the Rings-marathon te houden. Drie films, in de ‘extended edition’, in twee dagen: beginnen op de vrijdagavond, en dan doorkijken tot zaterdag. En tussendoor veel eten, slapen en praten. Die verleiding konden wij natuurlijk niet weerstaan, en zo zaten we onderuit op de bank, met een schaal M&M’s, te kijken naar deze epische films, die tien jaar na dato nog niks van hun zeggingskracht hebben verloren. Ik werd er zelf in elk geval opnieuw door geraakt. Neem bijvoorbeeld de scene waarin Sam en Frodo na veel omzwervingen de Doemberg bereikt hebben. Frodo is echter te moe om verder te gaan. Om hem te motiveren haalt Sam herinneringen op aan de Gouw, aan de smaak van aardbeien en aan muziek. Maar zijn voorbeelden spreken Frodo niet langer aan. Ze wekken zijn verlangen niet meer op. “No, Sam. I can't recall the taste of food...”, moet hij toegeven. “Nor the sound of water... nor the touch of grass. I'm naked in the dark, with nothing, no veil... between me and the wheel of fire! I can see him... with my waking eyes!”
Als kijker snappen we dat dit het effect moet zijn van de ring van macht, die Frodo al drie films lang met zich meezeult. De ring van macht, die de drager ervan ook naar macht doet verlangen, op een verslavende manier. Dit heeft een vervormend effect op de persoonlijkheid, zien we bij het karakter Gollum. Maar het heeft kennelijk ook een vervormend effect op hoe iemand de wereld ziet. Frodo kan, nemen we aan, met zijn ogen nog wel de werkelijkheid waarnemen: hij is niet opeens kleurenblind geworden, en is niet opeens zijn reukvermogen kwijtgeraakt. Wat veranderd is, is de betekenis die deze werkelijkheid voor hem heeft. Hij ziet alles alleen nog maar in de termen van de ring, in de termen van macht: geeft het hem meer macht, of bedreigt het zijn macht? In die termen is hij zelfs zijn vriend Sam gaan zien! Het is een betekenis die hij zelf aan de dingen geeft, niet iets wat ze uit zichzelf hebben. En daardoor wordt de wereld grauw, kleurloos, levenloos. Want verlangen naar het goede, naar schoonheid, naar liefde, staat het machtsverlangen alleen maar in de weg. Frodo kan nergens meer van genieten. Want dan zou hij zich niet meer van zichzelf bewust zijn, en dat staat de ring niet toe. Hij is zich dus alleen nog maar bewust van de macht, van de ring.
Hoe anders is dan een karakter als Sam, die juist wel verlangt naar aardbeien met room, naar het groene gras en de lachende kinderen, naar ‘Rosie Cotton dancing, with ribbons in her hair’. De schoonheid, de waarheid en de intimiteit die hij waarneemt, roepen uit zichzelf een reactie op in zijn hart. Hij ziet nog wel datgene wat inherent goed en betekenisvol is aan de wereld om hem heen, onafhankelijk van hemzelf. Hij ziet nog wel dat de wereld het waard is ervoor te strijden, jezelf ervoor op te offeren. En hoewel hij de ring zelf niet kan dragen, kan hij wel Frodo op zijn schouders nemen en tegen de Doemberg opklimmen. Niet voor niets is Sam voor veel mensen het favoriete karakter uit de films (en de boeken). Waar Frodo een schaduw van zichzelf is geworden (hij is op weg een ringgeest te zijn), laat Sam juist zien dat hij werkelijk zichzelf is, een gepassioneerd, liefhebbend peroon ...

Een van de belangrijkste vragen in de filosofie is naar ik heb begrepen, die waarom er iets is en niet niets. Waarom bestaat er eigenlijk iets, als er net zo goed niets had kunnen bestaan? In populairwetenschappelijke artikelen lees ik wel over ‘quantumfluctuaties’, waarbij schijnbaar in een volkomen vacuum spontaan deeltjes ontstaan. Maar zelfs als dit bewezen kan worden, verklaart het nog steeds niet het waarom. Ook voor christenen is het een relevante vraag. Vooral omdat God door niets en niemand gedwongen was om ook maar iets te maken. Er was geen wet die het hem zei, geen verplichting. Maar als je luistert naar hoe sommige christenen over de schepping praten, is het moeilijk voor te stellen waarom God energie in het scheppingsproces zou hebben gestoken. De wereld heeft voor Hem toch immers geen enkele waarde? Schoonheid leidt de zintuigen toch alleen maar af van het geestelijke? De wereld zal toch in vlammen vergaan, en er zal toch niets van overblijven? Je begrijpt opeens waarom de gnostici geloofden in een demiurg, want God kon zijn handen toch niet vies maken met zoiets vuigs als materie, als bestaan? Toch zijn we er, en is de wereld er, in al zijn complexiteit. Van het prachtige mechanisme in de binnenkant van de cel (waar wetenschappers als Cees Dekker lyrisch over schrijven), tot galactische fenomenen, quasars, neutronensterren en planeten om andere sterren, zo ver dat we er nooit met een ruimteschip tot door zullen kunnen dringen. We leven in een wereld die bestaat in overvloed. En God zei erover: ‘Het is goed!’, hij zag zelfs dat het zeer goed was. Zo goed dat hij zelf in de avondkoelte in de tuin wandelde om ervan te genieten. God is zelf inderdaad geen materieel wezen in de zin zoals wij het woord gebruiken (al kan hij kennelijk wel een interactie aangaan met de materie. Hij is denk ik niet immaterieel, maar bovenmaterieel). Maar dat betekent niet dat hij de materie die hij geschapen heeft minacht. Ik sta zelf ook als levend wezen in de scheppingsorde op een positie boven dood papier. Toch behandel ik de verhalen die ik op papier heb geschreven zorgvuldig, en heb ik groot verdriet als ik een pagina kwijtraak, of een manuscript bezoedeld raakt. Het feit dat ik deze schriften heb volgeschreven, maakt ze voor mij waardevol. Zelfs als ik nu kan zien dat er schrijffouten en onvolkomenheden in staan. Net zo is de goedheid van de geschapen werkelijkheid zelf nooit veranderd, ook niet door wat wij zo makkelijk de ‘zondeval’ noemen. Toen veranderde misschien de gerichtheid van sommige processen, maar materie bleef materie, leven bleef leven, mens bleef mens, en onverminderd Gods creatie waarover hij had gezegd dat hij goed was. Daarom vindt Jacobus het ook zo erg als wij met de tong andere mensen vervloeken - ook de ‘slechte’ mensen - omdat ze naar het beeld van God geschapen zijn (Jakobus 3:9).

Materie is dus belangrijk, ook voor God. Volgens mij omdat alleen door middel van materie en energie (de geschapen werkelijkheid) schoonheid, waarheid (avontuur) en intimiteit gekend kunnen worden. Ik las hierover een mooi citaat van de elfde-eeuwse benedictijnse monnik Guido van Arezzo waarin hij de aangename werking prijst van versierde gregoriaanse muziek: ‘Het wekt geen verbazing dat een rijkdom aan tonen het gehoor vergenoegd, zoals een rijkdom aan kleuren het oog streelt, een rijkdom aan geuren een weldaad is voor de neus en een afwisseling in smaak de tong blij maakt. Zo dringt namelijk door de vensters van het lichaam de liefelijkheid van aangename dingen diep in het hart door.’
De liefelijkheid van aangename dingen is waar het om gaat. Schoonheid is een eigenschap van materie. Er is materie voor nodig die mooi is, en materie (ogen) die haar kunnen waarnemen. Schoonheid is niet iets abstracts. Een abstract begrip kan wel mooi zijn, maar zelfs dan moet het worden uitgelegd, het moet in woorden gevangen zijn, zichtbaar worden. Maar vooral moet schoonheid zich buiten ons bevinden, geen hersenschim zijn of slechts verbeelding. Net zo geldt het voor de waarheid. Die moet concreet zijn. Om ons verlangen naar betekenis te vervullen, naar avontuur, moet de waarheid zich buiten ons bevinden en onwankelbaar zijn. We moeten ons ermee kunnen meten, de waarheid moet effect op ons kunnen hebben. En ook intimiteit kan alleen bestaan tussen van elkaar gescheiden wezens, die elk zichzelf zijn. Je kunt alleen een relatie hebben met iets dan niet jouzelf is. De ander moet op zichzelf staan. Vorm hebben gekregen, zodat je de ander kunt kennen. De ander moet te onderscheiden zijn van alle anderen, uniek zijn. En je communicatie met de ander moet uniek zijn. Dat kan alleen in de vorm van materie. De katholieke filosoof Peter Kreeft zegt het zo: “Spirits are the meeters, but matter is the street corner where they meet. Angels are much better than we at intelligence, will and power, but they cannot smell flowers or weep over a chopin nocturne ... God invented the senses to reveal the unique and irreplaceable tang of the particular to consciousness.” God vindt eigenheid belangrijk, uniciteit, voorwerpen en wezens die eigen zijn, die zichzelf zijn. Daarom is er geen cel hetzelfde, daarom is er geen sterrenstelsel identiek, en daarom zijn er geen ‘dubbelgangers‘ aan te wijzen onder de mensen. God is als een kunstenaar die oneindig veel verschillende werken maakt, en die verscheidenheid is alleen mogelijk in het concrete en niet in het abstracte.  

Er is nog een andere overeenkomst tussen God en kunstenaars. In de verhalen die ik heb geschreven, is iets van mijzelf zichtbaar geworden. Ik heb mijn hart erin gelegd en wie de manuscripten uit de kast pakt en ze leest, leert mij beter kennen. Je zou kunnen zeggen dat mijn creativiteit en iets van mijn karakter en overtuigingen in die verhalen voor anderen openbaar zijn geworden. Wie mijn verhalen heeft gelezen, heeft mij gezien. En in zekere zin ben ik ook zelf aanwezig in mijn verhalen, door mijn verhalen spreek ik zelf tot mensen. Ze zijn dus een sacrament geworden. Net zo, en nog veel meer, maakt Gods schepping hem zichtbaar. Als kunstenaar spreekt hij door zijn schepping. En omdat hij zijn schepping onderhoudt ‘door het woord van zijn kracht’, blijft hij voortdurend spreken. Omdat hij de aarde om de zon doet draaien en de druppel uit de wolk doet vallen, wordt hij voortdurend zichtbaar. Wie naar de materiële werkelijkheid kijkt, ziet hem, actief. Het onzichtbare wordt zichtbaar. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er sprake is van incarnatie - overal om ons heen is God de drijvende kracht achter het bestaan. Vleeswording is niet een geïsoleerde gebeurtenis die plaats vond toen Jezus de werkelijkheid binnenkwam - Jezus’ vleeswording was zelf een sacrament van wat God altijd al deed, en altijd zal blijven doen: zijn geest inademen in zijn schepping en haar leven, adem en alles geven.
Het zal direct duidelijk zijn dat dit geen wetenschappelijke uitspraken zijn, en dat het bestaan van virussen, parasieten en supernova’s geen openbaringen zijn over Gods karakter. Het vleeswordingsproces is nog niet afgelopen. Er zijn ontwikkelingen aan de gang. De complexiteit neemt toe. Organismen ontwikkelen intelligentie. Er ontstaan samenlevingen. Er ontstaan wezens die elkaar kunnen liefhebben. Wezens die moraliteit ontdekken en anderen en de schepping met respect behandelen. Er is een lijn, die uiteindelijk zal leiden tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In die werkelijkheid zal de bedekking zijn weggenomen. Wij die nu nog door een spiegel zagen, in raadselen, zullen dan kennen zoals we zelf gekend zijn. God zal volledig zichtbaar zijn, en sacramenten als de tempel en het offer zullen niet meer nodig zijn. Maar tot die tijd wordt God zichtbaar in dat proces van groeiende liefde. Zelfs aan het toenemen van liefde zou je kunnen twijfelen, maar zie dan dat God zichtbaar wordt in het feit van het bestaan alleen al. In het simpele feit dat er iets is, in plaats van niets. En dat dit iets waardevol is, puur en alleen omdat het bestaat. God heeft het ten aanschijn geroepen. God heeft gezegd dat het er moest zijn en het was er. God heeft het betekenis gegeven. God heeft het lief. Want dat is liefhebben: betekenis aan iets of iemand verlenen. Alleen al in het feit dat wij bestaan en dat het heelal bestaat zien we dat God liefde is. Dat hij vreugde is. Dat hij geniet van het creeren. Daarom schrijft Peter Kreeft: ‘Joy bubbles and brims at the heart of God, the heart of reality. God is an overflowing fountain of joy, a million burning suns of joy, a joy that could uttlerly break our hearts if we touched even a drop of it at its source ... He IS the joy that DOES break our hearts with hope and longing whenever we catch a taste of it in human love or see the shadows of it in thee beauties of nature or hear the remote echoes of it in great music’ (Everything you ever wanted to know about heaven, but were afraid to ask).
Wat we ontmoeten in de schoonheid, in de waarheid en in de intimiteit van de geschapen werkelijkheid, is God zelf. Je ziet God als je op het balkon van je flat staat en je ziet de zon opkomen. Als je langs de sloot loopt en je ziet een kikker wegspringen. Als je in de ogen van je geliefde kijkt. Maar ook als je een witte plastic tas ziet dansen op de wind (als in de film American Beauty, zie mijn recensie). Als je op een bergtop staat en zeker weet dat er een God moet zijn. En dat hij goed moet zijn, want waarom zou je anders zulke schoonheid, zulk avontuur, zulke liefde maken dan uit overvloedige liefde? Ja, de wereld is besmeurd door onze transactionele keuzes. We buiten de wereld uit, kappen bossen, vervuilen zeeën. En volgens de bijbel zijn er ook onpersoonlijke transactionele machten, die leiden tot ziekte, hongersnoden, parasieten. Maar ze veranderen niets aan de goedheid van de materie. We ervaren ze niet voor niets als verstorend, als binnendringers, als verbasteringen. Tolkien zei al dat het kwaad niets zelf kan scheppen, maar het alleen maar kan vervormen. Wat we daarom in de vervorming van het kwaad kunnen zien, is hoe mooi de werkelijkheid bedoeld was. Ik moet als ik hierover schrijf denken aan het gedicht ‘God’s grandeur’, van Gerard Manley Hopkins:

‘The world is charged with the grandeur of God.
  It will flame out, like shining from shook foil;
  It gathers to a greatness, like the ooze of oil
Crushed. Why do men then now not reck his rod?
Generations have trod, have trod, have trod;       
  And all is seared with trade; bleared, smeared with toil;
  And wears man’s smudge and shares man’s smell: the soil
Is bare now, nor can foot feel, being shod.

And for all this, nature is never spent;
  There lives the dearest freshness deep down things
And though the last lights off the black West went
Oh, morning, at the brown brink eastward, springs—
Because the Holy Ghost over the bent
  World broods with warm breast and with ah! bright wings.’

Ik zie hierin (het broeden van de heilige Geest over de wereld) een beschrijving van de sacramentele werkelijkheid die in de materie zichtbaar wordt, zelfs te midden van transactionele mensen die die glorie niet zien of zelfs door te kopen en verkopen besmeuren. Deze glorieuze wereld is onze woning. We zijn gemaakt om te leven te midden van alle schoonheid, alle waarheid, alle intimiteit, die zich via de materie aan ons openbaart en ons Gods hart doet zien. En daardoor worden we gevormd. We bestaan immers niet op onszelf. We bestaan bij gratie van onze omgeving. We worden gedefinieerd door de interacties die we hebben met schoonheid, waarheid en identiteit. Mens zijn is deel zijn van een ecologie, van een samenleving, van relaties.
Wie deze niet waardeert, of ze bezoedelt of verkoopt is een slecht mens. Wie ze beschermt, najaagt, deelt met anderen is een goed mens. Maar deze interacties vormen ons ook. Nog sterker gezegd: ze scheppen ons. We hebben van onszelf niet door hoe weinig invloed we zelf hebben op wie we zijn geworden. Ons gezin heeft grote invloed gehad, de school waarop we les kregen, de stad waarin we woonden, de cultuur waarin we leefden. Zelfs het feit dat we tussen mensen leefden was nodig om ons mensen te maken. Ik hoorde via een vriend over de zogenoemde wolfskinderen. Kinderen die als baby of peuter in de natuur zijn achtergelaten, en zijn geadopteerd door bijvoorbeeld wolven, denk aan Mowgli. Zij zijn in hun gedrag en communicatie ‘wolf’ geworden. Als ze door mensen worden opgenomen lukt het ze misschien een paar woorden te leren, maar hele zinnen kunnen ze niet meer maken, en ze blijven vaak onzindelijk. Dit geldt ook voor verwaarloosde kinderen, die in een kelder zijn opgegroeid zonder dat iemand tegen ze sprak. Ze kunnen niet spreken, ze kunnen geen deel meer worden van de menselijke wereld. Ze zien eruit als mensen, maar ze zijn geen mensen geworden. Om de potentie die in ons ligt te verwezenlijken, moeten we dus in relatie staan met de wereld om ons heen, met andere mensen, andere zielen. Ons zelf wordt door die dingen in ons opgewekt. Want wij zijn ons verlangen, ons verlangen is wat ons voortdrijft, en dat moet ergens vandaan komen. Peter Kreeft zegt het zo: ‘Only in relationship to others do we BECOME human selves, that is: lovers.’ (Everything you ever wanted to know about heaven, but were afraid to ask). We zijn naar het beeld van God geschapen. God is liefde. Wij zijn dus ook geschapen om lief te hebben. Dat is wie we zijn. En daarom wordt dat zelf opgewekt door datgene wat het waard is liefgehad te worden, door het mooie, het ware, het liefdevolle. Door dat waarin God zichtbaar wordt.

In de Lord of the Rings-filmmarathon kwam een scene voorbij die me hieraan deed denken, namelijk in de eerste film, als het reisgezelschap het elfenland Lothlorien verlaat om verder te reizen naar de Doemberg. Iedereen krijgt dan van mooie elfenkoningin Galadriel een geschenk. De een krijgt een boog, de ander een mes, de ander elfentouw. Dan komt Galadriel aan bij de dwerg Gimli. Tussen dwergen en elfen heeft altijd wantrouwen bestaan, en Gimli voelde zich beledigd toen hij door de dwergen gevangen werd genomen. Maar toen zag hij Galadriel. Hij is een andere dwerg geworden. Daarom vraagt hij van haar om een van de haren van haar gouden hoofd. Zodat hij altijd iets zou hebben dat hem herinnert aan de schoonheid van de elfenkoningin. “Ik noem niets anders meer mooi”, zegt hij. En hij verzucht: “Ze gaf me er zelfs drie.” Gimli is een elfenvriend geworden en trekt uiteindelijk zelfs met Legolas over de zee naar het westen.
Tolkien was katholiek, en in Galadriel heeft hij iets van het Katholieke denken over Maria opgenomen. En ik realiseerde me dat hier een kern van waarheid in zit. Namelijk dat wat Katholieken in mijn beleving eigenlijk zeggen met hun leer over Maria, is dat wij daadwerkelijk mogen verlangen naar het goede en schone uit de schepping (Maria is immers geschapen. Galadriel ook). Dat de schoonheid die wij zien in een vrouw of man, in een schilderij, in de natuur, en die ons hart beroert, ons niet van God afleidt, maar ons juist naar hem toevoert. Dat de liefde die ze in ons oproept, ten diepste liefde is voor God. Want hij is het die in die dingen zichtbaar wordt.

vrijdag 6 december 2013

Over de drempel (7 en slot): De openbaring van het koninkrijk

Over het eind van de geschiedenis wordt in de bijbel gezegd dat ‘God zal zijn alles en in allen’ (1 Korintiers 15:28). Ik begreep deze uitspraak vroeger niet. Of in elk geval kon ik niet begrijpen hoe het met deze woorden geschetste toekomstbeeld iets aanlokkelijks kon zijn. Het leek namelijk een wel heel statische toekomst. Alsof de geschiedenis op dat moment tot stilstand zou zijn gekomen. Alsof vanaf dat moment niemand meer een initiatief zou kunnen nemen, er geen nieuw kunstwerk geschapen zou kunnen worden, geen nieuwe relaties zouden kunnen worden aangegaan, alsof alle dingen en alle mensen in God zouden zijn opgenomen en voortaan geen enkel eigen bestaan meer zou kunnen leiden. Het leven dat ik nu leidde was kennelijk onbedoeld chaotisch, vruchtbaar, origineel, maar als een hemelse archivaris zou God dan de rommel opruimen. De Borg uit Star Trek riepen voor mij hetzelfde angstgevoel op.
In deze toekomst zou ik bovendien niet mezelf kunnen zijn. Mijn persoonlijkheid had geen waarde. Mijn verlangens deden er niet toe. Ik heb in de kerk waarin ik opgroeide letterlijk dingen gehoord als dat ik in de eeuwigheid me niets meer van mijn leven op Aarde zou herinneren (een breuk in persoonlijke identiteit. Maar waarom zou ik me dan nu over dat leven druk maken?). Ik vond zelf onze kerkdiensten niet altijd even inspirerend, en keek niet uit naar een eeuwigheid van aanbidding. ‘Maar God zal er wel voor zorgen dat je dan wel van aanbidding houdt’, zeiden goedb edoelende mensen. Hij zou me dus hersenspoelen, mijn verlangens veranderen als ‘Big Brother’ in Orwells grimmige 1984. Ik hoorde dingen als zou ik in de eeuwigheid mijn familie en vrienden niet meer belangrijk vinden, en zelfs dat er in de eeuwigheid geen mannen of vrouwen zouden zijn, maar dat we allemaal neutraal zouden zijn - alsof mijn identiteit als man totaal geen betekenis had. Geen wonder dat ik niet naar de hemel uitkeek. Ik was alleen nog banger voor de eeuwige bewuste marteling van de hel, zoals we daarover hoorden - als ik niet de juiste leerstellingen over God geloofde zou hij mij tot in eeuwigheid zelf helse pijnen laten doorstaan. Dit roept wel vreemde vragen op over het karakter van God. Als God zo is, waarom zouden we dan de eeuwigheid in zijn gezelschap willen doorbrengen? Zou een eeuwigheid in het gezelschap van een almachtige sadist niet de hel zijn?
Ik moest erg lachen om een ‘spoken word’-stuk van christenartiest Larry Norman op een van zijn CD’s. Het gaat over een prediker die zijn publiek waarschuwt tegen de hel. Een van zijn toehoorders onderbreekt hem, en vraagt: ‘Preacher, is it true what you say, that hell is full of drink, cards and loose women?’ En de prediker antwoordt dat het zo is. De man slaakt een zucht en zegt: ‘If hell is filled with drink, cards and loose women, oh, death, where is thy sting!’ Ha! Het is toch vreemd als ons beeld van de hel aantrekkelijker is dan ons beeld van de hemel, of het koninkrijk van God.
Zelfs in gemeentes waar niet zo streng over de hel gepredikt wordt, zijn weinig christenen die naar de toekomst van God verlangen. Mensen hopen zelfs dat de Heer nog uitblijft, omdat volgens hen dit leven te prefereren is boven het toekomende leven. ‘Ik wil eerst nog zus en zo hebben meegemaakt’ (meestal het huwelijk). We moeten het er nu van nemen, eten en drinken, want morgen gaan we naar de hemel. Eigenlijk geen ander beeld dan dat van mensen die niet in de opstanding geloven (vergelijk 1 Korintiers 15:32). Het meest positieve dat mensen over de hemel kunnen zeggen, is dat er dan geen pijn zou zijn. Daarom zijn het vooral mensen met pijn of moeite die in deze kerken naar de hemel uitkijken (ik kreeg zelfs te horen dat ik zo naar de toekomst verlangde, omdat ik nog vrijgezel was). Maar de hemel is in deze visie nog steeds niet beter dan het niet-bestaan. Een statisch eeuwig zijn is niet wat ons van nature aanspreekt. En dat is dan reden om ons eigen verlangen, de basis van onze identiteit, nog verder te wantrouwen, en te onderdrukken. Want ons verlangen naar meer, naar schoonheid, betekenis en intimiteit, brengt ons voor ons gevoel alleen maar in problemen. We reduceren onszelf alvast tot bevelen opvolgende robots, omdat dat in de eeuwigheid alles zal zijn wat van ons zal overblijven. Resistance is futile.

Ik denk dat ons beeld van onze toekomst tekortschiet, omdat ons beeld van God tekortschiet. We zien onze toekomst niet als goed, omdat we ten diepste niet geloven dat God goed is. Oh, we geloven dat hij goed is, in de zin dat hij niet slecht is, dat kwaad en slechtheid in hem ontbreekt. Maar we geloven niet dat hij actief goed is. Dat hij ons liefheeft, dat wil zeggen: dat hij het beste voor ons verlangt en zich ook inzet om dat aan ons te geven. Dat hij een relatie met ons zou kunnen hebben. We zien God als de onbewogen beweger. Als de macht die alle gebeurtenissen in gang zet, maar zelf nergens door bewogen wordt. Die zelf niet gevoelig is, die niet geraakt wordt. Een macht zonder leven, innerlijk of aan de buitenkant. Eigenlijk zien we God niet als persoon, want we geloven niet dat God verlangens heeft. En verlangens zijn wat ons een wil geeft, wat ons tot personen maakt. Wat maakt dat we kunnen liefhebben.
Dat is niet het bijbelse beeld van God. Dat is niet het beeld van de drie-enige God, die tegen zichzelf zegt ‘laat ons ...’, die een bewegende, dynamische relatie IS. Dat is niet het beeld van de schepper, die uit het niets alles tot aanzijn roept, van het geringste snuitkevertje tot het verste melkwegstelsel, die creatief is. Dat is niet de God die deze schepping elke dag nog steeds actief onderhoudt. Dat is niet het beeld van de God die met zijn schepselen in de tuin wilde wandelen in de avondkoelte, hen wilde leren kennen, en met hen wilde lachen. Dat is niet het beeld van de God die toen zijn schepselen zich van hem afkeerden en voor de dood kozen, zodat ze blind werden voor zijn aanwezigheid in de schepping, zelf deel werd van hun wereld door mens te worden. Niet een zielloze, bevelen opvolgende robot, maar een volledig levend, enthousiast, verlangend mens. Dat is niet het beeld van de God wiens innerlijk in hem bewogen wordt als hij aan zijn troetelkinderen denkt (Jeremia 32), of die als de vader van de zoon hem tegemoet rent en hem zijn jas omhangt. Dat is niet de god die de dood overwint, en de mensen nieuw leven geeft en een nieuwe schepping maakt, waar gerechtigheid woont. Dat is niet de God die de bron is van elk leven, elke beweging, die zoals Chesterton vermoedde, gekenmerkt wordt door vreugde, door het genot zichzelf te zijn. De God die door theologen wordt beschreven als de ‘perichoresis’, de dans.
De God die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus handelt, verlangt, heeft lief. Zo is God. We kunnen hem misschien niet beschrijven als een menselijk persoon, maar niet omdat hij minder persoonlijk zou zijn dan wij, maar juist omdat hij bovenpersoonlijk is. Zijn levenslust, zijn passie, zijn verlangen, zijn zo groot dat ze voortdurend uit zijn binnenste overstromen tot ze in ons terechtkomen, en ons in beweging brengen. Zijn verlangen is de muziek die maakt dat wij willen dansen.
Als dit de God is die uiteindelijk alles en in allen zal zijn, als zijn innerlijke leven de dans is waar wij allen deel van zullen uitmaken, is dat geen schrikbeeld. Dan wordt dat iets om naar te verlangen. Want dan betekent het dat wij niet minder onszelf zullen worden, maar meer. Dat we niet minder zullen verlangen, maar meer. Dat we niet minder creatief zullen zijn, maar meer. En dat we niet minder liefde zullen ervaren, maar meer. Tolkien zegt dat door het lezen van een goed sprookjesverhaal onze diepste verlangens worden vervuld, maar dat ze tegelijk ook oneindig worden aangescherpt (in Over Sprookjesverhalen). Zo zal het in de eeuwigheid ook zijn. En dat betekent dat we ons nooit zullen vervelen, want we worden niet opgenomen in een eeuwig computersysteem, maar in een eeuwig leven. Zodra we God zien als werkelijk goed, en zijn verlangens als werkelijk levensbrengend, wordt de toekomst er een om naar uit te kijken. Ook hier is het belangrijk welk beeld we van God hebben.

De grote, levende, persoonlijke God, de dansende drie-eenheid, vindt ons belangrijk. Daarom wordt in de bijbel niet gezegd dat wij naar de hemel gaan. Nee: er staat dat het nieuwe Jeruzalem, de stad van God uit de hemel zal neerdalen. Naar ons toe zal komen. God zal onder de mensen wonen. Johannes gebruikt in Openbaring sacramentele beelden. Hij zegt dat de mensen geen tempel meer nodig hebben, want God zelf zal onder hen wonen. Ze zullen geen zon of maan meer nodig hebben, want het lam, Jezus, zelf zal hun licht zijn. Dit wil volgens mij zeggen dat de hele werkelijkheid zichtbaar zal zijn. Gods koninkrijk, nu nog verborgen onder de grond van de geschiedenis, is dan openbaar. We zullen dan kennen, zoals we nu zelf gekend zijn. We zullen de beelden niet meer nodig hebben. Die hadden we natuurlijk nooit nodig in een transactionele zin. De Kerk, doop, avondmaal, priesters en huwelijk brengen (zoals ik eerder in deze serie betoogde) niets tot stand dat niet al realiteit was. Ze laten iets zien dat nog niet zichtbaar is, maar al wel realiteit is. En dan zal het voor elk oog zichtbaar zijn, zoals de engelen die Elisa aan zijn knecht liet zien. De schaduwen zijn vervlogen in het licht van de zon. In Hebreeen 9:23 noemt de auteur de tabernakel en haar inrichtingen ‘afbeeldingen’ - dat zijn al onze sacramenten. “Maar wat geschapen is, wankelt en verdwijnt, zodat alleen blijft wat onwankelbaar is.” (Hebreeen 12:27). Daarom zullen we ze uit onze handen laten vallen en er nooit meer aan terugdenken, als we de werkelijkheid zien: de onvoorwaardelijke liefde van God, die leven brengt uit de dood, ons leven, uit onze dood, door Jezus onze Heer.
Maar in zekere zin zijn wij zelf ook sacramenten waarin iets van God zichtbaar wordt. Gods grote verhaal wordt zichtbaar in ons kleine verhaal. En ook wat ons betreft zal in die tijd de werkelijkheid de schaduw vervangen. “We weten nog niet wat we zullen zijn, maar we weten dat we Hem gelijk zullen zijn”, zegt Johannes (1 Johannes 3:2). En Paulus voegt toe dat de hele schepping wacht op het openbaar worden van de “vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt” (Romeinen 8:23). Ook dit betekent niet dat we minder onszelf zullen zijn dan nu, maar juist meer. Want in elk van ons wordt iets heel specifieks en unieks van God zichtbaar, en dat zal dan volledig tot bloei komen. We zullen als God zijn juist in zijn leven en verlangen, in zijn vrijheid en de indruk die hij maakt op zijn omgeving. In De Grote Scheiding van C.S. Lewis ontmoet de hoofdpersoon een van de hemelbewoners. ‘Ik kan me nu niet meer herinneren of ze naakt was of gekleed’, moet hij toegeven. ‘Als ze naakt was, dan was het ongetwijfeld de bijna zichtbare sluier van haar hoffelijkheid en vreugde, waardoor mijn verbeelding de illusie vasthield dat achter haar een lange, blinkende mantel over het blijde gras golfde. Als ze gekleed was, was de illusie van naaktheid vast en zeker het gevolg van de helderheid van haar innerlijk, die door de kleding heen scheen.’ De bijbel suggereert dat we uit de dood zullen opstaan in ons lichaam, maar tegelijk lijkt dat in de bijbelse beschrijvingen meer te zijn dan ons lichaam. Het lichaam is verheerlijkt, glorieus. Het is een lichaam dat geen schaduw meer is, maar werkelijkheid, zo werkelijk dat het net als Jezus in zijn opstandingslichaam door tijd en ruimte kan verplaatsen en tussen de atomen van een muur kan doordringen.
We zullen na onze opstanding bovendien helemaal tot onze bestemming komen. Onze verlangens (zelf al sacramenten waarin de verlangens van God zichtbaar worden) zullen worden vervuld. En dat zal voor iedereen anders zijn. Mijn diepe verlangens zijn namelijk anders dan die van jou. Maar al onze verlangens zijn bedoeld om door God volkomen vervuld te worden. Daarom zegt Lewis in The problem of pain: ‘God will look to every soul like it first love, because He IS its first love’. Ik aarzel om meer te schrijven over dit onderwerp, omdat ik de neiging heb alles van C.S. Lewis te willen aanhalen. Lees van hem het essay ‘The Weight of Glory’. Hij zal je overtuigen dat God ons verlangen niet te sterk vindt, maar eerder te zwak. Dat ons verlangen is wat ons bij Hem doet uitkomen. Hij maakt ook duidelijk dat er geen jaloezie zal zijn in de eeuwigheid. Zoals het er ook nu niet hoeft te zijn, als iemand helemaal zichzelf is. Ik kan bijvoorbeeld nu ervan genieten dat iemand graag wil rotsklimmen en daar helemaal voor gaat, juist omdat ik mezelf toestemming heb gegeven mezelf te zijn, en dus niet hetzelfde hoef te winnen.

Ik ben samen met mijn vrouw behoorlijk bezig met persoonlijkheidstypetheorie, voornamelijk aan de hand van de Myers Briggs Type Indicator. Die levert voor je persoonlijkheid een code op van vier letters. Ik kom uit testen als een INFJ - het zeldzaamste persoonlijkheidstype, volgens de websites. In de beschrijvingen van dit persoonlijkheidstype staat vaak dat het van nature spiritueel is, gericht op de groei van zichzelf en van anderen, en begripsvol voor anderen, maar streng naar zichzelf toe. (Wees gerust, deze paragraaf zal ook over toekomstverwachting gaan. Al is er over MBTI, persoonlijkheid en geloof een hele nieuwe serie artikelen te schrijven!). Nu had ik het er met mijn vrouw over dat de eigenschappen van een INFJ me als gelovige een voordeel zouden kunnen bieden. En ik vroeg me af of dat niet betekende dat ik nog meer mijn best moest doen. Ik dacht dat het betekende dat ik niet tevreden kon zijn met wat ik al voor de heer deed, als het bij mijn persoonlijkheidstype hoorde. Ondertussen vroeg mijn vrouw zich af waarom er niet meer INFJ’s waren in de wereld, omdat de wereld meer serieuze, gewetensvolle wereldverbeteraars kan gebruiken.
Ik besloot het een keer aan God te vragen terwijl ik over straat naar huis liep. En ik kreeg in mijn gedachten antwoorden. Antwoorden die ik ook heel mooi zou vinden als ze uit mijn eigen gedachten voortkwamen, maar voor zover ik wist waren het geen voor mij natuurlijke gedachten. En ze kwamen met de klank die ik met Gods stem heb leren associëren. Ik vroeg aan de Heer waarom er niet meer INFJ’s waren. Het antwoord dat ik kreeg was dat God er niet meer nodig had. Kennelijk was het voldoende voor zijn plan dat 1 procent van de populatie INFJ is en zijn er meer nodig van praktische, handelende persoonlijkheidstypes. Toen ik de Heer om meer vroeg, kreeg ik in gedachten dat het zelfs niet goed zou zijn als er meer waren. Per slot van rekening worden ook Hitler, Osama Bin Laden en Ayatollah Khomeini gezien als INFJ’s, ze kunnen mensen inspireren tot het goede, maar kennelijk ook tot het kwade. Ik vroeg de Heer of ik omdat ik INFJ was meer moest presteren. Maar ik kreeg in gedachten dat het enige wat ik hoefde doen was mezelf te zijn. Ik zou vanzelf anderen inspireren, inzichten en gedachten delen met belangstellenden, schrijven en spreken. En omdat 1 procent van de populatie INFJ is, ‘hoef’ ik in principe maar 99 mensen te bereiken (dat bedacht ik zelf). Het bracht me rust - ik hoef me niet te verkopen, ik hoef mezelf niet succesvol te maken, ik hoef niet op anderen te lijken. Ik mag mezelf zijn.
Tenslotte vroeg ik aan de Heer in mijn gedachten of het eerlijk was als ik in de eeuwigheid zou krijgen wat ik verlangde, als ik inderdaad krijg wat mijn verlangen is, namelijk steeds dieper in de betekenis van God te mogen afdalen. Maar ik kreeg in gedachten dat niemand jaloers op mij zou zijn. Want andere mensen willen niet hetzelfde als ik. In de eeuwigheid zal de een op zijn plek komen in het zingen en muziek maken met anderen, de ander in het verkennen van nieuwe werelden, de ander in het steed dieper doordringen in de diepten van God. En niemand zal jaloers op hen zijn, want ze zullen allemaal zichzelf zijn. Dit geldt voor alle persoonlijkheidstypen. God zal hen allen op hun eigen manier vervullen. Ook dat nam een laag van mijn schuldgevoel weg, en ik kon vrij ademhalen. God houdt van mij omdat hij God is en daarvoor kiest. Dat heeft hij laten zien in Jezus’ dood en opstanding. Ik mag dat accepteren en leven in die liefde, en mezelf accepteren als Gods geliefde kind. In die acceptatie mag ik mezelf zijn, doen wat mijn hand vind om te doen, en de mensen in mijn omgeving liefhebben. Meer niet. Zo goed is het goede nieuws!

donderdag 1 augustus 2013

Mijn favoriete films (3): de top 5!

En zo komen we uit bij mijn absolute persoonlijke top 5 van films. Hoewel, afhankelijk van welke film ik het laatst heb gezien, de plek op de ranglijst van een of twee van deze films wel kan wijzigen, weet ik van alle vijf deze films dat ze in de top 5 horen, en de nummer 1 staat ook al jaren op die positie. Je kunt veel over iemand te weten komen door hem/haar naar zijn/haar favoriete films te vragen. Sommige verhalen resoneren met ons meer dan met anderen, ze spreken heel individuele verlangens aan, maar zeggen ook iets over de verlangens van de menselijke soort. Voor mij is de populariteit van veel van deze verhalen een hoopgevend teken. Ze suggereert volgens mij dat mensen behoefte hebben aan betekenisvolle verhalen, waarin de keuzes van mensen (voor of tegen het goede) er toe doet, zelfs als de wereld hopeloos lijkt. Verhalen waarin mensen elkaar werkelijk zien als waardevolle individuen en bereid zijn zich op te offeren voor een ander. Verhalen waarin schoonheid wordt gezien en beschermd, waar kwetsbaarheid geen schande is, maar een teken van kracht, en waar uiteindelijk als in de verhalen van Tolkien, een glimp doorbreekt van de wereld buiten deze wereld, de eu-catastrofe, dat gelukkige einde waarbij iedereen zijn ware naam ontvangt en tot zijn bestemming komt. De kerk heeft volgens mij deze aspecten soms uit het oog verloren. We hebben een verhaal verteld dat veel te klein was. Het evangelie is het beste verhaal dat er ooit geweest is! Het is beter dan Star Wars, beter zelfs dan The Lord of the Rings. Laten we het dan ook zo vertellen.

5    The Matrix
De Matrix in de bioscoop zien is een van mijn mooiste filmherinneringen. Wat was dat een overweldigende ervaring. Ik weet niet of ik ooit zo overdonderd ben geweest door een film. Daarna heb ik hem nog een keer of tien gezien. Ik ken hem bijna uit mijn hoofd. Laten we het niet over de vervolgfilms hebben - de eerste film was werkelijk baanbrekend. Visueel: de ‘bullet-time’-beelden, de vechtscenes, de coole zonnebrillen. Maar ook wat het verhaal betreft: alternatieve werkelijkheden, filosofische verwijzingen. Een op het eerste gezicht eenvoudig verhaal dat zo’n enorme gelaagdheid meekrijgt dat er boeken over geschreven zijn. Wat is werkelijkheid? Kunnen we geloven wat onze ogen ons laten zien? Zijn er andere machten dien ons een valse werkelijkheid voortoveren (de media? de cultuur? machthebbers)? En hebben we een bestemming? En als dat zo is, kunnen we dat van tevoren weten, of is het iets dat we ontdekken door een sprong in geloof te wagen? Wat is dat, een sprong in het geloof? En wat zijn déjà-vu's? Veel goed in het gehoor liggende citaten, een moedig vrouwelijk karakter (geen ‘damsel in distress) en een messiaans einde. Niet voor niets heb ik in mijn manuscript 'Wat als God je verhaal vertelt' uitgebreid voorbeelden uit deze film gebruikt. Ik zal hem nog veel vaker kijken, dat weet ik zeker.

4    Avatar
In mijn eerste recensie die ik over deze film schreef, zei ik ‘Hoe kan een film meer overeenkomen met mijn specifieke vorm van verbeelding? Met mijn verlangen om andere werelden te verkennen en de schoonheid te ontmoeten van het andere?’. Ik denk niet dat het kan. Pandora is een fascinerende, mooie wereld, waar ik zou willen leven. Een wereld die bedreigd wordt door menselijke hebzucht. De vier meter grote, blauwe inwoners van de planeet zijn menselijker dan de mensen, en dus zijn de mensen hier de ‘bad guys’. Het draait niet om uiterlijk. Als de Na’vi zeggen ‘I see you’, bedoelen ze dat ze het innerlijke karakter zien. Dit lijkt aanvankelijk een standaard verhaal van de blanke die de inboorlingen wel eens zal redden, maar James Cameron geeft er een mooie twist aan. De overwinning wordt in dit verhaal niet tot stand gebracht door de held, maar door de god van de wereld aan wie hij zich heeft overgegeven (de wereld zelf is een intelligentie). Het draait uiteindelijk om vertrouwen en uitstappen in geloof. (De held moet zelfs door de heldin worden gered - hij doet zelf niet eens zo veel als je het goed bekijkt). De film suggereert ook dat relaties zijn waar het om gaat. Relaties maken ons menselijk. Daarnaast zijn er natuurlijk spectaculaire actiescènes, vliegende reptielen en een oerwoud als een koraalzee. Op de TV is er geen 3-D, maar ook op een kleiner scherm blijft het verhaal overeind.

3    Wall-E
Een animatiefilm is de hoogst genoteerde SF-film van mijn lijst, toch best wel een prestatie. Een animatiefilm over een afvalverwerkende robot op een door vuil overdekte aarde, waarvan de eerste helft op een stille film lijkt. Een film die troosteloos zou kunnen zijn, ware het niet dat Wall-E zelf zo’n hoopvol karakter heeft. Een romanticus is hij. Als hij de nieuwere robot Eve tegenkomt, raakt hij op slag verliefd en hij volgt haar de ruimte in, naar het ruimteschip The Axiom. Daar wordt de door liefde gedreven robot gewoon door wie hij is de bevrijder van zowel robots als mensen. De robots zijn onvrij omdat ze alleen vaste paden kunnen volgen. De mensen zijn onvrij omdat ze juist niets doen. Dwang versus passiviteit, twee vormen van onvrijheid. Wat Wall-E voor beiden doet is ze het echte leven te laten zien, wat bij zowel mensen als robots verlangen opwekt. Verlangen om niet langer alleen te overleven, maar om echt te leven. De scene waarin de kapitein, die altijd op bed heeft gelegen, eindelijk gaat staan, met als doel de leugens van de boordcomputer te weerspreken, is indrukwekkend. Daarnaast zijn er de mooie beelden (ook die van een verlaten aarde), subtiele humor, en prachtige momenten zoals de dans van Wall-E en Eve. Ik kan deze film tientallen keren kijken en er toch geen genoeg van krijgen.

2    Les Miserables
De film is nauwelijks een half jaar oud en hij staat al op ‘2’ in mijn persoonlijke top 25. Dat lijkt wel veel eer! En ik zal direct toegeven dat wellicht mijn liefde voor het boek (dat ik vorig jaar heb gelezen en dat veel indruk op me maakte) op de film is overgesprongen. Maar de film is zelf ook indrukwekkend (als je het boek kent wordt hij alleen maar indrukwekkender). De film zet de wet, die individuen hun identiteit ontneemt en ze beschouwt als cijfers, tegenover genade, die mensen een tweede kans biedt, het goede in ze ziet, en ze daardoor meer zichzelf maakt. De film gaat over idealisme, dat waardevol is, ook al mislukken revoluties. De film gaat over armoede en onrecht, en over profiteurs en straatjochies. De film gaat uiteindelijk over hoop en het koninkrijk dat komt ‘voorbij de barricade’. En ik wil als ik later groot ben net zo goed zijn als Jean Valjean, de hoofdpersoon. De muziek is indrukwekkend, prachtig gezongen (zelfs Russell Crowe is goed als Javert), en geacteerd (Hugh Jackman is voortaan Jean Valjean voor me, ook als hij Wolverine speelt), en de beelden zijn spectaculair (de bestorming van de barricade). Waarom Marius voor Cosette kiest zal ik nooit kunnen begrijpen, maar goed, Hugo had 19e-eeuwse ideeën over romantische liefde waarschijnlijk. Hoe geweldig mijn verloofde en ik deze film vonden moge blijken uit het feit dat we een tekst uit de film op onze trouwkaart zetten, en op onze huwelijksreis naar een voorstelling van de musical zullen gaan. De tweede positie op deze lijst is daarmee volgens mij wel gerechtvaardigd.

1    The Lord of the Rings - The Two Towers
Er is geen film die ik vaker in de bioscoop heb gezien dan The Lord of the Rings-The Return of the King. Toch heb ik die niet op de eerste plek gezet in mijn film top 25, maar het middelste deel van de serie. Maar ook die heb ik minstens zes keer in de bioscoop gekeken. Zo indrukwekkend vond ik hem. En de Extended Edition heb ik nu ook wel zo’n vijf keer gezien. Eigenlijk geldt deze topnotering voor de hele trilogie, die vertelt immers een enkel verhaal, waarvan Return of the King eigenlijk de minste is. The Lord of the Rings is, zoals Tolkien al opmerkte, een werk van christelijke verbeeldingskracht. Het is een rijke wereld, waar je als lezer en als kijker in wordt ondergedompeld en die je verbeelding vult met symbolen van goedheid, opoffering, trouw en vriendschap. Het voelt als waarheid, ook al weet je dat het verzonnen is. Zozeer zelfs, dat als de hemel er is, die er voor mij uit zal zien als Tol Eressea - “white shores and beyond them a far green country under a swift sunrise”.
The Lord of the Rings is het verhaal van de overwinning van het zwakke, het kleine op de machthebbers - of het nu machthebbers zijn die gebruik maken van techniek (zoals Saruman), of van mentale overheersing (Sauron). Ze kunnen op het punt staan te overwinnen, maar als alles verloren lijkt, gloort er hoop. De enten zijn geweldig in beeld gebracht en hun vernietiging van Orthanc is een hoogtepunt van de film. Maar ook de bevrijding van Theoden spreekt van de macht van de waarheid over de leugen. En dan is er Gollum, die door de liefde van Frodo zijn naam herontdekt, en de kans maakt zijn identiteit weer te vinden na talloze jaren beheerst te zijn geweest door machten buiten zichzelf. Oh, Tolkien is niet boven kritiek verheven. Ik denk dat zijn gelijkstelling van bepaalde volken en rassen met het kwaad veel te makkelijk is. Aan de andere kant loopt ook bij Tolkien de scheidslijn tussen goed en kwaad door het hart van individuen, en er is daarvan geen beter voorbeeld dan Gollum. Als een van mijn broers een boer laat, zeg ik nog steeds tegen hem: ‘You said something entish’. Het is alweer anderhalf jaar geleden dat ik deze films voor het laatst heb gekeken. Het wordt tijd voor een nieuwe ronde. Ik zal deze tot aan mijn dood blijven kijken en herkijken, dat weet ik eigenlijk wel zeker, zoals ik het boek ook zal blijven herlezen. Ik kan alleen maar voorzichtig hopen dat mijn eigen boeken iets kunnen doorgeven van de hoop en visie van Tolkien op de ‘wereld achter de wereld’.

vrijdag 19 juli 2013

Gedicht: De wereld roept

De wereld roept

De wereld roept,
met miljoenen
stemmen luid,
mij uit mezelf,
de ogen open,
wijd gesperd,
door er te zijn.
Niet afgezaagd
maar elke morgen
nieuw. Wind waait
waarheen hij wil.
Maar ook niet hip
en volgt geen trends,
bestaat gewoon,
dringt zich niet op,
nodigt kwetsbaar
uit. Ik ben
geen machine
maar mens en leef
in dit heelal,
zelf geschapen,
en zie de hand
die maakt en wenkt.
Ik kom tot rust,
wacht als de bloem,
de vogels af
het Koninkrijk.

vrijdag 7 juni 2013

Weg van de kerk (2): Nu anglicaans?

Een paar punten waarom ik zo enthousiast ben over de anglicaanse kerk (in willekeurige volgorde).

- De aandacht voor schrijvers en filosofen in de dienst (citaten van Tolkien, Lewis en Kierkegaard, maar ook Peanuts). Het is een kerk waar ruimte is voor intellect en creativiteit.
- Een paar van mijn favoriete schrijvers zijn anglicaans. N.T. Wright, John Stott, C.S. Lewis, Adrian Plass, Alistair McGrath - om er een paar te noemen. Maar vlak voordat ik voor het eerst naar de anglicaanse kerk ging, las ik een boek van Brenee Brown over schaamte en kwetsbaarheid. Ik ontdekte dat zij ook een anglicaanse kerk bezocht. De wetenschap dat iemand uit deze kerk zo over kwetsbaarheid kon schrijven, maakte dat ik er ook meer vertrouwen in kreeg. Verder ontdekte ik dat een van de filmrecensenten die ik volg (van de One Minute Reviews) een anglicaanse voorganger is. In zo’n gezelschap voel ik me wel thuis! Zo wie zo komen de meeste andere schrijvers die ik graag lees uit een liturgische, sacramentele kerk (katholiek, orthodox, presbyteriaans, episcopaal-luthers): J.R.R. Tolkien, G.K Chesterton, Peter Kreeft, George McDonald, John C. Wright, Gene Wolfe, Brennan Manning en Madeleine L’Engle, maar ook iemand als Robert Farrar Capon.
- Ik hoef in deze kerk niet volmaakt te zijn. Sterker nog, men gaat ervan uit dat ik niet volmaakt ben. De dienst begint met een collectieve schuldbelijdenis, waarna de vergeving van God wordt uitgesproken. Wat ik benoem als ‘het verhaal van de zwakheid’, wordt hier beleefd.
- Het sacramentele denken (dat ook aansluit bij ‘het verhaal van de zwakheid’, dat ervan uitgaat dat God het is die in ons werkt, die ons uit de dood opwekt). Dit uit zich in het feit dat wekelijks het avondmaal wordt gevierd, en dat het avondmaal niet wordt gezien als alleen een symbool dat ons helpt terugdenken aan het offer van Jezus, maar als werkelijk representatief voor het offer van Christus. Delen in het avondmaal is op een reële manier het ontvangen van het lichaam en het bloed van Christus, en bewerkt daarom ook de verandering van de verlossing. Maar dat is niet het enige waardoor God werkt. God werkt ook door de schrift heen! Het woord wordt gelezen, niet zodat wij ermee aan de slag kunnen gaan, maar zodat het Woord (met hoofdletter) door het woord in ons kan werken. Daarom gaat men er ook bij staan. Zo zijn er meer punten waarbij het duidelijk is dat het er niet om gaat wat wij voor God kunnen of moeten doen, maar om het ontvangen wat God voor ons heeft gedaan en nog steeds doet.
- Mooi is daarom steeds de houding van het ontvangen. Bijvoorbeeld bij het deelnemen aan het avondmaal. Het raakt me echt om dat weer elke week te kunnen doen. En niet door (zoals bij de evangelische kerk die ik bezocht) bij een kruis te knielen en zelf brood en wijn te pakken, maar door brood en wijn te ontvangen. Het raakt me dat ik alleen mijn handen hoef te openen en dat het brood erin wordt gelegd met de woorden ‘Het lichaam van Christus’. En ik hoef alleen maar ‘Amen’ te zeggen. Geen ‘dank je wel’, want het gaat niet om degene die het brood geeft, maar alleen ‘amen’ - ‘zo is het’. De verlossing is iets dat Christus geeft, waar ik alleen maar mijn handen voor hoef te openen. Ik hoef het niet zelf te doen. En dat wordt in deze vorm heel duidelijk.
- Ik vind de liederen mooi. Ze draaien niet om onze reactie op het evangelie (zoals veel van de opwekkingsliederen). Ze uiten niet dat ikzelf blij of dankbaar ben, of enthousiast, of gelovig. Ze gaan over het werk van God, het werk van Christus, het werk van de Heilige Geest. Ze gaan over het goede nieuws. En ik kan ze zingen hoe ik mij ook voel! Ik kan ze zingen als belijdenis van de waarheid. Niet over mijn eigen gevoel (want dat is vaak niet zo zoals het in evangelische liederen wordt beschreven), maar de waarheid over Christus.
- Dit geldt voor de liturgie in het algemeen. Die bestaat voor grote delen (waar het niet gaat om het ‘ontvangen’) uit het samen met alle heiligen uitspreken van de waarheid, bijvoorbeeld in de geloofsbelijdenis, of in de lofprijzing. Elke zondag opnieuw spreek ik uit wat ik geloof. Dat Jezus is gestorven, dat hij is opgestaan, dat hij aan de rechterhand van de vader zit. Ik spreek uit dat God naar ons toe alleen maar genadig is. Ik spreek uit dat ik uitzie naar de opstanding en de wereld die komt (elke zondag minstens twee keer!).
- Wat ik vroeger dacht over liturgie, dat het door de herhaling een ‘vormpje’ wordt, dat niet echt meer zou worden beleefd door de mensen, wordt hier wel ontkracht. Ik let steeds op op de voorgangers. Maar die spreken de woorden elke keer uit vol overtuiging. Prachtig! Het zijn voor hen geen ‘dode’ maar ‘levende’ waarheden. Ze spreken over een realiteit waar ze volledig achter staan. Hier is geen woord vrijzinnigheid bij.
- Tegelijkertijd geloof ik dat waarheden juist door herhaling werkelijk deel van ons gaan uitmaken. Ze zijn nog niet tot je doorgedrongen als je ze een keer hebt gehoord en hebt beaamd. Intellectuele instemming is niet voldoende. Ze moeten landen in je hart en je leven gaan bepalen. Hier is het niet voldoende een keer het evangelie te horen, het evangelie moet steeds opnieuw worden ontvangen. Daarom zijn rituelen zo belangrijk!
- Het diverse gezelschap: de aanbidding is hier daadwerkelijk ‘uit elk geslacht en stam en volk en natie’. Engelsen, Amerikanen en Nederlanders zitten naast Indiers en mensen uit Afrika. En bovendien hebben we vrouwelijke voorgangers en sprekers. Hier wordt in praktijk gebracht dat er in Christus geen onderscheid is tussen man en vrouw, slaaf en vrije, jood en griek.
- Ik hoor elke zondag twee tot drie schriftgedeeltes (waarvan een uit een van de evangelien), die ik trouw meelees, en ik zing een van de psalmen mee, en daarnaast is een groot deel van de liturgie geciteerd uit de bijbel. Het mooie is dat er een kerkelijk jaar wordt gevolgd, waardoor door het jaar een groot deel van de bijbel aan bod komt, en de belangrijke momenten van het geloof allemaal aandacht krijgen!
- Verder is er bijna elke zondag gebed, voor de kerk, voor zieken, voor zendelingen. En eens per maand is er de mogelijkheid gebed te ontvangen voor genezing en heelheid. Veel mensen maken hier gebruik van, wat mooi is om te zien. Dat herinnert me eraan dat Leanne Payne, en Lin Button (die in Nederland conferenties verzorgt over innerlijke genezing), ook uit de Anglicaanse kerk afkomstig zijn. En Martin Tensen die deze conferenties organiseert bezoekt ook een anglicaanse kerk. Genezing en herstel wordt in deze kerk serieus genomen!
- Ook in de preken hoor ik het evangelie. Tot nu toe werd in elke preek expliciet verteld dat Jezus is gestorven en opgestaan. En in bijna elke preek werd de nadruk gelegd op de liefde van God voor elk van ons. Afgelopen zondag nog stelde de leider van de dienst dat het allemaal draaide om Jezus, dat hij degene is waar het om gaat in het christelijk geloof. En de spreekster legde er de nadruk op dat God ieder van ons liefheeft, niet als deel van een collectief, maar als individu, zoals we zijn. Het is de boodschap die langzaam bij me komt binnendruppelen. Dit is een plek waar ik kan leren het eindelijk te geloven, dat ik de geliefde van God ben.
- De hele drie-eenheid komt aan de orde in de diensten. God de Vader, de Zoon en ook de Heilige Geest. Ze hebben alle drie een belangrijke plek. En, een punt dat mijn verloofde inbracht: aan alle aspecten van God wordt aandacht besteed - God als Vader, maar ook God als Koning, of als Rechter. Er is ruimte voor ontzag, maar ook voor intimiteit. Dat evenwicht is mooi!
- De nadruk op schoonheid en mysterie, in de symbolen, maar ook in het mooie kerkgebouw, met een prachtige tuin, vlak bij de Scheveningse bosjes, in het prachtige gebrandschilderde raam, maar ook in de muziek! Het orgel speelt onder andere muziek van Bach. Er is een koor dat prachtig zingt. Soms zijn er andere instrumenten (viool, piano). Muziek (ook zonder tekst) wordt als belangrijk gezien. Schoonheid is voor mij een belangrijk thema. Schoonheid communiceert iets over de natuur van God, zonder dat het uitgelegd hoeft te worden. Ik merk dat dit een plek is waar dat herkend en gewaardeerd wordt. Geen wonder dat veel kunstenaars uit sacramentele, liturgische tradities komen. Ik sprak laatst met een kennis die ik ooit op het Flevofestival heb ontmoet waar ze een workshop tekstschrijven gaf. Ze blijkt voorgangster te zijn in een presbyteriaanse kerk. En ook zij gaf aan dat de ruimte voor schoonheid en mysterie daar heel belangrijk is. God werkt in mysterieuze wegen, die niet altijd voor ons in woorden te vatten zijn. En dat moeten we ook niet altijd proberen.
- De vriendelijkheid van de mensen. Dit kan misschien aan de Engelse volksaard liggen, maar er zijn veel mensen in deze kerk met een heel rustige, vriendelijke natuur. Bianca en ik werden direct verwelkomd, men vroeg geïnteresseerd naar ons en onze interesses, en de volgende keer werden we herkend. Zonder dat er direct druk op ons werd gelegd. Dit voelde heel verwelkomend. En ik geloof dat het minstens voor een deel voortkomt uit de theologie van deze kerk, en wat ze geloven over de liefde van God, die naar ons toe alleen maar genade is.
- De oproepen voor vrijwilligers komen bovendien niet manipulerend over, eerder uitnodigend (misschien kan ik me ook eens inzetten) en de collecte wordt niet aangekondigd. Soms heb ik niet eens door dat het al zover is. Ik voel me nergens toe gedwongen.
- Mooi onderdeel van de dienst: elkaar de zegen van God toewensen. De mensen om je heen de hand schudden, in de ogen kijken, en de zegen van God toewensen. Prachtig. Mijn verloofde zei dat ze dat vroeger ook het mooiste onderdeel vond van de katholieke kerk.

Bij deze opsomming zal ik sommige mooie dingen nog vergeten zijn, maar het is denk ik genoeg om te snappen waarom mijn verloofde en ik na vijf diensten nog steeds enthousiast zijn. We hebben een geestelijk thuis gevonden. Geen wonder dat ik dus nog even in de ‘cage phase’ zit. Uiteindelijk zal ik ook wel punten zien die een beetje ‘schuren’ (er is altijd wel wat), en ik zal me daar niet door van mijn stuk proberen te laten brengen, maar ik vermoed dat die niet zullen opwegen tegen wat ik hierboven opsomde. In elk geval heb ik er zin in komende zondag weer te gaan!

Aandachtige lezers van mijn blog hebben vast herkend dat wat mijn aanspreekt in de anglicaanse kerk aansluit bij wat ik de afgelopen jaren op mijn blog heb geschreven over mijn worsteling met de (evangelische) kerk en mijn zoektocht naar God en zijn genade. In een volgend bericht wil ik terugkijken op die zoektocht en een paar van mijn eerdere blogberichten citeren die licht werpen op mijn reis!