Zoals de lezers van deze blog weten, ga ik al een tijdje niet meer regelmatig naar de kerk. Een van de redenen waarom ik mijn kerkbezoek heb laten schieten, was dat ik er zo moe van werd. In het gebruikelijke christelijke wereldje merk ik namelijk een sfeer van activisme. We moeten altijd van alles doen. Het begint met de mededelingen - altijd zijn er bijeenkomsten om te bezoeken en activiteiten om aan mee te werken. Vervolgens roepen de meeste preken op tot actie (meer bidden, meer bijbel lezen, meer geven, meer evangeliseren), of worden de gevaren uiteengezet van het houden van te weinig 'stille tijd'. En met een beetje pech is er aan het eind van de dienst nog een oproep voor nieuwe jeugdwerkers of zondagschoolmeesters, of geluidstechnici of ... Er zijn altijd te weinig mensen, en er moet zoveel!
Ook christelijke tijdschriften en boeken leggen de nadruk op activisme: wordt een betere vader in zestig seconden, verbeter je gebedsleven in vijf stappen, volg een programma van veertig dagen om een doelgericht leven te leiden, noem het allemaal maar op. Ben je met het ene onderdeel halverwege, dan is er alweer een volgend punt om aan te werken. Er komt nooit een einde aan. Wat dat betreft verschillen we als christenen niet van de ons omringende maatschappij, waar we ook steeds worden opgeroepen onszelf te verbeteren, aan onze carrière te werken en aan allerlei idealen te voldoen. Je zou er moe van worden.
Als je in de kerk zit, lijkt het christelijke geloof te gaan om wat je doet. Wie zich erbij aansluit, krijgt er een takenpakket bij (maar niet meer uren per dag). En drukte is geen excuus, je bent per slot van rekening 'te druk om niet te bidden' (om een boektitel aan te halen). Maar ik vraag me af of dit het leven is dat God heeft bedoeld voor zijn kinderen. Ik herinner me een citaat uit het prachtige boekje Classic Christianity van Bob George. Hij vertelt hoe er in zijn kerk een bekend zakenman tot geloof kwam. Hij was als voorganger erg blij, en dacht direct aan al het werk dat deze nieuwe bekeerling kon verzetten, de connecties die hij had, de commissies die hij zou kunnen voorzitten. Maar toen hij het er met hem over had, barstte de zakenman in tranen uit. "I don't need a job," zei hij. "I need the lord!"
Ik las een tijdje geleden de volgende profetie over de tijd dat God over de wereld regeert: "Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken" (Micha 4:4). In het koninkrijk van God is kennelijk geen sprake van een strak werkritme, van activisme, van voortdurende inspanning. Nee, het is een rijk van mensen die de tijd hebben om in de schaduw te zitten van een boom, die in de middaghitte een slaapje kunnen doen zonder bang te hoeven zijn te worden wakker gemaakt om weer aan het werk te gaan. Het rijk van God wordt gekenmerkt door rust. Om in termen uit het Middellandse Zee-gebied te blijven spreken: het is een lange siësta!
Dit is ook het beeld uit het Nieuwe Testament, denk aan wat er staat in Hebreeën 4: "Aangezien de belofte om binnen te gaan in Gods rust nog steeds van kracht is, moeten we ervoor waken dat iemand van u ook maar de schijn wekt deze gelegenheid aan zich voorbij te laten gaan ... Er wacht het volk van God nog steeds een sabbatsrust. En wie is binnengegaan in zijn rust, vindt rust na zijn werk zoals God na het zijne." Ook hier is de toekomst van de gelovigen er niet een van hard werken, van productiviteit, van voortdurende inspanning voor een betere wereld.
In mijn serie over hoop heb ik herhaaldelijk betoogt dat wat God belooft niet alleen geldt voor de toekomst, maar dat het bedoeld is om nu al realiteit te worden in ons leven. Het koninkrijk van God is nu al onder ons en in ons. We delen nu al in het eeuwige leven. Volgelingen van Jezus leven nu al (in een gebroken wereld) als de burgers van het eeuwige koninkrijk die ze werkelijk zijn. Dat geldt dus ook voor Gods belofte van rust. Het leven van Jezus' volgelingen hoort dus niet te worden gekenmerkt door eindeloos activisme, door een agenda die vol staat met allerlei bijeenkomsten en verantwoordelijkheden, door een voortdurend haasten. God verlangt niet van ons dat we allerlei dingen voor hem doen. Hij wil dat we in alle rust onze eigen zaken behartigen en ons eigen brood verdienen (1 Thessalonicenzen 4:11). Hij wil dat we rust ervaren, dat we van het leven in zijn realiteit niet vermoeid raken, maar juist energie krijgen. In Matteus 11 belooft Jezus het zelf: "Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden."
Dat betekent niet dat we nooit meer iets doen, dat we passief zouden moeten zijn, en op de bank moeten blijven zitten. Passiviteit is ook een vorm van onvrijheid, de andere kant van de slinger, en daarmee vaak een reactie op gedwongen activiteit. Een vriendin mailde me laatst: "Ik vraag me soms af of het niet ligt aan onze generatie, deze tijdsgeest, dat dingen snel benoemd worden als te veel, grensoverschrijdend, vermoeiend. Mijn oma had een enorm gedisciplineerd leven, ook met God, maar burnout was er niet bij. Ik denk dat het te maken heeft met weten dat je gewaardeerd, geaccepteerd en geliefd bent. Want als je dat weet, dan doe je de dingen die je doet of moet doen gewoon, maar doe je ze niet om iets te bereiken. Als je dingen doet omdat je er je redding mee kan winnen, of meer liefde kunt krijgen, of beter over jezelf kunt denken, dan brand je op, omdat je die dingen simpelweg niet voor elkaar krijgt met wat je allemaal doet ..."
Daar ligt volgens mij inderdaad de kern van wat de rust van het koninkrijk inhoudt. Het gaat niet om wat we doen, maar om wie we zijn. Het gaat om onze identiteit. Jezus deed tijdens zijn drie jarige bediening heel veel. Hij sprak tot enorme groepen mensen, maar ook met individuen en soms op onmogelijke tijdstippen. Hij genas zieken, melaatsen, bezetenen, maar voedde ook nog eens duizenden. Hij onderrichtte zijn discipelen, en stuurde ze uit door het land. En ondertussen reisde hij van hot naar her. En uiteindelijk verrichtte hij de grootste daad ooit door zich met de mensen te vereenzelvigen in de dood. Toch krijg je niet het idee dat Jezus dit allemaal deed omdat het 'moest'. Hij doet het niet uit activisme. Hij wordt er niet overspannen van. Dat komt omdat hij, zoals staat in Johannes 1:18, "Aan het hart van de Vader rust." Hij was zich elk moment van elke dag ervan bewust dat hij de geliefde zoon van God was, in wie God vreugde vond. Hij zag zichzelf volledig als 'de geliefde', veilig in de omarming van de Vader. Hij wist met heel zijn hart dat niets wat hij deed, of niet deed, de liefde van God voor hem kon veranderen. En die absolute, volkomen zekerheid, maakte hem vrij om met overgave te leven, van zichzelf uit te delen, en het goede nieuws van het koninkrijk overal te verspreiden. Niet omdat het moest, maar omdat hij het wilde.
Zolang we onze identiteit, onze eigenwaarde, ontlenen aan onze activiteiten (wat we vaak doen in de kerk, want de suggestie wordt gewekt dat een goede christen zich voor God inspant, en we gaan de kring rond om te vergelijken wat iedereen doet aan 'discipelschap'), zullen ze voor ons tot een last worden, tot een bron van stress. Ze zijn dan namelijk afgoden geworden, en die zijn volgens Jesaja 46:1 "een zware last voor uitgeputte beesten." Wat we doen of bereiken kan ons namelijk maar heel tijdelijk vervulling geven, het doet ons maar heel even beter over onszelf voelen. Maar als we beseffen dat God niet van ons houdt om wat we DOEN, maar dat we zijn geliefde kinderen ZIJN, zullen we opgelucht adem kunnen halen, en valt er een last van onze schouders. Dan zullen we zonder schuldgevoel 'nee' kunnen zeggen tegen wat ons te veel wordt, maar ook zonder plichtsgevoel ons kunnen toewijden aan de taak die God ons op het hart heeft gelegd. Dan kunnen we uitdelen van onszelf zonder onszelf kwijt te raken, maar ook grenzen aangeven naar anderen, zonder ons te hoeven schamen. Vanuit onze positie van rust aan het hart van de Vader, dezelfde positie als die Jezus inneemt, kunnen we doen wat we willen.
Dit is totaal iets anders dan wat de wereld om ons heen ons wil laten geloven. Dit is een radicaal andere boodschap. Het gaat in tegen de idealen van voortdurende zelfverbetering, van functiewaarderingstrajecten, van 'voor wat hoort wat'. Als we zo zouden gaan leven, zouden we ons niet in de vorm van de wereld laten drukken, maar zouden we werkelijk geheel anders zijn. En dan zouden we een boodschap van echte hoop uitdragen (niet door wat we allemaal doen, maar eenvoudig door wie we zijn!). Dan zouden mensen wel eens nieuwsgierig kunnen worden naar onze overtuiging. Want als er iets is waar onze medemensen naar op zoek zijn, is het volgens mij wel rust.
De rust die we nu mogen ervaren, is de rust van het Koninkrijk van God, de rust die Jezus kwam brengen, de rust van de Sabbat die God voor zijn volk beloofd had. En de rust die we zullen ervaren als Gods koninkrijk in volmaaktheid komt, zal geen andere zijn. De rust in de eeuwigheid is dezelfde rust aan het hart van de Vader. De rust in de eeuwigheid is hetzelfde weten dat we voor altijd en eeuwig geliefd zijn, en dat niets en niemand daar iets aan kan veranderen. Dan zullen we niet meer door de wereld om ons heen aan het twijfelen worden gebracht, dan zullen er geen oproepen zijn om te presteren en geen manipulatie om van onszelf te geven. Dan zullen alle afgoden waar we onze identiteit aan ontlenen te niet zijn gedaan. Dan zal Gods liefde alles zijn wat we weten. En dan zullen we vrij zijn om te leven, te spelen, te genieten en te bouwen. Dan zullen we werkelijk creatief zijn, zoals God creatief is. Dan zullen we werken zoals God werkt - niet op een basis van plicht, schuldgevoel en schaamte, maar op basis van rust.