Ik ben een behoorlijke liefhebber van superheldenstripboeken en ook van superheldenfilms. Als er een superheldenfilm in de bioscoop draait, ga ik daar dan ook heen. En meestal niet slechts een keer. Of het nu de X-men zijn, Spider-Man of Batman, ik ben steeds geboeid door de verhalen over mannen en vrouwen die door het lot bijzondere gaven toebedeeld krijgen en de keuzes die ze vervolgens maken (om even kleurrijke schurken te bevechten) of niet meer kunnen maken (omdat de ‘gewone’ mensen ze wantrouwen). De krachten en kostuums van de helden en heldinnen maken kleurrijke actiescenes mogelijk, maar tegelijk blijft het gaan om mensen en hun dagelijkse beslommeringen. Het zijn dus niet de omstandigheden die zijn uitvergroot, maar de karakters. Ze zijn misschien wel Herculus, maar ze moeten nog steeds de mest uit een stal vegen. Daardoor maken ze (net als een groot deel van de heldenverhalen uit de oudheid) de zorgen en dilemma’s van ons eigen leven voor ons helderder zichtbaar, en ook de weg om daar bovenuit te stijgen. Want zoals Neil Gaiman al zei, op basis van een citaat van Chesterton: sprookjes zijn waar, niet omdat ze zeggen dat draken bestaan, maar omdat ze zeggen dat ze kunnen worden verslagen. Als het Peter Parker lukt om ondanks zijn moeilijke omstandigheden zijn vriendelijkheid te bewaren en voor anderen er te zijn, dan kan het ons ook lukken. Dat is volgens mij een van de redenen waarom er zoveel superheldenparafernalia op jongens(en steeds vaker ook meisjes)kamers te vinden zijn. En omdat ook na het opgroeien de noodzaak van het maken van moeilijke beslissingen niet afneemt, blijven ook veel volwassenen geboeid door deze verhalen. Ze vervullen een belangrijke rol in de vorming van de moraliteit, en dus denk ik dat ze -analoog aan de mythologie van vroeger- niet zomaar uit de bioscoop zullen verdwijnen.
Maar er zijn mensen die niet zo blij zijn met de triomftocht van de superhelden in de filmwereld. Ze vonden een paar films wel leuk, schrijven ze in hun recensies, maar nu lijden ze aan ‘superheldenmoeheid’. Dat er nu elke paar maanden wel een superheldenfilm uitkomt, is in hun ogen overdaad. Ze lijken er naar uit te zien dat het fenomeen van de superheldenfilm instort, en de striphelden weer terugkeren naar hun obscure nichemarkt. Ik begrijp dit dus niet. Want van alle films die er over een heel jaar uitkomen (honderden) gaat het maar om enkele films, met maanden er tussenin. Hoe kan je er dan moe van worden? Er is toch tijd genoeg om ‘bij te komen’ en te genieten van al die andere films? Bovendien hoef je ze niet te kijken, als je dat niet wilt! Voor mij geldt, als fan, dat ik vaak die maanden lang wachten vind. Ik hou immers van deze films, en zou ze best elke week willen kijken. Hetzelfde geldt voor commentaar dat de komende jaren meerdere Star Wars-films zullen uitkomen. Mensen denken dat ze, als ze elk jaar een nieuwe Star Wars-film zien, dit universum zat zouden kunnen worden. Maar het gaat nog steeds om slechts een film per jaar! Ik zie niet in hoe je daar moe van zou kunnen worden. Vooral als het gaat om een fantastisch uitgebreide wereld, vol mogelijkheden om interessante verhalen te vertellen. Ook hier geldt dat ik heus elke maand wel een nieuwe Star Wars-film zou willen kijken.
Natuurlijk kan iemands liefde voor superheldenfilms veranderen. Hij/zij ziet misschien vaker terugkerende elementen en merkt dat hij verhalen voorspelbaar vindt worden. Hij/zij is misschien ook in een andere levensfase aangeland, waar andere, misschien subtielere keuzes belangrijker zijn geworden. Ikzelf merk dat ik tegenwoordig wat minder superheldenstrips lees, omdat ik wat uitgekeken ben geraakt op de voortdurende terugkeer naar de status quo, en het jammer vind dat zelfs de dood van karakters uiteindelijk geen consequenties heeft, want ze keren altijd terug. Behalve oom Ben. Ik kies liever voor afgeronde verhalen, met een duidelijk einde (met blijvende consequenties). En ik begin wat diverser strips te lezen, dus ook meer SF-verhalen, of verhalen met een fantasytintje. Het betekent niet dat ik ben vergeten waarom ik een paar jaar geleden superheldenstrips helemaal het einde vond, en die kwaliteiten niet kan waarderen als ik ze weer tegenkom. Ik ben dan wel opgegroeid, maar ik heb het kind in mij niet achtergelaten. Mocht je merken dat je niet zo van superheldenfilms houdt, even goede vrienden. Maar klaag niet over een ‘superheldenmoeheid’. Ga gewoon naar films waar je wel van houdt, en laat ons genieten van die zeldzame keren dat we onze helden op het witte doek ontmoeten.
Dat moest er even uit, onder andere na het lezen van wat minder lovende recensies van Avengers - Age of Ultron - de laatste superheldenfilm in de bioscoop, en een fantastische prestatie van regisseur Joss Whedon. Misschien niet zo vernieuwend als de eerste film, en behept met een overdaad aan karakters (die allemaal een eigen verhaallijn moeten meekrijgen). Sommige scenes zijn door die overdaad wat moeilijk te volgen geworden, en welke rol iedereen moet spelen in de ontknoping is niet altijd duidelijk. Ook zijn emotionele scenes niet altijd zo krachtig als ze hadden kunnen zijn, omdat we de personen in kwestie maar een paar minuten hebben gevolgd. De film had van mij een half uur langer mogen wezen! De muziek is niet heel memorabel, maar aan de andere kant zit er veel humor in de film (aan Whedon wel toevertrouwd), en is het slot (hoewel wat langdradig) passend episch. Voor een superheldenfilm vond ik er ook een verrassende diepgang in zitten (waarover later natuurlijk meer).
Marvel werkt al sinds 2008 aan de opbouw van een universum bestaande uit diverse striphelden, die elkaar dus ook op het scherm kunnen ontmoeten. Dit culmineerde in de eerste Avengers-film, waarin een team van superhelden het moest opnemen tegen een buitenaardse invasie. En in deze film ijlen de gevolgen van dat avontuur nog na. De speer van de boosaardige Loki, waarmee hij mensen kon hersenspoelen, blijkt namelijk nog steeds vermist. En Tony Stark, beter bekend als Iron Man, twijfelt er nog steeds aan of hij en zijn collega’s een volgende aanval van deze schaal wel zullen kunnen afweren. Als de mysterieuze Wanda Maximoff hem een visioen voorschotelt van zijn falen, begint hij aan een ambitieus project: de creatie van Ultron, een systeem dat een harnas om de wereld moet leggen, zodat buitenaardsen geen kans maken. Maar hij vertelt zijn teamleden niet wat hij eigenlijk van plan is. En dat komt hem duur te staan als blijkt dat Ultron zijn eigen ideeën heeft over wat goed zou zijn voor de mensheid. Met de hulp van Wanda Maximoff en haar snelle broer Pietro zet hij eerst de verschillende Avengers tegen elkaar op, om vervolgens te bouwen aan een enorm robotleger. Want in zijn ogen zal er pas vrede op aarde zijn, als mensen niks meer hebben in te brengen …
Van Joss Whedon is bekend dat hij zichzelf identificeert als atheïst. Maar voor een atheïst schrijft hij behoorlijk vaak over religie (denk maar aan Shepard Book in Firefly), en ook in deze film is dat weer het geval. Hij heeft namelijk ook ergens gezegd dat hij weinig hoop heeft voor de toekomst van de wereld. En wie daarmee worstelt, zal zich bijna vanzelf vragen gaan stellen over geloof. Want godsdiensten hebben in de wereldgeschiedenis heel veel schade berokkend (laten we daar eerlijk over zijn), maar ze hebben ook heel veel mensen geïnspireerd tot daden van wonderbaarlijke naastenliefde, en inderdaad: hoop. Iets wat het atheïsme volgens mij nog niet voor elkaar heeft gekregen. En Whedon is door allebei deze aspecten van religie gefascineerd. De tweede Avengersfilm staat bol van de religieuze symboliek, maar er worden ook bijbelteksten in aangehaald, en er wordt opvallend expliciet naar God verwezen. Is dat alleen maar om bijbelminnend Amerika naar de film te krijgen? Zo oppervlakkig is Whedon volgens mij niet. Een aspect van de film dat bijna automatisch een religieus karakter krijgt is de opstand van een schepsel tegen zijn schepper (als een rebels kind tegen zijn vader). De val van Lucifer is Milton’s Paradise Lost is hiervoor natuurlijk het stroomschema. Maar dit element wil ik alleen maar aanstippen. Wat ik interessanter vind, is wat Whedon in deze film lijkt te zeggen over georganiseerde religie.
Ultron is volgens mij namelijk een beeld van de kerk (en van de instituten die andere godsdiensten dan het christendom kennen, maar ik houd het in de recensie bij de christelijke kerk).
Het gaat me hier niet om de kerk als bovennatuurlijk begrip (de gemeenschap van alle gelovigen, die elkaar vinden rond het werk van Christus), en zelfs niet om het samenkomen van die gelovigen rond brood en beker, de symbolen van zijn werk die Jezus ons heeft gegeven. Het gaat mij om de organisatie die de mens daar omheen heeft opgebouwd: het gebouw, zeg maar, in plaats van de mensen. De organisatie wordt door mensen opgetuigd om bepaalde doelen te bereiken. Het gebouw bijvoorbeeld om te kunnen samenkomen. Een geloofsbelijdenis om makkelijk kennis te kunnen overdragen.
Maar er kunnen al snel doelen bij komen, die niet ‘nodig’ zijn. Zoals het indruk maken op ongelovigen met pracht en praal, of een hogere toren hebben dan de kerk in je buurtdorp. Op het je kunnen onderscheiden van ketters. Of het je zelf goed kunnen voelen omdat je zo actief bent. Maar vaker gaat het om doelen die in principe goed zijn, en bijbels, zoals het verspreiden van het evangelie, of het organiseren van hulp aan achtergestelden. In plaats van op God te vertrouwen dat Hij zijn doelen in vervulling zal brengen, door zijn volk heen, gaan mensen echter vaak zelf systemen bouwen om de beoogde resultaten te verkrijgen. Ze gebruiken hiervoor menselijke middelen. Muren, een kerkklok, banken - die allemaal gebouwd en onderhouden moeten worden. Maar ook tradities, vormen, activiteiten. Criteria om mensen in en uit te sluiten, taken die moeten worden vervuld, en waarvoor mensen moeten worden geworven. De vorm gaat onherroepelijk een beroep doen op de mensen erbinnen - hun noden en behoeften gaan ondergeschikt worden aan het in stand houden van de structuur. Hun individualiteit wordt opgenomen in het geheel. En wordt beoordeeld aan de hand van de bijdrage aan het geheel. Het systeem is het hoogste goed geworden, en is dus ‘als God’. Het wil de hoogste en belangrijkste zijn, en wil concurrenten (afgoden) tot zwijgen brengen en uitroeien (daar komen godsdienstoorlogen uit voort).
Maar zelfs als het goede dingen wil, zal het systeem zich vormen naar zijn schepper. En dat is niet God, maar de mens (en als die een systeem maakt uit een gebrek aan vertrouwen in God, gaat het om de gevallen mens - die zou sterven na het eten van de vrucht). En dus bereikt het systeem zijn doel niet op organische wijze, als in een lichaam, maar op een mechanische wijze. In plaats van de vrucht voort te brengen die God voor ogen had, brengt het de dood voort. De mensen binnen de kerk raken hun vrijheid en levenslust kwijt. Sterker nog: je hebt dode, zielloze mensen nodig om in zo’n systeem te kunnen functioneren. Wie faalt, wie zondigt, wie verlangt naar wat anders, hoort er niet bij. En de mensen buiten de kerk worden ook tot de hel veroordeeld, en zelfs mensen die anders denken of anders geaard zijn soms actief bestrijden. De kerk verlangt naar een paradijs, maar wel een paradijs waar alleen de als een robot gehoorzame kerkganger thuishoort.
Daarom verzette Jezus zich tegen het instituut van het Farizeïsme, en andere vormen van wetticisme. En daarom moeten gelovigen niet het systeem ‘vader’ noemen, of ‘meester’, want alleen God is onze meester en onze vader. Het systeem is er voor de mens, niet de mens voor het systeem. De kerk als doel in zichzelf moet dus worden bestreden, maar dit betekent niet dat er geen plek is voor het kerk-zijn (zelfs niet voor een gebouw, of voor activiteiten, tradities en vormen), maar die zijn dienend. Ze zijn geen eisen waar mensen aan worden gehouden, maar hulpmiddelen. Ze straffen niet de feilbare mensen, maar leren hen hun eigen schoonheid te zijn. Ze bevinden zich onder de mensen, tussen de mensen, als de botten in het lichaam van Christus, en helpen het groeien. Religie als instituut is dus een vijand, maar religie als uitdeler van genade en hulp (de kerk als sacrament) maakt God voor ons zichtbaar. Mijn stokpaardje van het sacramentele versus het transactionele wereldbeeld is in dit alles duidelijk terug te vinden.
Dit is het betoog van Joss Whedon. Ik weet niet of hij de connectie bewust heeft gelegd, maar het past wel heel goed. De grondslag voor Ultron wordt gelegd door Tony Stark, omdat hij bang is. Hij ziet de wereld (door manipulatie) als een vijandige plek, en kan het niet verdragen mogelijk ten onder te gaan. Hij denkt dat hij een systeem kan bouwen (mechanisch) dat de wereld kan beschermen en dat vrede kan brengen op Aarde. En Tony overlegt niet met zijn mede-Avengers. Hij vraagt niet hun advies, hij laat zich niet door hen gerust stellen. Hij vertrouwt hen niet. De basis van het systeem is dus angst in plaats van vertrouwen. En waar vertrouwen gemeenschap vormt (het is de basis voor de samenwerking tussen de Avengers die verder niet sterker van elkaar zouden kunnen verschillen), scheurt de angst de gemeenschap apart, en leidt tot ‘wij/zij’-denken.
De robot Ultron kiest als zijn hoofdkwartier een beschadigde kerk (in het centrum van een stad) en zet zich daar op een troon. Als hij een zeldzame grondstof vindt, zegt hij letterlijk: ‘Upon this rock I will build my church’. De connectie lijkt me duidelijk. Maar daar waar Tony’s bedoelingen misschien nog goed waren, is de uitvoering van het systeem dat in elk geval niet. Ultron zegt het zelf: ‘I was meant to be new. I was meant to beautiful. The world would've looked to the sky and seen hope, seen mercy. Instead, they'll look up in horror.’ Ultron wil de hemel op aarde brengen (‘Peace in our time’), maar dat kan niet als de situatie blijft zoals die is. Als de mens blijft zoals hij is. Dus ziet hij de mensen als vijand, die moet worden uitgeroeid. Oh, hij zegt dat ze de kans krijgen zich te ontwikkelen, zich te bekeren, maar in feite veroordeelt hij ze tot de hel. Ultron heeft geen empathie met de zwakke, de breekbare. Wie niet kan meekomen met het systeem, is het niet waard te overleven. Hij zegt het letterlijk. En van zichzelf heeft hij een heel hoge dunk: hij wil voor zichzelf een nieuw lichaam bouwen. Het lichaam van een god. Het door de mens gemaakte instituut wordt een afgod. Hij wordt daarin gedreven door zijn angst voor de dood: alleen als hij almachtig is, is zijn eeuwig voortbestaan immers zeker.
De Avengers weten ondertussen dat ze Ultron in deze vorm niet kunnen verslaan. Ze zijn immers maar mensen. Maar hun hoop schuilt in het mysterieuze nieuwe karakter The Vision. Hij komt deels voort uit Ultron (de vorm), maar zijn hart is dat van Jarvis, de butler van de Avengers, gericht op dienen. En Vision ziet zichzelf ook als dienaar, als iemand die het leven wil beschermen, die bereid is zich daarvoor op te offeren. En hoewel hij goddelijk is (kijk wat hij doet met Thors hamer!), wil hij de Avengers dienen. Als Ultron hem daarmee confronteert, zegt Vision: ‘Humans are odd. They think order and chaos are somehow opposites and try to control what won't be. But there is grace in their failings. I think you missed that.’ Ultron werpt tegen: ‘They're doomed.’ ‘Yes’, zegt The Vision, ‘but a thing isn't beautiful because it lasts. It is a privilege to be among them.’ En hij sluit zich aan bij de nieuwe Avengers, geleid door Steve Rogers. Toen Tony hem vroeg hoe ze de bedreiging van de dood konden bestrijden zonder Ultron, antwoordde Steve: ‘Samen’. En als ze zouden sterven, zou dat ook zijn geweest als vrienden, samen. De dood is immers niet het einde. Er is altijd hoop op opstanding.
Geloof is iets wat hoop kan geven, maar niet als het een systeem wordt. Het geeft hoop als het mensen, van verschillende achtergronden, nationaliteiten, zwak en sterk, samen brengt. En Jezus zegt: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in het midden.’ Daar wordt hij zichtbaar. Dat is de kerk.
Maar er zijn mensen die niet zo blij zijn met de triomftocht van de superhelden in de filmwereld. Ze vonden een paar films wel leuk, schrijven ze in hun recensies, maar nu lijden ze aan ‘superheldenmoeheid’. Dat er nu elke paar maanden wel een superheldenfilm uitkomt, is in hun ogen overdaad. Ze lijken er naar uit te zien dat het fenomeen van de superheldenfilm instort, en de striphelden weer terugkeren naar hun obscure nichemarkt. Ik begrijp dit dus niet. Want van alle films die er over een heel jaar uitkomen (honderden) gaat het maar om enkele films, met maanden er tussenin. Hoe kan je er dan moe van worden? Er is toch tijd genoeg om ‘bij te komen’ en te genieten van al die andere films? Bovendien hoef je ze niet te kijken, als je dat niet wilt! Voor mij geldt, als fan, dat ik vaak die maanden lang wachten vind. Ik hou immers van deze films, en zou ze best elke week willen kijken. Hetzelfde geldt voor commentaar dat de komende jaren meerdere Star Wars-films zullen uitkomen. Mensen denken dat ze, als ze elk jaar een nieuwe Star Wars-film zien, dit universum zat zouden kunnen worden. Maar het gaat nog steeds om slechts een film per jaar! Ik zie niet in hoe je daar moe van zou kunnen worden. Vooral als het gaat om een fantastisch uitgebreide wereld, vol mogelijkheden om interessante verhalen te vertellen. Ook hier geldt dat ik heus elke maand wel een nieuwe Star Wars-film zou willen kijken.
Natuurlijk kan iemands liefde voor superheldenfilms veranderen. Hij/zij ziet misschien vaker terugkerende elementen en merkt dat hij verhalen voorspelbaar vindt worden. Hij/zij is misschien ook in een andere levensfase aangeland, waar andere, misschien subtielere keuzes belangrijker zijn geworden. Ikzelf merk dat ik tegenwoordig wat minder superheldenstrips lees, omdat ik wat uitgekeken ben geraakt op de voortdurende terugkeer naar de status quo, en het jammer vind dat zelfs de dood van karakters uiteindelijk geen consequenties heeft, want ze keren altijd terug. Behalve oom Ben. Ik kies liever voor afgeronde verhalen, met een duidelijk einde (met blijvende consequenties). En ik begin wat diverser strips te lezen, dus ook meer SF-verhalen, of verhalen met een fantasytintje. Het betekent niet dat ik ben vergeten waarom ik een paar jaar geleden superheldenstrips helemaal het einde vond, en die kwaliteiten niet kan waarderen als ik ze weer tegenkom. Ik ben dan wel opgegroeid, maar ik heb het kind in mij niet achtergelaten. Mocht je merken dat je niet zo van superheldenfilms houdt, even goede vrienden. Maar klaag niet over een ‘superheldenmoeheid’. Ga gewoon naar films waar je wel van houdt, en laat ons genieten van die zeldzame keren dat we onze helden op het witte doek ontmoeten.
Dat moest er even uit, onder andere na het lezen van wat minder lovende recensies van Avengers - Age of Ultron - de laatste superheldenfilm in de bioscoop, en een fantastische prestatie van regisseur Joss Whedon. Misschien niet zo vernieuwend als de eerste film, en behept met een overdaad aan karakters (die allemaal een eigen verhaallijn moeten meekrijgen). Sommige scenes zijn door die overdaad wat moeilijk te volgen geworden, en welke rol iedereen moet spelen in de ontknoping is niet altijd duidelijk. Ook zijn emotionele scenes niet altijd zo krachtig als ze hadden kunnen zijn, omdat we de personen in kwestie maar een paar minuten hebben gevolgd. De film had van mij een half uur langer mogen wezen! De muziek is niet heel memorabel, maar aan de andere kant zit er veel humor in de film (aan Whedon wel toevertrouwd), en is het slot (hoewel wat langdradig) passend episch. Voor een superheldenfilm vond ik er ook een verrassende diepgang in zitten (waarover later natuurlijk meer).
Marvel werkt al sinds 2008 aan de opbouw van een universum bestaande uit diverse striphelden, die elkaar dus ook op het scherm kunnen ontmoeten. Dit culmineerde in de eerste Avengers-film, waarin een team van superhelden het moest opnemen tegen een buitenaardse invasie. En in deze film ijlen de gevolgen van dat avontuur nog na. De speer van de boosaardige Loki, waarmee hij mensen kon hersenspoelen, blijkt namelijk nog steeds vermist. En Tony Stark, beter bekend als Iron Man, twijfelt er nog steeds aan of hij en zijn collega’s een volgende aanval van deze schaal wel zullen kunnen afweren. Als de mysterieuze Wanda Maximoff hem een visioen voorschotelt van zijn falen, begint hij aan een ambitieus project: de creatie van Ultron, een systeem dat een harnas om de wereld moet leggen, zodat buitenaardsen geen kans maken. Maar hij vertelt zijn teamleden niet wat hij eigenlijk van plan is. En dat komt hem duur te staan als blijkt dat Ultron zijn eigen ideeën heeft over wat goed zou zijn voor de mensheid. Met de hulp van Wanda Maximoff en haar snelle broer Pietro zet hij eerst de verschillende Avengers tegen elkaar op, om vervolgens te bouwen aan een enorm robotleger. Want in zijn ogen zal er pas vrede op aarde zijn, als mensen niks meer hebben in te brengen …
Van Joss Whedon is bekend dat hij zichzelf identificeert als atheïst. Maar voor een atheïst schrijft hij behoorlijk vaak over religie (denk maar aan Shepard Book in Firefly), en ook in deze film is dat weer het geval. Hij heeft namelijk ook ergens gezegd dat hij weinig hoop heeft voor de toekomst van de wereld. En wie daarmee worstelt, zal zich bijna vanzelf vragen gaan stellen over geloof. Want godsdiensten hebben in de wereldgeschiedenis heel veel schade berokkend (laten we daar eerlijk over zijn), maar ze hebben ook heel veel mensen geïnspireerd tot daden van wonderbaarlijke naastenliefde, en inderdaad: hoop. Iets wat het atheïsme volgens mij nog niet voor elkaar heeft gekregen. En Whedon is door allebei deze aspecten van religie gefascineerd. De tweede Avengersfilm staat bol van de religieuze symboliek, maar er worden ook bijbelteksten in aangehaald, en er wordt opvallend expliciet naar God verwezen. Is dat alleen maar om bijbelminnend Amerika naar de film te krijgen? Zo oppervlakkig is Whedon volgens mij niet. Een aspect van de film dat bijna automatisch een religieus karakter krijgt is de opstand van een schepsel tegen zijn schepper (als een rebels kind tegen zijn vader). De val van Lucifer is Milton’s Paradise Lost is hiervoor natuurlijk het stroomschema. Maar dit element wil ik alleen maar aanstippen. Wat ik interessanter vind, is wat Whedon in deze film lijkt te zeggen over georganiseerde religie.
Ultron is volgens mij namelijk een beeld van de kerk (en van de instituten die andere godsdiensten dan het christendom kennen, maar ik houd het in de recensie bij de christelijke kerk).
Het gaat me hier niet om de kerk als bovennatuurlijk begrip (de gemeenschap van alle gelovigen, die elkaar vinden rond het werk van Christus), en zelfs niet om het samenkomen van die gelovigen rond brood en beker, de symbolen van zijn werk die Jezus ons heeft gegeven. Het gaat mij om de organisatie die de mens daar omheen heeft opgebouwd: het gebouw, zeg maar, in plaats van de mensen. De organisatie wordt door mensen opgetuigd om bepaalde doelen te bereiken. Het gebouw bijvoorbeeld om te kunnen samenkomen. Een geloofsbelijdenis om makkelijk kennis te kunnen overdragen.
Maar er kunnen al snel doelen bij komen, die niet ‘nodig’ zijn. Zoals het indruk maken op ongelovigen met pracht en praal, of een hogere toren hebben dan de kerk in je buurtdorp. Op het je kunnen onderscheiden van ketters. Of het je zelf goed kunnen voelen omdat je zo actief bent. Maar vaker gaat het om doelen die in principe goed zijn, en bijbels, zoals het verspreiden van het evangelie, of het organiseren van hulp aan achtergestelden. In plaats van op God te vertrouwen dat Hij zijn doelen in vervulling zal brengen, door zijn volk heen, gaan mensen echter vaak zelf systemen bouwen om de beoogde resultaten te verkrijgen. Ze gebruiken hiervoor menselijke middelen. Muren, een kerkklok, banken - die allemaal gebouwd en onderhouden moeten worden. Maar ook tradities, vormen, activiteiten. Criteria om mensen in en uit te sluiten, taken die moeten worden vervuld, en waarvoor mensen moeten worden geworven. De vorm gaat onherroepelijk een beroep doen op de mensen erbinnen - hun noden en behoeften gaan ondergeschikt worden aan het in stand houden van de structuur. Hun individualiteit wordt opgenomen in het geheel. En wordt beoordeeld aan de hand van de bijdrage aan het geheel. Het systeem is het hoogste goed geworden, en is dus ‘als God’. Het wil de hoogste en belangrijkste zijn, en wil concurrenten (afgoden) tot zwijgen brengen en uitroeien (daar komen godsdienstoorlogen uit voort).
Maar zelfs als het goede dingen wil, zal het systeem zich vormen naar zijn schepper. En dat is niet God, maar de mens (en als die een systeem maakt uit een gebrek aan vertrouwen in God, gaat het om de gevallen mens - die zou sterven na het eten van de vrucht). En dus bereikt het systeem zijn doel niet op organische wijze, als in een lichaam, maar op een mechanische wijze. In plaats van de vrucht voort te brengen die God voor ogen had, brengt het de dood voort. De mensen binnen de kerk raken hun vrijheid en levenslust kwijt. Sterker nog: je hebt dode, zielloze mensen nodig om in zo’n systeem te kunnen functioneren. Wie faalt, wie zondigt, wie verlangt naar wat anders, hoort er niet bij. En de mensen buiten de kerk worden ook tot de hel veroordeeld, en zelfs mensen die anders denken of anders geaard zijn soms actief bestrijden. De kerk verlangt naar een paradijs, maar wel een paradijs waar alleen de als een robot gehoorzame kerkganger thuishoort.
Daarom verzette Jezus zich tegen het instituut van het Farizeïsme, en andere vormen van wetticisme. En daarom moeten gelovigen niet het systeem ‘vader’ noemen, of ‘meester’, want alleen God is onze meester en onze vader. Het systeem is er voor de mens, niet de mens voor het systeem. De kerk als doel in zichzelf moet dus worden bestreden, maar dit betekent niet dat er geen plek is voor het kerk-zijn (zelfs niet voor een gebouw, of voor activiteiten, tradities en vormen), maar die zijn dienend. Ze zijn geen eisen waar mensen aan worden gehouden, maar hulpmiddelen. Ze straffen niet de feilbare mensen, maar leren hen hun eigen schoonheid te zijn. Ze bevinden zich onder de mensen, tussen de mensen, als de botten in het lichaam van Christus, en helpen het groeien. Religie als instituut is dus een vijand, maar religie als uitdeler van genade en hulp (de kerk als sacrament) maakt God voor ons zichtbaar. Mijn stokpaardje van het sacramentele versus het transactionele wereldbeeld is in dit alles duidelijk terug te vinden.
Dit is het betoog van Joss Whedon. Ik weet niet of hij de connectie bewust heeft gelegd, maar het past wel heel goed. De grondslag voor Ultron wordt gelegd door Tony Stark, omdat hij bang is. Hij ziet de wereld (door manipulatie) als een vijandige plek, en kan het niet verdragen mogelijk ten onder te gaan. Hij denkt dat hij een systeem kan bouwen (mechanisch) dat de wereld kan beschermen en dat vrede kan brengen op Aarde. En Tony overlegt niet met zijn mede-Avengers. Hij vraagt niet hun advies, hij laat zich niet door hen gerust stellen. Hij vertrouwt hen niet. De basis van het systeem is dus angst in plaats van vertrouwen. En waar vertrouwen gemeenschap vormt (het is de basis voor de samenwerking tussen de Avengers die verder niet sterker van elkaar zouden kunnen verschillen), scheurt de angst de gemeenschap apart, en leidt tot ‘wij/zij’-denken.
De robot Ultron kiest als zijn hoofdkwartier een beschadigde kerk (in het centrum van een stad) en zet zich daar op een troon. Als hij een zeldzame grondstof vindt, zegt hij letterlijk: ‘Upon this rock I will build my church’. De connectie lijkt me duidelijk. Maar daar waar Tony’s bedoelingen misschien nog goed waren, is de uitvoering van het systeem dat in elk geval niet. Ultron zegt het zelf: ‘I was meant to be new. I was meant to beautiful. The world would've looked to the sky and seen hope, seen mercy. Instead, they'll look up in horror.’ Ultron wil de hemel op aarde brengen (‘Peace in our time’), maar dat kan niet als de situatie blijft zoals die is. Als de mens blijft zoals hij is. Dus ziet hij de mensen als vijand, die moet worden uitgeroeid. Oh, hij zegt dat ze de kans krijgen zich te ontwikkelen, zich te bekeren, maar in feite veroordeelt hij ze tot de hel. Ultron heeft geen empathie met de zwakke, de breekbare. Wie niet kan meekomen met het systeem, is het niet waard te overleven. Hij zegt het letterlijk. En van zichzelf heeft hij een heel hoge dunk: hij wil voor zichzelf een nieuw lichaam bouwen. Het lichaam van een god. Het door de mens gemaakte instituut wordt een afgod. Hij wordt daarin gedreven door zijn angst voor de dood: alleen als hij almachtig is, is zijn eeuwig voortbestaan immers zeker.
De Avengers weten ondertussen dat ze Ultron in deze vorm niet kunnen verslaan. Ze zijn immers maar mensen. Maar hun hoop schuilt in het mysterieuze nieuwe karakter The Vision. Hij komt deels voort uit Ultron (de vorm), maar zijn hart is dat van Jarvis, de butler van de Avengers, gericht op dienen. En Vision ziet zichzelf ook als dienaar, als iemand die het leven wil beschermen, die bereid is zich daarvoor op te offeren. En hoewel hij goddelijk is (kijk wat hij doet met Thors hamer!), wil hij de Avengers dienen. Als Ultron hem daarmee confronteert, zegt Vision: ‘Humans are odd. They think order and chaos are somehow opposites and try to control what won't be. But there is grace in their failings. I think you missed that.’ Ultron werpt tegen: ‘They're doomed.’ ‘Yes’, zegt The Vision, ‘but a thing isn't beautiful because it lasts. It is a privilege to be among them.’ En hij sluit zich aan bij de nieuwe Avengers, geleid door Steve Rogers. Toen Tony hem vroeg hoe ze de bedreiging van de dood konden bestrijden zonder Ultron, antwoordde Steve: ‘Samen’. En als ze zouden sterven, zou dat ook zijn geweest als vrienden, samen. De dood is immers niet het einde. Er is altijd hoop op opstanding.
Geloof is iets wat hoop kan geven, maar niet als het een systeem wordt. Het geeft hoop als het mensen, van verschillende achtergronden, nationaliteiten, zwak en sterk, samen brengt. En Jezus zegt: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in het midden.’ Daar wordt hij zichtbaar. Dat is de kerk.