Posts tonen met het label Jezus. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Jezus. Alle posts tonen

zaterdag 21 november 2015

Filmbespreking: The Hunger Games - Mockingjay part 2

Als er recent een avond was waarop het onmogelijk had moeten zijn voor mij om in slaap te vallen, was dat vorige week vrijdag. Nu kan ik erom lachen, maar toen was het wel anders. Ik had namelijk eerst een behoorlijk pittig gesprek gevoerd met mijn vrouw, over de verschillende manieren waarop we omgaan met boosheid, en met grenzen, en dat soort dingen. Goed, maar wat ik zei: pittig. En onze ervaring is eigenlijk dat we dat soort gesprekken niet laat op de avond moeten hebben, want allebei nemen we dat dan mee de nacht in en kunnen we lang wakker liggen. Nu was het kwart voor twaalf. Ik had mijn telefoon voelen afgaan eerder op de avond, maar dat genegeerd. Nu zag ik een mailtje van mijn ouders. Ze waren op een kettingbotsing ingereden met 80 km per uur, en de auto was kapot. Gelukkig waren ze niet gewond, maar ze wisten niet of er misschien later nog klachten zouden volgen. Een behoorlijke schok! En tot overmaat van ramp opende ik ook nog eens Twitter. En mijn hele tijdlijn van de uren daarvoor stond vol met tweets over Parijs! Niet een paar meldingen, maar keer op keer hetzelfde bericht geretweet, en wanhopige of boze commentaren, of commentaren die al opriepen niet te gaan haten. Ik ben uiteindelijk toch maar naar bed gegaan. Ik denk dat er een wonder plaatsvond, want ik sliep ondanks alles behoorlijk goed.

Hier moest ik aan terugdenken toen ik in de bioscoop de film The Hunger Games Mockingjay part 2  zag, want ik realiseerde me dat dit een film is die voor het huidige tijdsgewricht gemaakt lijkt te zijn. De filmmakers zullen het niet geweten hebben toen ze de film draaiden, maar hij sluit wel heel naadloos aan op de gebeurtenissen van nu. Ik geloof dat de Hunger Games-boeken en films een mythe zijn voor onze tijd. En daarom verdienen ze een bespreking op mijn blog! De laatste tijd heb ik weinig filmbesprekingen geschreven. Voor een deel omdat ik er weinig tijd voor had, want mijn verhalen vragen nu veel aandacht, en voor een deel omdat er voor mijn gevoel weinig in de bioscoop voorbijkwam dat er ‘diep’ genoeg voor was. Inside Out was trouwens wel erg goed! Maar over de eerdere drie delen in deze serie heb ik ook essays geschreven (hier, hier en hier), dus kon ik dit jaar niet achterblijven. The Hunger Games Mockingjay part 2 is trouwens ook gewoon een heel goede film! Net als de voorgaande delen is hij weer visueel heel sterk, maar dit keer worden de ondergrondse gangen van District 13 verruild voor de decadente wolkenkrabbers van de hoofdstad, wat krachtige effecten oplevert. Artikelen vooraf beloofden dat deze film een en al actie zou zijn, maar dat is niet het geval. De ontwikkeling en de emoties van de hoofdpersonen staat opnieuw centraal, en eigenlijk blijven zij (zoals dat natuurlijk hoort voor tieners!) achter de frontlinies. En als ze die linies dan eindelijk bereiken, lopen de gebeurtenissen anders dan ze gehoopt hadden. De actie die er is, is spectaculair. Vooral een ondergrondse scene, die me op het puntje van mijn stoel deed zitten. En wat is Jennifer Lawrence een geweldig actrice. De camera zoomt regelmatig in op haar gezicht, waar ze haar stoïcijns ogende karakter door een kleine oogbeweging een enorme diepte van gevoel laat communiceren. Ze zou voor haar rol een Oscar moeten krijgen! De andere acteurs hebben dit keer minder te doen, maar ik vond Josh Hutcherson als Peeta ook prima. Het is wel raar dat Gwendoline Christie in maar een scene voorkwam!
Door de dood van acteur Philip Seymour Hoffmann vorig jaar vallen er een paar gaten in het verhaal, die provisorisch zijn opgevuld, en een belangrijke scene in het boek die heel bepalend is voor de hoofdpersoon, lijkt in deze film iets minder impact te hebben. Maar dat kan mijn ervaring zijn. Ook had de allerlaatste scene wat mij betreft weg mogen blijven, aangezien alles daarvoor ook al was gezegd. Maar vooral ben ik er eigenlijk droevig over dat er geen nieuwe vervolgen meer zullen zijn - de laatste jaren waren de Hunger Games-films, de films waar ik dat jaar het meest naar uitkeek.

De nieuwste film bestrijkt ongeveer de tweede helft van het boek (vandaar het ‘part 2’ natuurlijk). De verschillende provincies van Panem zijn eindelijk in opstand gekomen en het verzet is al helemaal opgetrokken tot District 2. Als ook dat gevallen is, is de weg vrij om op te trekken naar de hoofdstad. President Snow heeft dat door, en besluit de torens en lanen van de stad zelf te veranderen in een spelarena, vol dodelijke vallen. Katniss Everdeen, onze hoofdpersoon, biedt bij de leidster van district 13, Alma Coin, aan haar rol als de ‘spotgaai’ weer op te pakken en de strijders aan te moedigen, op voorwaarde dat ze ook zelf naar het front mag gaan. Ze wil namelijk weg bij Peeta, de andere overwinnaar van de hongerspelen, die echter is gehersenspoeld en haar probeerde te wurgen. Zo makkelijk komt ze echter niet van hem af. President Coin voegt hem namelijk toe aan haar team, om in de propaganda te laten zien dat ook Peeta aan de kant van de rebellen staat. Of heeft ze ook een ander doel? Dat wordt op een grimmige wijze duidelijk als Katniss en haar gezellen zich wagen in de dodelijke doolhof van het Kapitool, op weg naar het paleis van President Snow en een definitieve confrontatie.

Om nog even terug te komen op de gebeurtenissen in Parijs: ik merk dat het voor mijn gemoedsrust goed is er niet te veel over te lezen. Vooral niet omdat veel commentaar op social media wel heel erg emotioneel gekleurd is, niet makkelijk te checken is of de commentatoren gelijk hebben, en bovendien blijken er veel gefotoshopte of anderszins gemanipuleerde plaatsjes de ronde te doen. Net als met de verdronken vluchtelingen van laatst. Dit heeft allemaal een polariserende uitwerking, net als de retoriek van mensen als Wilders. In mijn bespreking van Mockingjay part 1 heb ik overigens geschreven hoe propaganda onze wereld wil veranderen in ‘goeden’ (tot wie wij natuurlijk behoren) en ‘slechten’ (de ander, vanzelfsprekend), maar dat we als christenen in navolging van Jezus een de-escalerende boodschap zouden moeten brengen. Ook nu richten mensen namelijk hun pijlen op moslims, en worden de grenzen weer gesloten voor vluchtelingen, terwijl geloof er niks mee te maken had (althans niet veel, niet meer dan het christelijk geloof verantwoordelijk gehouden kan worden voor de Westboro Baptist Church en hun demonstraties).
De reden dat deze mannen aanslagen pleegden heeft te maken met hun uitzichtloze situatie, bijvoorbeeld in de Parijse buitenwijken, de banlieu’s, waarbij ze het idee hebben (voor een behoorlijk deel terecht), dat de beschaving hen buitensluit en onrechtvaardig behandelt, dat de weg uit het dal voor hen steiler is dan voor geprivilegieerde blanke Europeanen. Als er dan fundamentalisten (dat hadden geen moslims hoeven zijn, want bijvoorbeeld de verhalen over de kruistochten laten zien dat het ook prima christenen hadden kunnen wezen) langskomen met de belofte van een betekenisvol bestaan, een heldhaftige dood en 72 maagden in het paradijs, dan vinden ze daarin een weg uit hun lege leven. Zoals het heldhaftige beeld van gangsters, rapper en ‘bling bling' dat biedt voor jongeren in de Amerikaanse ghetto’s. Het is door meerdere mensen ondertussen wel gezegd (maar in genuanceerde artikelen en die doen het nooit zo goed op Twitter), dat het ‘Westen’ nu niet moslims als vijanden moet gaan zien, vluchtelingen gaan buitensluiten of discrimineren of moskeeën gaan verbranden. Want dat speelt precies in de kaarten van de fundamentalisten die deze jongeren opzwepen. Het legitimeert namelijk hun betoog dat het ‘Westen’ de grote Satan is, de onderdrukker van ware gelovigen, en bestreden moet worden. De fundamentalisten waren, zo las ik, juist boos dat Europa vluchtelingen had binnengelaten en warm had ontvangen (nou ja, lauw in elk geval), omdat dit het vijandsbeeld zou ondergraven! En dat konden ze niet in hun retoriek gebruiken. Waar deze fundamentalisten (en fundamentalisten in het algemeen, ook de atheïstische of christelijke) zich echter niet bewust van lijken, is dat ze in hun strijd tegen een door hun aangewezen ‘onderdrukker’, zelf ook ‘onderdrukkers’ zijn geworden. Als ze ‘de grote Satan’ willen bestrijden, gebruiken ze daarvoor Satanische methodes.
Om even weg te gaan van het voorbeeld van Parijs, of de kruistochten of Westboro Baptist Church: ik lees tegenwoordig steeds meer kritiek op de ‘nieuwe atheïsten’ in de lijn van Richard Dawkins. Hij is namelijk ook fundamentalistisch, gebruikt drogredenen om gelovigen aan te vallen, maakt misogynistische of racistische opmerkingen, luistert niet naar andersdenkenden en zet zichzelf op een voetstuk. Alles waarvan hij eerder zelf christenen en moslims beschuldigde! Hij is zelf het spiegelbeeld van zijn vijand geworden. En daarmee roept hij weer weerstand op tegen zichzelf. In deze film is dat bijvoorbeeld in beeld gebracht in de persoon van Gale, een van de overlevenden uit het eerder verwoeste district 12. Hij komt met oplossingen waarbij ook burgers het leven zullen laten. Als Katniss hem vraagt waarom, antwoordt hij dat het oorlog is. En dan mag alles, als de overwinning maar wordt behaald. Het kapitool had burgers toch ook niet gespaard? Hij is zelfs bereid kinderen te doden om zijn doel te bereiken: de val van Snow. Maar wat hij zich niet realiseert, en Katniss wel, is dat de bewoners van het kapitool -zelfs degenen met sympathie voor de vrijheidsstrijders- hen zouden gaan haten, dat ze hen zouden gaan zien als bullies, als onderdrukkers, en dat ze uiteindelijk zelf ook weer in opstand zouden komen.
Het is een bekend fenomeen dat absolutistische bewegingen, hun eigen tegenstanders creëren: het kapitalisme bijvoorbeeld, door arbeiders te onderdrukken, creëerde het communisme. De katholieke kerk, door gewone gelovigen onder controle te willen houden, creëerde het protestantisme. En dat creëerde weer eigen tegenbewegingen toen ze hun eigen ideologie met vuur en zwaard gingen verspreiden. Een ideologie creëert automatisch een anti-ideologie en zo verder, ad infinitum. Uiteindelijk is er geen onderscheid meer. Dit gevaar kan iedereen treffen. Ook goed bedoelende activistische christenen, die zich zo druk maken om onrecht in de wereld, dat ze anderen (bijvoorbeeld mensen die zich daar niet druk om lijken te maken, die zich niet net als zij inzetten of die niet hetzelfde voelen) als minderwaardig gaan wegzetten, of ze een schuldgevoel aanpraten. Een voorbeeld in de film van dit principe is het karakter van president Alma Coin. Al eerder was duidelijk dat mensen in district 13 niet veel vrijer waren dan in de districten onderdrukt door president Snow. Ja, mensen waren gelijk, maar ze moesten zich aan heel strakke regels houden (in het boek is dat nog sterker). President Coin kleedde zich echter aanvankelijk gewoon als zij. In de vorige film ging ze de adviezen opvolgen van een communicatieadviseur uit de hoofdstad, en nu gaat ze zich langzaam onderscheidend kleden. Eerst subtiel, maar later zijn haar gewaden bijna net zo luxe als die van Snow. Ze blijkt net zo’n dictator te zijn geworden, en hanteert dezelfde methoden als hij. Maar president Snow was er in elk geval eerlijk over dat hij die methoden gebruikte. Zij verschuilt zich achter propaganda.
Zoals deze illustratie ons toont, is het soms moeilijk te zien dat je zelf een ideologie aanhangt, als het voor jou normaal is geworden (zoals geldt voor district 13 in de strijd tegen Snow), of omdat je erin bent opgegroeid (zoals de bewoners van Panem, die zich er niet van bewust zijn dat ze bevoordeeld zijn). Vandaar de vanuit de onderbuik komende reacties op aanslagen in Parijs. Want wij zijn ‘normaal’, en zij zijn ‘abnormaal’. Maar voor een groot deel van de wereld zijn wij de ‘abnormalen’. Niet alleen hebben de westerse landen de rijkdommen van de rest van de wereld uitgebuit en hele volken tot slaven gemaakt, ook nu nog stellen we onze welvaart ten toon, laten we mensen voor ons zwoegen in ‘lage lonen landen’, en dringen we hen ook nog eens onze idealen op van welvaart, uiterlijk en denken. Wij voelen ons vanwege ons economisch succes en militaire macht (want ethisch en religieus is ons succes maar matig) gerechtvaardigd om politie-agent te spelen in de wereld alsof wij van buitenaf elke situatie kunnen begrijpen. In het kort gezegd: voor een groot deel van de wereld zijn wij Panem, wij zijn de bewoners van het Kapitool, degenen die een extravagant leven leiden, terwijl de andere 98 procent moet meespelen in de ‘hunger games’. En dat is de briljante twist in de Hunger Games-serie, die de bioscopen vol doet stromen en tieners ertoe brengt zich te verplaatsen in een meisje uit de provincie, iemand uit de ‘derde wereld’, iemand die wordt onderdrukt en uitgebuit. Ze krijgen een spiegel voorgehouden, een die hen doet verlangen naar een weg uit de hardnekkige patstelling.

Wat die weg is? Hoofdpersoon Katniss Everdeen creëert aan het eind van de film een uitweg, waarvoor ze bereid is de schuld op zich te nemen en te sterven, maar het krachtigst is mijns inziens een scene in het begin van de film. Ze heeft er namelijk voor gezorgd dat de in een bunker opgesloten burgerbevolking veilig kan ontsnappen. Deze mensen vertrouwen echter niet werkelijk in de rebellen die hen de afgelopen tijd zo fel bestreden hebben. Als ze hun kans schoon zien, willen ze liever zekerheid dan in de val te lopen, dus trekt er een zijn pistool en gijzelt Katniss. En zij laat het gebeuren. Ze verzet zich niet. Ze wil niet tegen hem vechten, maar accepteert dat hij haar kan doden. Want, zegt ze: we horen niet tegenover elkaar te staan. We zijn allebei mensen. Ik ben niet meer waard dan jij. En ik wil daarom ook niet dat er voor mij gedood zou worden, zelfs niet als jij mij neer zou schieten. Ik sta namelijk niet boven jou. En daarmee wint ze hem. Ze is ‘als een lam dat ter slachting geleid wordt, als een schaap dat stom is voor zijn scheerders’ (Jesaja 53), ze vergeeft haar vijanden omdat ze niet weten wat ze doen, ze roept geen engelen ter hulp. Ze weigert op dat moment te leven volgens het verhaal van het conflict, en brengt de situatie terug tot een menselijk niveau, tot een individueel niveau. Niet twee ideologieën die tegenover elkaar staan, maar twee mensen. En die hebben altijd meer gemeen dan ze van elkaar verschillen. De geprivilegieerde, rijke, welvarende bewoner van het kapitool, is net zo goed mens als de onderdrukte. Ze accepteert dat de ander misschien niet zo ver is, of nog in de greep is van een ideologie, maar ze wil dat tegen geen enkele prijs versterken. Als haar afleggen van ideologie, opgeven van een ‘heldenverhaal’, haar weggeven van haar ego, ertoe leidt dat zij wordt benadeeld, of sterft, dan is ze bereid die prijs te betalen. Ze is bereid zich te laten kruisigen, als dat is wat de ideologieën willen, om zo te laten zien hoe onmenselijk de ideologieën zijn. Op die manier heeft ze de overheden en machten (de overheersende ‘heldenverhalen’ van district 13 en het kapitool) ontwapend. Ze ‘heeft hen openlijk te schande gemaakt en … over hen getriomfeerd’ (Kolossenzen 2:15). Vergezocht om dit met Christus te verbinden? Nee, want ik geloof dat dit is wat Hij heeft gedaan aan het kruis. Hij was bereid te sterven, als dat het gevolg was van zich niet met geweld te willen verzetten. Nee, Katniss is Jezus niet, en ze gebruikt meer geweld dan Jezus gedaan zou hebben, maar haar offerbereidheid toont wel een uitweg. Namelijk: laten we elkaar als mensen behandelen, ongeacht onze ideologie, ongeacht onze afkomst, geaardheid, geslacht of geloof. Moslims en christenen, atheïsten en rijke westerlingen (want wij zijn net zo goed mensen!), en Afrikanen en Indiers. Laten we een bewuste keuze maken onszelf en de ander niet te zien in termen van ideologie of religie, maar onszelf en de ander in de eerste plaats te zien als mens. En daarom waardevol. Punt uit.

vrijdag 19 juni 2015

Het spel verlaten (2): de chaos van de liefde

Bij het herzien van mijn mening over de film Tron Legacy, bedacht ik me dat het onderscheid tussen een transactioneel wereldbeeld en een sacramenteel wereldbeeld voor een goed interpretatiekader kon zorgen. Ik heb hier vaker over geschreven, zelfs in het verband van me niet meer met het christelijke systeem te willen associëren. Aan het begin van de film gelooft Flynn nog in het transactionele wereldbeeld. Hij gaat ervan uit dat hij door wat hij doet (zijn inspanningen) iets fundamenteels kan veranderen in de werkelijkheid, waardoor die perfectie gaat vertonen. Dit is de houding die uiteindelijk wordt belichaamd in Clu. Die manier van denken zit er bij ons diep ingebakken. Onze hele economie is erop gebaseerd, onze hele maatschappij rust op het idee dat we alles kunnen kopen. Gezondheid, geluk, succes, heiligheid en spiritualiteit. Als we maar genoeg betalen in geld, tijd, zelfkastijding of geloof, hebben we hier recht op. En wie deze dingen niet bezit, heeft dat aan zichzelf te wijten. Die heeft niet genoeg betaald. En mag daarom als minderwaardig worden behandeld (kijk maar hoe over mensen met overgewicht wordt gesproken, als hadden ze minder wilskracht en waren ze daarom moreel minder hoogstaand). Veel systemen vertonen uit hun natuur dit principe, aangezien ze een ‘bounded set’ vormen (zie mijn eerdere essay waar ik naar linkte). Ik geloof bovendien dat dit een kenmerk is van menselijke systemen, omdat het een menselijke constructie is, die wij op onze wereld projecteren.
Want de werkelijkheid is volgens mij niet transactioneel, maar sacramenteel. De perfectie waar Flynn naar streefde, was er al! Hij hoefde niet gekocht of gemaakt te worden. Hij hoefde alleen maar zichtbaar te worden. Net zo is betekenis niet iets dat wij kunnen genereren (niet de betekenis van anderen en niet die van ons eigen leven). We hebben allemaal al een ongedeelde betekenis, alleen al omdat we bestaan. Gods liefde hoeven we niet te verdienen, en onze acceptatie door hem niet terug te betalen, want de liefde van God is al realiteit, onafhankelijk van ons. We hoeven alleen maar onze ogen te openen, om te zien hoe die liefde in de werkelijkheid om ons heen zichtbaar wordt. Leven kan niet door mensen worden gemaakt, het kan niet worden gesynthetiseerd. Het is er of het is er niet. En het schiet vanzelf op, zelfs uit de dorre bodem van de woestijn, als de juiste omstandigheden er zijn. Als de natuur zijn gang gaat, en de regen valt, verandert de zandvlakte in een bloemenzee.
Dit is het verschil tussen techniek (een menselijke, transactionele activiteit om onze handelingen in resultaten om te zetten) en natuur. De natuur is sacramenteel. De eikel maakt zichzelf niet door zijn inspanning tot een eikenboom, maar in de eikenboom wordt zichtbaar wat al vanaf het begin in de eikel opgesloten lag. Wat verborgen was, wordt openbaar. De natuur is daarom voor mensen zo belangrijk, juist omdat ze er alleen maar is en niet kan worden gebouwd of gemaakt.
De Paus heeft hierover een encycliek geschreven, om ons te herinneren “that the living world provides not only material goods and tangible services, but is also essential to other aspects of our wellbeing.” In The Guardian schrijft een journalist daarom: “When we are close to nature, we sometimes find ourselves, as Christians put it, surprised by joy: “A happiness with an overtone of something more, which we might term an elevated or, indeed, a spiritual quality.” Het niet blootstellen aan deze blijdschap leidt juist tot onze hyperconsumptie, onze transactionele wereld: "Could the hyperconsumption that both religious and secular environmentalists lament be a response to ecological boredom: the void that a loss of contact with the natural world leaves in our psyches?” Wat wij nodig hebben, hoeven we niet te kopen of te verdienen, het is er al.

Dit is wat Flynn ontdekte in de film. In mijn recensie gaf ik aan niet te snappen wat de rol was van de ISO’s – de intelligente wezens, zowel naief als wijs, die verschenen in de wereld die Flynn en Clu aan het bouwen waren. Maar nu begrijp ik het beter. Deze ISO’s waren uitingen van een sacramentele werkelijkheid. Want is persoonlijkheid, identiteit, betekenis, niet ook al werkelijkheid? In elk geval kunnen wij zelf er niets voor doen: we hebben het al ontvangen, gewoon omdat we bestonden. En zo verschijnen ze ook in deze nieuwe wereld: in de ISO’s wordt zichtbaar wat al waar is. Dat is volgens mij waarom Flynn zo enthousiast roept dat ze alles zullen veranderen: religie, geneeskunde, wetenschap! Het sacramentele wereldbeeld zet de boel inderdaad op zijn kop! Het idee dat Jezus’ komst naar de wereld en zijn lijdensweg geen transactie waren, waarmee iets tot stand werd gebracht, geen koop of rechtspraak, maar dat in zijn leven en zijn dood en opstanding zichtbaar werd wat altijd al waar was geweest, is –in de woorden van Flynn-: ‘Radical, man!’ Dat Gods liefde onvoorwaardelijk is, en dat hij dat wat dood is levend maakt, zonder dat het daarvoor iets anders hoeft te doen dan dood te zijn, dat is werkelijk goed nieuws. Dit is wat in het sacrament van Jezus’ dood en opstanding zichtbaar werd, en wat zichtbaar is in het brood en de wijn en in de doop (de sacramenten).
God heeft in mensen een welbehagen. Punt. Systemen dragen daar niet aan bij. Sterker nog: systemen zijn geneigd of een slaatje te slaan uit de sacramenten, en te gaan reguleren wie er toegang toe heeft, of ze zelf te bestrijden en te verbieden. Want ze bedreigen de schijnperfectie die ze door hun inspanningen en offers hebben weten te creëren. Daarom kan Clu de ISO’s niet verdragen, aangezien ze zijn project ontmaskeren. Ze maken zijn systeem irrelevant. En in plaats van nederig een plek te bouwen waar de ISO’s kunnen leven en zich kunnen laten zien, bestrijdt hij ze tot er geen meer over is. Zijn volgelingen moeten namelijk blijven geloven dat wat ze nodig hebben alleen bij hem gekocht kan worden (de spelen, de legers, et cetera).

Flynn heeft zich uit de wereld van Clu teruggetrokken (‘buiten de legerplaats’ in Bijbelse termen). Hij weet namelijk dat hij niet een nieuw systeem kan gaan bouwen, om dat van Clu te bestrijden. Dat zou namelijk hetzelfde effect hebben: de ondergang van de ISO’s. Transactionele systemen kunnen sacramentele werkelijkheid niet zichtbaar maken. Dit is ook waarom Jezus noch de religieuze machten van zijn tijd, noch de politieke machten, met hun eigen wapenen op hun eigen terrein bestreed. Hij liet ze hun gang met hen gaan, wetend dat ze zichzelf daarmee zouden ontmaskeren als de kale machtswellustelingen die ze zijn. Maar Jezus’ zelfovergave was niet iets passiefs. Hij sloot zichzelf niet af voor de werkelijkheid. Hij ontkende zichzelf niet. Er is iets actiefs aan Jezus’ gevangenneming en kruisiging. Hij is geen slachtoffer. Hij was namelijk zelf naar Jeruzalem gegaan, ook al was hij gewaarschuwd dat de Farizeeën tegen hem samenzweerden. Hij zei tegen Judas dat hij moest doen wat hij doen moest. Hij zei tegen God de vader: “laat niet mijn wil, maar de uwe geschieden.” Hij nam een actieve rol in. Waarom? Vanwege de vreugde die voor hem lag, zegt Hebreeën. En in Johannes staat dat “Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan” (13:1). Het was de liefde die hem drong. Zijn handelen was niet transactioneel, maar sacramenteel. En daardoor ontwrichtte zijn actie het systeem dat de waarheid verborgen hield, het schiep de ruimte van de spontaniteit waarin de liefde zichtbaar kon worden, waarin een Romeins soldaat kon zeggen: ‘Waarlijk, deze man was een zoon Gods.’ De gevolgen van deze uit zich zelf gevende, niets terug verwachtende liefde zijn organisch, chaotisch. Ze scheppen de Aarde om, zodat er iets uit kan groeien en vrucht dragen, iets waarin de liefde zelf opnieuw zichtbaar wordt, dat dus zelf ook sacramenteel is.
Daarom is Flynn ook niet boos als hij in actie heeft moeten komen om zijn zoon Sam te helpen. Een beetje chaos in de geordende wereld van Clu vormt alleen maar vruchtbare grond voor het spontane van de liefde. En bovendien was zijn ingrijpen niet bedoeld om het systeem van Clu te bestrijden, of om een alternatief systeem op te richten. Het diende er alleen maar toe om Sam te redden. Het had geen hoger doel. Kortom: het kwam voort uit liefde. Flynn had niet nagedacht over de gevolgen. Niet de gevolgen voor de heerschappij van Clu, en niet die voor zijn eigen veiligheid (hij heeft zelfs een groot offer gebracht, want hij is zijn identiteitsschijf kwijtgeraakt). Het was het allemaal waard, omdat hij van Sam houdt. In zijn handelen werd zijn liefde voor Sam zichtbaar, niet meer en niet minder. Hij had niet anders gekund, omdat hij van Sam houdt. Sam is zijn zoon. Punt. Discussie gesloten. En deze zelfde liefde leidt tot het einde van de film, waarbij niet alleen Sam naar onze wereld terugkeert, maar ook de ISO (een uiting van de sacramentele wereld), het geschenk dat Flynn altijd al zichtbaar had willen maken voor de rest van de mensheid, maar waar Clu tot nu toe een stokje voor had gestoken. Liefde maakt het mogelijk.

En ook dit zag ik pas dit keer duidelijk, namelijk dat deze film uiteindelijk niet het ‘niet handelen’ verheerlijkt. De film pleit niet voor inactiviteit. De film pleit voor liefde. De film pleit ervoor niet te handelen om een perfecte wereld te creëren, of op een andere manier met een systeem een spirituele toestand te willen bereiken. De film pleit ervoor niet om eindtoestanden te geven, maar te handelen uit liefde. Liefde voor de wereld om je heen, liefde voor mensen, liefde voor de sacramentele werkelijkheid. De film pleit ervoor om zelf een sacrament te worden, om in je leven, in je daden en je woorden, je liefde zichtbaar te laten worden. Om je liefde vrucht te laten dragen. Want dan zijn je woorden en je daden niet transactioneel (niet bedoeld om een reactie bij de ander tot stand te brengen, of de ander voor je karretje te spannen), maar zijn ze sacramenten: maken ze zichtbaar wat van het begin af aan al waar is geweest.
Dit is de enige gezonde motivatie van het menselijke handelen. Nee, daar willen de systeembouwers niet graag aan. Want we kunnen de liefde niet afdwingen, we kunnen de liefde niet controleren. We kunnen er niet de meetlat naast leggen, of haar belonen. We kunnen er geen systeem van maken. Als de liefde er niet is, kunnen we er niet  voor kiezen haar op te wekken. We kunnen hooguit omstandigheden zoeken waarin de liefde vrij is om zichtbaar te worden, en haar vervolgens haar gang laten gaan. Omdat God ons eerst heeft liefgehad, en dat in Jezus heeft laten zien, zullen we onszelf gaan liefhebben. En vervolgens zullen we de mensen en de wereld gaan zien zoals God ze ziet, en ze gaan liefhebben zoals God ze liefheeft. Moeten en werken hebben er niets mee te maken, we zullen ernaar verlangen ze tot bloei te laten komen, hun schoonheid zichtbaar te maken. Ons eigen belang, onze eigen verhaaltjes, zullen daarbij uit het zicht verdwijnen. We hebben geen bijbedoelingen, ook niet om ons ‘geestelijk of spiritueel’ te kunnen voelen. Daarom zullen we ons, zoals de schapen in de gelijkenis in Mattheus 25, verbazen over wat de liefde in ons voortbrengt: de vrucht van de Geest. Liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Volgens mij is dit ten diepste een bijbelse boodschap. Kijk wat 1 Korinthe 13 zegt: “Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.” Uiteindelijk blijft alleen de liefde over. En dat is genoeg.

wordt vervolgd …

zondag 22 februari 2015

Filmbespreking: Big Hero 6

‘Als ik op de mannengroep vertel dat dit een van de beste films is die ik de laatste tijd heb gezien, kijken ze me niet begrijpend aan’, aldus mijn broer met wie ik afgelopen weekeinde in de bioscoop Big Hero 6 had gekeken. Voor mij was het de tweede keer en ik had erop gestaan dat mijn broer ook een keer zou gaan. ‘Je had gelijk dat je me meesleurde’, verklaarde hij. ‘Als ik me nog een keer somber voel, moet ik eigenlijk gewoon deze film gaan kijken!’ Een van de redenen waarom ik met hem naar de bioscoop wilde, was dat de film gaat over twee broers, met een relatie die wel een beetje lijkt in de verte op die tussen ons, en omdat het gaat over een hoogbegaafd iemand die geïnspireerd wordt om met zijn talenten aan de slag te gaan, en omdat de film een lofzang is op het nerd-zijn. Alle aspecten van het ‘geek’ zijn komen zo ongeveer aan bod! Niet alleen blijkt enthousiasme over wetenschap en techniek te helpen de wereld een betere plek te maken, het blijkt ook mensen bij elkaar te brengen om een gemeenschap te vormen. En een voorliefde voor fantastische verhalen blijkt te helpen bij het herkennen wat er aan de hand is in je leven. En dat alles verpakt in knap geanimeerde beelden, met humor, spanning en gave concepten. Het is een film waar kinderen om moeten lachen (de fysieke humor van onhandige robot Baymax), maar een waar volwassenen ontroerd door zullen raken (de zenuwen van de hoofdpersoon voor een presentatie, de rouw om een overleden familielid, hoe ver iemand gaat om zijn pijn te vergelden). Mocht je net als de mannen in de groep van mijn broer een vooroordeel hebben tegen het animatiegenre of tegen Disneyfilms, laat dat dan snel varen en kijk deze film. Als je ook maar een beetje nerdy of geeky bent, garandeer ik een goede avond. En blijf vooral zitten tot na de aftiteling!

Hiro Hamada is op zijn dertiende al klaar met de middelbare school. Maar in plaats van door te studeren - op de universiteit kunnen ze hem toch niets vertellen wat hij niet al weet - houdt hij zich bezig met robotgevechten. Zijn tante, bij wie hij woont samen met zijn oudere broer Tadashi, stelt dat niet bepaald op prijs. Tadashi is ook niet zo enthousiast over de carrièrekeuze van zijn broertje. Hij neemt hem daarom mee naar zijn ‘nerd-school’, de technische opleiding onder professor Callaghan, waar Hiro onder de indruk raakt van de verschillende projecten. En vooral van het werk van zijn broer: de robot Baymax, bedoeld voor eerste hulp bij ongelukken. Enthousiast probeert Hiro ook op deze school toegelaten te worden. Zijn demonstratie is een succes, maar direct daarna gebeurt er een ramp. Niet alleen wordt Hiro’s toelatingsproject vernietigd, ook komen zowel professor Callaghan als Tadashi om het leven. Rouwend sluit Hiro zich op zijn kamer op, zonder motivatie om met zijn opleiding te beginnen. De klap was te groot. De sombere dagen rijgen zich aaneen, tot hij op een dag per ongeluk de robot Baymax activeert. Die neemt het op zich Hiro weer vrolijker te maken. Bovendien ontdekt hij dat het project van Hiro niet totaal verdwenen is, een mysterieuze man in een masker heeft het zich toegeëigend voor mysterieuze doeleinden. Zou deze man ook achter de ramp zitten die zijn broer het leven kostte? Met de hulp van zijn robot en de vrienden van zijn broer gaat Hiro op onderzoek uit. Hij ontdekt al snel dat een symbool van een rode vogel centraal staat in het mysterie …

Een van de belangrijkste thema’s in deze film is het verlies van een geliefde en hoe je daar op goede en op verkeerde manieren mee kunt omgaan. In dit opzicht lijkt de film sterk op een andere gave SF-film van deze zomer: Guardians of the Galaxy. Zachtaardige robot Baymax heeft zelfs enkele overeenkomsten met vriendelijke boom Groot, tot aan zijn rol in de ontknoping toe. En net als in die film, blijkt ook hier een gemeenschap van verschillende mensen die hun eigen leven voor elkaar in de waagschaal stellen een grote hulp bij het omgaan met verlies van de hoofdpersoon. Er zit zelfs een omhelzing in. Omdat ik in mijn bespreking van Guardians of the Galaxy hier al uitgebreid op ben ingegaan, laat ik het onderwerp in dit blogbericht verder rusten.
Bovendien realiseerde ik dat er nog een ander belangrijk thema in deze film schuilt. Het hart van de film is namelijk niet grappige robot Baymax of opstandige Hiro, maar oudste broer Tadashi. Hij heeft het hart op de juiste plek. Hij redt Hiro als hij in gevaar is, zelfs als hij ervoor in de gevangenis moet zitten, inspireert Hiro om iets van zijn leven te maken, en helpt hem om aan de universiteit te worden toegelaten. En als professor Callaghan in het vuur dreigt om te komen, aarzelt hij niet, maar gaat hij het brandende gebouw in om de man te redden. En dat hijzelf daarbij gevaar loopt, houdt hem niet tegen. Iemand moet het doen. Als Tadashi inderdaad om het leven komt, valt Hiro vanzelfsprekend in een gat. Door de bemoediging van zijn broer stond hij op het punt iets van zijn leven te gaan maken, maar nu is die bron van positiviteit weggevallen. Hij leefde voor Tadashi. Welke motivatie is er nu nog voor Hiro om door te gaan? Waarom zou hij niet terug gaan in de wereld van het robotvechten? Hij laat de aanmelding voor de universiteit in de prullenmand vallen. Dan wordt robot Baymax geactiveerd. Die zegt tegen Hiro vol overtuiging: ‘Tadashi is hier.’ Hiro slaat een diepe zucht. Iedereen probeert hem op te beuren, door te zeggen dat Tadpashi niet echt verdwenen is, zolang mensen aan hem denken. Maar dat is een stoplap. Dood is dood. Tadashi komt niet terug en Hiro zal met dat gemis moeten leven. Maar Baymax blijft volhouden: ‘Tadashi is hier!’
Pas later ontdekt Hiro wat Baymax bedoelde (en dit is natuurlijk eigenlijk een ‘spoiler’): in zijn kerncomputer, op de plek van zijn hart, bevindt zich een programmakaart, waarop de naam van Tadashi staat. Baymax heeft het hart van Tadashi. Niet alleen omdat hij zo geprogrammeerd is. Dat wordt duidelijk als Baymax videobeelden laat zien, door hem gemaakt terwijl Hiro’s broer aan hem werkte. Keer op keer probeert Tadashi de robot op te starten, maar steeds gaat er iets mis. De jonge raakt echter niet gefrustreerd. ‘Ik geef het niet op’, zegt hij tegen de robot. ‘Ik hou vol’. En na 85 pogingen is het gelukt! De robot werkt! Tadashi omhelst hem. ‘Ik ben zo blij met je,’ zegt hij vol overtuiging. ‘Jij gaat zoveel mensen helpen!’
Bij het zien van die beelden raakt Hiro ontroerd. Hij had geprobeerd de programmering van de robot te omzeilen, het apparaat te programmeeren met haat, om wraak te nemen op de aanstichter van de brand. Maar nu realiseert hij zich dat Tadashi dat helemaal niet gewild zou hebben. Via de robot Baymax leert hij het karakter van zijn broer nog beter kennen. En hij besluit af te zien van zijn geplande wraakactie. Als hij uiteindelijk tegenover de slechterik van het verhaal komt te staan, gebruikt hij de woorden van Baymax: ‘Wij zijn niet geprogrammeerd om mensen schade toe te brengen’. Hij rekent de schurk in, maar neemt geen wraak. En hij wordt een superheld, samen met zijn vrienden, omdat zijn broer heel veel mensen wilde helpen. ‘En dat is wat wij gaan doen’.
Tadashi is dus inderdaad niet verdwenen. Zijn opoffering, zijn liefde, zijn hulpvaardigheid leven door, eerst in Baymax, maar daarna ook in Hiro. En via hen verspreiden ze zich weer naar anderen.

Wat ik besefte bij het kijken van de film, was hoe dit licht werpt op het evangelie. Jezus is er immers ook niet meer. Hij is gestorven, net als Tadashi. En hij is dan wel uit de dood opgestaan en naar de hemel gegaan, maar hij is niet meer onder ons. Al bijna tweeduizend jaar niet meer. Oh, misschien hebben we ervaringen het het luisteren naar Gods stem, en merken we zijn aanwezigheid soms in een kerkdienst. Of in het lezen van de bijbel. Maar de afstand blijft. Hij is niet meer hier. We zijn achtergebleven, zonder Hem. En als predikers, met de bijbel trouwens, zeggen dat Hij er nog steeds is, wat kunnen ze dan bedoelen? Gemeenplaatsen zijn er genoeg, en voor mij hebben ze nooit gewerkt. Ik kan me wel heel erg gaan proberen ervan te overtuigen dat ik zijn aanwezigheid voel, ik ben me altijd bewust dat ik mezelf aan het overtuigen ben. Dat kan het niet zijn.
Maar de bijbel belooft dat we niet als wezen zijn achtergelaten. En dat geloof ik. In een heel reëel wijze kunnen we Jezus nog steeds ontmoeten. Niet op een zweverige, bovennatuurlijke manier. Maar heel tastbaar, concreet. Namelijk in de onvoorwaardelijke, opofferende liefde van anderen. Baymax had de liefde van Tadashi geïnternaliseerd, en op het moment dat hij Hiro omhelsde, ervoer Hiro de liefde van zijn broer, door Baymax heen. Tadashi had de moed niet opgegeven Baymax aan de praat te krijgen. Net zo hardnekkig geeft Baymax de moed niet op om Hiro weer in beweging te krijgen. En zo gaat het ook met Jezus. Hij had mensen lief, zo dat hij zelfs bereid was te sterven in plaats van wraak op ze te nemen. Hij offerde zich op, ging tot het uiterste. En die liefde veranderde levens. Bracht mensen ertoe zelf ook anderen lief te hebben. Want dat was waar Jezus toe oproep. Heb god lief boven alles en je naaste als jezelf. Heb zelfs je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen. Wie liefheeft kent God, wie niet liefheeft, kent God niet. En door de liefde van deze mensen (en de liefde van iedereen die op gelijke wijze liefheeft, ook zonder in Jezus te geloven) wordt de liefde van Jezus zichtbaar. Niet theoretisch, niet zweverig, maar concreet. Tastbaar. Hij is hier. Waar twee of drie samen zijn in zijn naam, is hij in het midden. Zijn liefde wordt zichtbaar in de sacramenten, brood en wijn. Maar ook in onze liefde. Waar iemand een ander omhelst om hem of haar te troosten, daar is hij. Als iemand een ander een glas water geeft, daar is hij. Waar iemand vooroordelen overwint, of de tweede mijl voor iemand gaat. Daar is hij. En die concrete liefde verandert ons. Als christenen denken we vaak dat intellectuele kennis ons verandert, of overtuigingen. Maar dat is niet zo. Kennis maakt opgeblazen. De liefde sticht. God is liefde. Dus waar liefde is, is Hij.
De liefde van een ander voor ons, is wat ons er eindelijk toe kan brengen onszelf te accepteren, ongezonde patronen te doorbreken, en zelf ook anderen te gaan zien als waardevol. En ze te gaan liefhebben. En als we dat doen, wordt Jezus in ons zichtbaar voor anderen. Zoals de natuur van Tadashi aan het eind van de film zichtbaar is geworden in Hiro, en zijn vrienden (een mooi beeld van de kerk, als je dat erin wilt zien), zo wordt de natuur van Jezus in ons zichtbaar, daar waar wij gaan liefhebben. Als moslims een cordon vormen rond een synagoge, daar wordt de natuur van Jezus zichtbaar. Waar een leraar een leerling uit een achterstandswijk helpt, waar een collega een arm om de schouders krijgt, of iemand moeite doet iets voor een ander uit te zoeken, daar wordt de natuur van Jezus zichtbaar. En die liefde verandert anderen, op sacramentele wijze, en maakt dat het leven van Jezus verspreid wordt.
Ik vond het prachtig dat in deze film zo belichaamd te zien.

Natuurlijk wordt ook het tegenovergestelde zichtbaar in de film. Er is in deze film iemand die zijn dochter verloren heeft. Bij een verschrikkelijke ramp. En hij wil wraak nemen. Zou je dochter dat gewild hebben? vraagt iemand aan hem. Het kan hem niet schelen. Ze is er niet meer. Wat het laat zien, is dat zijn leven draait om hemzelf, en niet om anderen. Zelfs niet om zijn dochter. Want (en dit verklapt misschien een beetje van het einde van de film) in dit geval was zij niet werkelijk verdwenen. Niet zoals Tadashi. Hij had haar terug kunnen vinden. Maar door op zijn eigen verdriet te focussen, door wraak te eisen, door een ander naar beneden te willen halen, loopt hij de kans mis met haar verenigd te worden. Hij raakt haar kwijt door zijn ‘entitlement’. En dat is het tragische lot wat wij lopen door ons als christenen beter te vinden dan anderen, door de waarheid toe te eigenen, door anderen te oordelen in naam van ons geloof als ze anders zijn dan wij. We lopen op die manier Jezus mis. We gebruiken zijn naam wel, maar de natuur van Jezus zijn we kwijt. Dat moeten we niet laten gebeuren.

zondag 4 januari 2015

Filmbespreking: V for Vendetta

Toen ik gisteren mijn op een na jongste broer aan de lijn had, vertelde die me over iets dat hij in het nieuws had gelezen. Hij zei eerst dat hij had gelezen dat er in de wet zou worden opgenomen dat kinderen voor hun ouders op leeftijd zouden moeten zorgen. En daarvan vroegen we ons al of of kinderen dat wel met zoveel enthousiasme zouden doen als het niet vrijwillig was. Maar helemaal raar was dat omdat laatst weer iemand was aangetroffen die drie jaar dood in zijn huis had gelegen, er een regel zou komen dat buurtbewoners minstens een keer per jaar bij elkaar op bezoek zouden moeten. Maar verplichtingen werken vriendschap en echte relatie heus niet in de hand, en zijn dus geen oplossing tegen eenzaamheid. Als ik verplicht bij mijn buren op de koffie zou moeten, zouden het nooit vrienden van me worden. Toch denken we dat wetten overal het antwoord op zijn. Ikzelf was enkele weken geleden al van streek door het nieuws van de positieflijsten voor huisdieren. De positieflijst voor zoogdieren was namelijk aangenomen, en er zouden ook lijsten komen voor vogels, en reptielen. En waarschijnlijk ook voor amfibieen en vissen. Een lijst die precies zou aangeven welke soorten ik als aquariumliefhebber zou mogen houden. De hobby zou erdoor veel van zijn glans verliezen. Het zou net zo zijn alsof er een lijst zou komen met de honderd boeken die een mens zou mogen lezen. En ook hier: het probleem, namelijk dat sommige mensen niet respectvol met huisdieren omgaan, wordt door de regels niet opgelost. Het enige wat er gebeurt is dat de vrijheid wordt ingeperkt.
Verder las ik gisteren een essay via SF-site io9, dat uiteenzette hoe kort de gelijke rechten van vrouwen in onze samenleving nog maar gelden. Rond het begin van de vorige eeuw hadden vrouwen nog niet eens stemrecht! Het was tot kort geleden gebruikelijk dat vrouwen hun baan opzegden als ze trouwden. En nu zien we de gelijke rechten als vanzelfsprekend. Maar een blik op de geschiedenis leerde, volgens het essay, dat vrouwen hun rechten ook makkelijk weer konden kwijtraken. De toekomst zag er dus voor vrouwen helemaal niet zo rooskleurig uit. Een beangstigend visioen. En voor andere groepen is de situatie nog schrijnender. Er zijn groepen die nog veel korter een gelijkwaardige positie hebben in de samenleving, of nog niet eens zo ver zijn. Zoals bijvoorbeeld mensen met een homoseksuele geaardheid. Het is nog niet zo lang dat zij met elkaar mogen trouwen. En er zijn nog steeds plekken (sommige scholen) waar ze niet worden aangenomen. In de samenleving zien we ook nog steeds uitingen van homofobie. En voor andere geaardheden of transgenders is de mate van uitsluiting nog groter. Mensen die zich als aseksueel identificeren worden bijvoorbeeld nog steeds als ‘minder menselijk’ gezien, blijkt uit onderzoek. En hoe zit het met geloofsminderheden, zoals moslims? Wilders verwoordt helaas het onderbuikgevoel van heel wat Nederlanders. Al deze mensen, kunnen niet als vrouwen, hun rechten zo weer kwijt raken (of nooit verkrijgen). Hoe makkelijk dat gaat, hebben we in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw al gezien in Duitsland. Het enige wat nodig is, is een situatie van onvrede en angst, en een leider die belooft daar een antwoord op te geven. En aangezien we wezens zijn die ons zelfbehoud op de eerste plek hebben staan, ruilen we dan onze verworven vrijheden (en die van onze medemens) graag om voor bestaanszekerheid.
Aan deze dingen moest ik denken bij het kijken van de film V for Vendetta op nieuwjaarsdag, onze traditionele ‘badjasdag’. Deze vrij grimmige SF-film schetst een totalitaire samenleving in Engeland, die is ontstaan na een aanslag met een kunstmatig virus, waarbij 100.000 mensen zijn omgekomen. De partij ‘Norsefire’ kwam toen aan de macht, en begon met het systematisch oppakken en doden van moslims, andersgeaarden, en minder aangepasten. Ook kunst en boeken die niet ‘door de beugel konden’ werden verboden. En de vertegenwoordigers van het bewind roepen steeds uit dat het volk hen nodig heeft. De mensen die zich tot deze partij keerden omdat ze bang en onzeker waren, worden nu door de regering bang en onzeker gehouden. Retoriek wordt over hen uitgespoeld via de media, met beelden van een burgeroorlog in de Verenigde Staten. En via de kerk: want als God aan de kant staat van de regering, wie durft dan tegen te zijn? Instituten zoals de kerk gebruiken -zo betoogt de film- deze technieken van angst en onzekerheid zaaien toch al eeuwen lang om mensen klein te houden.

In dit door angst verteerde land verschijnt een vrijheidsstrijder die praat in allitererende volzinnen, en zich tooit met een Guy Fawkes-masker. Als een combinatie van Zorro en de graaf van Montecristo zet hij zich vanuit zijn ondergrondse uitvalsbasis in om de regering omver te werpen. Deze man, alleen bekend als ‘codenaam V’ meent dat het niet de mensen zijn die bang zouden moeten zijn voor hun regering. Het is de regering die bang moet zijn voor haar mensen. Want de regering heeft niet de vrijheid van de mensen afgenomen, het zijn de mensen die hun vrijheid hebben afgestaan. En het zijn dezelfde mensen die hun vrijheid weer kunnen nemen. Ze kunnen het mandaat dat ze (zij het stilzwijgend) hebben verleend aan hun regering, uit angst voor hun eigen veiligheid, weer intrekken. Als de hele bevolking dat doet, heeft de regering geen been meer om op te staan, en moet wel vertrekken. Als alle Duitsers in de tweede wereldoorlog hadden geweigerd nog naar Hitler of de SS te luisteren, was de Nazi-regering niet zo’n lang leven beschoren geweest. Ja, er zouden doden bij zijn gevallen. Misschien wel duizenden, of tienduizenden, voor de machtswisseling werkelijkheid zou zijn geworden. Maar dat zou hebben opgewogen tegen de miljoenen doden die nu zijn gevallen, met hun impliciete goedkeuring. Daarom dat het zo steekt dat er Duitsers na de oorlog zeiden: ‘Wir haben es nicht gewusst’. Het klinkt te makkelijk.
En is het zo onwaarschijnlijk? In Denemarken besloot de koning (en met hem het volk) om een Davidsster te gaan dragen, en zo werden de Deense Joden beschermd. Dit vraagt echter wel moed. De moed om je vrijheid te claimen, de vrijheid die jouw deel is als mens, ook als je daarmee het doelwit wordt van de regering, op dat moment je vijand. Het vereist de moed om jouw waarde als individu, en de waarde van je medemens, hoezeer hij ook van je verschilt, als individu, belangrijker te vinden dan je leven. Om niet te zwijgen als een zigeuner, een homo of een Jood - net zozeer een mens als jij - wordt afgevoerd, maar je eigen leven voor ze in de waagschaal te stellen. Anders gezegd: het vereist liefde. Dit is ware liefde: je medemens, in al zijn uniciteit, te zien als respect waardig, waard om voor te strijden. Waard om je eigen leven en vrijheid voor op te offeren. Liefde die makkelijk is, is niet anders dan affectie. Die voelen we vooral voor mensen die op ons lijken en die tot onze groep behoren. Maar werkelijke liefde, opofferende liefde, komt ons niet aanwaaien, die vraagt moed. En die liefde brengt vrijheid voort. Niet alleen vrijheid voor degene voor wie je je opoffert, maar -interessant genoeg- ook en misschien wel vooral vrijheid voor jezelf. Want, de bijbel zegt het al dat wij allen ‘uit angst voor de dood ons hele leven aan slavernij onderworpen’ zijn (Hebreeen 2:15). Onze angst is een valstrik. We zijn pas echt vrij als we niet door angst worden gedreven (angst om onszelf), maar door liefde (voor waarheid, voor schoonheid, voor andere mensen, dus: voor iets buiten onszelf). Volmaakte liefde sluit angst uit, aldus 1 Johannes 4:18. Als we iets hebben gevonden dat het waard is om voor te sterven, zijn we dus vrij om te kunnen leven. Niet voor niets was Jezus de meest vrije persoon op Aarde. ‘Niemand neemt mijn even, ik geef het zelf Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen’ (Johannes 10:18). Hoe komt hij zo vrij? Omdat hij de goede herder is, die van zijn schapen houdt. ’Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen’ (vers 11). Een huurling (die het alleen om de winst gaat, dus zijn eigen belang) laat de schapen in de steek en vlucht zodra hij een wolf ziet.
Voor ons geldt hetzelfde. Vrijheid komt tot stand door liefde. Dwang kan het niet tot stand brengen, en intellectuele argumenten evenmin. Het kan alleen gebeuren door liefde. ‘Wij hebben lief , omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:19).

Deze film illustreert dat principe in het karakter van Evey, een meisje die in contact komt met vrijheidsstrijder V. Evey heeft jaren in angst geleefd. Voortdurend. Ze wilde dat het niet zo was, maar het is de realiteit. Ze durft dan ook niet mee te strijden met V voor de vrijheid van Engeland. Maar waar ze zo bang voor was, gebeurt toch. Ze wordt gevangengenomen door de regering en gemarteld, zodat ze zal vertellen wat ze weet over V. In haar kale cel vindt Evey een briefje, achtergelaten door een eerder slachtoffer van het regime: actrice Valerie, die verliefd werd op een andere actrice. Ze had al afwijzing ervaren van haar ouders, toen ze uit de kast wilde komen, en vervolgens wordt ze opgepakt door troepen van de regering. In de gevangenis wordt ze gebruikt voor verschrikkelijke experimenten. Toch verliest ze haar liefde niet. Op haar laatste velletje papier, het laatste dat ze achterlaat voor ze overlijdt, schrijft ze: ‘But what I hope most of all is that you understand what I mean when I tell you that, even though I do not know you, and even though I may never meet you, laugh with you, cry with you, or kiss you, I love you. With all my heart, I love you.’ Deze woorden drinkt Evey in, en als het ultieme moment daar is en ze voor de keuze wordt gesteld: V verraden of voor het vuurpeloton (mooi allitererend niet?), kies ze voor de dood. Ze is namelijk niet meer bang. V zegt het zo: ‘They put you in a cell and took everything they could take except your life. And you believed that was all there was, didn't you? The only thing you had left was your life, but it wasn't, was it? You found something else. In that cell you found something that mattered more to you than life. It was when they threatened to kill you unless you gave them what they wanted... you told them you'd rather die. You faced your death, Evey. You were calm. You were still.’ Het is wat Jezus heeft gezegd: ‘Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden’ (Matteus 16:25, en vele andere plaatsen). Omdat ze bereid was haar leven te verliezen omwille van van V, is ze niet meer bang. En nu kan ze de wereld aan. Als in een wonder kan ze de cel verlaten. Ze treedt naar buiten en tilt haar handen op in de regen. En ze herhaalt de woorden uit het briefde van Valerie uit haar cel: ‘God is in the rain’. Evey heeft zich overgegeven aan de liefde, en daarmee aan de Liefde met hoofdletter ‘L’, en dat maakt haar vrij.
Wat Evey doorstond in de cel leek op wat V jaren eerder zelf doormaakte. Want ook hij was gevangen. En ook hij las eigenlijk hetzelfde briefje, met dezelfde boodschap. En ook hij kwam vrij. De scene waarin zijn ontsnapping getoond wordt, valt samen met de ontsnapping van Evey. En waar zij haar handen opsteekt en de regen ontvangt (een shot toont haar van bovenaf, als het ware uit het perspectief van God) en zich daaraan overgeeft, staat V midden in de vlammen, wordt hij door vuur verteert, en slaat hij een angstaanjagende kreet uit. En het blijkt dat V helemaal niet wordt gedreven door liefde. Zijn inspanningen om Engeland te bevrijden, zelfs om kunstschatten te bewaren, komen niet voort uit liefde voor de werkelijkheid buiten hemzelf, maar uit het verlangen de machthebbers te treffen, hen te straffen voor wat ze hem hebben aangedaan. Hij wil hen lik op stuk geven, want alleen dat zou volgens hem rechtvaardigheid zijn. Hij wordt gedreven door haat. ‘What was done to me was monstrous’, verklaart hij. Maar Evey heeft door wat er gebeurd is: ‘And they created a monster.’
Waar Evey in staat blijkt degenen die haar gevangen namen te vergeven, of althans, hen niet te haten, heeft V zijn verleden nooit achter zich gelaten. Hij wordt erdoor gedreven. Hij is niet vrij. Het lukt Evey haar kwellers met compassie in de ogen te kijken, V lijkt ervan te genieten ze te zien lijden. En dat maakt hem eigenlijk niet echt geschikt om een rol te spelen als bevrijder van Engeland.
En uiteindelijk ziet V dat zelf ook in. Hij geeft het toe aan Evey dat hij fout zat. En hij geeft zelf zijn campagne tegen de ‘Norsefire’-regering op. Hij is niet vrij om de goede beslissing te maken, zijn haat maakt hem blind voor wat goed en liefdevol is. Daarom laat hij de keuze over aan iemand anders. Aan iemand die wel de liefde kent. Die niet onvrij is door haat, maar die ergens zo om geeft dat ze zichzelf daarvoor over heeft. Het lijkt mij dat op dat moment duidelijk komt waarom Evey een naam heeft die zo op ‘Eva’ lijkt. In haar vrijheid (tot stand gekomen door liefde, door de dood heen), is ze in zichzelf een nieuw begin. Met haar begint een nieuwe werkelijkheid. Het oude is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden. De film eindigt dan ook met haar, en een ander, mannelijk karakter, samen afscheid nemend van de oude, door haat gedreven werkelijkheid, en kijkend naar een nieuw begin.
In de menigte mensen die wordt getoond aan het slot, zien we ook de karakters tegen die eerder in de film om het leven waren gekomen, onder andere Valerie. Voor mij een krachtig beeld van de nieuwe werkelijkheid die komt, die tot stand is gekomen door de opoffering van Jezus, gedreven door liefde. Liefde zorgt dat de dood nieuw leven voortbrengt. Een werkelijkheid waarin gerechtigheid heerst. Waarin iedereen vrij is. Jezus is een mens geworden zoals wij ‘ om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren va hun levenslange angst voor de dood’ (Hebreeen 3:14,15).
Er valt over deze film nog veel meer te zeggen. Bijvoorbeeld over het karakter van inspecteur Finch, die deel is van het partijsysteem, maar voor wie het nog belangrijker is de waarheid te kennen. Hij illustreert een ander, belangrijk principe, namelijk wat de bijbel ook zegt: ‘De waarheid zal u vrijmaken’ (Johannes 8:32). Wie liefde heeft voor de waarheid, boven de leugen, is op reis naar de vrijheid. En ook dat leidt tot een nieuw begin.

V for Vendetta is een van mijn favoriete films. Dat zal niemand verrassen wie weet dat ik een boek heb geschreven met als titel: Indrukwekkende Vrijheid (warm aanbevolen, overigens). Het verhaal zit sterk in elkaar, met heel goede dialogen en een reeks fantastische acteurs. Vooral de prestatie van Hugo Weaving als de titelheld is prijzenswaardig, aangezien hij nooit zijn gezicht kan gebruiken. Ook was het leuk een acteur uit de serie Sherlock te herkennen. Er zit wat behoorlijk heftig geweld in de film, wat een sterke maag geen overbodige luxe maakt. Nog moeilijker kan voor sommige kijkers het gedrag van ‘V’ zijn, die wel heel drastische methoden gebruikt om anderen vrij te maken. De in de film geschetste wereld lijkt niet heel waarschijnlijk - in het Thatcher-tijdperk waarin de oorspronkelijke strip werd getekend was het misschien anders, maar zoals ik in het begin van dit stuk al zei: vrijheid is een fragiel ding. Voor je het weet is het van je afgenomen. En dan hebben we liefde nodig die moed vraagt. We kunnen er maar beter nu al mee beginnen daarmee te oefenen.
Voor wie erin geïnteresseerd is ten slotte: op mijn eerste blog, Tol Eressea, schreef ik al eerder een bespreking van deze film. Daarin haal ik best vaak G.K. Chesterton aan en zijn mijn gedachten over vrijheid die ik in Indrukwekkende Vrijheid uiteenzette al in embryonale vorm te lezen. Maar vooral illustreert deze bespreking hoeveel ik in mijn inzichten, vooral ten aanzien van mensen met een andere geaardheid dan ik, ben veranderd. Mijn overtuiging van toen was niet bepaald liefdevol Ik zou daarom nooit dezelfde dingen meer schrijven. Houd dat in gedachten als je deze link toch wilt volgen.

maandag 26 mei 2014

Het sacrament en de omheining (1): de beperking van de 'bounded set'

Ik heb de afgelopen week een nieuwe manier gevonden om het verschil tussen een transactionele visie op het geloof en een sacramentele visie te beschrijven. Een manier die in elk geval voor mij nog helderder maakt hoe belangrijk het is dit onderscheid te maken. En hoe radicaal de gevolgen zijn als je van een transactionele beleving overstapt op een sacramentele. Daarom dat ik er na meerdere series toch nog een keer op mijn blog op terugkom.

Het begon allemaal met de vraag die ik kreeg, om naar aanleiding van een tweet van mij op de blog van iemand anders te reageren. Zo gaat het op de sociale media. In het betreffende blogbericht (voor mijn reacties zie onderaan) gaf de auteur aan zich niet meer christen te willen noemen, in verband met alle negatieve associaties die met deze naam verbonden blijken. Het lijkt erop alsof de georganiseerde religie al het goede uit de boodschap van Jezus onzichtbaar heeft gemaakt, en datgene wat kwaad was in de menselijke natuur een excuus heeft gegeven om zich nog duidelijker te tonen. Daarom noemde deze blogger zichzelf liever ‘volgeling van Jezus’. In elk geval tot deze naam ook door associaties zou zijn vergiftigd. Ik had heel veel sympathie voor zijn standpunt. Maar ik wil het graag nog een stap verder doorvoeren.
Want waarom zou ik überhaupt mezelf een ‘label’ willen toekennen? Waarom zou ik mijn identiteit ontlenen aan het woord ‘christen’? Ik heb hier al eerder over geschreven in de beginjaren van deze blog, toen schrijfster Anne Rice een paar jaar na haar bekering tot het katholicisme weer afstand deed van de naam ‘christen’. Ze bleef wel in Jezus geloven, maar kon wat ze de kerk zag doen niet met hem associëren. Ik betoogde toen ook al dat we door het onderverdelen van de wereld in ‘christelijk’ en ‘niet christelijk’ onszelf afscheiden van veel wat goed is, en onze ogen sluiten voor iets wat eigenlijk slecht is. Want we consumeren gedachteloos het flauwe, onrealistische verhaal alleen omdat marketeers ‘christelijk’ op de verpakking hebben gezet - terwijl we bang zijn voor creatieve, kunstige verhalen, muziek en kunstwerken, alleen omdat de makers geen ‘christen’ zijn. Terwijl deze vaak meer waarheid, schoonheid en liefde bevatten dan de clichématige productie van christenen. Net zo moeten we de mensen die zich ‘christen’ noemen in onze armen sluiten als onze broeders en zusters. Zelfs als ze anderen belasteren, anderen veroordelen, anderen buiten sluiten. Want ze geloven immers, en ze zullen het dus wel goed bedoelen. En de mensen buiten de groep ‘christenen’ zien we heel snel vooral als bekeringsobjecten, als projecten, of als ‘zondaar’ en niet als unieke, waardevolle individuen die onze liefde waard zijn. We geloven zelfs niet dat God van hen houdt zoals ze zijn. Ze moeten eerst ‘christen’ worden om er echt helemaal bij te horen. Dat is waar we ‘labels’ voor gebruiken, om makkelijk te kunnen oordelen over iets dat helemaal niet makkelijk is.
Dit is natuurlijk een automatisme voor ons, mensen, iets dat bij ons hoort sinds we aten van de boom van de ‘kennis van goed en kwaad’. Volgens Greg Boyd, in navolging van Bonhoeffer, staat het eten van deze boom voor het zich toe-eigenen van het oordeel - van het zelf willen indelen van mensen in ‘goed’ of ‘kwaad’. Van het aanbrengen van scheiding. We doen het voortdurend, elke dag, elk moment van ons leven. Dat wil echter niet zeggen dat het goed is. Voor de ander of voor ons. Niet voor niets horen we in de bijbel pas nadat dit heeft plaatsgevonden, over een ‘grens’ tussen het paradijs en de wereld daarbuiten en wordt de mens daarover getransporteerd, naar ‘buiten’, in plaats van ‘binnen’.

Deze manier van denken heet ook wel een ‘bounded set’. Volgens een van de beschrijvingen op internet is ‘a bounded set ... where we create a boundary, a theological border, and separate those who are inside the fence from those who are out. It is an ‘us’ versus ‘them’ mentality, where everyone on the inside is accepted, loved, and welcomed, while those outside the fence are kept away until they can change their beliefs and behaviors to fit the entry requirements.’ Als je het zou moeten uittekenen, zou je een vierkant op het papier zetten, met daarbinnen de zwarte stippen, en daar buiten de rode stippen. Het onderscheid tussen de zwarte en de rode stippen is heel duidelijk, en wordt bepaald door de vraag aan welke kant van de lijn ze zich bevinden. Een andere metafoor om dat duidelijk te maken is de manier waarop wij tegenwoordig schapen houden, namelijk op een weiland. Kijk maar eens naar buiten als je met de trein rijdt. Je ziet een aantal schapen op een stukje land, afgescheiden door sloten of hekken. Welke schapen horen bij de kudde wordt aangegeven door het terrein waar ze zich op bevinden. Schapen buiten het terrein, aan de andere kant van de sloot, horen niet bij de groep. De schapen aan de juiste kant van de sloot wel. En de scheiding is natuurlijk zo gemaakt dat een schaap die niet kan overbruggen, of hij zou wel heel ver moeten kunnen springen.
Degene op wie ik reageerde onder het betreffende blogbericht zag in mijn opinie het christendom, de groep die zich ‘christen’ noemt, als een ‘bounded set’. Namelijk, zodra mensen de juiste leerstellingen geloven horen ze tot de groep en zijn ze automatisch mijn ‘broeders en zusters’, tegen wie ik me niet meer mag afzetten. Ze bevinden zich binnen de lijnen. Als iemand het zondaarsgebed bidt, komt hij er vanzelf bij. En als mensen zich buiten de lijnen bevinden, zijn ze anders dan ik, en moet ik me van hen afscheiden. Ik moet de groep waar ik toe hoor (de ‘christenen’) tegen hen verdedigen.
Ik herken hierin de manier van denken die ik in eerdere blogberichten aangaf als ‘transactioneel’. In het transactionele denken vond er op het moment van Jezus’ dood en opstanding een transactie plaats. Doordat Jezus iets deed bewerkte hij een verandering in Gods houding ten opzichte van ons. God was eerst toornig ten opzichte van ons, en kon ons niet in zijn aanwezigheid accepteren, en nu opeens is zijn boosheid verdwenen, en houdt hij van ons. Of Jezus’ offer bewerkte een verandering in ons, maakte ons van gore zondaars in brave lieden, die God in zijn aanwezigheid kon tolereren. Hoe het ook zij in dit scenario kan Gods liefde niet onvoorwaardelijk zijn. Hij kan niet gewoon van mensen houden. Er moet altijd iets veranderen. In navolging hiervan wordt het geloof van mensen ook ‘transactioneel’. De daad van het geloven, het accepteren van bepaalde leerstellingen, de mentale truc waarmee we onszelf ervan overtuigen dat we ergens zeker van zijn, bewerkt volgens ons een transactie. Daardoor gaan we de grens over, zodat het offer van Jezus op ons van toepassing wordt, en we behoren tot de groep mensen van wie God houdt. Of we doen goede werken, geven onze tienden, bekeren anderen, en zorgen er daarmee voor dat God blij met ons is, en ons goede gaven gaat geven. En ondertussen kunnen we onszelf beter vinden dan de mensen die deze transactie niet hebben uitgevoerd. We vereisen ook van andere mensen een transactie. Vriendschappen worden functioneel. We moeten er namelijk wel iets aan hebben. We worden economisch. Voor wat hoort wat.

Als ik de bijbel goed lees, is daarin echter minder sprake van een ‘bounded set’ dan sommige mensen denken. Zelfs in het oude testament, voordat Jezus’ dood en opstanding de inclusie van de hele wereld in de liefde van God zichtbaar maakten, waarschuwen de profeten de Israëlieten ervoor geen valse zekerheid te ontlenen aan het feit dat ze (letterlijk) ‘binnen de grenzen’ leven. Ze hadden de neiging daar hun identiteit aan te ontlenen, en koningen te willen, en oorlog te willen voeren, maar volgens de profeten ging het om gehoorzaamheid, het zorgen voor armen en vreemdelingen (hen opnemen in de eigen omgeving), om gerechtigheid. God was namelijk niet alleen de God van Israel, maar de God van alle mensen. Daarom bekommerde God zich over Naaman die melaats was, hoewel hij geen Israëliet was, en om de stad Nineve in Jona, hoewel dat volk de vijand was van Israël. Jezus en Paulus zeggen dat de wet en profeten zijn samen te vatten als ‘heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf’. En Paulus ontmantelt in Romeinen het idee dat de Joden ‘beter’ zijn - negatief geformuleerd: ze maken dezelfde fouten. Positief is zijn bewering dat mensen die de wet houden, zonder de wet te kennen, er juist wel bijhoren - de wet staat in hun hart geschreven.
Jezus zelf lijkt zich ook niet echt om grenzen druk te maken. Hij geneest de zoon van de Syro-fenecische vrouw, de knecht van de Romeinse centurion en ga zo maar door. De Samaritaanse vrouw bij de put maakt hij duidelijk dat het niet gaat om de plek waar je aanbidt, maar of je aanbidt in geest en waarheid. De discipelen zijn degenen die vasthouden aan een ‘bounded set’, die vuur willen laten neerdalen op dorpen, en die mensen willen tegenhouden die rondtrekken en in Jezus’ naam wonderen doen. Maar Jezus zegt dan: ‘Wie niet tegen mij is, is voor mij’ (lukas 9:50). Jezus zegt dat hij iedereen tot zich zal trekken als hij aan het kruis verhoogd is. Hij zegt dat hij nog andere schapen heeft, die niet van deze kudde zijn. Zijn schapen zijn degenen die zijn stem horen en hem volgen. Niet degenen die binnen de grens van een instituut of geloofsbelijdenis blijven. Jezus gaat om met tollenaars (die buiten de grens vielen omdat ze heulden met de bezetter), met melaatsen (die buiten de grens vielen vanwege hun rituele onreinheid), met prostituees en dronkaards, met allen die met hem wilden omgaan. De Farizeeën waren degenen die vasthielden aan grenzen om anderen te beoordelen en tegen hen is Jezus wel heel erg kritisch. Hij wijst hen terecht dat ze anderen tegenhouden als ze het koninkrijk van God willen binnengaan, en zelf er ook niet in willen binnenkomen. Ze zullen erover verbaasd staan wie hen allemaal zal voorgaan, allemaal mensen die buiten de door hem gedefinieerde grenzen vielen. Jezus gooit het net veel wijder (blijkt ook uit zijn gelijkenissen). Hij zegt dat God de hele wereld liefheeft. En dat hij als het lam van God de zonden van de wereld wegneemt. Niet alleen van de christenen. En Paulus zegt ook dat allen hebben gezondigd en dat allen om niet worden gerechtvaardigd. Het kruis van Christus en het lege graf zijn hiervan de sacramenten. Ze vormen het zichtbare teken van een onzichtbare realiteit, namelijk de onvoorwaardelijke vergeving en aanvaarding van ieder mens. Er is dus geen grens. Iedereen hoort erbij, wat God betreft.
Dit noemde ik in eerdere berichten een ‘sacramentele visie’, de visie dat Jezus’ werk zichtbaar maakt wat altijd en voor eeuwig al realiteit is en dat diezelfde realiteit zichtbaar wordt in ons en onze levens. Dat wij dus geen transactie hoeven teweegbrengen, maar dat we gaan leven uit wat altijd al waar was over ons.

Wordt vervolgd ...

vrijdag 6 december 2013

Over de drempel (7 en slot): De openbaring van het koninkrijk

Over het eind van de geschiedenis wordt in de bijbel gezegd dat ‘God zal zijn alles en in allen’ (1 Korintiers 15:28). Ik begreep deze uitspraak vroeger niet. Of in elk geval kon ik niet begrijpen hoe het met deze woorden geschetste toekomstbeeld iets aanlokkelijks kon zijn. Het leek namelijk een wel heel statische toekomst. Alsof de geschiedenis op dat moment tot stilstand zou zijn gekomen. Alsof vanaf dat moment niemand meer een initiatief zou kunnen nemen, er geen nieuw kunstwerk geschapen zou kunnen worden, geen nieuwe relaties zouden kunnen worden aangegaan, alsof alle dingen en alle mensen in God zouden zijn opgenomen en voortaan geen enkel eigen bestaan meer zou kunnen leiden. Het leven dat ik nu leidde was kennelijk onbedoeld chaotisch, vruchtbaar, origineel, maar als een hemelse archivaris zou God dan de rommel opruimen. De Borg uit Star Trek riepen voor mij hetzelfde angstgevoel op.
In deze toekomst zou ik bovendien niet mezelf kunnen zijn. Mijn persoonlijkheid had geen waarde. Mijn verlangens deden er niet toe. Ik heb in de kerk waarin ik opgroeide letterlijk dingen gehoord als dat ik in de eeuwigheid me niets meer van mijn leven op Aarde zou herinneren (een breuk in persoonlijke identiteit. Maar waarom zou ik me dan nu over dat leven druk maken?). Ik vond zelf onze kerkdiensten niet altijd even inspirerend, en keek niet uit naar een eeuwigheid van aanbidding. ‘Maar God zal er wel voor zorgen dat je dan wel van aanbidding houdt’, zeiden goedb edoelende mensen. Hij zou me dus hersenspoelen, mijn verlangens veranderen als ‘Big Brother’ in Orwells grimmige 1984. Ik hoorde dingen als zou ik in de eeuwigheid mijn familie en vrienden niet meer belangrijk vinden, en zelfs dat er in de eeuwigheid geen mannen of vrouwen zouden zijn, maar dat we allemaal neutraal zouden zijn - alsof mijn identiteit als man totaal geen betekenis had. Geen wonder dat ik niet naar de hemel uitkeek. Ik was alleen nog banger voor de eeuwige bewuste marteling van de hel, zoals we daarover hoorden - als ik niet de juiste leerstellingen over God geloofde zou hij mij tot in eeuwigheid zelf helse pijnen laten doorstaan. Dit roept wel vreemde vragen op over het karakter van God. Als God zo is, waarom zouden we dan de eeuwigheid in zijn gezelschap willen doorbrengen? Zou een eeuwigheid in het gezelschap van een almachtige sadist niet de hel zijn?
Ik moest erg lachen om een ‘spoken word’-stuk van christenartiest Larry Norman op een van zijn CD’s. Het gaat over een prediker die zijn publiek waarschuwt tegen de hel. Een van zijn toehoorders onderbreekt hem, en vraagt: ‘Preacher, is it true what you say, that hell is full of drink, cards and loose women?’ En de prediker antwoordt dat het zo is. De man slaakt een zucht en zegt: ‘If hell is filled with drink, cards and loose women, oh, death, where is thy sting!’ Ha! Het is toch vreemd als ons beeld van de hel aantrekkelijker is dan ons beeld van de hemel, of het koninkrijk van God.
Zelfs in gemeentes waar niet zo streng over de hel gepredikt wordt, zijn weinig christenen die naar de toekomst van God verlangen. Mensen hopen zelfs dat de Heer nog uitblijft, omdat volgens hen dit leven te prefereren is boven het toekomende leven. ‘Ik wil eerst nog zus en zo hebben meegemaakt’ (meestal het huwelijk). We moeten het er nu van nemen, eten en drinken, want morgen gaan we naar de hemel. Eigenlijk geen ander beeld dan dat van mensen die niet in de opstanding geloven (vergelijk 1 Korintiers 15:32). Het meest positieve dat mensen over de hemel kunnen zeggen, is dat er dan geen pijn zou zijn. Daarom zijn het vooral mensen met pijn of moeite die in deze kerken naar de hemel uitkijken (ik kreeg zelfs te horen dat ik zo naar de toekomst verlangde, omdat ik nog vrijgezel was). Maar de hemel is in deze visie nog steeds niet beter dan het niet-bestaan. Een statisch eeuwig zijn is niet wat ons van nature aanspreekt. En dat is dan reden om ons eigen verlangen, de basis van onze identiteit, nog verder te wantrouwen, en te onderdrukken. Want ons verlangen naar meer, naar schoonheid, betekenis en intimiteit, brengt ons voor ons gevoel alleen maar in problemen. We reduceren onszelf alvast tot bevelen opvolgende robots, omdat dat in de eeuwigheid alles zal zijn wat van ons zal overblijven. Resistance is futile.

Ik denk dat ons beeld van onze toekomst tekortschiet, omdat ons beeld van God tekortschiet. We zien onze toekomst niet als goed, omdat we ten diepste niet geloven dat God goed is. Oh, we geloven dat hij goed is, in de zin dat hij niet slecht is, dat kwaad en slechtheid in hem ontbreekt. Maar we geloven niet dat hij actief goed is. Dat hij ons liefheeft, dat wil zeggen: dat hij het beste voor ons verlangt en zich ook inzet om dat aan ons te geven. Dat hij een relatie met ons zou kunnen hebben. We zien God als de onbewogen beweger. Als de macht die alle gebeurtenissen in gang zet, maar zelf nergens door bewogen wordt. Die zelf niet gevoelig is, die niet geraakt wordt. Een macht zonder leven, innerlijk of aan de buitenkant. Eigenlijk zien we God niet als persoon, want we geloven niet dat God verlangens heeft. En verlangens zijn wat ons een wil geeft, wat ons tot personen maakt. Wat maakt dat we kunnen liefhebben.
Dat is niet het bijbelse beeld van God. Dat is niet het beeld van de drie-enige God, die tegen zichzelf zegt ‘laat ons ...’, die een bewegende, dynamische relatie IS. Dat is niet het beeld van de schepper, die uit het niets alles tot aanzijn roept, van het geringste snuitkevertje tot het verste melkwegstelsel, die creatief is. Dat is niet de God die deze schepping elke dag nog steeds actief onderhoudt. Dat is niet het beeld van de God die met zijn schepselen in de tuin wilde wandelen in de avondkoelte, hen wilde leren kennen, en met hen wilde lachen. Dat is niet het beeld van de God die toen zijn schepselen zich van hem afkeerden en voor de dood kozen, zodat ze blind werden voor zijn aanwezigheid in de schepping, zelf deel werd van hun wereld door mens te worden. Niet een zielloze, bevelen opvolgende robot, maar een volledig levend, enthousiast, verlangend mens. Dat is niet het beeld van de God wiens innerlijk in hem bewogen wordt als hij aan zijn troetelkinderen denkt (Jeremia 32), of die als de vader van de zoon hem tegemoet rent en hem zijn jas omhangt. Dat is niet de god die de dood overwint, en de mensen nieuw leven geeft en een nieuwe schepping maakt, waar gerechtigheid woont. Dat is niet de God die de bron is van elk leven, elke beweging, die zoals Chesterton vermoedde, gekenmerkt wordt door vreugde, door het genot zichzelf te zijn. De God die door theologen wordt beschreven als de ‘perichoresis’, de dans.
De God die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus handelt, verlangt, heeft lief. Zo is God. We kunnen hem misschien niet beschrijven als een menselijk persoon, maar niet omdat hij minder persoonlijk zou zijn dan wij, maar juist omdat hij bovenpersoonlijk is. Zijn levenslust, zijn passie, zijn verlangen, zijn zo groot dat ze voortdurend uit zijn binnenste overstromen tot ze in ons terechtkomen, en ons in beweging brengen. Zijn verlangen is de muziek die maakt dat wij willen dansen.
Als dit de God is die uiteindelijk alles en in allen zal zijn, als zijn innerlijke leven de dans is waar wij allen deel van zullen uitmaken, is dat geen schrikbeeld. Dan wordt dat iets om naar te verlangen. Want dan betekent het dat wij niet minder onszelf zullen worden, maar meer. Dat we niet minder zullen verlangen, maar meer. Dat we niet minder creatief zullen zijn, maar meer. En dat we niet minder liefde zullen ervaren, maar meer. Tolkien zegt dat door het lezen van een goed sprookjesverhaal onze diepste verlangens worden vervuld, maar dat ze tegelijk ook oneindig worden aangescherpt (in Over Sprookjesverhalen). Zo zal het in de eeuwigheid ook zijn. En dat betekent dat we ons nooit zullen vervelen, want we worden niet opgenomen in een eeuwig computersysteem, maar in een eeuwig leven. Zodra we God zien als werkelijk goed, en zijn verlangens als werkelijk levensbrengend, wordt de toekomst er een om naar uit te kijken. Ook hier is het belangrijk welk beeld we van God hebben.

De grote, levende, persoonlijke God, de dansende drie-eenheid, vindt ons belangrijk. Daarom wordt in de bijbel niet gezegd dat wij naar de hemel gaan. Nee: er staat dat het nieuwe Jeruzalem, de stad van God uit de hemel zal neerdalen. Naar ons toe zal komen. God zal onder de mensen wonen. Johannes gebruikt in Openbaring sacramentele beelden. Hij zegt dat de mensen geen tempel meer nodig hebben, want God zelf zal onder hen wonen. Ze zullen geen zon of maan meer nodig hebben, want het lam, Jezus, zelf zal hun licht zijn. Dit wil volgens mij zeggen dat de hele werkelijkheid zichtbaar zal zijn. Gods koninkrijk, nu nog verborgen onder de grond van de geschiedenis, is dan openbaar. We zullen dan kennen, zoals we nu zelf gekend zijn. We zullen de beelden niet meer nodig hebben. Die hadden we natuurlijk nooit nodig in een transactionele zin. De Kerk, doop, avondmaal, priesters en huwelijk brengen (zoals ik eerder in deze serie betoogde) niets tot stand dat niet al realiteit was. Ze laten iets zien dat nog niet zichtbaar is, maar al wel realiteit is. En dan zal het voor elk oog zichtbaar zijn, zoals de engelen die Elisa aan zijn knecht liet zien. De schaduwen zijn vervlogen in het licht van de zon. In Hebreeen 9:23 noemt de auteur de tabernakel en haar inrichtingen ‘afbeeldingen’ - dat zijn al onze sacramenten. “Maar wat geschapen is, wankelt en verdwijnt, zodat alleen blijft wat onwankelbaar is.” (Hebreeen 12:27). Daarom zullen we ze uit onze handen laten vallen en er nooit meer aan terugdenken, als we de werkelijkheid zien: de onvoorwaardelijke liefde van God, die leven brengt uit de dood, ons leven, uit onze dood, door Jezus onze Heer.
Maar in zekere zin zijn wij zelf ook sacramenten waarin iets van God zichtbaar wordt. Gods grote verhaal wordt zichtbaar in ons kleine verhaal. En ook wat ons betreft zal in die tijd de werkelijkheid de schaduw vervangen. “We weten nog niet wat we zullen zijn, maar we weten dat we Hem gelijk zullen zijn”, zegt Johannes (1 Johannes 3:2). En Paulus voegt toe dat de hele schepping wacht op het openbaar worden van de “vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt” (Romeinen 8:23). Ook dit betekent niet dat we minder onszelf zullen zijn dan nu, maar juist meer. Want in elk van ons wordt iets heel specifieks en unieks van God zichtbaar, en dat zal dan volledig tot bloei komen. We zullen als God zijn juist in zijn leven en verlangen, in zijn vrijheid en de indruk die hij maakt op zijn omgeving. In De Grote Scheiding van C.S. Lewis ontmoet de hoofdpersoon een van de hemelbewoners. ‘Ik kan me nu niet meer herinneren of ze naakt was of gekleed’, moet hij toegeven. ‘Als ze naakt was, dan was het ongetwijfeld de bijna zichtbare sluier van haar hoffelijkheid en vreugde, waardoor mijn verbeelding de illusie vasthield dat achter haar een lange, blinkende mantel over het blijde gras golfde. Als ze gekleed was, was de illusie van naaktheid vast en zeker het gevolg van de helderheid van haar innerlijk, die door de kleding heen scheen.’ De bijbel suggereert dat we uit de dood zullen opstaan in ons lichaam, maar tegelijk lijkt dat in de bijbelse beschrijvingen meer te zijn dan ons lichaam. Het lichaam is verheerlijkt, glorieus. Het is een lichaam dat geen schaduw meer is, maar werkelijkheid, zo werkelijk dat het net als Jezus in zijn opstandingslichaam door tijd en ruimte kan verplaatsen en tussen de atomen van een muur kan doordringen.
We zullen na onze opstanding bovendien helemaal tot onze bestemming komen. Onze verlangens (zelf al sacramenten waarin de verlangens van God zichtbaar worden) zullen worden vervuld. En dat zal voor iedereen anders zijn. Mijn diepe verlangens zijn namelijk anders dan die van jou. Maar al onze verlangens zijn bedoeld om door God volkomen vervuld te worden. Daarom zegt Lewis in The problem of pain: ‘God will look to every soul like it first love, because He IS its first love’. Ik aarzel om meer te schrijven over dit onderwerp, omdat ik de neiging heb alles van C.S. Lewis te willen aanhalen. Lees van hem het essay ‘The Weight of Glory’. Hij zal je overtuigen dat God ons verlangen niet te sterk vindt, maar eerder te zwak. Dat ons verlangen is wat ons bij Hem doet uitkomen. Hij maakt ook duidelijk dat er geen jaloezie zal zijn in de eeuwigheid. Zoals het er ook nu niet hoeft te zijn, als iemand helemaal zichzelf is. Ik kan bijvoorbeeld nu ervan genieten dat iemand graag wil rotsklimmen en daar helemaal voor gaat, juist omdat ik mezelf toestemming heb gegeven mezelf te zijn, en dus niet hetzelfde hoef te winnen.

Ik ben samen met mijn vrouw behoorlijk bezig met persoonlijkheidstypetheorie, voornamelijk aan de hand van de Myers Briggs Type Indicator. Die levert voor je persoonlijkheid een code op van vier letters. Ik kom uit testen als een INFJ - het zeldzaamste persoonlijkheidstype, volgens de websites. In de beschrijvingen van dit persoonlijkheidstype staat vaak dat het van nature spiritueel is, gericht op de groei van zichzelf en van anderen, en begripsvol voor anderen, maar streng naar zichzelf toe. (Wees gerust, deze paragraaf zal ook over toekomstverwachting gaan. Al is er over MBTI, persoonlijkheid en geloof een hele nieuwe serie artikelen te schrijven!). Nu had ik het er met mijn vrouw over dat de eigenschappen van een INFJ me als gelovige een voordeel zouden kunnen bieden. En ik vroeg me af of dat niet betekende dat ik nog meer mijn best moest doen. Ik dacht dat het betekende dat ik niet tevreden kon zijn met wat ik al voor de heer deed, als het bij mijn persoonlijkheidstype hoorde. Ondertussen vroeg mijn vrouw zich af waarom er niet meer INFJ’s waren in de wereld, omdat de wereld meer serieuze, gewetensvolle wereldverbeteraars kan gebruiken.
Ik besloot het een keer aan God te vragen terwijl ik over straat naar huis liep. En ik kreeg in mijn gedachten antwoorden. Antwoorden die ik ook heel mooi zou vinden als ze uit mijn eigen gedachten voortkwamen, maar voor zover ik wist waren het geen voor mij natuurlijke gedachten. En ze kwamen met de klank die ik met Gods stem heb leren associëren. Ik vroeg aan de Heer waarom er niet meer INFJ’s waren. Het antwoord dat ik kreeg was dat God er niet meer nodig had. Kennelijk was het voldoende voor zijn plan dat 1 procent van de populatie INFJ is en zijn er meer nodig van praktische, handelende persoonlijkheidstypes. Toen ik de Heer om meer vroeg, kreeg ik in gedachten dat het zelfs niet goed zou zijn als er meer waren. Per slot van rekening worden ook Hitler, Osama Bin Laden en Ayatollah Khomeini gezien als INFJ’s, ze kunnen mensen inspireren tot het goede, maar kennelijk ook tot het kwade. Ik vroeg de Heer of ik omdat ik INFJ was meer moest presteren. Maar ik kreeg in gedachten dat het enige wat ik hoefde doen was mezelf te zijn. Ik zou vanzelf anderen inspireren, inzichten en gedachten delen met belangstellenden, schrijven en spreken. En omdat 1 procent van de populatie INFJ is, ‘hoef’ ik in principe maar 99 mensen te bereiken (dat bedacht ik zelf). Het bracht me rust - ik hoef me niet te verkopen, ik hoef mezelf niet succesvol te maken, ik hoef niet op anderen te lijken. Ik mag mezelf zijn.
Tenslotte vroeg ik aan de Heer in mijn gedachten of het eerlijk was als ik in de eeuwigheid zou krijgen wat ik verlangde, als ik inderdaad krijg wat mijn verlangen is, namelijk steeds dieper in de betekenis van God te mogen afdalen. Maar ik kreeg in gedachten dat niemand jaloers op mij zou zijn. Want andere mensen willen niet hetzelfde als ik. In de eeuwigheid zal de een op zijn plek komen in het zingen en muziek maken met anderen, de ander in het verkennen van nieuwe werelden, de ander in het steed dieper doordringen in de diepten van God. En niemand zal jaloers op hen zijn, want ze zullen allemaal zichzelf zijn. Dit geldt voor alle persoonlijkheidstypen. God zal hen allen op hun eigen manier vervullen. Ook dat nam een laag van mijn schuldgevoel weg, en ik kon vrij ademhalen. God houdt van mij omdat hij God is en daarvoor kiest. Dat heeft hij laten zien in Jezus’ dood en opstanding. Ik mag dat accepteren en leven in die liefde, en mezelf accepteren als Gods geliefde kind. In die acceptatie mag ik mezelf zijn, doen wat mijn hand vind om te doen, en de mensen in mijn omgeving liefhebben. Meer niet. Zo goed is het goede nieuws!

vrijdag 28 december 2012

Filmbespreking: The Prince of Egypt

Op eerste kerstavond keken we dit jaar geen kerstfilm (ik heb eerder deze week al eens uitgelegd dat ik daar niet zo veel mee opheb), maar een paasfilm. We keken The Prince of Egypt, de tekenfilm over het leven van Mozes die in 1997 in de bioscoop draaide. Het is een van de films die ik al vele malen heb gezien, maar ook nog vele malen zal kijken. Dat niet alleen vanwege de prachtige animatie, hoewel die wel meespeelt.  Van sommige scenes, zoals de instortende steigers in het begin, is nu wel te zien dat die duidelijk met de computer zijn gemaakt. Maar de wat gestileerde beelden van het oude Egypte zijn indrukwekkend, net als de reis van Mozes door de woestijn. De karakters zijn niet zo sterk gestileerd als in sommige Disneyfilms, waardoor sommige meer cartooneske figuren (de schapen of de priesters Huy en Hotep) een beetje uit de toon lijken te vallen. Uit kinderbijbels overbekende beelden zoals de splitsing van de Rode Zee krijgen een nieuwe luister (vooral door de schaduwbeelden van vissen op de waterwanden). Heel indrukwekkend is de 2D-scene waarin de hoofdfiguur de wandaden van zijn vader ontdekt. De muziek in de film is een andere factor - de meeste liederen zijn heel sterk. Van het aangrijpende ‘Deliver us’ helemaal aan het begint, tot het duet tussen Mozes en Farao Ramses, en het van hoop sprekende ‘When you believe’. En dan noem ik nog niet eens ‘Look at yourself through heaven’s eyes’ - een lied dat mij vaak in gedachten komt: ik moet mijn zelfbeeld niet baseren op mijn eigen oordelen over wat belangrijk is, maar accepteren hoe God over mij denkt. En ten slotte vind ik het verhaal sterk. Het is natuurlijk ook een klassieker. Maar in deze film zijn er uit buiten bijbelse gegevens interessante elementen in gebracht. Het is duidelijk gebaseerd op dezelfde bronnen als de oudere klassieker ‘The Ten Commandments’ - die noemt een boek met de titel ‘The Prince of Egypt’ als inspiratie. En Ramses in The Prince of Egypt lijkt te zijn vormgegeven als Yul Brynner (ze zijn allebei kaal). Maar waar in The Ten Commandments Mozes en Ramses elkaar van het begin af niet mogen, beginnen ze in The Prince of Egypt als vrienden. Dat maakt hun conflict des te aangrijpender en maakt nog duidelijker dat hun verschil een ideologisch verschil is en niet alleen een verschil van karakter. Ook is Zipporah in de tekenfilm wat sterker en levenslustiger dan in de oude film. Maar waarom ik de film vooral waardeer, is dat hij me eraan herinnert hoe belangrijk God vrijheid vindt.

Het is makkelijk te vergeten in een maatschappij waarin religie (in elk geval buiten de voordeur) wordt gelijkgesteld met overheersing, veroordeling en hypocrisie, waarin kerken bekend staan om hun afwijzing van andersdenkenden en anders geaarden, meer om waar ze ‘tegen’ zijn dan waar ze ‘voor’ zijn, en waarin schrijvers tientallen boeken nodig hebben om hun eigen geschiedenis met geestelijke manipulatie te verwerken, maar de grondslag van het Joodse en het Christelijke geloof ligt in een daad van bevrijding. Het gaat in beide om vrijheid. Laat dat woord eens tot je door dringen, en realiseer je hoe groot het contrast is met wat mensen van deze religies hebben gemaakt.
Wij vieren in Nederland nog steeds ‘bevrijdingsdag’ - het moment waarin een einde kwam aan vijf jaar van Duitse bezetting. Niet langer hoefden mensen onder te duiken omdat ze Jood, homo of anderszins ongewenst waren. Niet langer hoefden mensen bang te zijn dat ze geliefden of hun fietsen en andere bezittingen zomaar konden kwijtraken. Niet langer hoefden verenigingen en organisaties zich aan te passen aan het Duitse model, en mensen uit te sluiten. Niet langer hoefden mensen hun meningen voor zich te houden. Niet langer regeerden er mensen over Nederland en over Nederlanders voor wie de Nederlanders niet zelf hadden gekozen. Ze waren vrij. Vrij om hun eigen godsdienst te kiezen. Vrij om volgens hun eigen geweten te handelen. Vrij om hun mening te uiten. Vrij om in de pers te schrijven. Vrij om hun eigen regering te kiezen. Vrij om zichzelf te zijn. Geen wonder dat er op dat moment overal in Nederland werd feestgevierd. En nog steeds.
Een vergelijkbare ‘bevrijdingsdag’ is de basis van het Jodendom en het Christendom. De omstandigheden van Israël in Egypte waren echter nog erger dan die van Nederland onder Duits regime. Het volk Israël leefde in slavernij. Het werkte voor de Farao’s, die leefden voor hun eigen glorie, die hun eigen rijk wilden uitbreiden. Farao’s die zichzelf zagen als goden en hun identiteit dus hadden gekoppeld aan hun macht (een illustratie hoe ‘kleine verhalen’ leiden tot afgodendienst). De Israëlieten moesten zich inzetten voor het vergroten van de positie van de Farao. Wie zich verzette, werd gedood. Wie niet productief meer was, moest verdwijnen. Werd er geprotesteerd, dan verschaften de opzichters geen stro mee, en moesten de slaven dat ‘s nachts op het land verzamelen. En toen het volk te groot dreigde te worden, aarzelden de onderdrukkers niet de pasgeboren jongetjes in de Nijl te werpen. Dit was een genocide. Een volkerenmoord waar de Egyptenaren zich niet schuldig over voelden. ‘Het zijn toch maar slaven’, zeggen zowel de Farao als Ramses in The Prince of Egypt. Deze zin moet bij de kijker een rilling over de rug laten lopen. De Israëlieten waren geen mensen meer, maar slaven. En deze situatie duurde niet maar vijf jaar, maar hield honderden jaren stand.
God maakte echter duidelijk niet op de hand te zijn van slavendrijvers. Hij wilde niet dat de ene mens over de andere zou heersen, en hem of haar zijn waarde als individu zou ontnemen. Hij accepteerde niet dat mensen door de kleine verhaaltjes van anderen alleen nog maar waarde hadden om hun bijdrage aan dat verhaal, hun functie, en niet als onafhankelijk individu. En om dat duidelijk te maken kwam hij in actie tegen Egypte. Hij aarzelde niet al zijn kracht in te zetten om het volk Israël te bevrijden. Zo erg vond God het bestaan van slavernij dat hij zelfs de onschuldige kinderen van Egypte trof. Hij was bereid zo’n hoge prijs te betalen (dat het een hoge prijs is maakt de reactie van Mozes in de tekenfilm duidelijk - maar hij maakt ook duidelijk dat het de koppigheid van de Farao is waarmee deze dit over zichzelf uitroept). Dit zegt mijns inziens niet iets over de wreedheid van God, maar vooral over de slechtheid van slavernij. Dat mensen onvrij zijn is kennelijk nog erger voor God dan dat ze sterven. Deze kinderen zouden immers bij Hem zijn, terwijl de slaven al de jaren van hun leven levend dood waren. En uiteindelijk verlieten de Israëlieten dan Egypte. Ze kregen hun vrijheid terug. Dit was de reden voor een feest dat tot nu toe nog gevierd wordt: Pasen!

Ik denk niet dat Bevrijdingsdag over 3000 jaar nog gevierd wordt, maar deze gebeurtenis was zo belangrijk dat het de grondslag werd voor de nationale identiteit en de religie van het Joodse volk. Zij kenden hun God voortaan in zijn rol als Bevrijder. In de hele bijbel wordt Egypte gebruikt als beeld van overheersing, van macht en controle. En steeds wordt de uittocht als beeld gebruikt van wat God doet: hij maakt mensen vrij. En ook Christenen claimen dit deel van de geschiedenis als basis voor hun geloof. Al bij Jezus’ geboorte werd hij aangekondigd als bevrijder. Het laatste avondmaal dat Jezus viert, is het traditionele paasmaal. Zijn dood en opstanding vielen samen met de herdenking van de slacht van het paaslam en de uittocht uit Egypte. De boodschap van de bijbel is dat het werk van Jezus een herhaling was van deze gebeurtenissen. Maar niet alleen een herhaling. De vervulling! Jezus deed niets anders dan wat God meer dan duizend jaar daarvoor had gedaan. Maar wat God deed voor Israël, deed Jezus voor alle mensen. En waar God zijn volk alleen bevrijdde van de materiële overheersing door een macht van buitenaf, bevrijdde Jezus de mensheid van hun innerlijke gebondenheid, de onvrijheid die hen in de greep hield van oordelen en dus van begeerte en dood. Waar de Israëlieten om aan Egypte te ontsnappen over de bodem van de zee moesten trekken, moeten de mensen nu zich vereenzelvigen met de zwakheid van Jezus tot in de dood, om met Hem te worden opgewekt en voortaan te leven in een nieuw verhaal. Het grootste verhaal dat denkbaar is.  Het Ware Verhaal, dat leidt tot schoonheid, waarheid en relaties, een land overvloeiend van melk en honing.
Dat er een verdergaande bevrijding nodig was, wordt ook duidelijk uit het bijbelse verhaal over de uittocht uit Egypte. Want het is nogal opvallend dat zodra het volk is bevrijd er al wordt gemord. De Israëlieten verlangen terug naar Egypte omdat ze er uien en vlees te eten hadden. En onderaan de Sinaï, in het zicht van de wolk, kiezen ze ervoor afgoden te vereren en vergrijpen ze zich aan elkaar. Ze zijn zelf dus ook in de greep van allerlei kleine verhaaltjes. Ze zoeken hun identiteit in afgoden. Ze offeren andere mensen op aan hun eigen begeerte. Dit wordt weer duidelijker weergegeven in The Ten Commandments, waar de corrupte Dathan het volk aanzet tot rebellie. In zekere zin waren de Israëlieten na hun bevrijding nog steeds slaaf. Niet langer van de Egyptenaren, maar van de zonde (en interessant genoeg van de religieuze zonde - ze kozen voor het kleine verhaal van de religie en werden daardoor onvrij). Deze onvrijheid vindt God even erg als de uitwendige onvrijheid. En omdat God een bevrijder is, wil hij zijn volk ook bevrijden van hun zonde. Maar dat gaat niet door vertoon van macht. Dat gaat niet door wonderen en tekenen. Dat zijn uiterlijke verschijnselen, het is beïnvloeding van buitenaf. Dat kan nooit werkelijk de interne motivatie van mensen veranderen. Het kan hen er hooguit door angst en beloning toe brengen om hun gedrag aan te passen. Maar het maakt niet dat ze naar een ander leven gaan verlangen. Daarvoor is een innerlijke verandering nodig - en die kan niet plaatsvinden door geweld.
Ook de wet faalt daarin, omdat de wet met zijn beloften en straffen een uitwendige maatregel is. Aan de Sinaï moet God wel zijn wet geven om in het nieuwe volk Israel in elk geval een deel vrijheid te garanderen. Hij laat vastleggen dat mensen een God moeten dienen, en geen afgoden, en dat ze elkaar als waardevolle individuen moeten behandelen en niet alleen als gebruiksvoorwerpen. De tien geboden kun je zien als een heel vroege versie van de Universele Mensenrechten. Deze regels waren, op straffe van steniging, de duizend jaren na de uittocht uit Egypte de garantie dat Israël niet zelf een nieuw Egypte zou worden. In het Oude Testament was de ‘wet’ dus de basis voor vrijheid. Dit punt wordt meerdere malen gemaakt in The Ten Commandments. Deze film werd niet lang na de Tweede Wereldoorlog gemaakt, en dat conflict resoneert in deze film. Meer dan God zelf lijkt in deze film de ‘wet’ nodig te zijn om individuen in vrijheid te laten leven. De wet die stelt dat ieder mens (voor de wet) gelijk is.

Maar de geschiedenis van Israël laat zien dat de wet niet voldoende is (de geschiedenis van de wereld na de Tweede Wereldoorlog toont dit trouwens ook aan). En daarom kijken de profeten uit naar een nieuw verbond. Een verbond waarbij God zijn wet in de harten van zijn kinderen zou schrijven. De wet zou niet langer iets zijn buiten de mensen, gegrift op tafelen van steen, maar een realiteit binnen de mensen, geschreven op tafelen van vlees. Voortaan zouden de mensen uit zichzelf de wet houden. Omdat de wet kan worden samengevat in de geboden ‘Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf’, betekent dit dat voortaan de mensen zouden liefhebben. God, zichzelf en elkaar. In mijn boek ‘Indrukwekkende Vrijheid’ heb ik al betoogd dat dit de basis is voor werkelijke vrijheid. Wie liefheeft, heeft de wet vervuld, zeggen meerdere schrijvers in het Nieuwe Testament. Maar liefde kan niet van buitenaf worden afgedwongen. Het is het gevolg van een innerlijke verandering. Zoals het oude verbond, met zijn wet van buitenaf, volgde op een bevrijding van uitwendige omstandigheden, volgt het nieuwe verbond, met zijn wet in het binnenste, op een bevrijding van het menselijke hart.
Ik heb zelf het idee dat The Prince of Egypt vooruit grijpt op dit tweede verbond - door niet de Joden in opstand te laten komen, en geen nadruk te leggen op de wetgeving. Mozes is in deze film zelfs een Christusfiguur die zelf ook lijdt onder het laatste oordeel van God over Egypte. Maar dit plaatje is niet compleet. Want de bevrijding van het menselijke hart is niet tot stand gebracht door Mozes, maar is door Jezus bewerkstelligd op Pasen. Jezus gebruikt zelf geen geweld, maar wordt het slachtoffer van geweld. Dit keer betaalt God niet een vreselijke prijs om zijn volk te bevrijden, maar Hij neemt alle kosten van de slavernij van de mensheid op zich. Hij heft niet zijn hand op in toorn (zoals God deed tegen Egypte), maar keert zijn andere wang toe en laat zijn hand vastnagelen in het kruis. Waar God als de dood tekeerging in Egypte, verslaat Hij nu juist de dood van binnenuit. God is nu zelf het lam, zodat niemand meer hoeft te sterven. Hij identificeert zich met de slaven, en neemt hen met zich mee uit de slavernij naar de vrijheid. Het Egypte van de zelfzucht (de kern van alle kleine verhalen) is verslagen, Christus is overwinnaar. Dit is het Grote Verhaal. Als wij daarin gaan leven, verandert ons hart, verandert onze motivatie. Dan willen we liefhebben, God en de naaste. Niet omdat het moet, maar omdat we het verlangen. Daarom zijn we niet onder het eerste verbond, waarbij de wet nodig was als garantie voor de vrijheid, maar onder het tweede verbond, dat van de genade. Niet het oordeel van God over wat goed en slecht is, maar zijn grote liefde is nu ons leidende principe. We hoeven niet meer bang te zijn. Nergens voor. Zelfs niet voor de dood. Dus hebben we onze kleine verhaaltjes niet meer nodig. Dit is het grote verschil tussen Jezus en Mozes: “Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en waarheid is door Jezus Christus geworden” (Johannes 1:17).

Dit is een prachtige boodschap. Een bevrijdende boodschap. Letterlijk. God is onze bevrijder. Maar daar waar de Israëlieten terug verlangden naar de vleespotten van Egypte, verlangen christenen nogal eens terug naar het leven onder het eerste verbond. Het leven onder de wet. Vertrouwen in de liefde van God, wordt nogal eens vervangen door nieuwe (eventueel ongeschreven) regels. Veel zondagen in de kerk staan niet in het teken van het Evangelie, vaak wordt het avondmaal niet elke zondag gevierd (wat toch ons nieuwe ‘paasfeest’ is en we zouden moeten voeren ‘zo vaak we samenkomen’), en in plaats daarvan praten we over het houden van stille tijd, hoe we moeten leven, hoe we ons moeten inzetten, en hoe slecht zonde is. We noemen ons niet ‘wettisch’, maar we focussen wel op de buitenkant, in plaats van elkaar steeds weer te herinneren aan de onvoorwaardelijke liefde van God, die ons heeft bevrijdt en ons van binnenuit verandert. Het Grote Verhaal wordt genoemd in het voorbijgaan, maar we praten vaker over de kleine verhalen van kerkdiensten, evenementen en manieren om ‘doelgericht’ te leven.
Het bijbelboek Hebreeën waarschuwt hiertegen. Het waarschuwt dat mensen die hebben geproefd van het Grote Verhaal, die de vrijheid hebben gesmaakt, en dan toch kiezen voor het leven onder de wet, het kleine verhaal, niet opnieuw bevrijdt kunnen worden. De schrijver verwijst hierbij niet voor niets naar de aanwezigheid van God op de Sinaï en de Israëlieten die ondanks ze de lichtende wolk met eigen ogen hadden gezien, toch naar Egypte wilden terugkeren. Als zelfs het zien van Gods glorie je niet van je liefde voor Egypte afbrengt, zal niets je naar het beloofde land kunnen laten verlangen. Als je zelfs door het zien van het offer van Jezus, zijn dood en opstanding, niet gaat verlangen naar het leven in de genade, zal niets je daartoe kunnen brengen. Dat is de betekenis van die woorden die mij vroeger zulke angst aanjoegen. Niet dat ik als ik aan het bestaan van God twijfel nooit meer naar de hemel zou kunnen gaan. God zal mij immers altijd accepteren. Zijn liefde wankelt nooit. Maar het betekent dat als ik de genade verwerp als basis voor mijn leven, God niet nog een middel achter de hand heeft om mij te overtuigen. Het is zijn liefde of niets. Als zijn liefde niet genoeg is, zal niets genoeg zijn. Dit is een ernstige zaak. Geen wonder dat Paulus in Galaten nogal ernstig ingaat tegen dwaalleraars die probeerden de gelovigen weer te laten gehoorzamen aan de oude machten van de wet. Uit het tweede verbond kun je niet terug naar het eerste.