Toen ik op Twitter meldde dat ik deze film zou gaan bekijken, reageerde een van mijn volgers: ‘Goede keuze. Kunnen we C.S. Lewis nog beter begrijpen :-)’. Nu zal het mijn trouwe lezers niet ontgaan zijn dat ik nogal een C.S. Lewis-fan ben. Ik begreep dan ook direct waar mijn gesprekspartner op doelde: Lewis was namelijk van jongs af aan gegrepen door de mythologie van het Noorden, de Scandinavische verhalen over Odin, Freia, Loki en hun heldendaden, over Asgard en Walhalla en over de eindstrijd die zou komen, Ragnarok, de Godenschemering. Verhalen vol moed in de zekerheid van de dood, opoffering en schoonheid. Ze wekten in hem een gevoel van verlangen op - ‘vreugde’ zoals hij het noemde - en stimuleerden zijn verbeelding. Hoewel hij niet geloofde in het werkelijk bestaan van de goden van de Vikingen, leidden de mythen bij hem wel tot een echte emotionele reactie. Het verhaal had een werkelijke kracht.
In het fameuze gesprek tussen Lewis, J.R.R. Tolkien en Hugo Dyson tijdens hun wandeling langs Addison Walk wist Tolkien zijn vriend ervan te overtuigen dat Lewis in de mythe wel degelijk op iets was gestuit dat werkelijk was - want mensen vertellen verhalen om zin te geven aan de werkelijkheid binnen en buiten hen, en raken daarbij vroeg of laat aan het ene echt werkelijke Verhaal - het Grote Verhaal dat alle dingen betekenis geeft. Onze mythen, ik citeer Tolkien nog maar eens, koersen (hetzij zigzaggend) naar de ware haven. En het Grote Verhaal was niet een legende zoals de door mensen verzonnen mythen, het was niet abstract, het was niet verzonnen. Het Grote Verhaal was keiharde, concrete werkelijkheid - het was Echt Gebeurd, het was Geschiedenis - aanwijsbaar in tijd en ruimte. De dood en opstanding van Jezus Christus was Mythe die Werkelijkheid was geworden. Dit was de werkelijkheid waar de mythen zijdelings aan raakten, het Verhaal waar de verhalen hun kracht en schoonheid aan ontleenden. Elk effect van menselijke verhalen is een afgeleid effect. Wat Lewis aansprak in bijvoorbeeld het verhaal over de opoffering van de god Balder, had dit effect op zijn verbeelding dus omdat het overeenkwam met het Grote Verhaal - de Werkelijke Mythe - van de opoffering van Christus. De werkelijkheid is Christus, zoals Paulus zei. Opoffering, heldenmoed, liefde en alle andere waarden die doorschemeren in de mythen van welk volk op Aarde ook, zijn werkelijkheid, en hun effect op ons is werkelijkheid, omdat het Grote Verhaal werkelijkheid is. Waar Lewis naar zocht in de Noordse verhalen, vond hij in het Grote Verhaal.
Maar dat betekende niet dat Lewis toen hij christen werd, niet meer hield van de mythen en verhalen zelf. Hij bleef tot het eind van zijn leven gebiologeerd door hun zeggingskracht. Hun invloed laat zich bijvoorbeeld heel goed zien in zijn eigen Narniaverhalen, vooral in De Zilveren Stoel en De Laatste Strijd. Hij schreef zelf ook verhalen, waarvan hij hoopte dat ze zouden refereren aan het Grote Verhaal. We zijn namelijk in onze cultuur vaak zo vertrouwd geraakt met dat Verhaal dat het nauwelijks meer effect heeft op onze verbeelding, en op ons hart. We zijn ermee doodgegooid op de zondagsschool, op de school en in de kerk. We zijn er zo bekend mee geworden dat het verhaal ons niet meer raakt alsof het nieuw is. Bovendien hebben we het verleerd het Verhaal te horen als ‘verhaal’ - we hebben het geleerd in de vorm van theologische waarheden, leerstellingen en overtuigingen - die geen enkele reactie opwekken in onze verbeelding, in ons verlangen. De woorden zijn losgekoppeld van ons hart - de dood en opstanding van Jezus zijn verworden tot ijkpunten van de orthodoxie, waar we niets meer bij voelen. Zoals C.S. Lewis bij het verhaal over Jezus niet voelde wat hij voelde bij het verhaal over Balder. We associëren de Ware Mythe niet meer met schoonheid, met avontuur, met intimiteit - met de gevoelens die een menselijk verhaal bij ons opwekt. Daarom moeten we het Grote Verhaal gaan herkennen in onze eigen verhalen. We moeten gaan zien dat het aspect dat ons enthousiast maakt over een boek of film, een afspiegeling is van de Ware Mythe. Zo zal ons enthousiasme voor het Grote Verhaal gaan groeien. We gaan herkennen dat we zelf in zo’n groot verhaal leven, dat schoonheid, waarheid en intimiteit werkelijkheid zijn, en dat datgene waar we naar verlangen in de verhalen, niet een luchtspiegeling is, maar juist onverdunde werkelijkheid. Het lezen van een boek of het kijken van een film is dan niet een vlucht uit de realiteit, maar juist een herinnering aan de Realiteit (of kan dat zijn). We worden er aan herinnerd dat wat we doen echt betekenis heeft, dat ons leven er echt toe doet, en dat er werkelijk hoop is voor de toekomst. Een ‘happy end’, een goed einde, ook al lijkt alles om ons heen te vergaan. Ook ons verhaal zal tot een bevredigend einde komen. Christenen moeten dus niet minder van verhalen gaan houden, ze moeten dus niet de mythen en legendes als ‘nutteloze verzinsels’ afdoen, en hun verbeelding stopzetten. Nee, ze mogen juist meer gaan houden van verhalen in alle vormen, en zelf nieuwe mythologie scheppen, waarin het Grote Verhaal zichtbaar zal worden. Ze mogen hun verlangen levend houden en aanscherpen tot het bijna niet dragelijk is. Christenen mogen het leven vieren in al zijn toonaarden. En verhalen vertellen hoort onlosmakelijk bij het vieren van het leven.
Daarom geloof ik inderdaad dat C.S. Lewis de film Thor zou hebben kunnen waarderen. Maar niet vanwege het Noordse, Scandinavische karakter, niet omdat het de mythen weergeeft. Thor heeft namelijk weinig van doen met de legenden van het Noorden, en vertelt niet het verhaal van de dondergod Thor uit de mythologie. Deze film is namelijk de verfilming van een Amerikaans superheldenstripboek. En interessant genoeg suggereert ook dit verhaal dat de mythen van de Scandinaviers op een waar verhaal gebaseerd zijn - dat ze refereren aan iets werkelijks. In dit geval is dat echter niets bovennatuurlijks. Het is een andere werkelijkheid, een soort parallel universum, dat met een Einstein-Rosen-brug (in bekendere termen: een ‘wormhole’) met het onze verbonden is. In deze wereld, door de inwoners Asgard genoemd, leeft een ver ontwikkelde samenleving - zo ver ontwikkeld dat hun wetenschap voor Aardlingen niet te scheiden is van magie (altijd leuk om een film te zien waarin sciencefiction auteur Arthur C. Clarke wordt aangehaald). Toen de Aarde in vroeger tijden werd aangevallen door de ijsmonsters uit Jotunheim (weer een andere werkelijkheid), kwamen de bewoners van Asgard ons ter hulp. Zij versloegen de monsters, en uit dat gegeven ontstonden vervolgens de Noordse legendes. Maar de Asgardianen trokken zich weer terug naar hun eigen wereld en leven sindsdien in een wankele vrede met de ijsmonsters van Jotunheim. Koning Odin heeft twee zonen. Thor is een zelfverzekerde wildebras, die staat te popelen om de kroon te dragen en de ijsmonsters eens en voor altijd uit te roeien. Zijn wapen is een hamer - gesmeed in het hart van een stervende ster - van een ongekende dichtheid, en volgepropt met energie. Loki staat bij zijn broer in de schaduw, maar hij is intelligent en berekenend. Na een provocatie van de ijsmonsters reizen de twee samen met hun strijdlustige vrienden naar Jotunheim. Daar komt het bijna aan op oorlog, tot Odin tussenbeide komt. Hij is niet blij met het optreden van Thor. Hij ontneemt zijn zoon zijn krachten en verbant hem naar de Aarde. Dat blijkt Loki goed uit te komen. Wanneer zijn vader niet langer kan regeren, neemt Loki plaats op de troon. Dat is nog maar het begin van zijn geniepige plan om voor eens en altijd de macht over Asgard in handen te krijgen. Op Aarde wordt Thor ondertussen gevonden door Jane Foster, een wetenschapper die een onverklaarbaar atmosferisch fenomeen onderzocht. Dat de grote, blonde man inderdaad zou zijn wie hij zegt te zijn, kan Jane natuurlijk niet geloven. Het is waarschijnlijker dat hij leidt aan waandenkbeelden. Aan de andere kant bevond hij zich middenin het verschijnsel dat Jane had waargenomen. Dus geeft ze hem het voordeel van de twijfel, en neemt hem mee op zoek naar zijn hamer, die dichtbij is neergestort. Thors’ wapen is echter al gevonden door de agenten van de mysterieuze organisatie SHIELD - die niet van plan zijn hun vondst zomaar af te staan.
Ook al heeft Thor dus niets van doen met de werkelijke mythologie, het is een onderhoudende film, vooral voor liefhebbers van superheldenverhalen. Regisseur Kenneth Branagh heeft veel ervaring opgedaan met het verfilmen van Shakespeare-verhalen - en hij weet de interactie tussen Odin, Thor en Loki inderdaad een mooie, dramatische lading mee te geven. Het spel van de acteurs draagt daar aan bij - vooral dat van Anthony Hopkins - een geinspireerde keuze voor de rol van Odin (en interessant genoeg een acteur die eerder eens Lewis vertolkte). De wereld van Asgard en de omgeving van Jotunheim zijn ook prachtig weergegeven - je krijgt als kijker een goed gevoel van de enorme schaal van deze rijken - ik moest herhaaldelijk denken aan The Lord of the Rings. Een groot compliment - veel van de fantasyfilms die na The Lord of the Rings zijn gemaakt missen op de een of andere manier het gevoel van schaal, van een epische uitgestrektheid van de wereld. Dat is hier goed gelukt. Ik was ook aangenaam verrast door de humor in het verhaal - vooral in het deel dat zich op Aarde afspeelt. Vooral een drinkwedstrijd tussen twee karakters deed me glimlachen. Net als een opmerking van twee SHIELD-agenten over de opzichtige kleding van de vrienden van Thor. Wat ik jammer vond was dat de belofte van het begin van de film aan het einde niet werd waargemaakt. De confrontatie tussen de twee broers moest er ooit komen, maar hun conflict was niet zo spannend of spectaculair als minstens twee confrontaties eerder in de film. Ik had bijvoorbeeld een grotere rol verwacht van de ijsmonsters. Met een sterker einde zou de film waarschijnlijk langer in het geheugen van de kijker blijven hangen.
Thor is dus niet de Noordse mythe, maar wel een goed verhaal in zichzelf. De film is duidelijk met passie en creativiteit gemaakt, door een integere regisseur - en enthousiaste acteurs. En dat betekent dat dit verhaal -net als de mythe zelf- zijn kracht ontleent aan het Grote Verhaal, de Ware Mythe - de bron van de betekenis van alle verhalen. Dus moet de trotse, zelfverzekerde Thor een stap terugdoen, en tot het besef komen dat de wereld niet om hem alleen draait. In zijn staat als mens leert hij zijn excuses aanbieden en zijn vijanden vergeven. Hij leert wat het is om nederig te zijn. Uiteindelijk komt het zo ver dat hij zijn eigen leven opoffert om onschuldigen te redden. Hij brengt een offer, zonder daarvoor iets terug te verwachten. Zonder zichzelf te willen verhogen. En hij is werkelijk dood. Maar er is een diepere magie werkzaam - zoals iemand zegt over Odin: ‘Hij heeft overal een bedoeling mee.’ - en de opoffering van Thor leidt tot herstel en overwinning. Er volgt zelfs een soort van hemelvaart - waarna zijn Aardse vrienden wachten op Thors terugkomst. De Werkelijke Mythe wordt gereflecteerd in het verhaal over een stripheld, gebaseerd op een oude legende. Ik geloof dat C.S. Lewis die parallel ook zou hebben opgemerkt, en het zou hebben kunnen waarderen.
In het fameuze gesprek tussen Lewis, J.R.R. Tolkien en Hugo Dyson tijdens hun wandeling langs Addison Walk wist Tolkien zijn vriend ervan te overtuigen dat Lewis in de mythe wel degelijk op iets was gestuit dat werkelijk was - want mensen vertellen verhalen om zin te geven aan de werkelijkheid binnen en buiten hen, en raken daarbij vroeg of laat aan het ene echt werkelijke Verhaal - het Grote Verhaal dat alle dingen betekenis geeft. Onze mythen, ik citeer Tolkien nog maar eens, koersen (hetzij zigzaggend) naar de ware haven. En het Grote Verhaal was niet een legende zoals de door mensen verzonnen mythen, het was niet abstract, het was niet verzonnen. Het Grote Verhaal was keiharde, concrete werkelijkheid - het was Echt Gebeurd, het was Geschiedenis - aanwijsbaar in tijd en ruimte. De dood en opstanding van Jezus Christus was Mythe die Werkelijkheid was geworden. Dit was de werkelijkheid waar de mythen zijdelings aan raakten, het Verhaal waar de verhalen hun kracht en schoonheid aan ontleenden. Elk effect van menselijke verhalen is een afgeleid effect. Wat Lewis aansprak in bijvoorbeeld het verhaal over de opoffering van de god Balder, had dit effect op zijn verbeelding dus omdat het overeenkwam met het Grote Verhaal - de Werkelijke Mythe - van de opoffering van Christus. De werkelijkheid is Christus, zoals Paulus zei. Opoffering, heldenmoed, liefde en alle andere waarden die doorschemeren in de mythen van welk volk op Aarde ook, zijn werkelijkheid, en hun effect op ons is werkelijkheid, omdat het Grote Verhaal werkelijkheid is. Waar Lewis naar zocht in de Noordse verhalen, vond hij in het Grote Verhaal.
Maar dat betekende niet dat Lewis toen hij christen werd, niet meer hield van de mythen en verhalen zelf. Hij bleef tot het eind van zijn leven gebiologeerd door hun zeggingskracht. Hun invloed laat zich bijvoorbeeld heel goed zien in zijn eigen Narniaverhalen, vooral in De Zilveren Stoel en De Laatste Strijd. Hij schreef zelf ook verhalen, waarvan hij hoopte dat ze zouden refereren aan het Grote Verhaal. We zijn namelijk in onze cultuur vaak zo vertrouwd geraakt met dat Verhaal dat het nauwelijks meer effect heeft op onze verbeelding, en op ons hart. We zijn ermee doodgegooid op de zondagsschool, op de school en in de kerk. We zijn er zo bekend mee geworden dat het verhaal ons niet meer raakt alsof het nieuw is. Bovendien hebben we het verleerd het Verhaal te horen als ‘verhaal’ - we hebben het geleerd in de vorm van theologische waarheden, leerstellingen en overtuigingen - die geen enkele reactie opwekken in onze verbeelding, in ons verlangen. De woorden zijn losgekoppeld van ons hart - de dood en opstanding van Jezus zijn verworden tot ijkpunten van de orthodoxie, waar we niets meer bij voelen. Zoals C.S. Lewis bij het verhaal over Jezus niet voelde wat hij voelde bij het verhaal over Balder. We associëren de Ware Mythe niet meer met schoonheid, met avontuur, met intimiteit - met de gevoelens die een menselijk verhaal bij ons opwekt. Daarom moeten we het Grote Verhaal gaan herkennen in onze eigen verhalen. We moeten gaan zien dat het aspect dat ons enthousiast maakt over een boek of film, een afspiegeling is van de Ware Mythe. Zo zal ons enthousiasme voor het Grote Verhaal gaan groeien. We gaan herkennen dat we zelf in zo’n groot verhaal leven, dat schoonheid, waarheid en intimiteit werkelijkheid zijn, en dat datgene waar we naar verlangen in de verhalen, niet een luchtspiegeling is, maar juist onverdunde werkelijkheid. Het lezen van een boek of het kijken van een film is dan niet een vlucht uit de realiteit, maar juist een herinnering aan de Realiteit (of kan dat zijn). We worden er aan herinnerd dat wat we doen echt betekenis heeft, dat ons leven er echt toe doet, en dat er werkelijk hoop is voor de toekomst. Een ‘happy end’, een goed einde, ook al lijkt alles om ons heen te vergaan. Ook ons verhaal zal tot een bevredigend einde komen. Christenen moeten dus niet minder van verhalen gaan houden, ze moeten dus niet de mythen en legendes als ‘nutteloze verzinsels’ afdoen, en hun verbeelding stopzetten. Nee, ze mogen juist meer gaan houden van verhalen in alle vormen, en zelf nieuwe mythologie scheppen, waarin het Grote Verhaal zichtbaar zal worden. Ze mogen hun verlangen levend houden en aanscherpen tot het bijna niet dragelijk is. Christenen mogen het leven vieren in al zijn toonaarden. En verhalen vertellen hoort onlosmakelijk bij het vieren van het leven.
Daarom geloof ik inderdaad dat C.S. Lewis de film Thor zou hebben kunnen waarderen. Maar niet vanwege het Noordse, Scandinavische karakter, niet omdat het de mythen weergeeft. Thor heeft namelijk weinig van doen met de legenden van het Noorden, en vertelt niet het verhaal van de dondergod Thor uit de mythologie. Deze film is namelijk de verfilming van een Amerikaans superheldenstripboek. En interessant genoeg suggereert ook dit verhaal dat de mythen van de Scandinaviers op een waar verhaal gebaseerd zijn - dat ze refereren aan iets werkelijks. In dit geval is dat echter niets bovennatuurlijks. Het is een andere werkelijkheid, een soort parallel universum, dat met een Einstein-Rosen-brug (in bekendere termen: een ‘wormhole’) met het onze verbonden is. In deze wereld, door de inwoners Asgard genoemd, leeft een ver ontwikkelde samenleving - zo ver ontwikkeld dat hun wetenschap voor Aardlingen niet te scheiden is van magie (altijd leuk om een film te zien waarin sciencefiction auteur Arthur C. Clarke wordt aangehaald). Toen de Aarde in vroeger tijden werd aangevallen door de ijsmonsters uit Jotunheim (weer een andere werkelijkheid), kwamen de bewoners van Asgard ons ter hulp. Zij versloegen de monsters, en uit dat gegeven ontstonden vervolgens de Noordse legendes. Maar de Asgardianen trokken zich weer terug naar hun eigen wereld en leven sindsdien in een wankele vrede met de ijsmonsters van Jotunheim. Koning Odin heeft twee zonen. Thor is een zelfverzekerde wildebras, die staat te popelen om de kroon te dragen en de ijsmonsters eens en voor altijd uit te roeien. Zijn wapen is een hamer - gesmeed in het hart van een stervende ster - van een ongekende dichtheid, en volgepropt met energie. Loki staat bij zijn broer in de schaduw, maar hij is intelligent en berekenend. Na een provocatie van de ijsmonsters reizen de twee samen met hun strijdlustige vrienden naar Jotunheim. Daar komt het bijna aan op oorlog, tot Odin tussenbeide komt. Hij is niet blij met het optreden van Thor. Hij ontneemt zijn zoon zijn krachten en verbant hem naar de Aarde. Dat blijkt Loki goed uit te komen. Wanneer zijn vader niet langer kan regeren, neemt Loki plaats op de troon. Dat is nog maar het begin van zijn geniepige plan om voor eens en altijd de macht over Asgard in handen te krijgen. Op Aarde wordt Thor ondertussen gevonden door Jane Foster, een wetenschapper die een onverklaarbaar atmosferisch fenomeen onderzocht. Dat de grote, blonde man inderdaad zou zijn wie hij zegt te zijn, kan Jane natuurlijk niet geloven. Het is waarschijnlijker dat hij leidt aan waandenkbeelden. Aan de andere kant bevond hij zich middenin het verschijnsel dat Jane had waargenomen. Dus geeft ze hem het voordeel van de twijfel, en neemt hem mee op zoek naar zijn hamer, die dichtbij is neergestort. Thors’ wapen is echter al gevonden door de agenten van de mysterieuze organisatie SHIELD - die niet van plan zijn hun vondst zomaar af te staan.
Ook al heeft Thor dus niets van doen met de werkelijke mythologie, het is een onderhoudende film, vooral voor liefhebbers van superheldenverhalen. Regisseur Kenneth Branagh heeft veel ervaring opgedaan met het verfilmen van Shakespeare-verhalen - en hij weet de interactie tussen Odin, Thor en Loki inderdaad een mooie, dramatische lading mee te geven. Het spel van de acteurs draagt daar aan bij - vooral dat van Anthony Hopkins - een geinspireerde keuze voor de rol van Odin (en interessant genoeg een acteur die eerder eens Lewis vertolkte). De wereld van Asgard en de omgeving van Jotunheim zijn ook prachtig weergegeven - je krijgt als kijker een goed gevoel van de enorme schaal van deze rijken - ik moest herhaaldelijk denken aan The Lord of the Rings. Een groot compliment - veel van de fantasyfilms die na The Lord of the Rings zijn gemaakt missen op de een of andere manier het gevoel van schaal, van een epische uitgestrektheid van de wereld. Dat is hier goed gelukt. Ik was ook aangenaam verrast door de humor in het verhaal - vooral in het deel dat zich op Aarde afspeelt. Vooral een drinkwedstrijd tussen twee karakters deed me glimlachen. Net als een opmerking van twee SHIELD-agenten over de opzichtige kleding van de vrienden van Thor. Wat ik jammer vond was dat de belofte van het begin van de film aan het einde niet werd waargemaakt. De confrontatie tussen de twee broers moest er ooit komen, maar hun conflict was niet zo spannend of spectaculair als minstens twee confrontaties eerder in de film. Ik had bijvoorbeeld een grotere rol verwacht van de ijsmonsters. Met een sterker einde zou de film waarschijnlijk langer in het geheugen van de kijker blijven hangen.
Thor is dus niet de Noordse mythe, maar wel een goed verhaal in zichzelf. De film is duidelijk met passie en creativiteit gemaakt, door een integere regisseur - en enthousiaste acteurs. En dat betekent dat dit verhaal -net als de mythe zelf- zijn kracht ontleent aan het Grote Verhaal, de Ware Mythe - de bron van de betekenis van alle verhalen. Dus moet de trotse, zelfverzekerde Thor een stap terugdoen, en tot het besef komen dat de wereld niet om hem alleen draait. In zijn staat als mens leert hij zijn excuses aanbieden en zijn vijanden vergeven. Hij leert wat het is om nederig te zijn. Uiteindelijk komt het zo ver dat hij zijn eigen leven opoffert om onschuldigen te redden. Hij brengt een offer, zonder daarvoor iets terug te verwachten. Zonder zichzelf te willen verhogen. En hij is werkelijk dood. Maar er is een diepere magie werkzaam - zoals iemand zegt over Odin: ‘Hij heeft overal een bedoeling mee.’ - en de opoffering van Thor leidt tot herstel en overwinning. Er volgt zelfs een soort van hemelvaart - waarna zijn Aardse vrienden wachten op Thors terugkomst. De Werkelijke Mythe wordt gereflecteerd in het verhaal over een stripheld, gebaseerd op een oude legende. Ik geloof dat C.S. Lewis die parallel ook zou hebben opgemerkt, en het zou hebben kunnen waarderen.