de lucht weer blauw, het blad
van bomen schreeuwend als
de brengers van goed nieuws.
Kastanjes steken vlaggen op.
De bermen vol confetti:
fluitenkruid. Het geel van
boterbloemen schettert
als trompetten. Het kwam uit
het niets, rolde tapijten uit
bijna te fel voor mijn ogen
over de weiden. Het elastiek
is teruggeveerd. Het was zo strak
gespannen, leek te breken.
De wereld hield haar adem in.
Werd grijs. Niet meer. Terug is
het leven, deelt verkwistend
uit van zichzelf. En ook aan mij.
Ja, dit gaat ooit voorbij. Eens went
de overdaad, verdwijnt de jeugd.
Maar nu ben ik hersteld
en dans, mijn bed gedragen
op mijn schouders, op het feest.