Een paar jaar geleden waren pinguïns helemaal ‘hot’. Wat natuurlijk ironisch is, aangezien de meeste pinguïns voorkomen in de omgeving van de zuidpool en het daar behoorlijk fris kan zijn. Maar dat geheel terzijde. In elk geval kwamen er kort achter elkaar meerdere films uit waarin deze op het land vrij onhandig ogende in butlerpakjes gestoken zwemmende vogels de hoofdrol speelden, of een de show stelende bijrol. De documentaire March of the Penguins bleek populair, en in de Madagascaranimatiefilms dook een pinguincommando-eenheid op. En de animatiefilms Surf’s up en Happy Feet maakten de vogels meesters in gewoonlijk aan mensen voorbehouden activiteiten, namelijk respectievelijk surfen en tapdansen. Surf’s up maakte de briljante keuze om een documentaire na te bootsen, compleet met interviewfragmenten en af en toe in beeld verschijnende microfoons. Bovendien leende Jeff ‘Big Lebowsky’ Bridges zijn stem aan een van de karakters en waren de surfscènes werkelijk spectaculair. Gekoppeld aan een beproefd plot over een talentvolle jongen zonder vader en een gebroken man zonder visie, leidde dat tot een behoorlijk onderhoudende film.
Happy Feet kiest voor een heel andere benadering. Dat is niet meer dan logisch als je kijkt naar de regisseur: George Miller, bekend van de Mad Max-films. Deze film is dan ook veel realistischer. Vooral wat betreft de animatie. De koude, door de wind geteisterde landschappen zijn bijna fotorealistisch weergegeven, de onderwaterscenes laten je voelen alsof je aan het duiken bent en ook de dieren lijken soms uit een natuurdocumentaire te zijn weggelopen. Dit heeft twee nadelen: sommige visuele grappen werken niet, zoals het moment dat een pinguïn met de voeten eerst uit zijn ei komt - zoiets hoort thuis in een cartoon. En vooral in het begin van de film is het soms moeilijk mee te leven met de pinguïns, aangezien hun gezichten zich niet al te best lenen voor het tonen van emoties. Gelukkig doen de stemmen, de gebaren en de muziek in dit opzicht veel, en uiteindelijk leef je wel mee, maar het is even wennen. Maar de voordelen zijn legio: er zijn prachtige beelden, die zo uit een BBC-serie als Planet Earth afkomstig zouden kunnen zijn, de dreiging van de verschillende zeeroofdieren voelt echt gevaarlijk en de nauwe ontsnappingen zijn echt spannend. De film heeft verder ook goede acteurs gekozen voor de stemmen. Hugh Jackman bootst niet onverdienstelijk Elvis na (hoewel ik soms zijn australische accent hoorde, maar dat was waarschijnlijk omdat ik daar op lette), en er zijn twee rollen voor stemkunstenaar Robin Williams (niet te verwarren met Robby Williams). Wie niet snapt waarom dit een pro is voor een animatiefilm, moet nodig Aladdin weer eens kijken en zich verbazen over zijn ongeëvenaarde talent voor imitatie en improvisatie. Dan is er de aanstekelijke muziek - combinaties van bestaande nummers, een beetje in de stijl van Moulin Rouge - en swingende dans. Voeg daarbij de aaibaarheidsfactor van vooral de jonge keizerspinguins en het moge duidelijk zijn: dit is een geslaagde film. De enige andere schoonheidsfoutjes in mijn opinie zijn de wel heel ver uitgezoomde beelden waarin de aarde vanuit de ruimte zichtbaar is (worden de pinguïns opeens ruimtevaarders?) en het moment dat de vogels met mensen blijken te kunnen communiceren, waardoor ze kennelijk als tweede intelligente soort op deze planeet moeten worden beschouwd. Ondanks die wat ongeloofwaardige ontwikkeling kijk ik uit naar het vervolg, waarvan al een tijdje sprake is.
Een kolonie keizerspinguins ergens op Antarctica heeft al een tijd te lijden onder een dalende visstand. De oude leiders roepen hun onderdanen op te bidden tot de grote Guin en ondertussen niet af te wijken van de regels. Maar in het voorjaar zijn alle zorgen natuurlijk vergeten, want dan draait het in de kolonie maar om een ding: het vinden van een levenspartner. De pinguïns hebben daarvoor een totaal eigen manier. Elke vogel heeft een eigen hartelied, eigenlijk al vanaf dat ze klein zijn. Het geeft uitdrukking aan hun diepste identiteit. En als ze baltsen, zingen ze elkaar toe - als de harmonie tussen de twee liederen klikt, raakt het aan. En dat voorgoed. Zo vinden Memphis en Norma Jean elkaar. En van het een komt het ander. Norma Jean gaat naar zee om vis te vangen, en Memphis blijft achter om op het ei te passen. Als het voorjaar weer aanbreekt, komt de kleine Mumble ter wereld. Het is echter al snel duidelijk dat er iets bijzonders met hem aan de hand is. Hij kan niet zingen. In plaats daarvan blijkt hij een natuurtalent in tapdansen. De leiders vinden dat maar niets. Ze denken zelfs dat zijn afwijking er de oorzaak van is dat de vis wegblijft. Zelfs zijn jeugdliefde Gloria kan hem niet accepteren. Het leidt ertoe dat Mumble de kolonie verlaat en op zoek gaat naar de mystieke wezens, waarvan hier en daar sporen te vinden zijn, en die in staat moeten zijn de vis te laten terugkeren. Zijn tocht brengt hem tot de grens van de bekende wereld en verder ...
Het romantische plot neemt in deze film een grote plek in, zoals in zoveel verhalen: hoe kan iemand die afwijkt van de norm, de ‘geek’ van de klas als het ware, toch de begeerde schoonheidskoningin voor zich winnen? Het blijkt natuurlijk belangrijk jezelf te zijn, en niet te doen alsof (ook niet als je vrienden hebt die een prachtige Latijns-Amerikaanse serenade ten gehore kunnen brengen). Uiteindelijk blijkt wel degelijk een harmonie mogelijk tussen zingen en (tap)dansen, als je er maar voor wilt openstaan.
Een nog belangrijker thema is religie in haar verschillende vormen. Net als in de X-files is de waarheid ergens daarbuiten. Er zijn verschillende aanwijzingen voor het bestaan van machtige wezens buiten de kennishorizon van de zuidpoolbewoners. Een skua (een antarctische roofvogel) is door aliens ontvoerd, en voorzien van een geel label om zijn poot. In het ijs blijkt een monsterlijk voertuig achter te zijn gebleven. En zelfs in deze ongerepte omgeving blijken plastic verpakkingen door te dringen. Maar wie deze wezens zijn, is niet te achterhalen.
Verschillende pinguins reageren op verschillende manieren op de signalen. De strenge predikers van de keizerspinguins ontkennen hun bestaan. Volgens hen leidt het zoeken naar deze wezens alleen maar af van het dienen van de grote Guin, en dat leidt weer tot het wegblijven van voedsel en strengere winters. In plaats van zich bezig te houden met een zoektocht naar de waarheid, moeten pinguïns zich aansluiten bij de groep, zich houden aan de rituelen, en niet protesteren. Hun houding blijkt aan het einde van de film vooral te zijn gemotiveerd door eigenbelang - zodra duidelijk wordt dat hulp afkomstig van zijn uit een andere hoek, slaan ze om als een blad in de wind. Zelfzucht leidt tot religieuze controle.
Dat is ook het geval in een andere kolonie, waar men buigt voor Lovelace. Hij is gezalfd door de mythische wezens, die hun teken op hem hebben achtergelaten, en nu weet hij alle antwoorden. In ruil voor kiezels (het betalingsmiddel in deze kolonie) vertelt hij wat zijn volgelingen willen weten: hij voorspelt hun toekomst, en belooft hen genezing en rijkdom. Hij is een televisiedominee in de pinguïnwereld, een welvaartsprediker, en praat ook nog eens op dezelfde manier. Hij mag dan het bestaan van machten daarbuiten erkennen, maar hij is er niet echt in geïnteresseerd, anders dan als middel om hem een prettig bestaan te bezorgen, voorzien van aandacht en luxe. Ook hier leidt zelfzucht dus tot religieuze controle, zelfs al lijkt deze prediker op het eerste gezicht heel anders dan die in de eerste kolonie.
Beide types krijgen trouwens hun bekomst. De eersten verliezen hun positie als hun ongelijk wordt aangetoond. De tweede stikt letterlijk aan de gevolgen van zijn levensstijl.
De enige onzelfzuchtige in deze film is Mumble, die niet uit is om zichzelf te verheffen, maar de kolonie wil redden door de mysterieuze wezens te vinden. Daarvoor is hij bereid alles op te geven - de acceptatie van zijn ouders, de liefde van zijn leven (hij duwt Gloria van zich weg, omdat hij weet hoe ver hij zal moeten gaan in zijn queeste), het gezelschap van zijn ouders, en zelfs zijn eigen leven. Hij maakt letterlijk een sprong in het diepe. En ligt even later als dood op een vreemde kust. Wie de waarheid wil vinden, moet dus niet zichzelf zoeken, maar moet bereid zijn aan zichzelf en het eigen belang te sterven. Waar hebben we dat eerder gehoord? Dit is het leven waar Jezus zijn volgelingen toe oproept.
Het bestaan waar Mumble vervolgens in terechtkomt heeft ergens een paradijselijk of hemels karakter, en Mumble keert uiteindelijk als boodschapper terug naar de kolonie, waar hij zijn soortgenoten leert hoe ze met de aliens moeten communiceren. Hoewel de vergelijking tussen God en de aliens in deze film natuurlijk mank gaat (wij hoeven God er niet van te overtuigen dat wij een probleem hebben, en het is al helemaal niet zo dat Hij er de oorzaak van is (hoewel we wel geneigd zijn hem de schuld te geven)) zie ik wel een parallel met het leven van de christen. Nadat we alles hebben achtergelaten om de waarheid te zoeken, de woorden die eeuwig leven geven, het water dat in ons binnenste tot een fontein wordt, keren we terug naar onze gemeenschap. We hebben een boodschap. We delen uit van wat we ontvangen hebben. En we kijken uit naar de komst van de Waarheid zelf, van wie wij de boodschappers zijn.
En ten slotte sta ik natuurlijk achter de boodschap van deze film betreffende onze omgang met het milieu. Het is inderdaad een feit dat de oceanen worden leeggevist, en dat zeer waarschijnlijk het evenwicht zich niet zal kunnen herstellen. Voeg daarbij de vervuiling, olielekkages en andere rampen, en de opwarming van de zee door het broeikaseffect, en de toekomst van dieren als de keizerspinguins wordt zorgelijk. Het is wel degelijk onze verantwoordelijkheid als mensen om goed met onze wereld om te gaan. We hebben haar in bruikleen gekregen. En het is toch een kwetsbaar geheel. Best een ernstig verhaal dus, zo’n film over pinguïns.