Het ei
De wereld lijkt niet groter
dan ik kan zien. Een schaal
niet door mij te doordringen
hoe ik ook tast. Boven en onder mij
voel ik de wand, hard als beton
als ijs zo glad. Geen grip te krijgen.
Geen naad. Geen deur die open slaat.
Verslagen zink ik neer. Met ogen dicht
zie ik hetzelfde en mijn stem
keert onverrichterzake terug
als van galmend koper. Ik vlucht
in de sensaties, vermaak mezelf
tot ik ooit niet wakker word;
het einde van de wereld en van mij.
Dan schrik ik op, wakker geschud
door een geluid dat ik niet maakte,
nauwelijks gekras, aan de grens
van mijn gehoor. Het komt van buiten.
Waar ik eerst niets vermoedde, daar ontstaan
nu mogelijkheden, oneindig rijk.
Ik zie barsten, onverklaarbaar,
over het blauw en groen en grijs,
te dun om terug te vinden. Het licht
erachter is voor mijn ogen vreemd,
komt niet van zon of maan,
is niet te delen, behalve met wie
het ooit zelf zag. Ik wacht nu
tot mijn wereld openbreekt.
De wereld lijkt niet groter
dan ik kan zien. Een schaal
niet door mij te doordringen
hoe ik ook tast. Boven en onder mij
voel ik de wand, hard als beton
als ijs zo glad. Geen grip te krijgen.
Geen naad. Geen deur die open slaat.
Verslagen zink ik neer. Met ogen dicht
zie ik hetzelfde en mijn stem
keert onverrichterzake terug
als van galmend koper. Ik vlucht
in de sensaties, vermaak mezelf
tot ik ooit niet wakker word;
het einde van de wereld en van mij.
Dan schrik ik op, wakker geschud
door een geluid dat ik niet maakte,
nauwelijks gekras, aan de grens
van mijn gehoor. Het komt van buiten.
Waar ik eerst niets vermoedde, daar ontstaan
nu mogelijkheden, oneindig rijk.
Ik zie barsten, onverklaarbaar,
over het blauw en groen en grijs,
te dun om terug te vinden. Het licht
erachter is voor mijn ogen vreemd,
komt niet van zon of maan,
is niet te delen, behalve met wie
het ooit zelf zag. Ik wacht nu
tot mijn wereld openbreekt.