Er is in ons tijdsgewricht een genre fantastische literatuur dat in geen enkele andere periode zou kunnen zijn ontstaan. Het zijn de boeken waarin de vraag wordt gesteld: 'Wat als alle andere boeken uit het genre nou eens waar zouden zijn?'. En dat vervolgens volledig serieus uitwerken. Nu wordt de fantastische literatuur natuurlijk per definitie gedefinieerd door de vraag 'Wat als?'. Maar die vraag wordt dus nu gesteld over het genre zelf. Bijzonder postmodern, en tegelijk eindeloos fascinerend.
Ik bespreek binnenkort een boek dat dit concept uitwerkt in een fantasysetting. In the courts of the crimson kings gaat uit van sciencefiction (net als zijn voorganger The sky people). Deze boeken spelen zich af in een alternatief universum waarin de sciencefictioncliche's uit de jaren '30 en '40 waarheid blijken te zijn. Toen astronoom Lowell in deze wereld kanalen zag op Mars, had hij gelijk. En onder de wolken van Venus schuilt geen dodelijke, hete zwavelatmosfeer, maar een overdadig oerwoud, compleet met dinosauriërs, sabeltandtijgers, neanderthalers, primitieve prinsessen, en mysterieuze artefacten. Mars is daarentegen koud en droog, de woonplaats van een duizenden jaren oude beschaving, met onbekende technologieën, ingewikkelde rituelen en dodelijke efficiëntie, die een gedoemde strijd voert tegen de oprukkende woestijn. Verder zijn er zwaardgevechten, ruines van steden, ridders op sprekende vogels en (gelukkig) zeppelins. Beide omgevingen zouden zo uit de verhalen van iemand als Edgar Rice Burroughs kunnen komen. En aan de eind van dit boek blijkt ook de rest van het melkwegstelsel met de oude SF klassiekers overeen te stemmen. Vol levensvatbare planeten en onbegrijpelijke structuren.
Onze kennis van naburige planeten en sterren heeft deze visie op het heelal verouderd gemaakt. We kunnen de oude verhalen niet meer serieus nemen. Zelfs de Mars- en Venusboeken van C.S. Lewis lijken eerder fantasy dan sciencefiction, omdat de werkelijkheid de fantasie heeft achterhaald. Het geweldige idee van schrijver S.M. Stirling is echter om het idee weer serieus te nemen en ook wetenschappelijk aanvaardbare redenen aan te dragen waarom Mars en Venus zo overeenkomen met de Pulp-varianten daarvan. Een van zijn manieren is om de geschiedenis van de Aarde gelijk te houden en serieus na te denken welke gevolgen het zou hebben als astronomen op Mars en Venus tekenen van leven zouden waarnemen. (Een versnelde ruimtewedloop onder andere). Daarnaast bevatten beide boeken uittreksels uit parallelle encyclopedieën, die precies uiteenzetten hoe de planeten functioneren en hoe factoren als evolutie en (bio)technologie de meest bizarre omstandigheden mogelijk maken. Zo is er zelfs een logische verklaring voor de sprekende vogels (en nog meer bizarre wezens, zoals organische verrekijkers, die zich verbinden met je hersenen, en geweren die gevoed moeten worden. Er is zelfs een gevecht met verwilderde motoren!). De hoofdpersonen zijn bovendien normale mensen, met specifieke interesses, waar je je mee kunt identificeren. Deze factoren maken dat je dit alternatieve universum dus wel serieus neemt. En dus weer wel kunt verlangen dat deze eindeloos fascinerende werelden werkelijkheid waren.
De beschrijvingen van deze werelden vormen ook de grootste kracht van de boeken. De verhalen zijn niet enorm diep (wat natuurlijk met de inspiratiebronnen overeenkomt). In In the courts of the crimson kings is het 2000 en gaat archeoloog Jeremy Wainman op expeditie naar een verloren stad. Als bodygoard huurt hij de martiaanse Teyud za-Zhalt. Het wordt al snel duidelijk dat hun landschip wordt gevolgd door piraten. En het komt tot een confrontatie nadat in de verloren stad een verloren gewaande schat wordt herontdekt. Het wordt duidelijk dat Teyud meer is dan ze lijkt. Ze is de dochter van de keizer van de machtigste staat op Mars. En er zijn meerdere partijen uit op haar dood. Jeremy is meer gaan voelen voor Teyud en dat lijkt wederzijds. En dat maakt ook hem een kostbaar speelstuk in de strijd om de troon ...
Het verhaal is voor wat het wil zijn behoorlijk bevredigend, maar het is geen ware klassieker. Het bevat geen diepere boodschap of beschouwing van ons menselijke wereldbeeld. Het wil je een spannend avontuur laten meebeleven. En dat doet het. Interessant genoeg is het in dit boek niet de stoere man die de weerloze vrouw van de schurken redt, maar andersom (in dat opzicht modern). De Martiaanse maatschappij is interessant (want heel anders dan de onze, maar wel geloofwaardig). Er wordt gesuggereerd dat de Martianen geen religie kennen of een equivalent daarvan. Dat lijkt me gezien de aard van de menselijke natuur en de bekende beschavingen op Aarde onwaarschijnlijk. Het ontbreken van religie maakt dat er minder grote conflicten zijn, maar het zou ook wel eens een reden kunnen zijn voor hun geringere exploratiedrang. Ze hebben maar weinig hoop. Wel interessant is de manier waarop de Martianen zich uitdrukken: met complexe volzinnen, vol moeilijke woorden! (Komt me bekend voor) En het is aardig om verwijzingen te vinden naar Star Trek, Indiana Jones en The Princess Bride (onder andere). Er komen zelfs marsmannetjes met ogen op steeltjes in voor!
Ik probeer altijd na te gaan of een boek een bepaald verlangen bij me opwekt. Dit boek wekt het verlangen op naar andere werelden dan de onze, naar het vreemde en mooie. Maar het schept ook het idee van mogelijkheden. Dat doen alle alternatieve geschiedenisverhalen en eigenlijk alle sciencefictionverhalen. Wat als? Wat als de wereld nu eens anders was dan hij nu was? Wat als dit niet de enige mogelijkheid was? Dat kan ons eraan herinneren dat deze wereld niet vanzelfsprekend is, maar heel bijzonder. Onze wereld is namelijk het gevolg van een keuze. De keuze van de Schepper. En is dus uniek. We leven in dit alternatief en niet in een van de miljoenen andere. G.K. Chesterton (ja, die weer), zegt ergens dat we ons weer erover moeten verbazen dat gras groen is en niet rood of blauw, en dat de lucht blauw is en niet paars of geel. En daarbij helpen de verhalen waarbij het gras inderdaad rood is en de lucht geel. Of waarin Mars en Venus overeenkomen met de planeten uit oude sciencefiction. Want ook zonder jungles en oude beschavingen zijn deze werelden uniek en bijzonder en waard om te bewonderen en te bestuderen. Ze zijn een onbetwist meesterwerk. En ik hoop ooit mee te maken dat er mensen lopen op het zand van het echte Mars (sprekende vogels of niet).
Voor de geïnteresseerden nog een andere bespreking van dit boek.