Laat ik het maar eerlijk toegeven: in mijn tienerjaren luisterde ik nogal wat naar countrymuziek. Ten eerste omdat mijn vader daar naar luisterde, ten tweede omdat ik nogal wat vooroordelen had ten opzichte van andere muziek (dat heb je met een wat muziek betreft vrij besloten opvoeding). Ik heb zelfs een paar jaar lang meegewerkt aan een christelijk radioprogramma over country, door elke maand top 40-lijsten samen te stellen. De cassettebandjes met de nieuwe nummers van die maand heb ik grijs gedraaid.
En hoewel ik nu een bredere muzieksmaak heb (van de zware gothic metal van Saviour Machine tot Keltische folk en luistermuziek van Sara Groves), zet ik nog steeds wel eens een countryalbum op. Johnny Cash bijvoorbeeld, maar ook de christelijke countryartiest Del Way luister ik nog af en toe.
Het is niet eenvoudig aan te geven wat nu de aantrekkingskracht is van country. Het is meestal niet de meest ingewikkelde muziek, dat staat vast. Maar misschien is het de melancholische kant ervan. De klank van de ‘steel guitar’ (een soort liggende gitaar) heeft iets klagerigs, net als dat van een mondharmonica. En de manier van zingen heeft dat ook wel, denk ik. En dat wordt gecombineerd met teksten die ‘uit het leven gegrepen’ zijn - daarin verraadt country zijn wortels in de ‘blues’. Het is het gevoel van de cowboy die op de prairy bij zijn vuur zit, ver weg van zijn geliefde, en zijn eenzaamheid van zich af zingt. De strijd om het bestaan uit het oude westen, de pioniers die op het harde land ten onder gingen. En dus zingen countryzangers nog steeds niet over geslaagde relaties, succesvolle ondernemingen, of plezierige ervaringen. Ze zingen over echtscheiding, over ontslag, over gevangenissen, over drankverslaving, over kinderen die ze niet meer zien en over de dood die ze in de ogen kijken. Ook hier is Johnny Cash een goed voorbeeld met zijn ‘Folsom Prison Blues’.
Ik heb ooit een verslagje gelezen van wetenschappelijk onderzoek waaruit bleek dat onder countrymuziekliefhebbers relatief meer depressieve mensen waren dan onder liefhebbers van andere muziekstijlen. Ik denk niet dat de depressie wordt veroorzaakt door de country, maar dat het soms een soort troost kan zijn om een lied te horen waarin het niet goed gaat met de zanger, in plaats van een succesverhaal over een glansrijke carriere of een succesvol liefdesleven. Misschien kun je country dus wel zien als ‘muziek van de zwakheid’ - hoewel het eerder de muziek is van het stadium voor het erkennen van de zwakheid. Want het zijn vaak liederen van mensen die zichzelf de schuld geven van hun falen, of menen dat ze zichzelf kunnen veranderen.
Dat countrymuziek is gebaseerd op de pijn van het leven, komt terug in de ‘tag line’ van de film Crazy Heart: ‘The harder the life, the sweeter the song’. En nog voordat ik inga op het verhaal van de film, ligt hier misschien al een waardevolle boodschap: de pijn van ons leven is niet zinloos, maar leidt uiteindelijk ergens toe. Wat we meemaken, vormt ons, ook de teleurstellingen, het verdriet, de strijd om elke dag door te komen. Het kan ons beschadigen, zoals krassen op een langspeelplaat, of gekladder op een schilderij. We zijn gebroken mensen. Maar uiteindelijk kunnen uit deze gebrokenheid dingen voortkomen, die we anders nooit zouden hebben voortgebracht. Medeleven met andere gebroken mensen bijvoorbeeld, een persoonlijker vertrouwen op God, bijgestelde prioriteiten. De Bijbel suggereert dat het vuur van het lijden een louterend effect kan hebben. Of zoals ik het ooit wat grof heb horen verwoorden: “De shit van ons leven, is de mest van onze geestelijke groei.” Ik denk daarbij vaak aan de woorden van Paulus, dat Gods kracht wordt volbracht in zwakheid, en dat hij dus eerder zal roemen op zijn zwakheden, dan op zijn eigen prestaties. Hij had genoeg in zijn leven meegemaakt om dit aspect van zijn pijn te omarmen.
Maar onze pijn is ook de mest voor onze creativiteit. De beste kunst heeft betrekking op de totaliteit van de menselijke ervaring. Niet alleen op blijdschap, geluk, en succes, maar ook op angst, pijn en onzekerheid. De beste kunst helpt ons onszelf in te leven in een ander, totaal persoon, en iets te herkennen van wat ons mensen maakt. Dat is wat anders dan goedkoop sentiment, dan puur entertainment. Ikzelf weet dat de beste verhalen en liedteksten die ik zelf schrijf, die zijn die gebaseerd zijn op wat ik zelf doormaak of heb doorgemaakt. Mijn debuutroman Neptunus schreef ik toen ik midden in een overspannenheid zat, en het maakt de hoofdpersonen mijns inziens menselijk. Een paar van mijn meest indringende liedteksten schreef ik in een depressie. De teksten die ik daarvoor schreef waren vaak te makkelijk, te opgewekt, te stellig. Wat ik schreef in de ervaring was in elk geval doorleefd. Ook mijn laatste verhalen zijn steeds reflecties van iets dat ik in mijn eigen leven doormaak, over worstelingen die ik in mezelf heb opgemerkt.
En dat herkennen lezers, luisteraars en kijkers. Ik merkte het zelf het afgelopen jaar op het Flevofestival, waar een aanbiddingsband speelde met een nogal jonge zanger (Leeland), die wel allerlei heel christelijke dingen zei (met veel emotie), maar waarbij ik het niet kon nalaten te denken: “Ik zou wel eens willen weten hoe jij hier over vijftien jaar over denkt.” Dan luister ik liever naar mensen die weten dat het ook wel eens tegenvalt om te geloven, dat twijfel erbij hoort en dat teleurstelling niet een uitzondering is. Op aanbiddingsgebied is dat bijvoorbeeld iemand als Brian Doerksen, die twee kinderen heeft met het fragiele X-syndroom, met alles wat daarbij komt kijken. Hij weet dat je er wel eens flink doorheen zit, ook als christen.
Voor de kunstenaar heeft de pijn van het leven dus iets dubbels. Vincent Van Gogh schoot zichzelf in de borst. Maar zou hij zulke sprekende werken hebben gemaakt als hij volmaakt gelukkig was geweest? Ja, het doet pijn, maar het is direct de bron van inspiratie Het is niet voor niets dat men spreekt over de ‘gekwelde componist’. En daar kent het countrygenre er genoeg van.
Bad Blake in Crazy Heart is een van die gekwelde componisten. Ooit een begaafd gitarist en ‘songwriter’, maar nu op zijn retour. Op zijn 57ste teert hij op oud succes door te spelen in bars en bowlingbanen. Voor hem geen tourbus, maar zijn oude stationwagen. Tussen de bedrijven door drinkt hij zich een stuk in de kraag en rookt als een ketter (auch, ik realiseer me nu pas waar deze uitspraak vandaan komt). Hij is al vier keer gescheiden, en heeft zijn enige zoon al 24 jaar niet gezien. Zijn vroegere protegee, Tommy, verkoopt miljoenen en treedt op in stadions. Hij wil graag nieuw materiaal, maar Bad heeft al drie jaar niks geschreven. Zijn leven bevindt zich op een doodlopende weg.
Tijdens een van zijn optredens ontmoet hij de journaliste Jean, die hem een interview afneemt (maar, als ik dat als medejournalist mag opmerken, daar wel vrij onprofessioneel bij te werk gaat, bijvoorbeeld door redelijk uitdagende kleding te dragen, en vrij snel met Bad tussen de lakens te duiken). Als Bad een ongeluk krijgt, neemt zij hem op nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen is. Er ontstaat een affaire, zelfs al weet Jean dat ze te maken heeft met een alcoholist. De oplettende kijker begrijpt al snel dat het niet lang goed kan blijven gaan.
Ik vond de film onderhoudend. Er komen prachtige Amerikaanse landschappen en luchten in beeld, daar genoot ik al van. De muziek is goed, vooral als je bedenkt dat acteurs Jeff Bridges en Colin Farrell de liederen zelf hebben ingezongen. De oscar voor beste acteur die Jeff Bridges ontving was verdiend - hij laat je in zijn Bad Blake geloven. Maggy Gyllenhaal was innemend, maar ook gebroken. En er was een mooie bijrol van Robert Duvall. Het einde was ook niet te zoetsappig, maar passend.
Behalve het thema dat het onder ogen zien van je gebrokenheid uiteindelijk kan leiden tot nieuwe inspiratie, gaat de film ook over verslaving. In meerdere vormen. Bad is alcoholverslaafd. Hij is daarmee een gevaar voor zijn omgeving. Maar ook voor zichzelf: zijn gezondheid is niet best, zijn relaties zijn een zootje, en hij valt achter het stuur in slaap. Hij wil het echter niet toegeven, tot er als gevolg van zijn verslaving iets ergs gebeurt.
Ook Jean is verslaafd. Al wordt dat in de film niet letterlijk zo benoemd. Zij is een alleenstaande moeder, en ze heeft meerdere relaties achter de rug, ook met een alcoholist. Toch gaat ze een relatie aan met Bad. Terwijl ze weet dat hij drinkt. Iets in haar zet haar aan tot gedrag (relaties met mannen die slecht voor haar zijn), waarvan ze weet dat het niet gezond is, maar waarmee ze toch niet kan stoppen. Ook al kent ze de tekenen. Een typisch geval van mede-afhankelijkheid (Eng. co-dependency) - waarbij mensen ‘verslaafd’ zijn aan het zorgen voor iemand met een verslaving? Ook zij komt tot inzicht als er iets ergs gebeurt, als gevolg van haar verslaving.
En dan moeten beide personen ervoor kiezen om te veranderen. Bad gaat een afkickkliniek in. Hij roept vol bravoure dat hij zichzelf kan veranderen, dat hij nu alles anders gaat doen. Hij denkt ook dat hij zo Jean terug kan krijgen. Maar zo makkelijk gaat het niet. Een goede vriend waarschuwt hem dat de soberheid niet altijd blijft, dat hij zal terugvallen. “Maar ik zal je helpen. Ik zal er voor je zijn.” En Jean heeft haar eigen keuzes gemaakt - “Als je echt van ons houdt, zoek je ons niet meer op.” Dat is realistisch. Ons gedrag heeft gevolgen, en ook als we ons leven veranderen, kunnen we die niet ongedaan maken. We blijven ze ons hele leven met ons meedragen. Juist als we sober zijn, kunnen we ze niet meer weg drinken. Dat maakt de keuze voor het afkicken tot iets bitterzoets: het is goed, maar het doet pijn.
En tegelijk kunnen we onszelf niet veranderen. Als we daarop zouden vertrouwen, zouden we hoogmoedig worden, en net zo snel weer terugvallen. Althans, zo gaat het bij mij. We hebben anderen nodig. Vrienden die naast ons staan, die ons met moedige, radicale liefde herinneren aan de waarheid. Vrienden die ons liefhebben als we falen en hen teleurstellen, maar die ons niet ondersteunen in onze verslaving (die niet mede-afhankelijk zijn). Hoe lang we ook vrij zijn, en hoe sterk we ons ook voelen, we blijven afhankelijk.
En ik denk dat het die ontdekkingen zijn -dat onze keuzes blijvende gevolgen hebben en we die zonder beneveling onder ogen moeten komen, en dat we hoe sterk we ook zijn, afhankelijk zijn van de liefde van anderen, om stand te kunnen houden- die uiteindelijk leiden tot de beste, sterkste uitingen van kunst. Teksten die het hart van mensen raken, die levens kunnen veranderen. Want deze ontdekkingen zijn de waarheid, en de beste kunst brengt ons in contact met de waarheid.