Het zal de lezers van deze blog niet ontgaan zijn dat ik bewonderaar ben van de Engelse auteur C.S. Lewis. Op dit moment ben ik zijn Narniaverhalen aan het herlezen, ter voorbereiding op de verfilming van het derde deel, die eind dit jaar uitkomt. Toen het eerste deel in de bioscoop draaide, mocht ik een persvoorstelling bijwonen. De filmbespreking die ik daarna schreef, is nooit gepubliceerd. Daarom plaats ik hem nu op mijn blog. De oorspronkelijke titel die ik had gekozen, was: 'Ontdek een grotere wereld'.
‘Maak je geen zorgen,’ lacht de kleine Lucy Pevensie, ‘het is vast allemaal verbeelding.’ Met dezelfde woorden had haar zus Susan haar de avond ervoor tot zwijgen gebracht. Nu is ze, net als haar broers door de kleerkast in Narnia gekomen en staat met open mond te kijken… Hetzelfde gebeurt met het filmpubliek, dat een wereld binnenkomt waarin de verbeelding geen grens kent. Van een gewortelde lantarenpaal tot een gezellig beverhol, van een paleis van ijs tot het kasteel Cair Paravel: The Lion, the Witch and the Wardrobe bevat adembenemende beelden.
De film is echter geen tijdloos meesterwerk zoals Lord of the Rings, daarvoor haperen sommige scènes te veel. De wereld is geen overtuigend geheel en ook de muziek is niet zo meeslepend. Maar het blijft een adequate verfilming van C.S. Lewis’ kinderboek, en de acteerprestaties zijn uitstekend. Het is een film die ik waarschijnlijk nog meerdere malen zal zien. Een film ook waarin, net als in Lord of the Rings, een deel van het verhaal is gewijzigd, vooral wat betreft de rol van de kinderen en de weergave van hun strijd.
We ontmoeten de vier kinderen Pevensie tijdens een bombardement op Londen tijdens WOII. Zo’n begin geeft direct een zwaardere lading aan het verhaal. Het is niet alleen winter in Narnia, ook in onze wereld heerst het kwaad.
In het boek zouden de hoofdpersonen volgens sommigen te vlak zijn. In de film krijgen ze een sterkere motivatie. Peter, de oudste, voelt zich verantwoordelijk voor zijn familie. Zijn enige drijfveer is te zorgen dat iedereen veilig is. Hij vindt zichzelf geen held. Toch ontdekt hij dat hij een grotere roeping heeft, dat hij moet vechten voor Narnia.
Susan is de stem van de rede. Ze wil in elke situatie doen wat logisch is. Dat maakt haar volgens Lucy saai. Susan moet leren dat wat verstandig is, niet altijd juist is en dat ze zich mag overgeven aan een hogere macht.
De grootste ommezwaai vindt plaats bij Edmund. Hij mist zijn vader, die in de oorlog vecht, en ergert zich aan de bemoeizucht van Peter. Als de witte heks hem snoep en macht aanbiedt, grijpt hij de kans om over zijn familie te heersen. Aslan’s ingrijpen verandert hem echter, en koning Edmund ‘de Rechtvaardige’ is op het eind zelfs bereid zich voor zijn broer op te offeren.
Lucy, tenslotte, is de werkelijke hoofdpersoon van Narnia. Als ze het land binnenkomt reageert ze niet met verbazing of angst, maar met verwondering en blijdschap. Haar kinderlijke openheid maakt dat ze Aslan volgt, de nacht in. Ze doet denken aan de bijbeltekst: ‘Wie het koninkrijk van God niet aanvaardt zoals een kind dat doet, zal er zeker niet binnengaan’ (Lk18:17).
Al snel horen de kinderen dat ze het onderwerp zijn van een profetie. In het boek zegt de oude tekst alleen dat ze in Cair Paravel zullen zitten, in de film blijkt hun aanwezigheid van centraal belang om Narnia te bevrijden. Aslan doet het werk niet alleen, hij wil de ‘zonen van Adam en dochters van Eva’ erbij gebruiken. Daarom doet de heks haar uiterste best de kinderen te doden. Hun komst in Narnia kondigt de lente aan, maar als ze hun rol niet daadwerkelijk oppakken is er geen overwinning. Er is duidelijk een parallel met ons leven als christenen. Ook wij zijn voor een groter avontuur geroepen. God wil van ons gebruik maken om zijn plan met de wereld te volvoeren. We hebben een essentiële rol in zijn koninkrijk.
Om deze reden biedt de film ook meer aandacht aan de oorlog tussen goed en kwaad. In plaats van een halve pagina tekst zien we een volledige veldslag, duidelijk geïnspireerd door de strijdtonelen uit Lord of the Rings. De regisseur Andrew Adamson (toepasselijke naam, trouwens) heeft gezegd dat hij het verhaal verfilmde zoals hij het zich uit zijn kindertijd herinnerde: als een episch verhaal over verraad, vergeving en trouw, inclusief veldslagen. Maar de strijd laat ook zien hoe Peter en Edmund hun taak onder ogen zien en daarbij boven zichzelf uitgroeien. Ze zijn werkelijk ridders geworden. En uiteindelijk blijft het Aslan die zorgt voor het goede einde.
De oorlog in The Lion, the Witch and the Wardrobe is anders dan eerdere veldslagen uit fantasy-films. Behalve de vier kinderen is namelijk geen van de strijders menselijk. Het land Narnia wordt onder andere bevolkt door pratende dieren. In de film zijn die goed geslaagd. De Vos, de Wolven en de Paarden lijken net echt en het gezin Bever zorgt voor veel humor. Het zijn eenvoudige dieren, met een eenvoudig leven, maar hun vertrouwen in Aslan is levensgroot. ‘We hebben veel meer dan alleen hoop,’ zegt meneer Bever. ‘Aslan komt eraan.’
Ook de kerstman komt voor in de filmversie. Voor een Engelsman als Lewis is het kerstfeest erg belangrijk, net als voor de kinderen Pevensie: ‘Wat, honderd jaar geen cadeautjes!?’ Daarom dient de kerstman hier als voorbode van Aslan. Hij geeft de kinderen wapens en hulpmiddelen voor de strijd en vertrekt met de uitroep: ‘Lang leve Aslan!’
Lewis gebruikt in zijn verhaal fabelwezens uit allerlei culturen en in de film zijn ze prachtig weergegeven: dwergen en reuzen, de minotaurus (half mens, half stier), centauren (half paard, half mens) en faunen (half bok, half mens) en aan de kant van de heks weerwolven, vampiers en cyclopen. Elke cultuur heeft zijn eigen kleren en wapenrusting, met zorg ontworpen. Vooral de faun Tumnus springt eruit. Het is ontroerend hoe Lucy hem in het begin zijn onschuld teruggeeft en hoe hij later Edmund’s geweten laat spreken. Verder toont de film dryaden, boomgeesten die verschijnen in een wolk van bloesemblaadjes. Er is zelfs een feniks.
De beelden uit het heidendom zijn niet toevallig. In het boek (niet in de film) vertelt Tumnus dat de god Bacchus in Narnia langskwam. En het vervolg, Prins Caspian, introduceert Bacchus en Silenus zelf, die met de nymfen en maenaden dansen en wijn drinken en de moderne cultuur van de Telmarijnen op z’n kop zetten…
Al deze figuren wijzen op een goddelijke aanwezigheid in de schepping. In de woorden van mevrouw Bever: ‘Het is een wereld, lieve. Verwachtte je soms dat die klein zou zijn?’ C.S. Lewis wil de cynische mensen uit het westen weer vertrouwd maken met het bovennatuurlijke. Op dit punt stemmen heidense religies en het christendom meer overeen met elkaar, dan met onze geseculariseerde samenleving. ‘Een heiden is, zoals de geschiedenis toont, een mens die zich uitstekend tot het christendom laat bekeren. Hij is in essentie een pre-christelijk, of sub-christelijk mens. De post-christelijke moderne mens verschilt van de heiden net zo veel als iemand na een echtscheiding verschilt van een maagd.’ (Is Theism Important?)
Maar let op: Bacchus en de zijnen volgen altijd Aslan, nooit andersom. Zo ook de centauren, faunen en dryaden. Beelden uit allerlei mythologieën worden door Lewis ondergeschikt gemaakt aan Christus, die immers de vervulling is, niet alleen van de Joodse profetieën, maar ook van de heidense mythen en sagen. Hij noemt dit ook wel een ‘doop’ van de verbeelding.
Lewis zelf worstelde lange tijd met de betekenis van het leven en de dood van Christus. Tolkien legde een verbinding met de verhalen over offers, zoals van de Noorse god Balder. “Onze mythen koersen,” zei hij, “zij het vaak zigzaggend, naar de ware haven.” Na dat gesprek kwam Lewis echt tot bekering. In zijn fantasieverhalen doet hij vervolgens hetzelfde. Net als J.R.R. Tolkien wil hij zijn lezers opnieuw bekend maken met het ‘Oude Westen’: waarden en waarheid uit de oudheid, die vooruit wijzen naar Christus. Immers, alleen door verhalen kan een mens ‘iets als werkelijkheid ervaren wat anders slechts als een abstractie kan worden begrepen’ (God in the Dock).
De heks Jadis is hier dus een symbool voor het kwaad en de duivel, de faun Tumnus vormt een beeld van beschadigde onschuld en figuren als Bacchus verwijzen naar feest, vreugde en de overvloed van de Schepping. Even terzijde: zou J.K. Rowling niet op dezelfde manier beelden gebruiken uit sprookjes en volksverhalen? Niet als doel op zichzelf, maar als verwijzing naar een grotere waarheid? Ik denk van wel.
Ondertussen heb ik het belangrijkste symbool uit The Lion, the Witch and the Wardrobe slechts in het voorbijgaan genoemd: de Leeuw Aslan, de Koning, de Heer van het woud. Hij is degene die in Het neefje van de tovenaar de wereld van Narnia tevoorschijn zingt. Een beeld van Christus.
Lewis was zelf geen voorstander van een echte verfilming van zijn werk. Hij dacht dat pratende dieren er belachelijk zouden uitzien en in het geval van Aslan zou dat bijna neerkomen op godslastering. Hij gaf daarom de voorkeur aan een tekenfilm. Maar in deze film is Aslan alles behalve lachwekkend. Het gevoel van ontzag en liefde dat hij oproept in het boek is moeilijk weer te geven, maar het beeld is volkomen geloofwaardig, tot en met zijn diepe, warme stem. En de blik in zijn ogen is telkens goed getroffen en ontroerend. Daarom grijpt het de kijker ook aan wanneer Aslan ervoor kiest zich op te offeren voor Edmund. Zijn reden? ‘Ook ik wil dat mijn familie veilig is.’
Wat volgt is een scène bijna even indrukwekkend als de film The Passion. Het begint als Aslan het kamp uitgaat, de berg op. Lucy en Susan volgen hem. ‘Ik zou blij zijn als jullie me een tijdje gezelschap houden,’ zegt hij zwaarmoedig en de meisjes leggen hun armen om zijn nek. Hij wijkt echter niet af van zijn route. Dan komt hij aan bij de stenen tafel, omringd door demonische wezens, waar Jadis hem spottend begroet: ‘Zie, de grote leeuw! Laten we hem eerst eens kaalscheren!’. Aslan wordt vastgebonden en op de grond gegooid, geschoren. Volslagen vernederd ligt de Leeuw aan de voeten van de heks. Ze vertelt hem dat zijn offer tevergeefs is: ‘Ik ga Edmund en Narnia alsnog vernietigen. Zo zinloos is je liefde.’ Dan daalt haar mes neer in zijn hart. En Aslan is werkelijk dood.
Anders dan The Passion krijgt de opstanding hier echter wel alle ruimte. De stenen tafel breekt, en Lucy en Susan zien Aslan in het licht van de rijzende zon. ‘Als de heks de ware betekenis van opoffering had geweten…’ Het is een magie dieper dan de eis van gerechtigheid: een onschuldig offer doet de dood zelf achteruit bewegen. Aslan keert terug naar het slagveld en beëindigt de strijd. ‘Het is volbracht’, zegt hij uiteindelijk.
Mijn keel trok zich samen. De film deed wat een goed symbool hoort te doen: hij raakte mijn hart aan en niet alleen mijn verstand. Ik kreeg een dieper begrip van Jezus’ dood en de betekenis ervan.
Als de vier kinderen gekroond zijn en zitten op hun tronen in Cair Paravel, verdwijnt Aslan in de verte. Lucy kijkt hem na. ‘Wees niet bezorgd,’ zegt Tumnus. ‘We zullen hem weer terugzien. Maar je moet hem niet onder druk zetten. Hij is immers geen tamme leeuw.’ ‘Nee,’ antwoordt Lucy. ‘Maar Hij is Goed.’ Amen, kom Heer Jezus!