Op eerste kerstavond keken we dit jaar geen kerstfilm (ik heb eerder deze week al eens uitgelegd dat ik daar niet zo veel mee opheb), maar een paasfilm. We keken The Prince of Egypt, de tekenfilm over het leven van Mozes die in 1997 in de bioscoop draaide. Het is een van de films die ik al vele malen heb gezien, maar ook nog vele malen zal kijken. Dat niet alleen vanwege de prachtige animatie, hoewel die wel meespeelt. Van sommige scenes, zoals de instortende steigers in het begin, is nu wel te zien dat die duidelijk met de computer zijn gemaakt. Maar de wat gestileerde beelden van het oude Egypte zijn indrukwekkend, net als de reis van Mozes door de woestijn. De karakters zijn niet zo sterk gestileerd als in sommige Disneyfilms, waardoor sommige meer cartooneske figuren (de schapen of de priesters Huy en Hotep) een beetje uit de toon lijken te vallen. Uit kinderbijbels overbekende beelden zoals de splitsing van de Rode Zee krijgen een nieuwe luister (vooral door de schaduwbeelden van vissen op de waterwanden). Heel indrukwekkend is de 2D-scene waarin de hoofdfiguur de wandaden van zijn vader ontdekt. De muziek in de film is een andere factor - de meeste liederen zijn heel sterk. Van het aangrijpende ‘Deliver us’ helemaal aan het begint, tot het duet tussen Mozes en Farao Ramses, en het van hoop sprekende ‘When you believe’. En dan noem ik nog niet eens ‘Look at yourself through heaven’s eyes’ - een lied dat mij vaak in gedachten komt: ik moet mijn zelfbeeld niet baseren op mijn eigen oordelen over wat belangrijk is, maar accepteren hoe God over mij denkt. En ten slotte vind ik het verhaal sterk. Het is natuurlijk ook een klassieker. Maar in deze film zijn er uit buiten bijbelse gegevens interessante elementen in gebracht. Het is duidelijk gebaseerd op dezelfde bronnen als de oudere klassieker ‘The Ten Commandments’ - die noemt een boek met de titel ‘The Prince of Egypt’ als inspiratie. En Ramses in The Prince of Egypt lijkt te zijn vormgegeven als Yul Brynner (ze zijn allebei kaal). Maar waar in The Ten Commandments Mozes en Ramses elkaar van het begin af niet mogen, beginnen ze in The Prince of Egypt als vrienden. Dat maakt hun conflict des te aangrijpender en maakt nog duidelijker dat hun verschil een ideologisch verschil is en niet alleen een verschil van karakter. Ook is Zipporah in de tekenfilm wat sterker en levenslustiger dan in de oude film. Maar waarom ik de film vooral waardeer, is dat hij me eraan herinnert hoe belangrijk God vrijheid vindt.
Het is makkelijk te vergeten in een maatschappij waarin religie (in elk geval buiten de voordeur) wordt gelijkgesteld met overheersing, veroordeling en hypocrisie, waarin kerken bekend staan om hun afwijzing van andersdenkenden en anders geaarden, meer om waar ze ‘tegen’ zijn dan waar ze ‘voor’ zijn, en waarin schrijvers tientallen boeken nodig hebben om hun eigen geschiedenis met geestelijke manipulatie te verwerken, maar de grondslag van het Joodse en het Christelijke geloof ligt in een daad van bevrijding. Het gaat in beide om vrijheid. Laat dat woord eens tot je door dringen, en realiseer je hoe groot het contrast is met wat mensen van deze religies hebben gemaakt.
Wij vieren in Nederland nog steeds ‘bevrijdingsdag’ - het moment waarin een einde kwam aan vijf jaar van Duitse bezetting. Niet langer hoefden mensen onder te duiken omdat ze Jood, homo of anderszins ongewenst waren. Niet langer hoefden mensen bang te zijn dat ze geliefden of hun fietsen en andere bezittingen zomaar konden kwijtraken. Niet langer hoefden verenigingen en organisaties zich aan te passen aan het Duitse model, en mensen uit te sluiten. Niet langer hoefden mensen hun meningen voor zich te houden. Niet langer regeerden er mensen over Nederland en over Nederlanders voor wie de Nederlanders niet zelf hadden gekozen. Ze waren vrij. Vrij om hun eigen godsdienst te kiezen. Vrij om volgens hun eigen geweten te handelen. Vrij om hun mening te uiten. Vrij om in de pers te schrijven. Vrij om hun eigen regering te kiezen. Vrij om zichzelf te zijn. Geen wonder dat er op dat moment overal in Nederland werd feestgevierd. En nog steeds.
Een vergelijkbare ‘bevrijdingsdag’ is de basis van het Jodendom en het Christendom. De omstandigheden van Israël in Egypte waren echter nog erger dan die van Nederland onder Duits regime. Het volk Israël leefde in slavernij. Het werkte voor de Farao’s, die leefden voor hun eigen glorie, die hun eigen rijk wilden uitbreiden. Farao’s die zichzelf zagen als goden en hun identiteit dus hadden gekoppeld aan hun macht (een illustratie hoe ‘kleine verhalen’ leiden tot afgodendienst). De Israëlieten moesten zich inzetten voor het vergroten van de positie van de Farao. Wie zich verzette, werd gedood. Wie niet productief meer was, moest verdwijnen. Werd er geprotesteerd, dan verschaften de opzichters geen stro mee, en moesten de slaven dat ‘s nachts op het land verzamelen. En toen het volk te groot dreigde te worden, aarzelden de onderdrukkers niet de pasgeboren jongetjes in de Nijl te werpen. Dit was een genocide. Een volkerenmoord waar de Egyptenaren zich niet schuldig over voelden. ‘Het zijn toch maar slaven’, zeggen zowel de Farao als Ramses in The Prince of Egypt. Deze zin moet bij de kijker een rilling over de rug laten lopen. De Israëlieten waren geen mensen meer, maar slaven. En deze situatie duurde niet maar vijf jaar, maar hield honderden jaren stand.
God maakte echter duidelijk niet op de hand te zijn van slavendrijvers. Hij wilde niet dat de ene mens over de andere zou heersen, en hem of haar zijn waarde als individu zou ontnemen. Hij accepteerde niet dat mensen door de kleine verhaaltjes van anderen alleen nog maar waarde hadden om hun bijdrage aan dat verhaal, hun functie, en niet als onafhankelijk individu. En om dat duidelijk te maken kwam hij in actie tegen Egypte. Hij aarzelde niet al zijn kracht in te zetten om het volk Israël te bevrijden. Zo erg vond God het bestaan van slavernij dat hij zelfs de onschuldige kinderen van Egypte trof. Hij was bereid zo’n hoge prijs te betalen (dat het een hoge prijs is maakt de reactie van Mozes in de tekenfilm duidelijk - maar hij maakt ook duidelijk dat het de koppigheid van de Farao is waarmee deze dit over zichzelf uitroept). Dit zegt mijns inziens niet iets over de wreedheid van God, maar vooral over de slechtheid van slavernij. Dat mensen onvrij zijn is kennelijk nog erger voor God dan dat ze sterven. Deze kinderen zouden immers bij Hem zijn, terwijl de slaven al de jaren van hun leven levend dood waren. En uiteindelijk verlieten de Israëlieten dan Egypte. Ze kregen hun vrijheid terug. Dit was de reden voor een feest dat tot nu toe nog gevierd wordt: Pasen!
Ik denk niet dat Bevrijdingsdag over 3000 jaar nog gevierd wordt, maar deze gebeurtenis was zo belangrijk dat het de grondslag werd voor de nationale identiteit en de religie van het Joodse volk. Zij kenden hun God voortaan in zijn rol als Bevrijder. In de hele bijbel wordt Egypte gebruikt als beeld van overheersing, van macht en controle. En steeds wordt de uittocht als beeld gebruikt van wat God doet: hij maakt mensen vrij. En ook Christenen claimen dit deel van de geschiedenis als basis voor hun geloof. Al bij Jezus’ geboorte werd hij aangekondigd als bevrijder. Het laatste avondmaal dat Jezus viert, is het traditionele paasmaal. Zijn dood en opstanding vielen samen met de herdenking van de slacht van het paaslam en de uittocht uit Egypte. De boodschap van de bijbel is dat het werk van Jezus een herhaling was van deze gebeurtenissen. Maar niet alleen een herhaling. De vervulling! Jezus deed niets anders dan wat God meer dan duizend jaar daarvoor had gedaan. Maar wat God deed voor Israël, deed Jezus voor alle mensen. En waar God zijn volk alleen bevrijdde van de materiële overheersing door een macht van buitenaf, bevrijdde Jezus de mensheid van hun innerlijke gebondenheid, de onvrijheid die hen in de greep hield van oordelen en dus van begeerte en dood. Waar de Israëlieten om aan Egypte te ontsnappen over de bodem van de zee moesten trekken, moeten de mensen nu zich vereenzelvigen met de zwakheid van Jezus tot in de dood, om met Hem te worden opgewekt en voortaan te leven in een nieuw verhaal. Het grootste verhaal dat denkbaar is. Het Ware Verhaal, dat leidt tot schoonheid, waarheid en relaties, een land overvloeiend van melk en honing.
Dat er een verdergaande bevrijding nodig was, wordt ook duidelijk uit het bijbelse verhaal over de uittocht uit Egypte. Want het is nogal opvallend dat zodra het volk is bevrijd er al wordt gemord. De Israëlieten verlangen terug naar Egypte omdat ze er uien en vlees te eten hadden. En onderaan de Sinaï, in het zicht van de wolk, kiezen ze ervoor afgoden te vereren en vergrijpen ze zich aan elkaar. Ze zijn zelf dus ook in de greep van allerlei kleine verhaaltjes. Ze zoeken hun identiteit in afgoden. Ze offeren andere mensen op aan hun eigen begeerte. Dit wordt weer duidelijker weergegeven in The Ten Commandments, waar de corrupte Dathan het volk aanzet tot rebellie. In zekere zin waren de Israëlieten na hun bevrijding nog steeds slaaf. Niet langer van de Egyptenaren, maar van de zonde (en interessant genoeg van de religieuze zonde - ze kozen voor het kleine verhaal van de religie en werden daardoor onvrij). Deze onvrijheid vindt God even erg als de uitwendige onvrijheid. En omdat God een bevrijder is, wil hij zijn volk ook bevrijden van hun zonde. Maar dat gaat niet door vertoon van macht. Dat gaat niet door wonderen en tekenen. Dat zijn uiterlijke verschijnselen, het is beïnvloeding van buitenaf. Dat kan nooit werkelijk de interne motivatie van mensen veranderen. Het kan hen er hooguit door angst en beloning toe brengen om hun gedrag aan te passen. Maar het maakt niet dat ze naar een ander leven gaan verlangen. Daarvoor is een innerlijke verandering nodig - en die kan niet plaatsvinden door geweld.
Ook de wet faalt daarin, omdat de wet met zijn beloften en straffen een uitwendige maatregel is. Aan de Sinaï moet God wel zijn wet geven om in het nieuwe volk Israel in elk geval een deel vrijheid te garanderen. Hij laat vastleggen dat mensen een God moeten dienen, en geen afgoden, en dat ze elkaar als waardevolle individuen moeten behandelen en niet alleen als gebruiksvoorwerpen. De tien geboden kun je zien als een heel vroege versie van de Universele Mensenrechten. Deze regels waren, op straffe van steniging, de duizend jaren na de uittocht uit Egypte de garantie dat Israël niet zelf een nieuw Egypte zou worden. In het Oude Testament was de ‘wet’ dus de basis voor vrijheid. Dit punt wordt meerdere malen gemaakt in The Ten Commandments. Deze film werd niet lang na de Tweede Wereldoorlog gemaakt, en dat conflict resoneert in deze film. Meer dan God zelf lijkt in deze film de ‘wet’ nodig te zijn om individuen in vrijheid te laten leven. De wet die stelt dat ieder mens (voor de wet) gelijk is.
Maar de geschiedenis van Israël laat zien dat de wet niet voldoende is (de geschiedenis van de wereld na de Tweede Wereldoorlog toont dit trouwens ook aan). En daarom kijken de profeten uit naar een nieuw verbond. Een verbond waarbij God zijn wet in de harten van zijn kinderen zou schrijven. De wet zou niet langer iets zijn buiten de mensen, gegrift op tafelen van steen, maar een realiteit binnen de mensen, geschreven op tafelen van vlees. Voortaan zouden de mensen uit zichzelf de wet houden. Omdat de wet kan worden samengevat in de geboden ‘Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf’, betekent dit dat voortaan de mensen zouden liefhebben. God, zichzelf en elkaar. In mijn boek ‘Indrukwekkende Vrijheid’ heb ik al betoogd dat dit de basis is voor werkelijke vrijheid. Wie liefheeft, heeft de wet vervuld, zeggen meerdere schrijvers in het Nieuwe Testament. Maar liefde kan niet van buitenaf worden afgedwongen. Het is het gevolg van een innerlijke verandering. Zoals het oude verbond, met zijn wet van buitenaf, volgde op een bevrijding van uitwendige omstandigheden, volgt het nieuwe verbond, met zijn wet in het binnenste, op een bevrijding van het menselijke hart.
Ik heb zelf het idee dat The Prince of Egypt vooruit grijpt op dit tweede verbond - door niet de Joden in opstand te laten komen, en geen nadruk te leggen op de wetgeving. Mozes is in deze film zelfs een Christusfiguur die zelf ook lijdt onder het laatste oordeel van God over Egypte. Maar dit plaatje is niet compleet. Want de bevrijding van het menselijke hart is niet tot stand gebracht door Mozes, maar is door Jezus bewerkstelligd op Pasen. Jezus gebruikt zelf geen geweld, maar wordt het slachtoffer van geweld. Dit keer betaalt God niet een vreselijke prijs om zijn volk te bevrijden, maar Hij neemt alle kosten van de slavernij van de mensheid op zich. Hij heft niet zijn hand op in toorn (zoals God deed tegen Egypte), maar keert zijn andere wang toe en laat zijn hand vastnagelen in het kruis. Waar God als de dood tekeerging in Egypte, verslaat Hij nu juist de dood van binnenuit. God is nu zelf het lam, zodat niemand meer hoeft te sterven. Hij identificeert zich met de slaven, en neemt hen met zich mee uit de slavernij naar de vrijheid. Het Egypte van de zelfzucht (de kern van alle kleine verhalen) is verslagen, Christus is overwinnaar. Dit is het Grote Verhaal. Als wij daarin gaan leven, verandert ons hart, verandert onze motivatie. Dan willen we liefhebben, God en de naaste. Niet omdat het moet, maar omdat we het verlangen. Daarom zijn we niet onder het eerste verbond, waarbij de wet nodig was als garantie voor de vrijheid, maar onder het tweede verbond, dat van de genade. Niet het oordeel van God over wat goed en slecht is, maar zijn grote liefde is nu ons leidende principe. We hoeven niet meer bang te zijn. Nergens voor. Zelfs niet voor de dood. Dus hebben we onze kleine verhaaltjes niet meer nodig. Dit is het grote verschil tussen Jezus en Mozes: “Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en waarheid is door Jezus Christus geworden” (Johannes 1:17).
Dit is een prachtige boodschap. Een bevrijdende boodschap. Letterlijk. God is onze bevrijder. Maar daar waar de Israëlieten terug verlangden naar de vleespotten van Egypte, verlangen christenen nogal eens terug naar het leven onder het eerste verbond. Het leven onder de wet. Vertrouwen in de liefde van God, wordt nogal eens vervangen door nieuwe (eventueel ongeschreven) regels. Veel zondagen in de kerk staan niet in het teken van het Evangelie, vaak wordt het avondmaal niet elke zondag gevierd (wat toch ons nieuwe ‘paasfeest’ is en we zouden moeten voeren ‘zo vaak we samenkomen’), en in plaats daarvan praten we over het houden van stille tijd, hoe we moeten leven, hoe we ons moeten inzetten, en hoe slecht zonde is. We noemen ons niet ‘wettisch’, maar we focussen wel op de buitenkant, in plaats van elkaar steeds weer te herinneren aan de onvoorwaardelijke liefde van God, die ons heeft bevrijdt en ons van binnenuit verandert. Het Grote Verhaal wordt genoemd in het voorbijgaan, maar we praten vaker over de kleine verhalen van kerkdiensten, evenementen en manieren om ‘doelgericht’ te leven.
Het bijbelboek Hebreeën waarschuwt hiertegen. Het waarschuwt dat mensen die hebben geproefd van het Grote Verhaal, die de vrijheid hebben gesmaakt, en dan toch kiezen voor het leven onder de wet, het kleine verhaal, niet opnieuw bevrijdt kunnen worden. De schrijver verwijst hierbij niet voor niets naar de aanwezigheid van God op de Sinaï en de Israëlieten die ondanks ze de lichtende wolk met eigen ogen hadden gezien, toch naar Egypte wilden terugkeren. Als zelfs het zien van Gods glorie je niet van je liefde voor Egypte afbrengt, zal niets je naar het beloofde land kunnen laten verlangen. Als je zelfs door het zien van het offer van Jezus, zijn dood en opstanding, niet gaat verlangen naar het leven in de genade, zal niets je daartoe kunnen brengen. Dat is de betekenis van die woorden die mij vroeger zulke angst aanjoegen. Niet dat ik als ik aan het bestaan van God twijfel nooit meer naar de hemel zou kunnen gaan. God zal mij immers altijd accepteren. Zijn liefde wankelt nooit. Maar het betekent dat als ik de genade verwerp als basis voor mijn leven, God niet nog een middel achter de hand heeft om mij te overtuigen. Het is zijn liefde of niets. Als zijn liefde niet genoeg is, zal niets genoeg zijn. Dit is een ernstige zaak. Geen wonder dat Paulus in Galaten nogal ernstig ingaat tegen dwaalleraars die probeerden de gelovigen weer te laten gehoorzamen aan de oude machten van de wet. Uit het tweede verbond kun je niet terug naar het eerste.
Het is makkelijk te vergeten in een maatschappij waarin religie (in elk geval buiten de voordeur) wordt gelijkgesteld met overheersing, veroordeling en hypocrisie, waarin kerken bekend staan om hun afwijzing van andersdenkenden en anders geaarden, meer om waar ze ‘tegen’ zijn dan waar ze ‘voor’ zijn, en waarin schrijvers tientallen boeken nodig hebben om hun eigen geschiedenis met geestelijke manipulatie te verwerken, maar de grondslag van het Joodse en het Christelijke geloof ligt in een daad van bevrijding. Het gaat in beide om vrijheid. Laat dat woord eens tot je door dringen, en realiseer je hoe groot het contrast is met wat mensen van deze religies hebben gemaakt.
Wij vieren in Nederland nog steeds ‘bevrijdingsdag’ - het moment waarin een einde kwam aan vijf jaar van Duitse bezetting. Niet langer hoefden mensen onder te duiken omdat ze Jood, homo of anderszins ongewenst waren. Niet langer hoefden mensen bang te zijn dat ze geliefden of hun fietsen en andere bezittingen zomaar konden kwijtraken. Niet langer hoefden verenigingen en organisaties zich aan te passen aan het Duitse model, en mensen uit te sluiten. Niet langer hoefden mensen hun meningen voor zich te houden. Niet langer regeerden er mensen over Nederland en over Nederlanders voor wie de Nederlanders niet zelf hadden gekozen. Ze waren vrij. Vrij om hun eigen godsdienst te kiezen. Vrij om volgens hun eigen geweten te handelen. Vrij om hun mening te uiten. Vrij om in de pers te schrijven. Vrij om hun eigen regering te kiezen. Vrij om zichzelf te zijn. Geen wonder dat er op dat moment overal in Nederland werd feestgevierd. En nog steeds.
Een vergelijkbare ‘bevrijdingsdag’ is de basis van het Jodendom en het Christendom. De omstandigheden van Israël in Egypte waren echter nog erger dan die van Nederland onder Duits regime. Het volk Israël leefde in slavernij. Het werkte voor de Farao’s, die leefden voor hun eigen glorie, die hun eigen rijk wilden uitbreiden. Farao’s die zichzelf zagen als goden en hun identiteit dus hadden gekoppeld aan hun macht (een illustratie hoe ‘kleine verhalen’ leiden tot afgodendienst). De Israëlieten moesten zich inzetten voor het vergroten van de positie van de Farao. Wie zich verzette, werd gedood. Wie niet productief meer was, moest verdwijnen. Werd er geprotesteerd, dan verschaften de opzichters geen stro mee, en moesten de slaven dat ‘s nachts op het land verzamelen. En toen het volk te groot dreigde te worden, aarzelden de onderdrukkers niet de pasgeboren jongetjes in de Nijl te werpen. Dit was een genocide. Een volkerenmoord waar de Egyptenaren zich niet schuldig over voelden. ‘Het zijn toch maar slaven’, zeggen zowel de Farao als Ramses in The Prince of Egypt. Deze zin moet bij de kijker een rilling over de rug laten lopen. De Israëlieten waren geen mensen meer, maar slaven. En deze situatie duurde niet maar vijf jaar, maar hield honderden jaren stand.
God maakte echter duidelijk niet op de hand te zijn van slavendrijvers. Hij wilde niet dat de ene mens over de andere zou heersen, en hem of haar zijn waarde als individu zou ontnemen. Hij accepteerde niet dat mensen door de kleine verhaaltjes van anderen alleen nog maar waarde hadden om hun bijdrage aan dat verhaal, hun functie, en niet als onafhankelijk individu. En om dat duidelijk te maken kwam hij in actie tegen Egypte. Hij aarzelde niet al zijn kracht in te zetten om het volk Israël te bevrijden. Zo erg vond God het bestaan van slavernij dat hij zelfs de onschuldige kinderen van Egypte trof. Hij was bereid zo’n hoge prijs te betalen (dat het een hoge prijs is maakt de reactie van Mozes in de tekenfilm duidelijk - maar hij maakt ook duidelijk dat het de koppigheid van de Farao is waarmee deze dit over zichzelf uitroept). Dit zegt mijns inziens niet iets over de wreedheid van God, maar vooral over de slechtheid van slavernij. Dat mensen onvrij zijn is kennelijk nog erger voor God dan dat ze sterven. Deze kinderen zouden immers bij Hem zijn, terwijl de slaven al de jaren van hun leven levend dood waren. En uiteindelijk verlieten de Israëlieten dan Egypte. Ze kregen hun vrijheid terug. Dit was de reden voor een feest dat tot nu toe nog gevierd wordt: Pasen!
Ik denk niet dat Bevrijdingsdag over 3000 jaar nog gevierd wordt, maar deze gebeurtenis was zo belangrijk dat het de grondslag werd voor de nationale identiteit en de religie van het Joodse volk. Zij kenden hun God voortaan in zijn rol als Bevrijder. In de hele bijbel wordt Egypte gebruikt als beeld van overheersing, van macht en controle. En steeds wordt de uittocht als beeld gebruikt van wat God doet: hij maakt mensen vrij. En ook Christenen claimen dit deel van de geschiedenis als basis voor hun geloof. Al bij Jezus’ geboorte werd hij aangekondigd als bevrijder. Het laatste avondmaal dat Jezus viert, is het traditionele paasmaal. Zijn dood en opstanding vielen samen met de herdenking van de slacht van het paaslam en de uittocht uit Egypte. De boodschap van de bijbel is dat het werk van Jezus een herhaling was van deze gebeurtenissen. Maar niet alleen een herhaling. De vervulling! Jezus deed niets anders dan wat God meer dan duizend jaar daarvoor had gedaan. Maar wat God deed voor Israël, deed Jezus voor alle mensen. En waar God zijn volk alleen bevrijdde van de materiële overheersing door een macht van buitenaf, bevrijdde Jezus de mensheid van hun innerlijke gebondenheid, de onvrijheid die hen in de greep hield van oordelen en dus van begeerte en dood. Waar de Israëlieten om aan Egypte te ontsnappen over de bodem van de zee moesten trekken, moeten de mensen nu zich vereenzelvigen met de zwakheid van Jezus tot in de dood, om met Hem te worden opgewekt en voortaan te leven in een nieuw verhaal. Het grootste verhaal dat denkbaar is. Het Ware Verhaal, dat leidt tot schoonheid, waarheid en relaties, een land overvloeiend van melk en honing.
Dat er een verdergaande bevrijding nodig was, wordt ook duidelijk uit het bijbelse verhaal over de uittocht uit Egypte. Want het is nogal opvallend dat zodra het volk is bevrijd er al wordt gemord. De Israëlieten verlangen terug naar Egypte omdat ze er uien en vlees te eten hadden. En onderaan de Sinaï, in het zicht van de wolk, kiezen ze ervoor afgoden te vereren en vergrijpen ze zich aan elkaar. Ze zijn zelf dus ook in de greep van allerlei kleine verhaaltjes. Ze zoeken hun identiteit in afgoden. Ze offeren andere mensen op aan hun eigen begeerte. Dit wordt weer duidelijker weergegeven in The Ten Commandments, waar de corrupte Dathan het volk aanzet tot rebellie. In zekere zin waren de Israëlieten na hun bevrijding nog steeds slaaf. Niet langer van de Egyptenaren, maar van de zonde (en interessant genoeg van de religieuze zonde - ze kozen voor het kleine verhaal van de religie en werden daardoor onvrij). Deze onvrijheid vindt God even erg als de uitwendige onvrijheid. En omdat God een bevrijder is, wil hij zijn volk ook bevrijden van hun zonde. Maar dat gaat niet door vertoon van macht. Dat gaat niet door wonderen en tekenen. Dat zijn uiterlijke verschijnselen, het is beïnvloeding van buitenaf. Dat kan nooit werkelijk de interne motivatie van mensen veranderen. Het kan hen er hooguit door angst en beloning toe brengen om hun gedrag aan te passen. Maar het maakt niet dat ze naar een ander leven gaan verlangen. Daarvoor is een innerlijke verandering nodig - en die kan niet plaatsvinden door geweld.
Ook de wet faalt daarin, omdat de wet met zijn beloften en straffen een uitwendige maatregel is. Aan de Sinaï moet God wel zijn wet geven om in het nieuwe volk Israel in elk geval een deel vrijheid te garanderen. Hij laat vastleggen dat mensen een God moeten dienen, en geen afgoden, en dat ze elkaar als waardevolle individuen moeten behandelen en niet alleen als gebruiksvoorwerpen. De tien geboden kun je zien als een heel vroege versie van de Universele Mensenrechten. Deze regels waren, op straffe van steniging, de duizend jaren na de uittocht uit Egypte de garantie dat Israël niet zelf een nieuw Egypte zou worden. In het Oude Testament was de ‘wet’ dus de basis voor vrijheid. Dit punt wordt meerdere malen gemaakt in The Ten Commandments. Deze film werd niet lang na de Tweede Wereldoorlog gemaakt, en dat conflict resoneert in deze film. Meer dan God zelf lijkt in deze film de ‘wet’ nodig te zijn om individuen in vrijheid te laten leven. De wet die stelt dat ieder mens (voor de wet) gelijk is.
Maar de geschiedenis van Israël laat zien dat de wet niet voldoende is (de geschiedenis van de wereld na de Tweede Wereldoorlog toont dit trouwens ook aan). En daarom kijken de profeten uit naar een nieuw verbond. Een verbond waarbij God zijn wet in de harten van zijn kinderen zou schrijven. De wet zou niet langer iets zijn buiten de mensen, gegrift op tafelen van steen, maar een realiteit binnen de mensen, geschreven op tafelen van vlees. Voortaan zouden de mensen uit zichzelf de wet houden. Omdat de wet kan worden samengevat in de geboden ‘Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf’, betekent dit dat voortaan de mensen zouden liefhebben. God, zichzelf en elkaar. In mijn boek ‘Indrukwekkende Vrijheid’ heb ik al betoogd dat dit de basis is voor werkelijke vrijheid. Wie liefheeft, heeft de wet vervuld, zeggen meerdere schrijvers in het Nieuwe Testament. Maar liefde kan niet van buitenaf worden afgedwongen. Het is het gevolg van een innerlijke verandering. Zoals het oude verbond, met zijn wet van buitenaf, volgde op een bevrijding van uitwendige omstandigheden, volgt het nieuwe verbond, met zijn wet in het binnenste, op een bevrijding van het menselijke hart.
Ik heb zelf het idee dat The Prince of Egypt vooruit grijpt op dit tweede verbond - door niet de Joden in opstand te laten komen, en geen nadruk te leggen op de wetgeving. Mozes is in deze film zelfs een Christusfiguur die zelf ook lijdt onder het laatste oordeel van God over Egypte. Maar dit plaatje is niet compleet. Want de bevrijding van het menselijke hart is niet tot stand gebracht door Mozes, maar is door Jezus bewerkstelligd op Pasen. Jezus gebruikt zelf geen geweld, maar wordt het slachtoffer van geweld. Dit keer betaalt God niet een vreselijke prijs om zijn volk te bevrijden, maar Hij neemt alle kosten van de slavernij van de mensheid op zich. Hij heft niet zijn hand op in toorn (zoals God deed tegen Egypte), maar keert zijn andere wang toe en laat zijn hand vastnagelen in het kruis. Waar God als de dood tekeerging in Egypte, verslaat Hij nu juist de dood van binnenuit. God is nu zelf het lam, zodat niemand meer hoeft te sterven. Hij identificeert zich met de slaven, en neemt hen met zich mee uit de slavernij naar de vrijheid. Het Egypte van de zelfzucht (de kern van alle kleine verhalen) is verslagen, Christus is overwinnaar. Dit is het Grote Verhaal. Als wij daarin gaan leven, verandert ons hart, verandert onze motivatie. Dan willen we liefhebben, God en de naaste. Niet omdat het moet, maar omdat we het verlangen. Daarom zijn we niet onder het eerste verbond, waarbij de wet nodig was als garantie voor de vrijheid, maar onder het tweede verbond, dat van de genade. Niet het oordeel van God over wat goed en slecht is, maar zijn grote liefde is nu ons leidende principe. We hoeven niet meer bang te zijn. Nergens voor. Zelfs niet voor de dood. Dus hebben we onze kleine verhaaltjes niet meer nodig. Dit is het grote verschil tussen Jezus en Mozes: “Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en waarheid is door Jezus Christus geworden” (Johannes 1:17).
Dit is een prachtige boodschap. Een bevrijdende boodschap. Letterlijk. God is onze bevrijder. Maar daar waar de Israëlieten terug verlangden naar de vleespotten van Egypte, verlangen christenen nogal eens terug naar het leven onder het eerste verbond. Het leven onder de wet. Vertrouwen in de liefde van God, wordt nogal eens vervangen door nieuwe (eventueel ongeschreven) regels. Veel zondagen in de kerk staan niet in het teken van het Evangelie, vaak wordt het avondmaal niet elke zondag gevierd (wat toch ons nieuwe ‘paasfeest’ is en we zouden moeten voeren ‘zo vaak we samenkomen’), en in plaats daarvan praten we over het houden van stille tijd, hoe we moeten leven, hoe we ons moeten inzetten, en hoe slecht zonde is. We noemen ons niet ‘wettisch’, maar we focussen wel op de buitenkant, in plaats van elkaar steeds weer te herinneren aan de onvoorwaardelijke liefde van God, die ons heeft bevrijdt en ons van binnenuit verandert. Het Grote Verhaal wordt genoemd in het voorbijgaan, maar we praten vaker over de kleine verhalen van kerkdiensten, evenementen en manieren om ‘doelgericht’ te leven.
Het bijbelboek Hebreeën waarschuwt hiertegen. Het waarschuwt dat mensen die hebben geproefd van het Grote Verhaal, die de vrijheid hebben gesmaakt, en dan toch kiezen voor het leven onder de wet, het kleine verhaal, niet opnieuw bevrijdt kunnen worden. De schrijver verwijst hierbij niet voor niets naar de aanwezigheid van God op de Sinaï en de Israëlieten die ondanks ze de lichtende wolk met eigen ogen hadden gezien, toch naar Egypte wilden terugkeren. Als zelfs het zien van Gods glorie je niet van je liefde voor Egypte afbrengt, zal niets je naar het beloofde land kunnen laten verlangen. Als je zelfs door het zien van het offer van Jezus, zijn dood en opstanding, niet gaat verlangen naar het leven in de genade, zal niets je daartoe kunnen brengen. Dat is de betekenis van die woorden die mij vroeger zulke angst aanjoegen. Niet dat ik als ik aan het bestaan van God twijfel nooit meer naar de hemel zou kunnen gaan. God zal mij immers altijd accepteren. Zijn liefde wankelt nooit. Maar het betekent dat als ik de genade verwerp als basis voor mijn leven, God niet nog een middel achter de hand heeft om mij te overtuigen. Het is zijn liefde of niets. Als zijn liefde niet genoeg is, zal niets genoeg zijn. Dit is een ernstige zaak. Geen wonder dat Paulus in Galaten nogal ernstig ingaat tegen dwaalleraars die probeerden de gelovigen weer te laten gehoorzamen aan de oude machten van de wet. Uit het tweede verbond kun je niet terug naar het eerste.