In mijn vorige bericht schreef ik hoe ik ermee werd geconfronteerd dat ik nog zoveel ‘moet’ van mezelf en hoe die ongezonde gedrevenheid in me er niet alleen voor zorgt dat de liefde van God niet tot me doordringt, maar ook nog eens van mijn schrijven over vrijheid een ‘moeten’ maakt. Het ziet er somber uit voor de held. Maar dan neemt het verhaal een wending.
Dit keer was het om te beginnen een situatie met familie. Een opmerking van een naast familielid deed me beseffen dat ik nog steeds hoopte door deze persoon in mijn identiteit bevestigd te worden. Het verlangen naar een positief woord, naar instemming met mijn keuzes en daden, vormde nog steeds een belangrijke drijfveer in mijn leven. Een deel van het ‘moeten’ dat ik mezelf opleg, is hierop terug te voeren. Maar nu realiseerde ik me helder en definitief dat ik de bevestiging waar ik naar verlangde nooit van deze persoon zou ontvangen. De ander zou nooit kunnen zeggen dat ik goed ben zoals ik ben, en zou nooit goedkeuring uitspreken over die dingen die voor mij belangrijk zijn (lezen, films, schrijven, verbeelding, relationeel kerk zijn). Ik heb geen reden om te verwachten dat de persoon in kwestie ooit zal veranderen. Maar als ik toch nooit bevestigd zal worden door dit familielid, kan ik ook ophouden me in te spannen om bevestiging te krijgen. Ik kan gewoon mijn leven leiden, en doen wat ik belangrijk vindt, zonder me druk te maken over wat de ander ervan vindt, want die is er toch niet tevreden mee.
Ongeveer gelijktijdig was er een situatie op mijn werk, die me weer confronteerde met negatieve gedachten over mezelf en waardoor ik chagrijnig op kantoor zat (ik zal vast niet de enige zijn die dat soort dingen meemaakt). Hoewel ik merkte dat ik me er minder door in de put liet brengen dan vroeger het geval zou zijn geweest, moest ik toch bij mezelf te rade gaan waar mijn prioriteiten lagen. Want door de situatie op het werk werd ik er weer eens mee geconfronteerd dat ik mezelf buiten kantoortijd ook wel veel druk opleg. En veel ervan onnodig, omdat het voortkomt uit het afzetten tegen die innerlijke stem van het ‘moeten’. (Gelukkig bleek de situatie deze week niet zo ernstig te zijn als ik vreesde, en was ik vandaag zelfs vrolijk op kantoor!)
Waar het persoonlijke verhaal van mijn gesprekspartner drie weken geleden mij confronteerde met mijn innerlijke gebrokenheid, gaf het mij echter ook de hoop dat ook bij mij zo’n diepe innerlijke verandering kan optreden. Ook mijn hart kan aangeraakt worden. Het idee van het ‘moeten’ kan ook bij mij eindelijk zijn greep op mijn leven verliezen. Ook ik kan volledig overtuigd raken van de liefde van God. Nu niet als een boodschap van buitenaf, die schraapt aan het beton van mijn dove intellect, maar als een waarheid van binnenuit, die als gist in het deeg mijn hele leven doortrekt en tot uiting komt in al mijn woorden en daden. Ik heb dat zelf nog niet zo ervaren, maar ik realiseerde (voor het eerst) dat ik geloofde dat het mogelijk was. Dat ik werkelijk geloofde dat die stemmen tot zwijgen gebracht kunnen worden. En dat ik daarnaar verlangde. Dat ik ernaar verlangde om eindelijk zonder het ‘moeten’ te leven - in ‘effortless freedom’ (zoals een Amerikaanse vriendin het omschreef).
Deze innerlijke verandering is er echter niet een die ik met mijn inspanningen tot stand kan brengen. Dat is nu juist wat ik in al die artikelen van de afgelopen maanden betoogde: dat het niet van mijn wilskracht afhangt. (Maar dat ik er zo veel over schreef, met het idee mezelf te kunnen overtuigen, was weer een daad van mijn wilskracht en dus een illusie). Zoals mijn gesprekspartner er door overvallen werd, zo zal ik er ook door worden verrast. Ik kan het namelijk niet zelf bewerken, het is een openbaring van God. Het is iets dat God in mij doet. Het is ZIJN liefde die in mijn hart zal worden uitgestort door de Heilige Geest.
Ik geloof dat God niet van mij vraagt dat ik mij in allerlei bochten wring om door Hem geliefd te worden. Ik geloof dat Hij alleen van mij vraagt dat ik me voor Hem openstel. Zoals met zijn koninkrijk verlangt hij ernaar dat ik me voor Hem openstel, als een kind. Hij wil dat ik ophoud mijn handen gesloten te houden rondom mijn eigen ‘moeten’, mijn eigen ‘heldenverhaal’. Hij wil dat ik dat loslaat, dat ik ‘sterf’ aan dat moeten, in de hoop op zijn opstandingskracht, het scheppende woord van zijn liefde, dat mij een nieuwe identiteit kan geven. Dit gaat -vermoed ik nu- dieper dan ik tot nu toe vermoed heb. Het is werkelijk een soort sterven, want het omvat zelfs het opgeven van de hoop dat ik iets kan bijdragen aan mijn eigen verandering en omkering. Ik moet zelf het idee opgeven dat ik door het preken tegen mezelf, het voortdurend schrijven van nieuwe blogs, mijzelf kan veranderen (ironisch genoeg precies wat ik betoog: dat ik mezelf niet kan veranderen). Wat God vraagt is dat alles los te laten. Het is werkelijk een vorm van overgave.
Maar ik geloof dat God zo groot is dat hij leven kan brengen uit de dood. En dat maakt deze zelf-overgave niet alleen heel moeilijk (ik vind het niet voor niets zo moeilijk niets te ‘moeten’, zelfs niet niet te moeten prediken tegen mezelf), maar tegelijk ook heel makkelijk, heel rustgevend. Iemand wees me dit weekeinde opnieuw op de tekst uit Micha 4:4: “Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken." Ik heb hier op mijn blog al eens over geschreven , maar ik was het eigenlijk al weer een beetje vergeten (zo overtuigend is de stem van het ‘moeten’ kennelijk). Het is blijkens deze bijbeltekst Gods bedoeling dat ik rust ervaar. In Gods eeuwige koninkrijk hoef ik me niet uit te sloven tot ik van vermoeidheid neerval (wat de stem in mijn binnenste me wel laat doen), maar mag ik rustig in de schaduw zitten met een boek, zonder bang te zijn dat iemand me roept om te gaan werken. Pas als ik in die rust ben ingegaan, als ik ervaar wat Jezus zegt - “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven” (Matteus 11) - kan ik tot mijn vervulling komen. Dan ben ik namelijk vrij om te doen wat mijn hand vindt om te doen, om vrucht te dragen - de vrucht die God in mijn tot stand brengt.
Wat zijn van deze overwegingen de praktische consequenties? Niet op volgorde van belangrijkheid, maar op de volgorde waarin ze nu in mijn hoofd opkomen: ik wil me niet meer zo afzetten tegen de evangelische kerk. Nee, ik ben het niet eens met alles wat in dat systeem gebeurt, en ik denk dat er negatieve patronen aan te wijzen zijn (patronen die het moeten versterken). Maar het is niet mijn taak mensen te overtuigen uit de kerk weg te gaan. Ik kan mensen daar niet van overtuigen. Dat leidt alleen maar tot ongezonde onenigheid. Bovendien komt mijn bekeringsdrang voort uit de ongezonde basis van tegen mezelf te moeten preken. Ik kan alleen maar mijn verhaal vertellen en dat getuigenis zijn werk laten doen. Degenen die graag en met plezier op zondag naar een dienst gaan, moeten zeker blijven gaan! Kennelijk levert het ze iets goeds en waardevols op. Ikzelf merk op zondagochtend echter geen enkele neiging meer om naar de dienst te gaan. Er is geen enkele hersencel meer die me in beweging probeert te zetten, geen spoortje schuldgevoel of verplichting meer.
Wat ik daarentegen wel verlang, is om deel te zijn van een groep mensen die samen zoeken naar de liefde van de Heer. De huiskerk in Almere, waar ik nu steeds vaker kom, is zo’n groep. Deze mensen geloven heel diep dat God van hen houdt, en ze houden ook van elkaar. Daar wil ik graag bijhoren. Per slot van rekening leren we de liefde van God kennen uit de liefde die we voor elkaar hebben. Het is dan ook mijn bedoeling om me in de loop van 2013 ook werkelijk bij deze groep te kunnen aansluiten.
Ten tweede wil ik inderdaad een stap terugdoen. Ik wil minder ‘moeten’. Ik wil meer open ruimte in mijn leven brengen - ruimte om te leven, om te genieten, om mezelf te zijn. Daarbij hoort dat ik minder zal bloggen. Ik merk namelijk dat ik niet aan twee schrijfprojecten tegelijk kan werken. Mijn blog voelt nu toch een beetje aan als een verplichting die ik mezelf heb opgelegd. En ik merk dat ik eigenlijk graag mijn verhalenbundel wil afmaken. En ik wil mijn serie blogberichten van eind vorig jaar ('Terug naar de basis') tot een boek gaan bewerken. Daar ligt op dit moment mijn verlangen. Dat wil zeggen dat de frequentie van nieuwe berichten op mijn blog zal dalen. Ik ga nog een aantal stukken die ik een paar jaar geleden op een andere website zette, herpubliceren. Maar daarna wil ik voorlopig alleen maximaal eens per week en misschien wel minder vaak een filmbespreking plaatsen (en ik zal elke week wat foto’s online zetten, en wat links).
Ik zoek daarnaast naar manieren om mijn sociale media gebruik terug te dringen, omdat ik merk dat dit ook voor meer onrust in mijn leven zorgt. Twitter is leuk, maar leidt ook af en rust, goede gesprekken en een goed boek op z’n tijd zijn veel rustgevender dan het steeds ‘checken’ van nieuwe berichtjes. Die rust heb ik nodig, en ik merk dat ik daar bewust voor moet kiezen om die te krijgen. Beter: ik WIL daar voor kiezen.
Ten derde hoop ik een deel van mijn tijd ook werkelijk te gebruiken om de rust op te zoeken. Zo heb ik de afgelopen tijd een paar keer mijn fotocamera weer meegenomen naar kantoor om in de lunchpauze te fotograferen. En dat was voor mij werkelijk ontspannend. Ik merk bovendien dat ik als ik me toelaat om echt zo te ontspannen, weer ga verlangen naar de stem van God, dat ik weer tot hem begin te spreken en weer naar hem begin te luisteren. Weliswaar nog aarzelend, maar niet alleen groeit het verlangen, alleen in de rust groeit de ruimte die God kan vullen. Ik kan niets doen om mezelf te veranderen - zelfs niet door blogs aan mezelf te schrijven. Ik kan alleen de gelegenheden creeeren voor God om mij te veranderen, en vervolgens op Hem wachten. God kan immers niet spreken als ik niet luister, of liever, hij spreekt wel, maar hij kan praten als Brugman, omdat het toch niet tot me doordringt. Hij gebruikt immers - ontdekte Elia - het geluid als het suizen van een zachte koelte, niet de storm, de aardbeving of het vuur. In de rust ben ik soms stil genoeg en aandachtig genoeg om Hem te horen. Dan ben ik open voor dat moment dat Hij zijn liefde diep in mijn hart laat doordringen. Dan wordt de liefde van God een keer niet een waarheid die ik steeds van buitenaf tegen mezelf moet prediken, maar een zekerheid van binnen waaraan ik nooit meer zal twijfelen. En als dat niet gebeurt, is het misschien juist de worsteling om me steeds op nieuw over te geven en steeds opnieuw de rust te zoeken waarin ik niets moet, waardoor God mij verandert. In elk geval verlang ik ernaar, en dat is het enige dat nodig is.
Dit keer was het om te beginnen een situatie met familie. Een opmerking van een naast familielid deed me beseffen dat ik nog steeds hoopte door deze persoon in mijn identiteit bevestigd te worden. Het verlangen naar een positief woord, naar instemming met mijn keuzes en daden, vormde nog steeds een belangrijke drijfveer in mijn leven. Een deel van het ‘moeten’ dat ik mezelf opleg, is hierop terug te voeren. Maar nu realiseerde ik me helder en definitief dat ik de bevestiging waar ik naar verlangde nooit van deze persoon zou ontvangen. De ander zou nooit kunnen zeggen dat ik goed ben zoals ik ben, en zou nooit goedkeuring uitspreken over die dingen die voor mij belangrijk zijn (lezen, films, schrijven, verbeelding, relationeel kerk zijn). Ik heb geen reden om te verwachten dat de persoon in kwestie ooit zal veranderen. Maar als ik toch nooit bevestigd zal worden door dit familielid, kan ik ook ophouden me in te spannen om bevestiging te krijgen. Ik kan gewoon mijn leven leiden, en doen wat ik belangrijk vindt, zonder me druk te maken over wat de ander ervan vindt, want die is er toch niet tevreden mee.
Ongeveer gelijktijdig was er een situatie op mijn werk, die me weer confronteerde met negatieve gedachten over mezelf en waardoor ik chagrijnig op kantoor zat (ik zal vast niet de enige zijn die dat soort dingen meemaakt). Hoewel ik merkte dat ik me er minder door in de put liet brengen dan vroeger het geval zou zijn geweest, moest ik toch bij mezelf te rade gaan waar mijn prioriteiten lagen. Want door de situatie op het werk werd ik er weer eens mee geconfronteerd dat ik mezelf buiten kantoortijd ook wel veel druk opleg. En veel ervan onnodig, omdat het voortkomt uit het afzetten tegen die innerlijke stem van het ‘moeten’. (Gelukkig bleek de situatie deze week niet zo ernstig te zijn als ik vreesde, en was ik vandaag zelfs vrolijk op kantoor!)
Waar het persoonlijke verhaal van mijn gesprekspartner drie weken geleden mij confronteerde met mijn innerlijke gebrokenheid, gaf het mij echter ook de hoop dat ook bij mij zo’n diepe innerlijke verandering kan optreden. Ook mijn hart kan aangeraakt worden. Het idee van het ‘moeten’ kan ook bij mij eindelijk zijn greep op mijn leven verliezen. Ook ik kan volledig overtuigd raken van de liefde van God. Nu niet als een boodschap van buitenaf, die schraapt aan het beton van mijn dove intellect, maar als een waarheid van binnenuit, die als gist in het deeg mijn hele leven doortrekt en tot uiting komt in al mijn woorden en daden. Ik heb dat zelf nog niet zo ervaren, maar ik realiseerde (voor het eerst) dat ik geloofde dat het mogelijk was. Dat ik werkelijk geloofde dat die stemmen tot zwijgen gebracht kunnen worden. En dat ik daarnaar verlangde. Dat ik ernaar verlangde om eindelijk zonder het ‘moeten’ te leven - in ‘effortless freedom’ (zoals een Amerikaanse vriendin het omschreef).
Deze innerlijke verandering is er echter niet een die ik met mijn inspanningen tot stand kan brengen. Dat is nu juist wat ik in al die artikelen van de afgelopen maanden betoogde: dat het niet van mijn wilskracht afhangt. (Maar dat ik er zo veel over schreef, met het idee mezelf te kunnen overtuigen, was weer een daad van mijn wilskracht en dus een illusie). Zoals mijn gesprekspartner er door overvallen werd, zo zal ik er ook door worden verrast. Ik kan het namelijk niet zelf bewerken, het is een openbaring van God. Het is iets dat God in mij doet. Het is ZIJN liefde die in mijn hart zal worden uitgestort door de Heilige Geest.
Ik geloof dat God niet van mij vraagt dat ik mij in allerlei bochten wring om door Hem geliefd te worden. Ik geloof dat Hij alleen van mij vraagt dat ik me voor Hem openstel. Zoals met zijn koninkrijk verlangt hij ernaar dat ik me voor Hem openstel, als een kind. Hij wil dat ik ophoud mijn handen gesloten te houden rondom mijn eigen ‘moeten’, mijn eigen ‘heldenverhaal’. Hij wil dat ik dat loslaat, dat ik ‘sterf’ aan dat moeten, in de hoop op zijn opstandingskracht, het scheppende woord van zijn liefde, dat mij een nieuwe identiteit kan geven. Dit gaat -vermoed ik nu- dieper dan ik tot nu toe vermoed heb. Het is werkelijk een soort sterven, want het omvat zelfs het opgeven van de hoop dat ik iets kan bijdragen aan mijn eigen verandering en omkering. Ik moet zelf het idee opgeven dat ik door het preken tegen mezelf, het voortdurend schrijven van nieuwe blogs, mijzelf kan veranderen (ironisch genoeg precies wat ik betoog: dat ik mezelf niet kan veranderen). Wat God vraagt is dat alles los te laten. Het is werkelijk een vorm van overgave.
Maar ik geloof dat God zo groot is dat hij leven kan brengen uit de dood. En dat maakt deze zelf-overgave niet alleen heel moeilijk (ik vind het niet voor niets zo moeilijk niets te ‘moeten’, zelfs niet niet te moeten prediken tegen mezelf), maar tegelijk ook heel makkelijk, heel rustgevend. Iemand wees me dit weekeinde opnieuw op de tekst uit Micha 4:4: “Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken." Ik heb hier op mijn blog al eens over geschreven , maar ik was het eigenlijk al weer een beetje vergeten (zo overtuigend is de stem van het ‘moeten’ kennelijk). Het is blijkens deze bijbeltekst Gods bedoeling dat ik rust ervaar. In Gods eeuwige koninkrijk hoef ik me niet uit te sloven tot ik van vermoeidheid neerval (wat de stem in mijn binnenste me wel laat doen), maar mag ik rustig in de schaduw zitten met een boek, zonder bang te zijn dat iemand me roept om te gaan werken. Pas als ik in die rust ben ingegaan, als ik ervaar wat Jezus zegt - “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven” (Matteus 11) - kan ik tot mijn vervulling komen. Dan ben ik namelijk vrij om te doen wat mijn hand vindt om te doen, om vrucht te dragen - de vrucht die God in mijn tot stand brengt.
Wat zijn van deze overwegingen de praktische consequenties? Niet op volgorde van belangrijkheid, maar op de volgorde waarin ze nu in mijn hoofd opkomen: ik wil me niet meer zo afzetten tegen de evangelische kerk. Nee, ik ben het niet eens met alles wat in dat systeem gebeurt, en ik denk dat er negatieve patronen aan te wijzen zijn (patronen die het moeten versterken). Maar het is niet mijn taak mensen te overtuigen uit de kerk weg te gaan. Ik kan mensen daar niet van overtuigen. Dat leidt alleen maar tot ongezonde onenigheid. Bovendien komt mijn bekeringsdrang voort uit de ongezonde basis van tegen mezelf te moeten preken. Ik kan alleen maar mijn verhaal vertellen en dat getuigenis zijn werk laten doen. Degenen die graag en met plezier op zondag naar een dienst gaan, moeten zeker blijven gaan! Kennelijk levert het ze iets goeds en waardevols op. Ikzelf merk op zondagochtend echter geen enkele neiging meer om naar de dienst te gaan. Er is geen enkele hersencel meer die me in beweging probeert te zetten, geen spoortje schuldgevoel of verplichting meer.
Wat ik daarentegen wel verlang, is om deel te zijn van een groep mensen die samen zoeken naar de liefde van de Heer. De huiskerk in Almere, waar ik nu steeds vaker kom, is zo’n groep. Deze mensen geloven heel diep dat God van hen houdt, en ze houden ook van elkaar. Daar wil ik graag bijhoren. Per slot van rekening leren we de liefde van God kennen uit de liefde die we voor elkaar hebben. Het is dan ook mijn bedoeling om me in de loop van 2013 ook werkelijk bij deze groep te kunnen aansluiten.
Ten tweede wil ik inderdaad een stap terugdoen. Ik wil minder ‘moeten’. Ik wil meer open ruimte in mijn leven brengen - ruimte om te leven, om te genieten, om mezelf te zijn. Daarbij hoort dat ik minder zal bloggen. Ik merk namelijk dat ik niet aan twee schrijfprojecten tegelijk kan werken. Mijn blog voelt nu toch een beetje aan als een verplichting die ik mezelf heb opgelegd. En ik merk dat ik eigenlijk graag mijn verhalenbundel wil afmaken. En ik wil mijn serie blogberichten van eind vorig jaar ('Terug naar de basis') tot een boek gaan bewerken. Daar ligt op dit moment mijn verlangen. Dat wil zeggen dat de frequentie van nieuwe berichten op mijn blog zal dalen. Ik ga nog een aantal stukken die ik een paar jaar geleden op een andere website zette, herpubliceren. Maar daarna wil ik voorlopig alleen maximaal eens per week en misschien wel minder vaak een filmbespreking plaatsen (en ik zal elke week wat foto’s online zetten, en wat links).
Ik zoek daarnaast naar manieren om mijn sociale media gebruik terug te dringen, omdat ik merk dat dit ook voor meer onrust in mijn leven zorgt. Twitter is leuk, maar leidt ook af en rust, goede gesprekken en een goed boek op z’n tijd zijn veel rustgevender dan het steeds ‘checken’ van nieuwe berichtjes. Die rust heb ik nodig, en ik merk dat ik daar bewust voor moet kiezen om die te krijgen. Beter: ik WIL daar voor kiezen.
Ten derde hoop ik een deel van mijn tijd ook werkelijk te gebruiken om de rust op te zoeken. Zo heb ik de afgelopen tijd een paar keer mijn fotocamera weer meegenomen naar kantoor om in de lunchpauze te fotograferen. En dat was voor mij werkelijk ontspannend. Ik merk bovendien dat ik als ik me toelaat om echt zo te ontspannen, weer ga verlangen naar de stem van God, dat ik weer tot hem begin te spreken en weer naar hem begin te luisteren. Weliswaar nog aarzelend, maar niet alleen groeit het verlangen, alleen in de rust groeit de ruimte die God kan vullen. Ik kan niets doen om mezelf te veranderen - zelfs niet door blogs aan mezelf te schrijven. Ik kan alleen de gelegenheden creeeren voor God om mij te veranderen, en vervolgens op Hem wachten. God kan immers niet spreken als ik niet luister, of liever, hij spreekt wel, maar hij kan praten als Brugman, omdat het toch niet tot me doordringt. Hij gebruikt immers - ontdekte Elia - het geluid als het suizen van een zachte koelte, niet de storm, de aardbeving of het vuur. In de rust ben ik soms stil genoeg en aandachtig genoeg om Hem te horen. Dan ben ik open voor dat moment dat Hij zijn liefde diep in mijn hart laat doordringen. Dan wordt de liefde van God een keer niet een waarheid die ik steeds van buitenaf tegen mezelf moet prediken, maar een zekerheid van binnen waaraan ik nooit meer zal twijfelen. En als dat niet gebeurt, is het misschien juist de worsteling om me steeds op nieuw over te geven en steeds opnieuw de rust te zoeken waarin ik niets moet, waardoor God mij verandert. In elk geval verlang ik ernaar, en dat is het enige dat nodig is.