Ik heb de afgelopen week een nieuwe manier gevonden om het verschil tussen een transactionele visie op het geloof en een sacramentele visie te beschrijven. Een manier die in elk geval voor mij nog helderder maakt hoe belangrijk het is dit onderscheid te maken. En hoe radicaal de gevolgen zijn als je van een transactionele beleving overstapt op een sacramentele. Daarom dat ik er na meerdere series toch nog een keer op mijn blog op terugkom.
Het begon allemaal met de vraag die ik kreeg, om naar aanleiding van een tweet van mij op de blog van iemand anders te reageren. Zo gaat het op de sociale media. In het betreffende blogbericht (voor mijn reacties zie onderaan) gaf de auteur aan zich niet meer christen te willen noemen, in verband met alle negatieve associaties die met deze naam verbonden blijken. Het lijkt erop alsof de georganiseerde religie al het goede uit de boodschap van Jezus onzichtbaar heeft gemaakt, en datgene wat kwaad was in de menselijke natuur een excuus heeft gegeven om zich nog duidelijker te tonen. Daarom noemde deze blogger zichzelf liever ‘volgeling van Jezus’. In elk geval tot deze naam ook door associaties zou zijn vergiftigd. Ik had heel veel sympathie voor zijn standpunt. Maar ik wil het graag nog een stap verder doorvoeren.
Want waarom zou ik überhaupt mezelf een ‘label’ willen toekennen? Waarom zou ik mijn identiteit ontlenen aan het woord ‘christen’? Ik heb hier al eerder over geschreven in de beginjaren van deze blog, toen schrijfster Anne Rice een paar jaar na haar bekering tot het katholicisme weer afstand deed van de naam ‘christen’. Ze bleef wel in Jezus geloven, maar kon wat ze de kerk zag doen niet met hem associëren. Ik betoogde toen ook al dat we door het onderverdelen van de wereld in ‘christelijk’ en ‘niet christelijk’ onszelf afscheiden van veel wat goed is, en onze ogen sluiten voor iets wat eigenlijk slecht is. Want we consumeren gedachteloos het flauwe, onrealistische verhaal alleen omdat marketeers ‘christelijk’ op de verpakking hebben gezet - terwijl we bang zijn voor creatieve, kunstige verhalen, muziek en kunstwerken, alleen omdat de makers geen ‘christen’ zijn. Terwijl deze vaak meer waarheid, schoonheid en liefde bevatten dan de clichématige productie van christenen. Net zo moeten we de mensen die zich ‘christen’ noemen in onze armen sluiten als onze broeders en zusters. Zelfs als ze anderen belasteren, anderen veroordelen, anderen buiten sluiten. Want ze geloven immers, en ze zullen het dus wel goed bedoelen. En de mensen buiten de groep ‘christenen’ zien we heel snel vooral als bekeringsobjecten, als projecten, of als ‘zondaar’ en niet als unieke, waardevolle individuen die onze liefde waard zijn. We geloven zelfs niet dat God van hen houdt zoals ze zijn. Ze moeten eerst ‘christen’ worden om er echt helemaal bij te horen. Dat is waar we ‘labels’ voor gebruiken, om makkelijk te kunnen oordelen over iets dat helemaal niet makkelijk is.
Dit is natuurlijk een automatisme voor ons, mensen, iets dat bij ons hoort sinds we aten van de boom van de ‘kennis van goed en kwaad’. Volgens Greg Boyd, in navolging van Bonhoeffer, staat het eten van deze boom voor het zich toe-eigenen van het oordeel - van het zelf willen indelen van mensen in ‘goed’ of ‘kwaad’. Van het aanbrengen van scheiding. We doen het voortdurend, elke dag, elk moment van ons leven. Dat wil echter niet zeggen dat het goed is. Voor de ander of voor ons. Niet voor niets horen we in de bijbel pas nadat dit heeft plaatsgevonden, over een ‘grens’ tussen het paradijs en de wereld daarbuiten en wordt de mens daarover getransporteerd, naar ‘buiten’, in plaats van ‘binnen’.
Deze manier van denken heet ook wel een ‘bounded set’. Volgens een van de beschrijvingen op internet is ‘a bounded set ... where we create a boundary, a theological border, and separate those who are inside the fence from those who are out. It is an ‘us’ versus ‘them’ mentality, where everyone on the inside is accepted, loved, and welcomed, while those outside the fence are kept away until they can change their beliefs and behaviors to fit the entry requirements.’ Als je het zou moeten uittekenen, zou je een vierkant op het papier zetten, met daarbinnen de zwarte stippen, en daar buiten de rode stippen. Het onderscheid tussen de zwarte en de rode stippen is heel duidelijk, en wordt bepaald door de vraag aan welke kant van de lijn ze zich bevinden. Een andere metafoor om dat duidelijk te maken is de manier waarop wij tegenwoordig schapen houden, namelijk op een weiland. Kijk maar eens naar buiten als je met de trein rijdt. Je ziet een aantal schapen op een stukje land, afgescheiden door sloten of hekken. Welke schapen horen bij de kudde wordt aangegeven door het terrein waar ze zich op bevinden. Schapen buiten het terrein, aan de andere kant van de sloot, horen niet bij de groep. De schapen aan de juiste kant van de sloot wel. En de scheiding is natuurlijk zo gemaakt dat een schaap die niet kan overbruggen, of hij zou wel heel ver moeten kunnen springen.
Degene op wie ik reageerde onder het betreffende blogbericht zag in mijn opinie het christendom, de groep die zich ‘christen’ noemt, als een ‘bounded set’. Namelijk, zodra mensen de juiste leerstellingen geloven horen ze tot de groep en zijn ze automatisch mijn ‘broeders en zusters’, tegen wie ik me niet meer mag afzetten. Ze bevinden zich binnen de lijnen. Als iemand het zondaarsgebed bidt, komt hij er vanzelf bij. En als mensen zich buiten de lijnen bevinden, zijn ze anders dan ik, en moet ik me van hen afscheiden. Ik moet de groep waar ik toe hoor (de ‘christenen’) tegen hen verdedigen.
Ik herken hierin de manier van denken die ik in eerdere blogberichten aangaf als ‘transactioneel’. In het transactionele denken vond er op het moment van Jezus’ dood en opstanding een transactie plaats. Doordat Jezus iets deed bewerkte hij een verandering in Gods houding ten opzichte van ons. God was eerst toornig ten opzichte van ons, en kon ons niet in zijn aanwezigheid accepteren, en nu opeens is zijn boosheid verdwenen, en houdt hij van ons. Of Jezus’ offer bewerkte een verandering in ons, maakte ons van gore zondaars in brave lieden, die God in zijn aanwezigheid kon tolereren. Hoe het ook zij in dit scenario kan Gods liefde niet onvoorwaardelijk zijn. Hij kan niet gewoon van mensen houden. Er moet altijd iets veranderen. In navolging hiervan wordt het geloof van mensen ook ‘transactioneel’. De daad van het geloven, het accepteren van bepaalde leerstellingen, de mentale truc waarmee we onszelf ervan overtuigen dat we ergens zeker van zijn, bewerkt volgens ons een transactie. Daardoor gaan we de grens over, zodat het offer van Jezus op ons van toepassing wordt, en we behoren tot de groep mensen van wie God houdt. Of we doen goede werken, geven onze tienden, bekeren anderen, en zorgen er daarmee voor dat God blij met ons is, en ons goede gaven gaat geven. En ondertussen kunnen we onszelf beter vinden dan de mensen die deze transactie niet hebben uitgevoerd. We vereisen ook van andere mensen een transactie. Vriendschappen worden functioneel. We moeten er namelijk wel iets aan hebben. We worden economisch. Voor wat hoort wat.
Als ik de bijbel goed lees, is daarin echter minder sprake van een ‘bounded set’ dan sommige mensen denken. Zelfs in het oude testament, voordat Jezus’ dood en opstanding de inclusie van de hele wereld in de liefde van God zichtbaar maakten, waarschuwen de profeten de Israëlieten ervoor geen valse zekerheid te ontlenen aan het feit dat ze (letterlijk) ‘binnen de grenzen’ leven. Ze hadden de neiging daar hun identiteit aan te ontlenen, en koningen te willen, en oorlog te willen voeren, maar volgens de profeten ging het om gehoorzaamheid, het zorgen voor armen en vreemdelingen (hen opnemen in de eigen omgeving), om gerechtigheid. God was namelijk niet alleen de God van Israel, maar de God van alle mensen. Daarom bekommerde God zich over Naaman die melaats was, hoewel hij geen Israëliet was, en om de stad Nineve in Jona, hoewel dat volk de vijand was van Israël. Jezus en Paulus zeggen dat de wet en profeten zijn samen te vatten als ‘heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf’. En Paulus ontmantelt in Romeinen het idee dat de Joden ‘beter’ zijn - negatief geformuleerd: ze maken dezelfde fouten. Positief is zijn bewering dat mensen die de wet houden, zonder de wet te kennen, er juist wel bijhoren - de wet staat in hun hart geschreven.
Jezus zelf lijkt zich ook niet echt om grenzen druk te maken. Hij geneest de zoon van de Syro-fenecische vrouw, de knecht van de Romeinse centurion en ga zo maar door. De Samaritaanse vrouw bij de put maakt hij duidelijk dat het niet gaat om de plek waar je aanbidt, maar of je aanbidt in geest en waarheid. De discipelen zijn degenen die vasthouden aan een ‘bounded set’, die vuur willen laten neerdalen op dorpen, en die mensen willen tegenhouden die rondtrekken en in Jezus’ naam wonderen doen. Maar Jezus zegt dan: ‘Wie niet tegen mij is, is voor mij’ (lukas 9:50). Jezus zegt dat hij iedereen tot zich zal trekken als hij aan het kruis verhoogd is. Hij zegt dat hij nog andere schapen heeft, die niet van deze kudde zijn. Zijn schapen zijn degenen die zijn stem horen en hem volgen. Niet degenen die binnen de grens van een instituut of geloofsbelijdenis blijven. Jezus gaat om met tollenaars (die buiten de grens vielen omdat ze heulden met de bezetter), met melaatsen (die buiten de grens vielen vanwege hun rituele onreinheid), met prostituees en dronkaards, met allen die met hem wilden omgaan. De Farizeeën waren degenen die vasthielden aan grenzen om anderen te beoordelen en tegen hen is Jezus wel heel erg kritisch. Hij wijst hen terecht dat ze anderen tegenhouden als ze het koninkrijk van God willen binnengaan, en zelf er ook niet in willen binnenkomen. Ze zullen erover verbaasd staan wie hen allemaal zal voorgaan, allemaal mensen die buiten de door hem gedefinieerde grenzen vielen. Jezus gooit het net veel wijder (blijkt ook uit zijn gelijkenissen). Hij zegt dat God de hele wereld liefheeft. En dat hij als het lam van God de zonden van de wereld wegneemt. Niet alleen van de christenen. En Paulus zegt ook dat allen hebben gezondigd en dat allen om niet worden gerechtvaardigd. Het kruis van Christus en het lege graf zijn hiervan de sacramenten. Ze vormen het zichtbare teken van een onzichtbare realiteit, namelijk de onvoorwaardelijke vergeving en aanvaarding van ieder mens. Er is dus geen grens. Iedereen hoort erbij, wat God betreft.
Dit noemde ik in eerdere berichten een ‘sacramentele visie’, de visie dat Jezus’ werk zichtbaar maakt wat altijd en voor eeuwig al realiteit is en dat diezelfde realiteit zichtbaar wordt in ons en onze levens. Dat wij dus geen transactie hoeven teweegbrengen, maar dat we gaan leven uit wat altijd al waar was over ons.
Wordt vervolgd ...
Het begon allemaal met de vraag die ik kreeg, om naar aanleiding van een tweet van mij op de blog van iemand anders te reageren. Zo gaat het op de sociale media. In het betreffende blogbericht (voor mijn reacties zie onderaan) gaf de auteur aan zich niet meer christen te willen noemen, in verband met alle negatieve associaties die met deze naam verbonden blijken. Het lijkt erop alsof de georganiseerde religie al het goede uit de boodschap van Jezus onzichtbaar heeft gemaakt, en datgene wat kwaad was in de menselijke natuur een excuus heeft gegeven om zich nog duidelijker te tonen. Daarom noemde deze blogger zichzelf liever ‘volgeling van Jezus’. In elk geval tot deze naam ook door associaties zou zijn vergiftigd. Ik had heel veel sympathie voor zijn standpunt. Maar ik wil het graag nog een stap verder doorvoeren.
Want waarom zou ik überhaupt mezelf een ‘label’ willen toekennen? Waarom zou ik mijn identiteit ontlenen aan het woord ‘christen’? Ik heb hier al eerder over geschreven in de beginjaren van deze blog, toen schrijfster Anne Rice een paar jaar na haar bekering tot het katholicisme weer afstand deed van de naam ‘christen’. Ze bleef wel in Jezus geloven, maar kon wat ze de kerk zag doen niet met hem associëren. Ik betoogde toen ook al dat we door het onderverdelen van de wereld in ‘christelijk’ en ‘niet christelijk’ onszelf afscheiden van veel wat goed is, en onze ogen sluiten voor iets wat eigenlijk slecht is. Want we consumeren gedachteloos het flauwe, onrealistische verhaal alleen omdat marketeers ‘christelijk’ op de verpakking hebben gezet - terwijl we bang zijn voor creatieve, kunstige verhalen, muziek en kunstwerken, alleen omdat de makers geen ‘christen’ zijn. Terwijl deze vaak meer waarheid, schoonheid en liefde bevatten dan de clichématige productie van christenen. Net zo moeten we de mensen die zich ‘christen’ noemen in onze armen sluiten als onze broeders en zusters. Zelfs als ze anderen belasteren, anderen veroordelen, anderen buiten sluiten. Want ze geloven immers, en ze zullen het dus wel goed bedoelen. En de mensen buiten de groep ‘christenen’ zien we heel snel vooral als bekeringsobjecten, als projecten, of als ‘zondaar’ en niet als unieke, waardevolle individuen die onze liefde waard zijn. We geloven zelfs niet dat God van hen houdt zoals ze zijn. Ze moeten eerst ‘christen’ worden om er echt helemaal bij te horen. Dat is waar we ‘labels’ voor gebruiken, om makkelijk te kunnen oordelen over iets dat helemaal niet makkelijk is.
Dit is natuurlijk een automatisme voor ons, mensen, iets dat bij ons hoort sinds we aten van de boom van de ‘kennis van goed en kwaad’. Volgens Greg Boyd, in navolging van Bonhoeffer, staat het eten van deze boom voor het zich toe-eigenen van het oordeel - van het zelf willen indelen van mensen in ‘goed’ of ‘kwaad’. Van het aanbrengen van scheiding. We doen het voortdurend, elke dag, elk moment van ons leven. Dat wil echter niet zeggen dat het goed is. Voor de ander of voor ons. Niet voor niets horen we in de bijbel pas nadat dit heeft plaatsgevonden, over een ‘grens’ tussen het paradijs en de wereld daarbuiten en wordt de mens daarover getransporteerd, naar ‘buiten’, in plaats van ‘binnen’.
Deze manier van denken heet ook wel een ‘bounded set’. Volgens een van de beschrijvingen op internet is ‘a bounded set ... where we create a boundary, a theological border, and separate those who are inside the fence from those who are out. It is an ‘us’ versus ‘them’ mentality, where everyone on the inside is accepted, loved, and welcomed, while those outside the fence are kept away until they can change their beliefs and behaviors to fit the entry requirements.’ Als je het zou moeten uittekenen, zou je een vierkant op het papier zetten, met daarbinnen de zwarte stippen, en daar buiten de rode stippen. Het onderscheid tussen de zwarte en de rode stippen is heel duidelijk, en wordt bepaald door de vraag aan welke kant van de lijn ze zich bevinden. Een andere metafoor om dat duidelijk te maken is de manier waarop wij tegenwoordig schapen houden, namelijk op een weiland. Kijk maar eens naar buiten als je met de trein rijdt. Je ziet een aantal schapen op een stukje land, afgescheiden door sloten of hekken. Welke schapen horen bij de kudde wordt aangegeven door het terrein waar ze zich op bevinden. Schapen buiten het terrein, aan de andere kant van de sloot, horen niet bij de groep. De schapen aan de juiste kant van de sloot wel. En de scheiding is natuurlijk zo gemaakt dat een schaap die niet kan overbruggen, of hij zou wel heel ver moeten kunnen springen.
Degene op wie ik reageerde onder het betreffende blogbericht zag in mijn opinie het christendom, de groep die zich ‘christen’ noemt, als een ‘bounded set’. Namelijk, zodra mensen de juiste leerstellingen geloven horen ze tot de groep en zijn ze automatisch mijn ‘broeders en zusters’, tegen wie ik me niet meer mag afzetten. Ze bevinden zich binnen de lijnen. Als iemand het zondaarsgebed bidt, komt hij er vanzelf bij. En als mensen zich buiten de lijnen bevinden, zijn ze anders dan ik, en moet ik me van hen afscheiden. Ik moet de groep waar ik toe hoor (de ‘christenen’) tegen hen verdedigen.
Ik herken hierin de manier van denken die ik in eerdere blogberichten aangaf als ‘transactioneel’. In het transactionele denken vond er op het moment van Jezus’ dood en opstanding een transactie plaats. Doordat Jezus iets deed bewerkte hij een verandering in Gods houding ten opzichte van ons. God was eerst toornig ten opzichte van ons, en kon ons niet in zijn aanwezigheid accepteren, en nu opeens is zijn boosheid verdwenen, en houdt hij van ons. Of Jezus’ offer bewerkte een verandering in ons, maakte ons van gore zondaars in brave lieden, die God in zijn aanwezigheid kon tolereren. Hoe het ook zij in dit scenario kan Gods liefde niet onvoorwaardelijk zijn. Hij kan niet gewoon van mensen houden. Er moet altijd iets veranderen. In navolging hiervan wordt het geloof van mensen ook ‘transactioneel’. De daad van het geloven, het accepteren van bepaalde leerstellingen, de mentale truc waarmee we onszelf ervan overtuigen dat we ergens zeker van zijn, bewerkt volgens ons een transactie. Daardoor gaan we de grens over, zodat het offer van Jezus op ons van toepassing wordt, en we behoren tot de groep mensen van wie God houdt. Of we doen goede werken, geven onze tienden, bekeren anderen, en zorgen er daarmee voor dat God blij met ons is, en ons goede gaven gaat geven. En ondertussen kunnen we onszelf beter vinden dan de mensen die deze transactie niet hebben uitgevoerd. We vereisen ook van andere mensen een transactie. Vriendschappen worden functioneel. We moeten er namelijk wel iets aan hebben. We worden economisch. Voor wat hoort wat.
Als ik de bijbel goed lees, is daarin echter minder sprake van een ‘bounded set’ dan sommige mensen denken. Zelfs in het oude testament, voordat Jezus’ dood en opstanding de inclusie van de hele wereld in de liefde van God zichtbaar maakten, waarschuwen de profeten de Israëlieten ervoor geen valse zekerheid te ontlenen aan het feit dat ze (letterlijk) ‘binnen de grenzen’ leven. Ze hadden de neiging daar hun identiteit aan te ontlenen, en koningen te willen, en oorlog te willen voeren, maar volgens de profeten ging het om gehoorzaamheid, het zorgen voor armen en vreemdelingen (hen opnemen in de eigen omgeving), om gerechtigheid. God was namelijk niet alleen de God van Israel, maar de God van alle mensen. Daarom bekommerde God zich over Naaman die melaats was, hoewel hij geen Israëliet was, en om de stad Nineve in Jona, hoewel dat volk de vijand was van Israël. Jezus en Paulus zeggen dat de wet en profeten zijn samen te vatten als ‘heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf’. En Paulus ontmantelt in Romeinen het idee dat de Joden ‘beter’ zijn - negatief geformuleerd: ze maken dezelfde fouten. Positief is zijn bewering dat mensen die de wet houden, zonder de wet te kennen, er juist wel bijhoren - de wet staat in hun hart geschreven.
Jezus zelf lijkt zich ook niet echt om grenzen druk te maken. Hij geneest de zoon van de Syro-fenecische vrouw, de knecht van de Romeinse centurion en ga zo maar door. De Samaritaanse vrouw bij de put maakt hij duidelijk dat het niet gaat om de plek waar je aanbidt, maar of je aanbidt in geest en waarheid. De discipelen zijn degenen die vasthouden aan een ‘bounded set’, die vuur willen laten neerdalen op dorpen, en die mensen willen tegenhouden die rondtrekken en in Jezus’ naam wonderen doen. Maar Jezus zegt dan: ‘Wie niet tegen mij is, is voor mij’ (lukas 9:50). Jezus zegt dat hij iedereen tot zich zal trekken als hij aan het kruis verhoogd is. Hij zegt dat hij nog andere schapen heeft, die niet van deze kudde zijn. Zijn schapen zijn degenen die zijn stem horen en hem volgen. Niet degenen die binnen de grens van een instituut of geloofsbelijdenis blijven. Jezus gaat om met tollenaars (die buiten de grens vielen omdat ze heulden met de bezetter), met melaatsen (die buiten de grens vielen vanwege hun rituele onreinheid), met prostituees en dronkaards, met allen die met hem wilden omgaan. De Farizeeën waren degenen die vasthielden aan grenzen om anderen te beoordelen en tegen hen is Jezus wel heel erg kritisch. Hij wijst hen terecht dat ze anderen tegenhouden als ze het koninkrijk van God willen binnengaan, en zelf er ook niet in willen binnenkomen. Ze zullen erover verbaasd staan wie hen allemaal zal voorgaan, allemaal mensen die buiten de door hem gedefinieerde grenzen vielen. Jezus gooit het net veel wijder (blijkt ook uit zijn gelijkenissen). Hij zegt dat God de hele wereld liefheeft. En dat hij als het lam van God de zonden van de wereld wegneemt. Niet alleen van de christenen. En Paulus zegt ook dat allen hebben gezondigd en dat allen om niet worden gerechtvaardigd. Het kruis van Christus en het lege graf zijn hiervan de sacramenten. Ze vormen het zichtbare teken van een onzichtbare realiteit, namelijk de onvoorwaardelijke vergeving en aanvaarding van ieder mens. Er is dus geen grens. Iedereen hoort erbij, wat God betreft.
Dit noemde ik in eerdere berichten een ‘sacramentele visie’, de visie dat Jezus’ werk zichtbaar maakt wat altijd en voor eeuwig al realiteit is en dat diezelfde realiteit zichtbaar wordt in ons en onze levens. Dat wij dus geen transactie hoeven teweegbrengen, maar dat we gaan leven uit wat altijd al waar was over ons.
Wordt vervolgd ...