Gisteren hadden we op kantoor een bijeenkomst voor alle werknemers, georganiseerd door de personeelsvertegenwoordiging. Er komt namelijk weer een verandering aan. Fuwa twee. Functiewaardering. Dit werkt al op een heleboel andere bedrijven en ik klap dus niet uit de school als ik uitleg hoe dit op ons kantoor moet gaan werken. Het is de bedoeling dat je elk jaar in het begin van het jaar met je leidinggevende afspreekt welke resultaten je dat jaar gaat halen of aan welke competenties je dat jaar gaat werken. Aan het eind van het jaar wordt beoordeeld (in een beoordelingsgesprek) of je de afgesproken resultaten hebt behaald. Je kunt verschillende scores halen. Van matig tot voldoende tot goed tot excellent. En aan de scores is je salarisverhoging gekoppeld. Presteer je goed dan verdien je meer dan als je matig presteert. En zelfs meer dan als je voldoende presteert. Presteer je onvoldoende dan wordt je gestraft doordat je niet meer gaat verdienen behalve de index. En is de score meerdere keren een tegenvaller, dan heeft dat ernstigere consequenties ...
Vrij standaard voor een functiewaarderingstraject, maar het werd mij koud om het hart. De reden is dat dit een nieuw systeem van controle is, een externe manier om bij mij het gewenste gedrag voor elkaar te krijgen. En ik weet waar dit soort systemen bij mij toe leiden. Overspannenheid.
Ik weet dat uit ervaring. Ik probeerde namelijk van mijn zestiende tot mijn twee en twintigste mijn eigen gedrag te verbeteren door mezelf een systeem op te leggen. Ik meende dat ik aan een bepaalde maatstaf moest voldoen, die werd bepaald door de religieuze cultuur buiten mij (en mijn behoorlijk rechtlijnige interpretatie daarvan). Ik wist ook dat ik tekortkwam aan die maatstaf.
Gelukkig kan ik van nature erg gedisciplineerd zijn. De hoge cijfers die ik haalde op de middelbare school en tijdens mijn studie waren te danken aan het door mij uitgedachte systeem waarin ik de informatie herhaalde, herhaalde en herhaalde. Ik maakte schema's welk hoofdstuk ik wanneer leerde, en dat weken voordat de tentamens plaatsvonden. Ik deelde mijn dagen in studieweken tot het halve uur nauwkeurig in, en hield me ook nog aan die schema's. Ik beloonde mezelf als ik me eraan hield (door het kopen van stripboeken. Zo heb ik mijn Yoko Tsuno-collectie opgebouwd) en was boos op mezelf als het niet lukte. En mijn strategie had succes.
Maar hetzelfde systeem paste ik toe op de religieuze maatstaf die ik moest halen. Ik maakte een schema (een half uur bidden per dag. Vijf hoofdstukken bijbel lezen. Bijbelteksten uit het hoofd leren (dat kon in de trein!). Alles in het weekeinde herhalen. Naar elke kerkdienst.) En daar probeerde ik me aan te houden. Mijn schema met te lezen bijbelstudieboeken (ook een religieuze plicht. Als iemand met een ontwikkeld intellect was het immers mijn verantwoordelijkheid dat Gods volk niet ten onder zou gaan door gebrek aan kennis) schreef me tot anderhalf jaar in het voren voor wat ik zou bestuderen. En ik was boos op mezelf als ik me niet aan mijn schema's hield. Net zo als ik mezelf schuldig voelde als ik op moreel gebied tekortschoot. (Ik heb me zelfs schuldig gevoeld als ik een keer een James Bond-film keek, en dacht dat ik verslaafd was aan de Alistair McLean-boeken). Schuldgevoel is volgens mij een manier om jezelf te straffen. Beiden lieten me met steeds meer ferve op mijn schema storten. En ik beloonde mezelf door me religieus te voelen als ik de doelstellingen haalde. God moest zeker wel erg tevreden zijn met mijn inspanningen.
Het probleem was dat als ik een doel had gehaald, de lat direct weer hoger kwam te liggen. De bijbel zei immers: Weest volmaakt, zoals uw hemelse vader volmaakt is. En ik nam dat serieus. Dus werkte ik nog harder. Volmaaktheid is volmaaktheid. Helaas had ik een nogal verwrongen beeld van God en dus ook een verwrongen beeld van de volmaaktheid die hij van mij verwachtte. In plaats van echt te groeien in heiligheid, in plaats van echt steeds meer het karakter van God te ontwikkelen, begon ik steeds meer onder spanning te staan. In plaats van bescheiden te worden, nederig en hulpvaardig, trok ik me van anderen terug. In plaats van schoonheid te maken, gooide ik verhalen weg die ik geschreven had. Ik ging niet meer op God lijken, maar op de Farizeeen. En dat is niet de bedoeling.
Thank God, gelukkig werd ik overspannen. Nu, elf jaar later, meen ik dat van ganser harte. Ik zou niet willen weten waar ik terecht zou zijn gekomen als de ontwikkeling van toen gewoon zou zijn doorgegaan. De patronen die leidden tot die overspannenheid zitten er bij mij echter nog steeds wel in. En de bijeenkomst op mijn werk sprak die gevoelens aan.
De manier waarop ik tot elf jaar geleden probeerde te voldoen aan een maatstaf die van buiten was opgelegd (door de kerk/ door mezelf) is het tegenovergestelde van genade. Het is de antithese van de manier waarop God ons wil veranderen. Hij wil niet dat we proberen een ideaal te halen dat buiten ons ligt, hij wil ons van binnenuit veranderen, zodat we uit onszelf voldoen aan het ideaal.
De manier van buitenaf, met resultaten, straffen en beloningen, is echter de manier waarop wij mensen van nature geneigd zijn onszelf en anderen te veranderen. Het is namelijk iets dat we zelf kunnen. Het is in onze hand. We zijn er zelf verantwoordelijk voor. God hebben we niet nodig (behalve om ons erin te bevestigen dat we het wel erg goed gedaan hebben zo). Dat wordt bevestigd door zoiets als een functiewaarderingstraject. En het is zichtbaar in elke vorm van wetticisme. De bijbel noemt het de 'elementen van de wereld'. De 'zwakke armzalige machten ... waaraan u zich als slaven onderwerpen wilt' (Galaten 4). We kennen ook nauwelijks iets anders. Al van kinds af aan worden we in deze methodiek geindoctrineerd.
Maar het is niet de manier van God. Wat die wel is, realiseerde ik me voor het eerst pas goed toen ik met mijn ouders meeging naar de kerk van mijn broers in Rotterdam. Ik was op mijn hoede, want het was een 'pinksterkerk' en over de uitingen van de Heilige Geest kun je al net zo wettisch doen en maatstaven maken als over bijbelteksten memoriseren. Maar goed, er was een optreden van een koor waar mijn broer in zong, en dus ging ik toch maar. Dat optreden was trouwens okee. Maar wat me vooral bijbleef was de preek. Het was een van de krachtigste boodschappen van genade die ik ooit gehoord heb. De voorganger sprak over Galaten 5. Hij legde eerst uit dat als we proberen de wet te houden, we dan aan een ideaalbeeld proberen te voldoen. We zetten onszelf naast een meetstok en beoordelen onszelf naar de plek die we daarop innemen. Niet alleen beoordelen we zo onszelf, maar we meten ook anderen de maat. We vergelijken: jij bent heiliger dan ik, ik ben beter dan jij. Maar, zei de voorganger, door het werk van Christus staan we niet meer onder de wet. De meetstok is gebroken. Er is geen ideaal meer waar we ons aan moeten spiegelen om te bepalen of we wel goed genoeg zijn. We hoeven geen 'minimum niveau' meer te halen. In plaats daarvan is God zelf in ons komen wonen door de Heilige Geest en verandert Hij ons van binnenuit. De Geest in ons brengt vrucht voort. Dat is: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. En nu volgt het: 'Er is geen wet die daar iets tegen heeft' (Galaten 5 vers 23). De wet als maatstaf is buiten werking gesteld. Wij doen het namelijk niet zelf meer, God brengt in ons de karaktereigenschappen tot stand die bij zijn volgelingen passen, en we zullen als vanzelf op die manier gaan leven die daarbij past. Een van de vruchten van de Geest is liefde. En even eerder zegt Paulus dat de hele wet is vervuld in een enkele uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf. Wie liefheeft heeft de wet dus vervult.
Het houden van de wet is een vrucht. Planten kunnen zich niet inspannen om vruchten te dragen, ze kunnen zichzelf geen regime opleggen van bijbelstudie en heiligheid. Ze kunnen alleen in het licht blijven staan en de natuur haar gang laten gaan. Net zo hoeven wij alleen God zijn gang te laten gaan in ons. (Dat is wel iets waar wij ons voor open moeten stellen, want God doet het niet als wij het niet willen. Hij respecteert ons daarvoor teveel). Als wij ons overgeven aan God, op Hem vertrouwen, doet Hij de rest. En omdat de vrucht niet onze verantwoordelijkheid is, hoeven wij niet meer te meten of er wel genoeg is. We hoeven onze goede daden niet meer bij te houden. En we hoeven ons ook niet meer te vergelijken met andere mensen. God is in hen ook aan het werk en daar hoeven wij ons niet mee te bemoeien.
Onze pogingen om onszelf te veranderen zullen uitlopen op een van twee dingen: trots of overspannenheid. De oplossing daarvoor is toe te geven dat we het niet kunnen en vetrouwen op de genade van God.
Na die preek begon ik met een experiment. Ik begon te bidden om de vrucht van de Geest. Ik vroeg God om mij zijn liefde te geven. Zijn vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid en geloof. Ik bad het in de woorden: laat het zien in mijn ogen!
Een paar maanden later was ik op een conferentie over genezing van beschadigde emoties. En een vrouw die naast me zat in de rij sprak me aan. Ze zei dat ze in mijn ogen zag dat ik van Jezus hield.
Weird he?
Ik had er zelf niets aan gedaan. God had me veranderd, zodat mijn gebed verhoord werd.
Het functiewaarderingssysteem houdt geen rekening met de menselijke zwakheid. Het jaagt mensen op om zichzelf te blijven verbeteren, om steeds weer nieuwe idealen te stellen, steeds weer nieuwe maatstaven aan te leggen, en steeds nieuwe resultaten te halen. Maar die gedachte dat we onszelf tot in het oneindige kunnen verbeteren is een vergissing. Zo machtig zijn we niet. Ik niet in elk geval. Ik weet dat ik begrensd ben, en dat ik ook al heel dicht bij mijn grenzen ben. De enige hoop die ik heb om beter te worden dat ik nu ben, is dat God in mij werkt door de Heilige Geest. En dat is een proces dat ik niet kan controleren, maar waar ik me alleen voor kan openstellen.
Dat geldt ook voor de veranderingen die van me geeist worden op mijn werk. Het functiewaarderingstraject is voor mij een gelegenheid om me terug te werpen op de genade, om me bewust te zijn van mijn feilbaarheid, en me steeds opnieuw voor God open te stellen. En om te oefenen met het aangeven van grenzen, het assertief communiceren wat ik wel en niet kan, en goede keuzes te maken.
De laatste weken denk ik vaak na over het onderwerp 'zwakheid'. Ik denk namelijk dat het kern is van het christelijk geloof. Ik probeer daarom de komende weken in een aantal overdenkingen dit thema wat verder uit te werken. Wordt vervolgd.