Elf jaar geleden alweer (waar blijft de tijd) verscheen de eerste film van de The Lord of the Rings-trilogie in de bioscoop. Ik was sinds een paar jaar filmfanaat en volgde in filmtijdschriften alle ontwikkelingen en verslagen. Maar bovendien had ik mijn liefde voor het fantasygenre herontdekt omdat mijn jongste broer in zijn vakantie het boek van Tolkien had meegenomen en ik het voor het eerst sind mijn elfde in zijn geheel had gelezen. Sindsdien had ik serie na serie van andere schrijvers verslonden. Ik speelde zelfs al met het idee zelf een fantasyboek te schrijven (waar ik nu trouwens weer mee bezig ben nadat het tien jaar heeft stil gelegen). Het bijzondere van fantasyboeken vond ik hoe die je als lezer kunnen onderdompelen in een andere wereld, met eigen topografie (landkaarten voorin het boek zijn essentieel), eigen natuurwetten (magie is ook aan regels onderworpen) en eigen bijzondere wezens. Helaas hadden de fantasyfilms die ik had gezien niet dezelfde geloofwaardigheid als de boeken (zelfs de eerste Harry Potter viel eigenlijk wat tegen). Maar met The Fellowship of the Ring veranderde dat. Ik kan me de avond nog herinneren dat ik hem voor het eerst keek (ook omdat ik toen een ‘date’ had - zoiets maakt gebeurtenissen vaak nog wat helderder). Ik werd volledig in het verhaal getrokken. Vanaf de eerste beelden uit de proloog, tot de gemoedelijke gouw, het prachtige Rivendel. De film deed wat de boeken al deden: hij wekte verlangen op, wakkerde het vuur van binnen aan, voegde woorden en beelden aan mijn leven toe. Ik realiseerde me dat ik verlangde naar de wereld die ‘achter’ deze wereld ligt, een wereld waar alles, ook het kleinste, waardevol is en betekenis heeft, waar mysterie en heldendom hand in hand gaan, waar schoonheid wordt gevonden die het hart beroert. Ik heb die eerste film vijf keer in de bioscoop gezien. The Two Towers zes keer. En The Return of the King zeven keer. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Gelukkig waren er de ‘extended editions’ die de wereld van midden-aarde nog meer detail gaven.
Uiteindelijk hield het op, en sindsdien is er geen film geweest die hetzelfde of zelfs maar een vergelijkbaar effect op me heeft gehad. Je kunt je dus voorstellen dat ik enthousiast was van het nieuws dat regisseur Peter Jackson ook The Hobbit zou gaan verfilmen.
Misschien waren het mijn hooggespannen verwachtingen. Dat kan heel goed het geval zijn. In elk geval had The Hobbit - an unexpected journey niet hetzelfde effect op me als The Fellowship of the Ring dat had. Aan de andere kant is The Hobbit ook niet hetzelfde boek als The Lord of the Rings. Niet voor niets heb ik de laatste wel vier keer gelezen en de eerste niet. The Hobbit is vermakelijk, een verhaal geschreven voor kinderen, dat langzaam een meer mythisch karakter krijgt, maar mist de details en de grandeur van Tolkiens meesterwerk. In The Hobbit veranderen trollen in steen in het zonlicht, en vechten rotsreuzen met elkaar in de bergen. De elven zingen vrolijke liedjes, en Gollem speelt raadselspelletjes. De film bevindt zich tussen de twee boeken in. Aan de ene kant zijn veel van de grappen en grollen uit The Hobbit bewaard gebleven, en de wat meer onsamenhangend aandoende wereld (steenreuzen?), aan de andere kant zijn er doorkijkjes naar de grotere wereld zoals die in The Lord of the Rings was beschreven, en komen veel van dezelfde karakters opduiken, zelfs Frodo, Galadriel en Saruman. Ook zijdelings genoemde karakters uit The Hobbit krijgen een grotere rol, zodat een episch aandoend conflict kan ontstaan. De mix deed voor mij soms ongemakkelijk aan. Ook omdat er gekozen is om van dit boek drie films van elk drie uur te maken. Zelfs een Tolkienverslaafde als ik neigt ertoe dat iets te veel te vinden. Deze film had volgens mij prima twee uur kunnen duren (drie films van twee uur zouden ideaal zijn geweest, denk ik). Nu dacht ik een paar keer: “Oh nee, alweer de Wargs ...” Wat allemaal niet betekent dat ik het een slechte film vind. Ik zal hem zeker drie keer in de bioscoop kijken - meer dan de meeste andere films. Alleen geen vijf tot zeven keer zoals met zijn voorgangers. De wereld van midden-aarde blijft ook in de vorm van The Hobbit de moeite van een herhaald bezoek waard. Er zijn zoveel details, zo liefdevol weergegeven - ik zou graag eens in Rivendel willen verdwalen. De natuur van Nieuw-Zeeland draagt er natuurlijk ook aan bij. Verder zijn de dwergen fascinerende karakters, en Thorin Eikenschild is passend heldhaftig. De actiescenes zijn inventief, alhoewel soms wel lang uitgetrokken en (dit kan aan de veel besproken ‘high frame rate’ liggen) voelden soms onwerkelijk aan - bij het gevecht tegen de aardmannen voelde ik niet de spanning die ik volgens mij zou hebben moeten voelen (zoals later wel in een confrontatie tussen Thorin en een van zijn tegenstanders). De acteurs zijn erg goed. Martin Freeman kan erg goed een alledaags persoon spelen die wordt opgenomen in buitengewone omstandigheden, zoals in Sherlock, en hij is hier perfect als Bilbo. Ian McKellen is weer erg goed als Gandalf, en Andy Serkis keert terug als Gollem in een briljante, meeslepende scene. De dwergen zijn ook allemaal uniek, hoewel ze niet allemaal even goed zijn uitgewerkt als individuen, maar dat komt misschien in de vervolgfilms - wel genoot ik erg van de eerste scenes met de dwergen in Bilbo’s huis, inclusief hun hilarische en aangrijpende liederen (ik neurie de tweede daarvan al de hele dag). En ik vond de glimpen die ik opving van de draak Smaug wel naar meer smaken. Het grootste compliment dat ik de film kan geven, is dat mijn verbeelding werd geprikkeld en ik meer zin kreeg in het schrijven van mijn eigen verhaal. Dan heeft een film het goed gedaan, vind ik.
Voor wie het boek niet kent: deze film draait om Bilbo, de oom van Frodo uit de eerste film. Hij is een respectabele Hobbit, die niets liever doet dan op het bankje voor zijn huis zitten pijp te roken. Dan komt de tovenaar Gandalf langs, en hij verstoort de rust. Bilbo’s huis blijkt te zijn uitgekozen als ontmoetingsplaats voor een dertiental dwergen, ooit verdreven uit hun koninkrijk Erebor, en nu vastbesloten hun belangrijkste schat terug te winnen van de draak Smaug. En Bilbo blijkt uitgekozen om daar een rol in te spelen - die van inbreker. Hij protesteert aanvankelijk, maar in zijn hart blijkt toch een verlangen naar avontuur te schuilen (uit de Toek kant van zijn familie) en hij sluit zich bij de expeditie aan. Maar hij blijft twijfelen of hij wel zo’n goede inbreker is als Gandalf en de dwergen lijken te geloven. Het gezelschap trekt naar het oosten, maar hun reis blijkt niet zonder gevaren. Een boosaardige orkenaanvoerder heeft namelijk nog een appeltje te schillen met Thorin Eikenschild. Tovenaar Radagast de Bruine doet ondertussen een ontdekking in het Mirkwood die verstrekkende gevolgen zal hebben ...
Ook wat betreft de thematiek is er veel overlap tussen deze film en de eerdere trilogie - niet alleen klinkt Tolkiens duidelijke morele overtuiging in beide door, ze gaan ook nog eens allebei over een hobbit, of meerdere hobbits, die terechtkomen in een wereld die groter, mooier maar ook gevaarlijker is dan die ze tot dan toe kenden. En in die wereld blijken ze een rol te spelen die niet kon worden vervuld door de sterken, de machtigen of de rijken. Het is het verhaal van de overwinning van de zwakheid, waarin gewone daden van vriendelijkheid of naastenliefde de doorslag geven en de kleinste het is die niet door macht gecorrumpeerd wordt. Zelfs al is de ring in deze film niet het symbool van de macht die hij is in de latere films, het thema keert wel weer terug.
Een tweede thema is echter wel uniek, en dat heeft te maken met de reden waarom de hobbit in de grotere, mooiere en gevaarlijkere wereld terechtkomt. Bilbo is namelijk een heel andere persoon dan Frodo. Frodo leek te verlangen naar de wereld buiten de gouw (waarschijnlijk door zijn oom geinspireerd). Maar hij betreedt die wereld uiteindelijk niet uit eigen keuze. Hij wordt ertoe gedwongen. En zijn reis is al snel een belasting. “I wish the ring had never come to me”, verzucht hij al halverwege de eerste film. En tegen het eind van de derde film is hij murw, en heeft de dorre woestijn van Mordor zelfs zijn herinnering aan de gouw uitgewist. De reis die Frodo moet ondernemen is bittere noodzaak, en hij dreigt er aan ten onder te gaan, zelfs zijn identiteit te verliezen. Toch gaat hij, ook al kent hij niet de weg.
Bilbo is daarentegen zijn verlangen naar avontuur kwijtgeraakt. Ja, hij stamt af van de familie Toek met enkele illustere types in de lijn, maar hijzelf is respectabel geworden (de film-Bilbo is een oudere man dan de film-Frodo). Gandalf verwijt het hem: “Sinds wanneer is je voorraadkast en de gehaakte onderzetter belangrijker voor je geworden dan de wereld buiten de gouw?” Er is iets doodgegaan in Bilbo. Ook hij is zijn identiteit kwijtgeraakt. Niet door op reis te gaan, maar juist door niet op reis te gaan. Hij heeft zijn verlangen begraven, en zo lang genegeerd dat het er niet meer lijkt te zijn. Liever omgeeft hij zich met comfort, en mensen die de rust verstoren behandelt hij vriendelijk en wijst ze dan de deur. Hij is onaanraakbaar voor wilde dingen, schoonheid, vriendschap, waarheid. Zelfs zijn boeken en kaarten wekken zijn verlangen niet op, maar vervangen het alleen maar. Maar Gandalf -een vertegenwoordiger van de bovennatuurlijke wereld, van de goddelijke invloed in midden-aarde- laat het er niet bij. De dwergen dringen Bilbo’s leven binnen en gooien het danig in de war. Maar tegelijk roepen hun liederen en verhalen iets bij Bilbo wakker. Het duurt even voor het tot hem doordringt, en bijna is het te laat, maar hij verlaat uiteindelijk Hobbitstee uit eigen keuze. Hij wordt niet gedwongen, verre van (de meeste dwergen gokken dat hij thuis zal blijven). Hij wil zelf op avontuur (zoals hij roept als hij uit Hobbitstee vertrekt).
En ja, ook voor Bilbo is het avontuur gevaarlijk. Gandalf kan niet garanderen dat hij levend thuiskomt, en waarschuwt hem dat als hij terugkomt, hij niet meer dezelfde zal zijn. Thorin Eikenschild kan ook niet voor hem garant staan (en bovendien ondertekent hij een contract dat de dwergen vrijspreekt van verantwoordelijkheid in het geval van gruwelijke ontwikkelingen). Hij komt er ook achter dat hij het zonder comfort moet stellen (hij kan niet terug om een zakdoek te halen). En bovendien loopt hij tegen zijn eigen grenzen aan. Hij twijfelt aan zichzelf. Vooral als de dwergen ook niet veel vertrouwen in hem blijken te hebben. Wie is hij? Kan hij niet beter teruggaan? Dat is wat avontuur met mensen doet: het confronteert ze met de waarheid van de wereld - de concreetheid van een bergtop, de realiteit van een storm op zee, de werkelijkheid van een tijger. En in de confontatie daarmee ontdekt je de waarheid over jezelf. Wie is de werkelijke Bilbo? Is dat de aan comfort gehechte man van middelbare leeftijd, die het liefst alleen is, omringd door een leven dat hij geheel onder controle heeft? Of is Bilbo een man met een groot hart, die voor zijn vrienden op de bres springt, die met wijd open ogen geniet van Rivendel, die de waarheid durft te spreken over zichzelf en over anderen? Iemand die zelfs aan een wezen als Gollem genade durft te schenken?
En ja, ook Bilbo denkt terug aan de gouw. Maar zijn avontuur heeft niet, zoals bij Frodo, de herinnering aan het goede van de gouw doen vervagen. Het avontuur van Bilbo is geen lijden, maar leven. Het wist de herinnering aan het goede niet uit, want het is zelf goed (zoals het avontuur van Frodo een noodzakelijkheid was). Omdat het avontuur van Bilbo ook goed is, wordt het goede van de gouw niet minder, maar meer. Het krijgt de werkelijke plaats terug. Het was voor Bilbo een afgod geworden (een ‘klein verhaal’, iets waar hij zijn identiteit aan ontleende) en daardoor kon hij er niet werkelijk van genieten. Maar nu krijgt het gouwleven zijn werkelijke proporties terug. Hij kan er weer van genieten om wat het is in zichzelf en niet om de illusie van veiligheid die hem erdoor geboden wordt. En daardoor kan hij er ook tijdelijk afstand van nemen, om met zijn vrienden mee te gaan. Vrienden die niet een thuis hebben zoals hij, die het goede uit hun leven zijn kwijtgeraakt. Hij kan voor hen een offer brengen, zodat zij kunnen genieten van dat waar hij van geniet.
Kortom, waar Frodo door het lijden zijn leven kwijtraakte, vindt Bilbo door op avontuur te gaan zijn leven. Zijn hart begint weer te kloppen, zijn verlangens beginnen weer te branden. Hij is meer zichzelf dan toen hij in zijn eentje thuiszat.
Ik herken wel wat van Bilbo in mezelf. Ik heb ook het postuur en de liefde voor eten van een hobbit. Maar tegelijk wil ik het leven zien als een Groot Verhaal, en wil ik mijn verlangen naar schoonheid, waarheid en liefde levend houden. Ik wil het avontuur zoeken van het schrijven en van relaties, en metzelf niet in slaap laten sussen. En mocht dat wel gebeuren, dan hoop ik dat iemand als Gandalf langskomt en me herinnert aan wat ik bijna was kwijtgeraakt: mijn leven.
Uiteindelijk hield het op, en sindsdien is er geen film geweest die hetzelfde of zelfs maar een vergelijkbaar effect op me heeft gehad. Je kunt je dus voorstellen dat ik enthousiast was van het nieuws dat regisseur Peter Jackson ook The Hobbit zou gaan verfilmen.
Misschien waren het mijn hooggespannen verwachtingen. Dat kan heel goed het geval zijn. In elk geval had The Hobbit - an unexpected journey niet hetzelfde effect op me als The Fellowship of the Ring dat had. Aan de andere kant is The Hobbit ook niet hetzelfde boek als The Lord of the Rings. Niet voor niets heb ik de laatste wel vier keer gelezen en de eerste niet. The Hobbit is vermakelijk, een verhaal geschreven voor kinderen, dat langzaam een meer mythisch karakter krijgt, maar mist de details en de grandeur van Tolkiens meesterwerk. In The Hobbit veranderen trollen in steen in het zonlicht, en vechten rotsreuzen met elkaar in de bergen. De elven zingen vrolijke liedjes, en Gollem speelt raadselspelletjes. De film bevindt zich tussen de twee boeken in. Aan de ene kant zijn veel van de grappen en grollen uit The Hobbit bewaard gebleven, en de wat meer onsamenhangend aandoende wereld (steenreuzen?), aan de andere kant zijn er doorkijkjes naar de grotere wereld zoals die in The Lord of the Rings was beschreven, en komen veel van dezelfde karakters opduiken, zelfs Frodo, Galadriel en Saruman. Ook zijdelings genoemde karakters uit The Hobbit krijgen een grotere rol, zodat een episch aandoend conflict kan ontstaan. De mix deed voor mij soms ongemakkelijk aan. Ook omdat er gekozen is om van dit boek drie films van elk drie uur te maken. Zelfs een Tolkienverslaafde als ik neigt ertoe dat iets te veel te vinden. Deze film had volgens mij prima twee uur kunnen duren (drie films van twee uur zouden ideaal zijn geweest, denk ik). Nu dacht ik een paar keer: “Oh nee, alweer de Wargs ...” Wat allemaal niet betekent dat ik het een slechte film vind. Ik zal hem zeker drie keer in de bioscoop kijken - meer dan de meeste andere films. Alleen geen vijf tot zeven keer zoals met zijn voorgangers. De wereld van midden-aarde blijft ook in de vorm van The Hobbit de moeite van een herhaald bezoek waard. Er zijn zoveel details, zo liefdevol weergegeven - ik zou graag eens in Rivendel willen verdwalen. De natuur van Nieuw-Zeeland draagt er natuurlijk ook aan bij. Verder zijn de dwergen fascinerende karakters, en Thorin Eikenschild is passend heldhaftig. De actiescenes zijn inventief, alhoewel soms wel lang uitgetrokken en (dit kan aan de veel besproken ‘high frame rate’ liggen) voelden soms onwerkelijk aan - bij het gevecht tegen de aardmannen voelde ik niet de spanning die ik volgens mij zou hebben moeten voelen (zoals later wel in een confrontatie tussen Thorin en een van zijn tegenstanders). De acteurs zijn erg goed. Martin Freeman kan erg goed een alledaags persoon spelen die wordt opgenomen in buitengewone omstandigheden, zoals in Sherlock, en hij is hier perfect als Bilbo. Ian McKellen is weer erg goed als Gandalf, en Andy Serkis keert terug als Gollem in een briljante, meeslepende scene. De dwergen zijn ook allemaal uniek, hoewel ze niet allemaal even goed zijn uitgewerkt als individuen, maar dat komt misschien in de vervolgfilms - wel genoot ik erg van de eerste scenes met de dwergen in Bilbo’s huis, inclusief hun hilarische en aangrijpende liederen (ik neurie de tweede daarvan al de hele dag). En ik vond de glimpen die ik opving van de draak Smaug wel naar meer smaken. Het grootste compliment dat ik de film kan geven, is dat mijn verbeelding werd geprikkeld en ik meer zin kreeg in het schrijven van mijn eigen verhaal. Dan heeft een film het goed gedaan, vind ik.
Voor wie het boek niet kent: deze film draait om Bilbo, de oom van Frodo uit de eerste film. Hij is een respectabele Hobbit, die niets liever doet dan op het bankje voor zijn huis zitten pijp te roken. Dan komt de tovenaar Gandalf langs, en hij verstoort de rust. Bilbo’s huis blijkt te zijn uitgekozen als ontmoetingsplaats voor een dertiental dwergen, ooit verdreven uit hun koninkrijk Erebor, en nu vastbesloten hun belangrijkste schat terug te winnen van de draak Smaug. En Bilbo blijkt uitgekozen om daar een rol in te spelen - die van inbreker. Hij protesteert aanvankelijk, maar in zijn hart blijkt toch een verlangen naar avontuur te schuilen (uit de Toek kant van zijn familie) en hij sluit zich bij de expeditie aan. Maar hij blijft twijfelen of hij wel zo’n goede inbreker is als Gandalf en de dwergen lijken te geloven. Het gezelschap trekt naar het oosten, maar hun reis blijkt niet zonder gevaren. Een boosaardige orkenaanvoerder heeft namelijk nog een appeltje te schillen met Thorin Eikenschild. Tovenaar Radagast de Bruine doet ondertussen een ontdekking in het Mirkwood die verstrekkende gevolgen zal hebben ...
Ook wat betreft de thematiek is er veel overlap tussen deze film en de eerdere trilogie - niet alleen klinkt Tolkiens duidelijke morele overtuiging in beide door, ze gaan ook nog eens allebei over een hobbit, of meerdere hobbits, die terechtkomen in een wereld die groter, mooier maar ook gevaarlijker is dan die ze tot dan toe kenden. En in die wereld blijken ze een rol te spelen die niet kon worden vervuld door de sterken, de machtigen of de rijken. Het is het verhaal van de overwinning van de zwakheid, waarin gewone daden van vriendelijkheid of naastenliefde de doorslag geven en de kleinste het is die niet door macht gecorrumpeerd wordt. Zelfs al is de ring in deze film niet het symbool van de macht die hij is in de latere films, het thema keert wel weer terug.
Een tweede thema is echter wel uniek, en dat heeft te maken met de reden waarom de hobbit in de grotere, mooiere en gevaarlijkere wereld terechtkomt. Bilbo is namelijk een heel andere persoon dan Frodo. Frodo leek te verlangen naar de wereld buiten de gouw (waarschijnlijk door zijn oom geinspireerd). Maar hij betreedt die wereld uiteindelijk niet uit eigen keuze. Hij wordt ertoe gedwongen. En zijn reis is al snel een belasting. “I wish the ring had never come to me”, verzucht hij al halverwege de eerste film. En tegen het eind van de derde film is hij murw, en heeft de dorre woestijn van Mordor zelfs zijn herinnering aan de gouw uitgewist. De reis die Frodo moet ondernemen is bittere noodzaak, en hij dreigt er aan ten onder te gaan, zelfs zijn identiteit te verliezen. Toch gaat hij, ook al kent hij niet de weg.
Bilbo is daarentegen zijn verlangen naar avontuur kwijtgeraakt. Ja, hij stamt af van de familie Toek met enkele illustere types in de lijn, maar hijzelf is respectabel geworden (de film-Bilbo is een oudere man dan de film-Frodo). Gandalf verwijt het hem: “Sinds wanneer is je voorraadkast en de gehaakte onderzetter belangrijker voor je geworden dan de wereld buiten de gouw?” Er is iets doodgegaan in Bilbo. Ook hij is zijn identiteit kwijtgeraakt. Niet door op reis te gaan, maar juist door niet op reis te gaan. Hij heeft zijn verlangen begraven, en zo lang genegeerd dat het er niet meer lijkt te zijn. Liever omgeeft hij zich met comfort, en mensen die de rust verstoren behandelt hij vriendelijk en wijst ze dan de deur. Hij is onaanraakbaar voor wilde dingen, schoonheid, vriendschap, waarheid. Zelfs zijn boeken en kaarten wekken zijn verlangen niet op, maar vervangen het alleen maar. Maar Gandalf -een vertegenwoordiger van de bovennatuurlijke wereld, van de goddelijke invloed in midden-aarde- laat het er niet bij. De dwergen dringen Bilbo’s leven binnen en gooien het danig in de war. Maar tegelijk roepen hun liederen en verhalen iets bij Bilbo wakker. Het duurt even voor het tot hem doordringt, en bijna is het te laat, maar hij verlaat uiteindelijk Hobbitstee uit eigen keuze. Hij wordt niet gedwongen, verre van (de meeste dwergen gokken dat hij thuis zal blijven). Hij wil zelf op avontuur (zoals hij roept als hij uit Hobbitstee vertrekt).
En ja, ook voor Bilbo is het avontuur gevaarlijk. Gandalf kan niet garanderen dat hij levend thuiskomt, en waarschuwt hem dat als hij terugkomt, hij niet meer dezelfde zal zijn. Thorin Eikenschild kan ook niet voor hem garant staan (en bovendien ondertekent hij een contract dat de dwergen vrijspreekt van verantwoordelijkheid in het geval van gruwelijke ontwikkelingen). Hij komt er ook achter dat hij het zonder comfort moet stellen (hij kan niet terug om een zakdoek te halen). En bovendien loopt hij tegen zijn eigen grenzen aan. Hij twijfelt aan zichzelf. Vooral als de dwergen ook niet veel vertrouwen in hem blijken te hebben. Wie is hij? Kan hij niet beter teruggaan? Dat is wat avontuur met mensen doet: het confronteert ze met de waarheid van de wereld - de concreetheid van een bergtop, de realiteit van een storm op zee, de werkelijkheid van een tijger. En in de confontatie daarmee ontdekt je de waarheid over jezelf. Wie is de werkelijke Bilbo? Is dat de aan comfort gehechte man van middelbare leeftijd, die het liefst alleen is, omringd door een leven dat hij geheel onder controle heeft? Of is Bilbo een man met een groot hart, die voor zijn vrienden op de bres springt, die met wijd open ogen geniet van Rivendel, die de waarheid durft te spreken over zichzelf en over anderen? Iemand die zelfs aan een wezen als Gollem genade durft te schenken?
En ja, ook Bilbo denkt terug aan de gouw. Maar zijn avontuur heeft niet, zoals bij Frodo, de herinnering aan het goede van de gouw doen vervagen. Het avontuur van Bilbo is geen lijden, maar leven. Het wist de herinnering aan het goede niet uit, want het is zelf goed (zoals het avontuur van Frodo een noodzakelijkheid was). Omdat het avontuur van Bilbo ook goed is, wordt het goede van de gouw niet minder, maar meer. Het krijgt de werkelijke plaats terug. Het was voor Bilbo een afgod geworden (een ‘klein verhaal’, iets waar hij zijn identiteit aan ontleende) en daardoor kon hij er niet werkelijk van genieten. Maar nu krijgt het gouwleven zijn werkelijke proporties terug. Hij kan er weer van genieten om wat het is in zichzelf en niet om de illusie van veiligheid die hem erdoor geboden wordt. En daardoor kan hij er ook tijdelijk afstand van nemen, om met zijn vrienden mee te gaan. Vrienden die niet een thuis hebben zoals hij, die het goede uit hun leven zijn kwijtgeraakt. Hij kan voor hen een offer brengen, zodat zij kunnen genieten van dat waar hij van geniet.
Kortom, waar Frodo door het lijden zijn leven kwijtraakte, vindt Bilbo door op avontuur te gaan zijn leven. Zijn hart begint weer te kloppen, zijn verlangens beginnen weer te branden. Hij is meer zichzelf dan toen hij in zijn eentje thuiszat.
Ik herken wel wat van Bilbo in mezelf. Ik heb ook het postuur en de liefde voor eten van een hobbit. Maar tegelijk wil ik het leven zien als een Groot Verhaal, en wil ik mijn verlangen naar schoonheid, waarheid en liefde levend houden. Ik wil het avontuur zoeken van het schrijven en van relaties, en metzelf niet in slaap laten sussen. En mocht dat wel gebeuren, dan hoop ik dat iemand als Gandalf langskomt en me herinnert aan wat ik bijna was kwijtgeraakt: mijn leven.