‘The plot thickens’ - zo klinkt het wel eens in detective- of spionageverhalen. De held vindt een aanwijzing die opeens een heel scala aan gebeurtenissen in een ander licht stelt, de boosaardige machtswellusteling aan het roer van een misdaadorganisatie zet zijn snode plannen in werking, twee vreemdelingen blijken aan elkaar verwant te zijn. Wie veel films kijkt, weet vast wel wat ik bedoel: het moment vlak voor de laatste acte, het ogenblik dat het duidelijk wordt dat de ontknoping eraan komt, als de verschillende verhaallijnen elkaar opeens beginnen te kruisen en je als kijker of lezer een vaag idee begint te krijgen van de afloop die de verteller op het oog heeft. Het heeft er misschien nooit hopelozer uitgezien voor de hoofdpersoon, maar je weet dat er een omkeer gaat komen. Je ziet het eerste licht van het ‘happy end’ al glooien aan de horizon.
In mijn eigen leven ken ik ook zulke momenten. Momenten dat ik een lijn begin te ontwaren in wat mij overkomt, momenten dat mijn gedachten over verschillende onderwerpen als puzzelstukken in elkaar beginnen te vallen, momenten dat opmerkingen en commentaren van anderen eindelijk tot me door beginnen te dringen. Het zijn momenten dat ik me plotseling realiseer dat er een nieuw hoofdstuk in mijn leven gaat aanbreken. Momenten dat ik merk dat er verandering in de lucht zit. En zelfs al zou ik me vergissen in mijn interpretatie van mijn leven, dan ben ik in elk geval naar die verandering gaan verlangen. En volgens mij is het precies dat wat verandering mogelijk maakt.
Dit is zo’n periode waarin voor mij een paar dingen samen vallen. Omdat ik er nog middenin zit, is het nog moeilijk de precieze contouren van deze ‘plottwist’ te omschrijven. Bovendien is een publieke internetsite niet de meest geschikte plek om zo open over jezelf te publiceren, maar omdat ik ook gevolgen voorzie voor de continuïteit van deze blog, wil ik jullie toch laten delen in de grote lijnen van deze omwenteling.
De verhaallijnen die ik nu in mijn leven ontwaar, zijn natuurlijk al langer geleden in gang gezet, maar ik werd me er drie weken geleden pas echt van bewust. Op een maandagavond begin februari was ik in Utrecht aanwezig bij een heel interessante bijeenkomst. Ik mag daar verder van de organisatie niets over zeggen dus over het onderwerp en de aanwezigen heb ik het niet in dit bericht. Voor mij lag het succes van deze avond ook niet in de plenaire discussie (hoe boeiend die ook was), maar in een gesprek dat ik had met een van de aanwezigen. Hoe het gebeurde, weet ik niet meer precies, maar onze conversatie werd al snel behoorlijk persoonlijk. Ik vertelde over mijn ervaringen met de kerk, over het opgroeien in een strenge geloofsgemeenschap, waar ik de regels en eisen ook nog eens heel serieus opnam, en hoe ik overspannen werd van het doen van bijbelstudie. Ik vertelde ook over de moeite die ik heb met het bezoeken van de evangelische kerk: hoe ik mezelf steeds schuldig en veroordeeld voel omdat ik niet genoeg presteer en niet hard genoeg werk.
Mijn gesprekspartner herkende veel uit mijn verhaal. Hij had zelf ook jarenlang geworsteld met schuldgevoelens en schaamte. Hij wist (net als ik) met het verstand dat God van hem hield, en dat hij door genade gered was. Maar het was lang geen realiteit van binnen. Hij moest het steeds tegen zichzelf zeggen, van buitenaf, maar diep in zijn hart geloofde hij het niet werkelijk. Tot hij vorig jaar opeens een doorbraak meemaakte. Hij was op een grote christelijke bijeenkomst. Ironisch genoeg juist een van die bijeenkomsten waar (volgens mij) vaak verplichtende boodschappen worden gebracht (vooral rond de collectes). Zo dacht de ander er ook over, maar hij was gevraagd er een presentatie te geven, en omdat het hem geld en klandizie opleverde, had hij ingestemd. Een paar minuten voor hij het podium opging, drong opeens het besef dat hij door God geliefd was bij hem binnen. En nu niet alleen rationeel, van de buitenkant, maar van binnen, in zijn hart. Hij kon er niet aan twijfelen. De tranen liepen over zijn wangen (wat niet helemaal het juiste moment was, omdat hij even daarna moest optreden). Hij zei dat deze ervaring hem blijvend had veranderd. Dat de liefde van God voor hem niet meer iets was waar hij aan twijfelde, maar iets waar hij zeker van was.
Zijn woorden raakten me. In de eerste plaats omdat ik me opnieuw realiseerde dat ik inderdaad in mijn hart niet werkelijk accepteer dat God onvoorwaardelijk van mij houdt. Oh, ja, ik zeg het wel. Ik ben er rationeel ook van overtuigd. Ik kan het ook verdedigen met tal van argumenten. Maar diep van binnen geloof ik het niet. Als iemand tegen me zegt dat God van mij houdt, zal ik dankbaar ‘ja’ knikken. Maar die woorden dringen niet diep tot me door. Ze stuiten namelijk op een stem die zegt dat het niet mogelijk is. Het evangelie kan niet zo goed zijn. God kan niet zomaar van mij houden. Ik moet er zelf iets voor doen. Ik moet beter zijn dan ik nu ben, productiever, geestelijker, zuiverder. Ik moet ... (het woord ‘moeten’ is nooit ver te zoeken in mijn gedachten). Die overtuiging in mij, dat God niet van mij kan houden zoals ik ben, zorgt voor een betonnen schil om mijn hart, die alle boodschappen over Gods liefde effectief tegenhoudt.
En vaak ben ik me er niet eens van bewust, totdat iemand me erop wijst, zoals mijn gesprekspartner die avond. Omdat ik met mijn verstand geloof in de genade en ervan overtuigd ben dat God van me houdt zoals ik ben, zie ik het niet bij mezelf als ik mezelf toch weer verplichtingen opleg en vindt dat ik mezelf moet veranderen. Een paar maanden geleden schreef ik een brief aan mezelf op deze blog met de boodschap dat ik mocht leren mezelf te zijn: heel mooi en ik sta er ook echt achter. Maar in deze brief aan mezelf had ik het erover dat ik worstelde met passiviteit, en dat ik wel tot het eind van mijn leven met de zonde van passiviteit zou blijven worstelen. Ik liet de blog lezen aan een goede vriend. Die vond het een goed, maar lang stuk. Hij had alleen een opmerking over die passiviteit. Volgens hem was ik immers niet passief. Als ik in een museum rondliep, of in een boekwinkel, was ik verre van passief. Of als ik enthousiast vertelde over een film of een idee. Ik ben alleen niet zo geïnteresseerd in het huishouden, dus heb ik nooit veel zin om me daartoe te zetten. Maar dat betekent niet dat ik passief ben.
Sterker nog: mijn valkuil is eerder dat ik te veel doe. Ik heb het namelijk vorig jaar al van mensen gehoord dat ze verbaasd waren over mijn volle agenda en mijn vele afspraken (en dat voor een introvert: ook al zou ik liever alleen zijn, ik vind dat ik een volle agenda moet hebben. Over moeten gesproken ...). Maar ook de afgelopen maanden hebben mensen hun verbazing uitgesproken over hoeveel ik schrijf op mijn blog (ik vind het nog steeds te weinig), over hoeveel ik lees (nog niet eens een boek per week!) en hoeveel ik onderneem. Maar toch: voor mij voelt het nooit alsof ik genoeg doe! Dat gevoel heeft dus niks te maken met de realiteit van mijn leven. Ik denk dat ik er eerder voor mag kiezen wat vaker te rusten, dan nog meer activiteiten te ondernemen. Ik werk eerder te veel dan te weinig.
Hoewel ik me dus vaak niet bewust ben van die innerlijke stem van het moeten, beïnvloedt hij nog steeds mijn gedrag, en ook mijn schrijven. Begin vorig jaar had ik al een gesprek met iemand die mijn boek gelezen had, en die (volgens mij terecht), concludeerde dat ik nog probeerde mezelf te overtuigen. Ik schreef wel heel mooi over vrijheid, maar niet met de werkelijke overtuiging dat het waar was wat ik schreef. Mede daarom had ik er ook zoveel woorden voor nodig, en herhaalde ik steeds dezelfde punten. De laatste maanden op mijn blog heb ik heel veel geschreven over de zwakheid van de menselijke wil, de moeite die we hebben om onszelf te veranderen, en mijn worsteling met de eisen en verwachtingen van de evangelische kerk. In blogbericht na blogbericht hamer ik op dit punt. Maar de passie er achter komt voor een deel uit een ongezonde bron, namelijk dat ik van binnen nog steeds geloof dat ik mezelf moet veranderen, dat ik aan mezelf moet werken, dat ik niet goed genoeg ben zoals ik ben.
In de Verenigde Staten waren er een paar televisiedominees die heel hard tekeer gingen tegen homoseksualiteit. Meerdere van hen werden uiteindelijk zelf betrapt met een gigolo, of bleken er een homoseksuele relatie op na te houden. Daaruit blijkt het principe dat je het hardst afzet tegen hetgene waar jezelf problemen mee hebt. Waar je het meest tegen ageert, is waar je het meest mee worstelt. Als ik me dus fanatiek blijf afzetten tegen wetticisme, is dat niet omdat ik vrij ben, maar omdat ik van binnen nog wettisch ben. Als ik er keer op keer op hamer dat er niets ‘moet’, is dat omdat ik zelf nog zo veel ‘moet’. Ik kan het niet los laten, lijkt het, hoewel ik het punt al lang gemaakt heb. Wat ik schrijf is dus ‘gekleurd’ door mijn achtergrond, maar omdat ik zelf niet bewust ben van die achtergrond, ervaar ik het als een aanval als ik kritiek krijg. Terwijl er inderdaad heel wat te nuanceren is in mijn betogen! Er is ook een andere kant aan het verhaal. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Dat kan ik echter niet accepteren vanwege die gevoeligheid die er achter schuilt. Van mijn blogberichten hangt dus voor mezelf veel af. Terwijl ik zeg dat ik mijn identiteit niet moet laten afhangen van wat ik doe, en ook niet van wat ik schrijf, doe ik dat wel, en zijn mijn blogberichten voor mij een bron van mijn identiteit. Zoals Paulus het zegt: “Ik ellendig mens, wie kan mijn verlossen uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?” (Romeinen 7).
In het vervolg op dit bericht probeer ik de andere kant van dit verhaal weer te geven - de hoop die ik heb op verandering.
In mijn eigen leven ken ik ook zulke momenten. Momenten dat ik een lijn begin te ontwaren in wat mij overkomt, momenten dat mijn gedachten over verschillende onderwerpen als puzzelstukken in elkaar beginnen te vallen, momenten dat opmerkingen en commentaren van anderen eindelijk tot me door beginnen te dringen. Het zijn momenten dat ik me plotseling realiseer dat er een nieuw hoofdstuk in mijn leven gaat aanbreken. Momenten dat ik merk dat er verandering in de lucht zit. En zelfs al zou ik me vergissen in mijn interpretatie van mijn leven, dan ben ik in elk geval naar die verandering gaan verlangen. En volgens mij is het precies dat wat verandering mogelijk maakt.
Dit is zo’n periode waarin voor mij een paar dingen samen vallen. Omdat ik er nog middenin zit, is het nog moeilijk de precieze contouren van deze ‘plottwist’ te omschrijven. Bovendien is een publieke internetsite niet de meest geschikte plek om zo open over jezelf te publiceren, maar omdat ik ook gevolgen voorzie voor de continuïteit van deze blog, wil ik jullie toch laten delen in de grote lijnen van deze omwenteling.
De verhaallijnen die ik nu in mijn leven ontwaar, zijn natuurlijk al langer geleden in gang gezet, maar ik werd me er drie weken geleden pas echt van bewust. Op een maandagavond begin februari was ik in Utrecht aanwezig bij een heel interessante bijeenkomst. Ik mag daar verder van de organisatie niets over zeggen dus over het onderwerp en de aanwezigen heb ik het niet in dit bericht. Voor mij lag het succes van deze avond ook niet in de plenaire discussie (hoe boeiend die ook was), maar in een gesprek dat ik had met een van de aanwezigen. Hoe het gebeurde, weet ik niet meer precies, maar onze conversatie werd al snel behoorlijk persoonlijk. Ik vertelde over mijn ervaringen met de kerk, over het opgroeien in een strenge geloofsgemeenschap, waar ik de regels en eisen ook nog eens heel serieus opnam, en hoe ik overspannen werd van het doen van bijbelstudie. Ik vertelde ook over de moeite die ik heb met het bezoeken van de evangelische kerk: hoe ik mezelf steeds schuldig en veroordeeld voel omdat ik niet genoeg presteer en niet hard genoeg werk.
Mijn gesprekspartner herkende veel uit mijn verhaal. Hij had zelf ook jarenlang geworsteld met schuldgevoelens en schaamte. Hij wist (net als ik) met het verstand dat God van hem hield, en dat hij door genade gered was. Maar het was lang geen realiteit van binnen. Hij moest het steeds tegen zichzelf zeggen, van buitenaf, maar diep in zijn hart geloofde hij het niet werkelijk. Tot hij vorig jaar opeens een doorbraak meemaakte. Hij was op een grote christelijke bijeenkomst. Ironisch genoeg juist een van die bijeenkomsten waar (volgens mij) vaak verplichtende boodschappen worden gebracht (vooral rond de collectes). Zo dacht de ander er ook over, maar hij was gevraagd er een presentatie te geven, en omdat het hem geld en klandizie opleverde, had hij ingestemd. Een paar minuten voor hij het podium opging, drong opeens het besef dat hij door God geliefd was bij hem binnen. En nu niet alleen rationeel, van de buitenkant, maar van binnen, in zijn hart. Hij kon er niet aan twijfelen. De tranen liepen over zijn wangen (wat niet helemaal het juiste moment was, omdat hij even daarna moest optreden). Hij zei dat deze ervaring hem blijvend had veranderd. Dat de liefde van God voor hem niet meer iets was waar hij aan twijfelde, maar iets waar hij zeker van was.
Zijn woorden raakten me. In de eerste plaats omdat ik me opnieuw realiseerde dat ik inderdaad in mijn hart niet werkelijk accepteer dat God onvoorwaardelijk van mij houdt. Oh, ja, ik zeg het wel. Ik ben er rationeel ook van overtuigd. Ik kan het ook verdedigen met tal van argumenten. Maar diep van binnen geloof ik het niet. Als iemand tegen me zegt dat God van mij houdt, zal ik dankbaar ‘ja’ knikken. Maar die woorden dringen niet diep tot me door. Ze stuiten namelijk op een stem die zegt dat het niet mogelijk is. Het evangelie kan niet zo goed zijn. God kan niet zomaar van mij houden. Ik moet er zelf iets voor doen. Ik moet beter zijn dan ik nu ben, productiever, geestelijker, zuiverder. Ik moet ... (het woord ‘moeten’ is nooit ver te zoeken in mijn gedachten). Die overtuiging in mij, dat God niet van mij kan houden zoals ik ben, zorgt voor een betonnen schil om mijn hart, die alle boodschappen over Gods liefde effectief tegenhoudt.
En vaak ben ik me er niet eens van bewust, totdat iemand me erop wijst, zoals mijn gesprekspartner die avond. Omdat ik met mijn verstand geloof in de genade en ervan overtuigd ben dat God van me houdt zoals ik ben, zie ik het niet bij mezelf als ik mezelf toch weer verplichtingen opleg en vindt dat ik mezelf moet veranderen. Een paar maanden geleden schreef ik een brief aan mezelf op deze blog met de boodschap dat ik mocht leren mezelf te zijn: heel mooi en ik sta er ook echt achter. Maar in deze brief aan mezelf had ik het erover dat ik worstelde met passiviteit, en dat ik wel tot het eind van mijn leven met de zonde van passiviteit zou blijven worstelen. Ik liet de blog lezen aan een goede vriend. Die vond het een goed, maar lang stuk. Hij had alleen een opmerking over die passiviteit. Volgens hem was ik immers niet passief. Als ik in een museum rondliep, of in een boekwinkel, was ik verre van passief. Of als ik enthousiast vertelde over een film of een idee. Ik ben alleen niet zo geïnteresseerd in het huishouden, dus heb ik nooit veel zin om me daartoe te zetten. Maar dat betekent niet dat ik passief ben.
Sterker nog: mijn valkuil is eerder dat ik te veel doe. Ik heb het namelijk vorig jaar al van mensen gehoord dat ze verbaasd waren over mijn volle agenda en mijn vele afspraken (en dat voor een introvert: ook al zou ik liever alleen zijn, ik vind dat ik een volle agenda moet hebben. Over moeten gesproken ...). Maar ook de afgelopen maanden hebben mensen hun verbazing uitgesproken over hoeveel ik schrijf op mijn blog (ik vind het nog steeds te weinig), over hoeveel ik lees (nog niet eens een boek per week!) en hoeveel ik onderneem. Maar toch: voor mij voelt het nooit alsof ik genoeg doe! Dat gevoel heeft dus niks te maken met de realiteit van mijn leven. Ik denk dat ik er eerder voor mag kiezen wat vaker te rusten, dan nog meer activiteiten te ondernemen. Ik werk eerder te veel dan te weinig.
Hoewel ik me dus vaak niet bewust ben van die innerlijke stem van het moeten, beïnvloedt hij nog steeds mijn gedrag, en ook mijn schrijven. Begin vorig jaar had ik al een gesprek met iemand die mijn boek gelezen had, en die (volgens mij terecht), concludeerde dat ik nog probeerde mezelf te overtuigen. Ik schreef wel heel mooi over vrijheid, maar niet met de werkelijke overtuiging dat het waar was wat ik schreef. Mede daarom had ik er ook zoveel woorden voor nodig, en herhaalde ik steeds dezelfde punten. De laatste maanden op mijn blog heb ik heel veel geschreven over de zwakheid van de menselijke wil, de moeite die we hebben om onszelf te veranderen, en mijn worsteling met de eisen en verwachtingen van de evangelische kerk. In blogbericht na blogbericht hamer ik op dit punt. Maar de passie er achter komt voor een deel uit een ongezonde bron, namelijk dat ik van binnen nog steeds geloof dat ik mezelf moet veranderen, dat ik aan mezelf moet werken, dat ik niet goed genoeg ben zoals ik ben.
In de Verenigde Staten waren er een paar televisiedominees die heel hard tekeer gingen tegen homoseksualiteit. Meerdere van hen werden uiteindelijk zelf betrapt met een gigolo, of bleken er een homoseksuele relatie op na te houden. Daaruit blijkt het principe dat je het hardst afzet tegen hetgene waar jezelf problemen mee hebt. Waar je het meest tegen ageert, is waar je het meest mee worstelt. Als ik me dus fanatiek blijf afzetten tegen wetticisme, is dat niet omdat ik vrij ben, maar omdat ik van binnen nog wettisch ben. Als ik er keer op keer op hamer dat er niets ‘moet’, is dat omdat ik zelf nog zo veel ‘moet’. Ik kan het niet los laten, lijkt het, hoewel ik het punt al lang gemaakt heb. Wat ik schrijf is dus ‘gekleurd’ door mijn achtergrond, maar omdat ik zelf niet bewust ben van die achtergrond, ervaar ik het als een aanval als ik kritiek krijg. Terwijl er inderdaad heel wat te nuanceren is in mijn betogen! Er is ook een andere kant aan het verhaal. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Dat kan ik echter niet accepteren vanwege die gevoeligheid die er achter schuilt. Van mijn blogberichten hangt dus voor mezelf veel af. Terwijl ik zeg dat ik mijn identiteit niet moet laten afhangen van wat ik doe, en ook niet van wat ik schrijf, doe ik dat wel, en zijn mijn blogberichten voor mij een bron van mijn identiteit. Zoals Paulus het zegt: “Ik ellendig mens, wie kan mijn verlossen uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?” (Romeinen 7).
In het vervolg op dit bericht probeer ik de andere kant van dit verhaal weer te geven - de hoop die ik heb op verandering.