zondag 31 mei 2015

Filmbespreking: Twee toekomstperspectieven (2): Mad Max Fury Road

Dit is een wat onconventionele filmbespreking, aangezien ze zowel de film uit de titel behandelt, als de film die in deel 1 werd ge-analyseerd, project T. Niet alleen is het dus handig om dat artikel te lezen voordat je aan deze bent, ook heb je dit artikel nodig om al mijn ideeën over de eerste film mee te krijgen. Maar ik vond de films te goed op elkaar reageren om ze niet te combineren. Vooral vanwege de filmposters voor ‘ToxiCosmos 3’, die herhaaldelijk terugkeren in project T, en die bedoeld lijken als parodie op de Mad Max-films. Waarvan er nu dus ook een in de bioscoop draait: Mad Max Fury Road.
En deze is eigenlijk net zo zeer vernieuwend voor het genre als Project T. Niet vanwege het verhaal op zich, dat erg lijkt op dat van eerdere Mad Max-films en dergelijke verhalen. In deze film wordt deze overeenkomst echter een kracht, aangezien het een mythisch aspect geeft aan de gebeurtenissen. Wat vooral vernieuwend is, is dat een regisseur van 70, en een cameraman van 72, laten zien dat een film niet hoeft mee te doen met de mode of de trends van onze tijd, maar dat kwaliteit zich altijd onderscheidt. Dat het niet computereffecten, flitsende montage of ironie is dat een film een succes maakt, maar de kracht van het verhaal, overzichtelijke actie waarin echt iets op het spel staat en personen met wie je kunt meeleven. Er is een volledige analyse te schrijven hoe deze film laat zien dat we als mensen uiteindelijk willen engageren met echte werelden en dat computereffecten ons toch te veel op afstand houden. We zijn wezens van de tastbare werkelijkheid en niet van de abstracte wereld van de ideeën. En bovendien is de film gewoon geweldig gemaakt, vol fantastische ideeën, zoals de ronkende gitarist die de auto’s begeleidt. De filmmaker gelooft in zijn wereld, en dat spat er van af. Dat ook begeleidt door on-ironische epische muziek, en de combinatie is een glorieus filmspektakel dat mij in elk geval er weer aan herinnerde waarom ik films zo gaaf vind. En met name post-apocalyptische films.

Want de film speelt zich af na een serie van wereldomvattende rampen. Daarbij zijn de olievoorraden verdwenen, is het water opgeraakt, en zijn vrouwen onvruchtbaar geworden. In een uitgestrekt woestijnlandschap houden groepen mensen zich nog in leven, onder andere in de Citadel. Immortan Joe deelt daar de lakens (of beter: het water) uit. Hij is degene die de kraan kan opendraaien en controleert dus het leven van de mensen onder hem. Hij beheerst bovendien hun toekomst, want hij presenteert zich als een godheid, die zijn trouwe onderdanen een plek op de eeuwige snelwegen kan garanderen. Hij vindt het dan ook niet meer dan logisch dat hij over het leven van vijf vrouwen kan heersen, die hem gezonde nakomelingen moeten schenken. Zij denken er echter anders over, en spannen samen met Imperator Furiosa - die zelf ook een appeltje te schillen heeft met Immortan Joe. Als ze proberen te ontsnappen, komt er een achtervolging op gang. Een van de volgwagens voert een gemuilkorfde man met zich mee als levend infuus voor de chauffeur. Deze man is Max, en hij is op z’n zachtst gezegd niet blij met hoe hij wordt behandeld. Als zijn bewakers hun aandacht laten verslappen, grijpt hij zijn kans …

Ik houd van zowel rampenfilms als post-apocalyptische films. Ze lijken misschien op elkaar, maar er zit een belangrijk verschil tussen. Rampenfilms spelen zich af terwijl de wereld (of het schip, of de wolkenkrabber) vergaat. De hoofdpersonen hebben maar een doel, namelijk proberen te overleven. En als kijker stel ik mezelf de vraag: zou ik in deze omstandigheden overleven? Zou ik zo snel kunnen reageren als de hoofdpersonen, beschik ik over dezelfde vaardigheden, en zou ik iemand anders kunnen laten omkomen als ik zo mijn leven zou kunnen beschermen? De crisis die wij allemaal bijna dagelijks ervaren (hoe overleven we de dagelijkse ‘rat race’ en de uitdagingen waar we thuis of in de kerk voor staan) wordt in zo’n film op scherp gezet, en dat heeft een cathartisch effect. Toen ik erover nadacht, realiseerde ik me dat Project T eigenlijk een rampenfilm is, een waarin onze wereld bezig is te vergaan (er worden beelden getoond van overstromingen, atoomontploffingen, verlaten steden). De vraag die de hoofdpersoon zich stelt is hoe het valt te repareren. Hoe kan de mensheid overleven? Het is in essentie een mechanische vraag, die een mechanisch antwoord krijgt: als we er met voldoende optimisme hard aan werken krijgen we de wereld wel weer draaiend.
Dat is echter wat anders dan een post-apocalyptische film. Daarin zijn de overlevers al gescheiden van de verliezers. Iedereen die we zien heeft de beproeving doorstaan, heeft zichzelf dus bewezen. De crisis is voorbij, of anders gezegd: de crisis is de nieuwe werkelijkheid geworden. En de vraag is dus niet: hoe overleef ik, maar: hoe word ik van een overlevende weer een mens?

Hier begint het verhaal van Mad Max, die zichzelf in de opening van de film beschrijft als ‘A man reduced to a single instinct: to survive’. De mindset van de karakters uit Project T is zijn hele wereld geworden. Hij is zijn menselijkheid kwijtgeraakt om te kunnen blijven bestaan. Zelfs zijn naam lijkt van hem te zijn weggesleten. Anderen zijn bereid hun medemensen hun menselijkheid te ontnemen. Immortan Joe behandelt vrouwen als fokkoeien en als melkmachines, en Max zelf dient als levend infuus. Hiervoor wordt technologie gebruikt. Maar ook religie wordt toegepast om mensen te reduceren tot minder dan personen (zeg maar: als een techniek). Dit geldt voor de ‘war boys’ die een chromen hemel voorgespiegeld krijgen en vervolgens bereid zijn zich op te offeren als kanonnenvoer. En voor de populatie onderaan de citadel, die af en toe water over zich krijgen uitgestort. Maar Immortan Joe waarschuwt hen dat ze niet verslaafd moeten raken aan water, anders zouden ze de afwezigheid ervan niet kunnen verdragen. Het is een eerste levensbehoefte! Geen verslaving! Zo werken instituten. Fascinerend is dat Immortan Joe hier lijkt op de optimistische technologen van Project T: hij heeft installaties om groenten en fruit te kweken, techniek om water op te pompen, auto’s … Als van techniek en innovatie de oplossing wordt verwacht, is dit waar het toe kan leiden.
Furiosa, de vijf vrouwen en Max vluchten naar ‘het groene land’ en ‘het volk van de vele moeders’ - opnieuw een andere wereld waar de oplossing moet liggen. Een ander instituut dat het eerste moet vervangen. Maar -dit las ik in een erg goede recensie van de Washington Post- de hoop ligt niet in een instituut. De droom blijkt te vervliegen. Van deze ideale samenleving is niks over dan een groepje (opnieuw) overlevers. ‘As with many of its pop cultural cousins “Mad Max” is thoroughly postmodern. Oppression, we believe, is not countered and defeated by a stronger alternative religion. There’s no better regime.’

We zijn ons naïeve jaren ’60 optimisme kwijtgeraakt, en mijns inziens terecht. Hoop komt niet van nog meer organisatie, nog meer inspanning, nog meer ‘schouders eronder en doorzetten’. Maar waarvan dan wel? ‘We find meaning in small, humanizing interactions between individuals,’, schrijft The Washington Post, ‘not within institutional structures. That might look like Max choosing to take care of others, or it might look like former sex slaves and regime hacks discovering their humanity in small acts of kindness.’ In plaats van een ander instituut op te zoeken of zelf op te richten, een alternatief dat waarschijnlijk in dezelfde valkuilen zou vallen als de Citadel, besluit de groep terug te keren. Terug te gaan naar de plek die ze probeerden te ontvluchten. Met als doel om op die plek aanwezig te zijn. Niet om van anderen te nemen, maar om te geven. Furiosa, Max en de overlevenden van het ‘volk van de vele moeders’ kiezen ervoor waarde toe te kennen aan zaden die de rampen hebben overleefd, aan jonge vrouwen die zich niet langer als vee wilden laten behandelen, aan een ‘war boy’ die zijn wereld heeft zien instorten. Ze besluiten die ook als waardevol te behandelen, ook als het hun hun eigen bloed, hun eigen leven zou kosten. Aan het eind van de film kiest Max er daarom voor zijn bloed te geven aan een ander die op sterven ligt. Niet gedwongen, maar uit eigen beweging. En deze keuze geeft hem zijn identiteit terug. Dan noemt hij zijn volledige naam. Hij is weer een mens.
Vergelijk dit maar eens met de climax van Project T. In die film heeft Frank Walkers karakter veel parallellen met Mad Max: ook hij is een gedesillusioneerde man die zichzelf heeft gebarricadeerd en zelfs intermenselijk contact heeft opgeofferd om zijn eigen overleving veilig te stellen. Ook bij hem ligt een nare ervaring uit het verleden daarbij aan de wortel. En ook hij moet in de loop van het verhaal zich weer met de echte wereld en echte mensen gaan bezighouden. Maar Frank offert aan het einde niet zichzelf op. Het is het robotmeisje Athena dat zich opoffert, en dat hij vervolgens in een installatie laat vallen om die op te blazen. Nogal een verschil, en het illustreert waarom volgens mij Project T minder hoopvol is dan Mad Max. Want Frank heeft met iemand anders’ leven betaalt om de wereld en zichzelf te laten overleven. En ook al overleeft de wereld, de vraag is of hij daardoor menselijker is geworden.

Ik moest bij het peinzen over deze twee films denken aan het essay ‘Learning in War Time’ van C.S. Lewis. Hij schreef dit in de tweede wereldoorlog. Studenten aan de universiteit waren onrustig aan het worden. Ze meenden dat de enige betekenisvolle activiteit, was naar het front te gaan en daar te strijden. Literatuur bestuderen, aan techniek werken, wetenschap bewerken, dat zagen ze als vlucht van de werkelijkheid. Hoe konden ze het veroorloven daarmee bezig te zijn, als aan de overzijde van het kanaal mensen op leven en dood vochten? ‘How can you be so frivolous and selfish as to think of anything but the War?’ - hij trekt het zelfs breder: hoe kun je met kunst en wetenschap bezig zijn, als er mensen om je heen naar de hel gaan? Maar hij wijst erop dat de bijbel zegt: ‘Of u nu eet of drinkt, doet alles ter ere van God’. En dan zegt hij dat dit betekent dat ‘Christianity does not simply replace our natural life and substitute a new one: it is rather a new organisation that exploits, to its own supernatural ends, these natural materials.’ Het is een vernieuwing van het hart, niet van de vorm. De techniek en bronnen van de citadel in dienst van opoffering in plaats van exploitatie. Het doel is niet het overleven, maar het waarde toekennen aan andere mensen, aan de wereld om ons heen, om die te zien door de ogen van God en ze lief te hebben zoals God ze liefheeft. Dus zegt Lewis: ‘We can therefore pursue knowledge as such, and beauty as such, in the sure confidence that by so doing we are either advancing to the vision of God ourselves or indirecty helping others to do so. Humility no less than the appetite, encourages us to concentrate simply on the knowledge or the beauty, not too much concerning ourselves with their ultimate relevance to the vision of God.’ Ons doel is niet te overleven, want of we overleven of niet hebben we niet zelf in de hand. Het is om mens te zijn en lief te hebben. En te vertrouwen op God. Want wij zijn het niet die onszelf verlossen door de witte of de zwarte hond te eten te geven. Het is God die de witte hond doet overwinnen en ons en onze wereld zo’n waarde toekent dat hij ze uit de dood doet opstaan.
In het einde van Project T komen mensen in beeld die met kunst bezig zijn, met onderzoek, het het beschermen van diersoorten. Mensen die andere mensen, dieren, kunst, techniek, zien als waardevol. Zij krijgen een speldje waardoor ze naar de andere wereld worden gebracht. Maar dat was helemaal niet nodig geweest! Want omdat ze de wereld zagen als waardevol, en zich daarvoor inzetten, deden ze al alles wat nodig was. Ze waren niet afhankelijk van de organisatie van ‘Plus Ultra’. Sterker nog: nu werden ze weggenomen uit hun omgeving waar ze zich zo voor inspanden, voor het versterken van een andere organisatie. Weliswaar om uiteindelijk de wereld te redden, maar wat de film niet genoeg duidelijk maakt, is dat dat al was wat ze aan het doen waren! Ze gaven al van zichzelf, hun eigen bloed, om wat waardevol is te beschermen. Meer wordt niet van ons gevraagd.

Ik ga dus door met het schrijven van allebei de soorten verhalen: utopisch en dystopisch. Utopische verhalen waarin blijkt dat een perfecte organisatie en utopie soms kan zorgen dat mensen uit het oog verliezen wat werkelijk waardevol is, en zo minder zichzelf zijn. Dystopische verhalen waarin blijkt dat zolang mensen oog houden voor wat werkelijk waardevol is, zelfs de meest onmenselijke omstandigheden hen hun menselijkheid niet kunnen afnemen. We hebben beide boodschappen heel hard nodig.