In de maand september heb ik een paar artikelen geschreven over hoop. En bij het laatste stuk schreef ik ‘slot’. Maar zoals altijd bedenk ik als ik het laatste deel geplaatst heb, dat ik nog veel meer over het onderwerp wil zeggen. Bij dezen dus een epiloog.
Ik meen namelijk dat de christelijke boodschap juist op dit gebied uniek is, vergeleken met alle andere levensbeschouwingen. Alleen de boodschap van Jezus zegt dat verandering werkelijk mogelijk is, en niet alleen mogelijk is, maar ook werkelijkheid wordt. En het geloof dat verandering mogelijk is, is het enige dat ons behoedt voor de wanhoop. Wanhoop komt voort uit het geloof dat er geen verandering mogelijk is, dat we gedoemd zijn in steeds dezelfde cirkels te blijven rondlopen. Dat is een levende dood. Alle mensen verlangen ernaar te leven. Alle mensen verlangen ernaar te groeien, te veranderen. En daarom grijpen mensen allerlei religies en filosofieën aan. Maar geen van de wereldgodsdiensten, geen van de filosofische richtingen, kan dat verlangen naar leven werkelijk vervullen.
Neem ten eerste het tegenwoordig in onze maatschappij prevalerende wereldbeeld van het atheïsme. Dit wereldbeeld beschouwt mensen als biologische machines, verzamelingen van moleculen en cellen, die onder invloed van toevalsprocessen ontstaan zijn, en in staat blijken hun erfelijke materiaal door te geven aan een volgende generatie. Het verhaal van de evolutie suggereert verandering, van de ene soort naar de andere, maar de verandering die plaatsvindt is strikt toevallig. Er is geen sprake van richting. Het proces leidt niet automatisch tot ‘hogere levensvormen’. Als de omstandigheden iets anders waren geweest hadden onze voorouders nooit intelligentie ontwikkeld. Als de bewuste meteoriet niet was ingeslagen, hadden er nog steeds dinosaurussen rondgelopen. En in feite zijn bacteriën nog steeds de meest succesvolle levensvorm ooit: van diep in de aardkorst tot hoog in de atmosfeer, ze zitten overal: het grootste succes van de evolutie. En ook wij als individu zijn onderworpen aan het toeval. Ons idee van een vrije wil is een illusie, die wordt opgeroepen door onze hersenprocessen, maar in werkelijkheid zijn we klokwerken, die op hun genetisch geprogrammeerde manier reageren op hun omstandigheden, en die na verloop van tijd onherroepelijk zullen aflopen. Deze filosofie biedt geen basis voor hoop.
Maar ook de grote wereldgodsdiensten niet. In de eerste plaats niet het animisme van de natuurvolkeren, de verering van de geestelijke machten van rivieren, stenen en landstreken. In dit wereldbeeld is de mens nog steeds onderworpen aan willekeur, zij het nu niet de willekeur van de onpersoonlijke natuurwetten, de machten van het toeval, maar de willekeur van de goden. De natuurmachten doen wat ze willen. Willen ze mensen straffen, dan straffen ze, willen ze zegenen, dan zegenen ze. Hun onderdanen doen hun best deze onvoorspelbare machten te controleren, door ze met offers gunstig te stemmen, en door ongewenste personen uit de samenleving te verwijderen, maar echte zekerheid bieden deze pogingen nooit. Het kan maar zo zijn dat je een ritueel net verkeerd uitvoert, en vervolgens gestraft wordt met ziekte of dood. De goden zijn grillig. Je kunt niet op ze rekenen. En het leven blijft onvoorspelbaar, tot de dood. Er is geen belofte van verandering.
Dan is er het hindoeïsme. Ook dat biedt geen hoop op verandering. In tegendeel. Het zegt dat je terechtkomt in de omstandigheden waarin je terecht moest komen. Dat was je karma. En daar kun je je niet tegen verzetten. Als je in de laagste kaste terecht bent gekomen, is het ‘not done’ om te proberen daar uit te komen. Je hebt je lot maar te accepteren. Je kunt hooguit hopen dat je wellicht in een volgend leven in een hogere kaste terecht komt, maar omdat de meeste mensen zich nooit iets van een vorig leven herinneren (er is dus geen continuïteit van ervaring), biedt die gedachte geen hoop voor de huidige situatie. Lot is lot. Tijdens mijn reis door India in april moest ik daar aan denken, als ik de hopen vuil zag, en overal de uithangborden: men sprong niet met zorg om met de eigen leefomgeving. Volgens mij voor een groot deel omdat er geen hoop is. Waarom zou je jezelf druk maken over mensen die hun lot aan zichzelf (in een vorig leven) te wijten hebben? Waarom zou je zorgen voor een omgeving die maar een illusie is?
Het boeddhisme stelt (voor zover ik het begrepen heb) dat het zinloos is te hopen op verandering. Het verlangen naar verandering is een verlangen waaraan je moet sterven. Alleen door de hoop op verandering op te geven, bereik je innerlijke rust. Hoop is een illusie. Je kunt beter gaan zitten met je benen over elkaar en je ogen dicht, en je afsluiten van de wereld. Het doel is het opgaan in het niets, in het ‘nirvana’ - een onveranderlijke toestand van een onpersoonlijk niets. Wat het boeddhisme biedt is de acceptatie van de huidige situatie, geen hoop op verandering.
Het westerse ‘new age’-gedachtengoed, dat is gebaseerd op bovenstaande oosterse godsdiensten, geeft volgens mij haar aanhangers ook weinig hoop. Het lijkt dat wel te doen, omdat het door een westerse bril naar de oosterse concepten kijkt. Denk aan het feit dat mensen zich ‘vorige levens’ herinneren, en dan steevast iets blijken te zijn geweest als een Egyptische priester, of een prinses, of iets dergelijks. Dat heeft weinig te maken met de reïncarnatie uit het hindoeïsme, maar is eerder een soort ‘wish fulfillment’. En geeft het echt betekenis aan je leven, zoiets te weten? Verandert het iets in je huidige bestaan? Ik geloof zelf van niet.
De islam biedt al evenmin werkelijke hoop. Het gaat in de islam niet om herstel of verandering, de gelovige moet niet streven naar gerechtigheid, naar hoop. Hij moet zich houden aan de vijf zuilen en niet meer willen of verlangen. Doe je religieuze plicht, en wees daar tevreden mee. Aan het eind van je leven moet je dan afwachten of de weegschaal in jouw gunst doorslaat en Allah je toelaat in het paradijs, maar zeker is dat niet. En dat paradijs dat beloofd wordt, is dat zo hoopvol? Het belooft bepaalde uiterlijke zegeningen: lekker eten, wijn, seks (waar men in dit leven van moet afzien), maar het belooft niet de groei en de ontwikkeling waar we eigenlijk naar veranderen. Het belooft niet dat we meer worden dan we zijn en dat de gebrokenheid waar we in onszelf tegenaan lopen wordt hersteld. Maar zonder dat herstel, zonder dat leven, zullen zelfs 72 maagden na enkele duizenden jaren gaan vervelen. Verslavingen zijn nooit een bron van leven.
Ik betoog hiermee natuurlijk niet dat mensen die in deze religies (ook het atheïsme) geloven niet oprecht zijn, dat ze niet werkelijk geloven, of dat ze het niet goed bedoelen. Ik betoog ook niet dat ik als christen ook maar op enige wijze ‘beter’ ben dan iemand anders, of dat het christendom ‘beter’ is dan enige andere godsdienst. De kerkgeschiedenis leert wel wat anders. Wat ik wel betoog is dat de boodschap van Jezus een unieke boodschap van hoop is. Wat ik in de artikelserie over hoop heb laten zien is dat het in de bijbel gaat om het aanbreken van Gods koninkrijk. Dat is waar de wereldgeschiedenis op uitloopt - de tijd dat Gods wil gebeurt ‘op de aarde, zoals in de hemel’. De komst van Gods koninkrijk betekent in de eerste plaats het herstel van de schepping. De gebrokenheid die we nu elke dag waarnemen (als we de krant openslaan, of het journaal kijken, of praten met vrienden of collega’s) wordt genezen, de macht van de dood wordt verbroken, en alles wat krom was, wordt rechtgemaakt. En in de tweede plaats betekent de komst van het koninkrijk de opstanding van elke individuele mens, elke beelddrager van God. Iedereen, dood of levend, zal in een ogenblik worden veranderd. Elk gevolg van het kwaad wordt tenietgedaan en Gods oorspronkelijke bedoeling in elk van ons wordt voor altijd en voor iedereen zichtbaar. We zullen als volledige, herstelde mensen, leven in een wereld waarin Gods goedheid, creativiteit en gerechtigheid voor altijd zichtbaar zijn.
En het aanbreken van Gods koninkrijk is een belofte. Het is niet iets waar wij ook maar iets voor hoeven doen. Wij hoeven ons niet te houden aan vijf zuilen, we hoeven niet te proberen goed te leven, of een betere reïncarnatie te verdienen. We hoeven geen rituelen te houden en we hoeven geen projecten te starten. God heeft beloofd dat zijn regering werkelijkheid zal worden, en wat God beloofd heeft, dat zal Hij ook doen. Wij hoeven er alleen maar op te vertrouwen dat God zijn woord zal houden.
Sterker nog: God heeft zijn belofte al gehouden. En wel in de persoon van Jezus. Jezus’ dood en opstanding waren het middel waarmee het koninkrijk van God werkelijkheid werd in onze schepping. In Jezus identificeerde God zich op de meest intieme manier mogelijk met de geschapen werkelijkheid: hij werd mens. Hij werd mens, niet maar een beetje, en niet alleen maar alsof (volgens sommigen zou de geest van Christus op de mens Jezus zijn neergedaald, en hem weer hebben verlaten bij zijn dood). Nee: Jezus was God en mens. Niet te scheiden. God was onderdeel geworden van zijn schepping: Immanuel, God met ons. Dichter bij kon God niet komen. En in zijn dood identificeerde Jezus zich met alle gebrokenheid, verval en verdorvenheid van de schepping, met alle gevolgen van onze zelfzucht en haat en onzekerheid, met alle ziekte, pijn en verdriet die niet de wil van God waren. God zelf daalde af in de diepste put van het universum, hij ervoer volledig het gewicht van het kwaad, in zijn totaliteit. Misschien is dat wat de geloofsbelijdenis wil zeggen met ‘nedergedaald ter helle’. Het vuur van de zonde leefde zich op God uit, maar kon Hem niet onderwerpen. Gods liefde in Jezus was zo groot dat het die hele beter kon drinken, en dat vuur in zichzelf kon blussen. Jezus nam alle zonden van de hele wereld weg. En vervolgens stond hij op uit de dood. Het graf kon hem niet vasthouden. Jezus belichaamde het herstel dat hoort bij het koninkrijk van God. Hij was de ‘eerste vrucht’ van de oogst, het eerste teken van het herstel dat ging komen, de eerste bloem van de lente. En als we de bijbel geloven, nam hij de hele schepping met zich mee uit de dood, uit het graf, omhoog, het leven in. Hij identificeerde zich met alles wat dood was, met iedereen die leed aan de gevolgen van de zonde, zodat dat allemaal, alle mensen, met hem geïdentificeerd zouden worden in zijn opstanding. Kortom: we zijn op dit moment al een nieuwe schepping, we zijn al levend gemaakt in Christus. De verandering is realiteit. We zien nog niet alle gevolgen daarvan in ons leven, maar we weten wel dat die gevolgen ooit volledig zichtbaar zullen zijn. Greg Boyd beschrijft het als een atoomontploffing: die heeft al plaatsgevonden op eerste paasmorgen, en ooit zullen de schokgolven ervan het hele heelal vervullen. En wij ervaren nu al in ons leven de eerste rimpelingen ervan.
Dat is de hoop van de bijbel, een boodschap van echte verandering. Niet alleen is er de belofte dat onze wereld en wij ooit zullen veranderen, er is ook de belofte dat we nu al iets van die verandering in ons leven kunnen ervaren. We mogen ons ernaar uitstrekken, ernaar verlangen, ons ervoor inzetten. En daarbij hoeven we niet te denken dat het alleen van ons afhangt, dat we op onszelf zijn aangewezen. Het is God die het doet. En we hoeven ook niet wanhopig te zijn als onze pogingen mislukken, of als we minder veranderen dan we zouden willen: ooit wordt het herstel helemaal realiteit. En ondertussen kunnen we leven in vrijheid. Dat is wat Jezus kwam brengen: het leven in al zijn volheid.
En dit was echt het einde van deze serie. Nee, echt waar. Echt. Nou ja, voorlopig dan. In elk geval tot volgende week.