Posts tonen met het label verwondering. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verwondering. Alle posts tonen

maandag 10 november 2014

Filmbespreking: Interstellar

Hoe zouden Christopher Columbus en zijn medereizigers zich hebben gevoeld, toen ze na een lange reis over zee, plotseling land aan de horizon zagen. Een nieuwe wereld. Waar nog geen Europeaan voet had gezet (uitgezonderd wat Vikingen ver naar het noorden). Andere bomen, andere vogels, andere mensen. En alles moest nog worden ontdekt. Het lijkt me met niets te vergelijken: verwondering, verwachting, opwinding, spanning. Ik heb er al een voorproefje van als ik in de bergen van het pas afga en een kleine waterval vind, maar dat valt in het niets bij het binnentreden van een totaal nieuwe omgeving. Misschien dat sommige speleologen dat gevoel nog ervaren bij het binnentreden van nieuwe grotten, of diepzeeduikers, maar het aantal witte plekken op de kaart neemt nogal af.
De enige zee die we nog niet zijn overgestoken, en waar we ondertussen weten dat er nieuwe werelden liggen in overvloed, is die van de ruimte. Ja, we hebben de maan bezocht, en er rijden robots rond op mars (in zichzelf trouwens al een reden tot verwondering), maar denk aan de manen van Jupiter. Europa met zijn oceaan onder het ijs. Of die van Saturnus, zoals Titan met zeeën van methaan. En dan de planeten rond andere sterren. Waarvan er meerdere voor leven geschikt zouden moeten zijn. Ze prikkelen in elk geval mijn verbeelding. Ja, het vacuüm van de ruimte is niet zo makkelijk te overbruggen en gewichtsloosheid en straling doen de menselijke gezondheid geen goed. Maar Columbus en zijn mannen namen vergelijkbare risico’s (denk aan scheurbuik). En we weten inderdaad niet hoe de omstandigheden zijn op andere planeten (misschien wel gevaarlijk). Maar dat wist Columbus ook niet (er leefden bijvoorbeeld jaguars in Zuid-Amerika). En toch zijn we al veertig jaar niet naar de maan geweest. Plannen om mensen naar Mars te laten reizen worden uitgesteld. En van de sterren dromen we al helemaal niet meer.
Ik vind het teleurstellend, maar ja, ik ben dan ook diep van binnen een ontdekkingsreiziger. Mijn eerste verhalen die ik op school schreef gingen al over verre reizen en bijzondere ontdekkingen (een fietstocht door het Amazonewoud, de ontdekking van het monster van Loch Ness), en de hoofdpersonen van mijn latere avonturenverhalen drongen ook in nieuwe gebieden door. Zowel Neptunus als De Derde Macht gaan over ontdekkingsreizigers. En Het Wrak ook. Net als veel van mijn korte verhalen. De fantasie is nog de enige plek waarin de ervaring van het binnentreden van een nieuwe wereld mogelijk is. Het is de reden dat ik fan ben van science fiction-verhalen.
Maar ook dit genre lijkt de exploratiezucht te zijn vergeten. Er zijn meer films over postapocalyptische samenlevingen en grimmige onderdrukking met behulp van technologie, dan over de verkenning van ons heelal. En als er dan een keer een in de bioscoop komt, maakt de verwondering al heel snel plaats voor angst en afgrijzen. Of door de monsters die mensen aantreffen (zoals in Prometheus), of door de monsters die mensen zijn (Avatar). Films over andere werelden tekenen ze af als bedreiging, en maken de mensen die ze willen ontdekken belachelijk: het risico is het niet waard, lijkt de conclusie. Zijn we zo in onszelf en in onze wereld teleurgesteld? En dat terwijl deze verhalen en films ons juist hadden kunnen inspireren. Ze hadden onze fantasie kunnen prikkelen, ons verlangen kunnen aanwakkeren en ons weer enthousiast kunnen maken voor de wereld buiten ons.
Gelukkig komt er af en toe een film in de bioscoop die dit ook inderdaad doet. Zoals de nieuwste film van Christopher Nolan: Interstellar. De trailers maakten het al duidelijk, met de tagline ‘Mankind was born on earth, it was never meant to die there’. Deze film verontschuldigt zich niet voor de ontdekkingsdrang van de hoofdpersonen, de fascinatie met andere werelden, en de oproep aan de mens om weer te gaan dromen. En alleen daarom al zal ik hem van harte aanbevelen. Want volgens mij hebben we het weer nodig om te kunnen dromen.

Onze wereld is namelijk hard op weg te veranderen in de wereld uit Interstellar. Een wereld waar plantenziektes de meeste gewassen hebben uitgeroeid (behalve mais), en stofstormen razen over de velden die zijn overgebleven. De resterende mensen wijden zich toe aan de landbouw. NASA is opgeheven. Op school wordt verteld dat de maanlandingen in scene zijn gezet. Deze generatie is een verzorgende generatie, die geen verlangens koestert, behalve mais te verbouwen en de volgende generatie te helpen overleven. Voor wie het nieuws volgt, is het allemaal angstaanjagend realistisch. Dierenpopulaties zijn in veertig jaar met de helft afgenomen. Klimaatverandering vernietigt landbouwgrond. Grondstoffen raken in een hoog tempo op. Het is moeilijk om hoop te houden.
In de wereld van Interstellar is Cooper een uitzondering. Hij is volgens anderen veertig jaar te laat geboren (of te vroeg). Een testpiloot die nu gedwongen boer moet zijn. Maar die wel nog steeds het verlangen koestert naar nieuwe ontdekkingen. Hij heeft dan ook weinig aansporing nodig als hij een vreemde zwaartekrachtsanomalie aantreft, die een locatie in de bergen lijkt aan te wijzen. Hij volgt het spoor en bereikt een uiterst geheime installatie. Het blijkt dat wat is overgebleven van NASA een laatste ruimtereis aan het voorbereiden is. Een reis naar een ander sterrenstelsel. Vlak bij Saturnus is namelijk een wormgat opgedoken, en daarachter zijn al waarnemingen gedaan van mogelijk levensvatbare planeten, cirkelend om een zwart gat. De expeditie moet vaststellen of een daarvan gekoloniseerd zou kunnen worden. Cooper wordt gevraagd mee te gaan als piloot. Dat betekent echter wel dat hij zijn dochter op Aarde moet achterlaten. En zij heeft grote bedenkingen tegen zijn vertrek. Wat Cooper aanzag voor een anomalie, is volgens haar een geest, die met haar wil communiceren. De boodschap: ‘Blijf!’ Het lijkt een waarschuwing …

Aan mijn hooggespannen verwachtingen kon deze film niet totaal recht doen. Dat ligt een beetje aan de stijl van Christopher Nolan, die een beetje klinisch is, en zelfs bij intense actiescènes een emotionele afstand houdt. Maar in andere opzichten was ik aangenaam verrast. De lange aanloop van de film, die zich op Aarde afspeelt, met in mijn ogen geloofwaardige familierelaties. Het mysterie van de geest. Verschillende ideologische discussies, die leiden tot spanningen tussen de hoofdpersonen. De interessante gevolgen van ruimtereizen voor tijdsbeleving en de weergave van andere kosmologische fenomenen. Een onverwachte gastrol van een van mijn favoriete acteurs. Van andere aspecten wist ik dat ze goed zouden zijn: de reis door de ruimte. De planeet Saturnus. Buitenaardse werelden die niet lijken op de onze. Goed acteerspel van Matthew McConaughy. Imposante muziek. Ik werd helaas een beetje uit het verhaal gehaald door een zwart gat, waarvan de zwaartekracht wel de tijd verstoorde, maar niet de hoofdpersonen uit elkaar trok (wat toch had gemoeten). Aan de andere kant heb ik ook een verhaal geschreven over een tocht door een zwart gat, dus de pot verwijt de ketel. En ik vond het einde niet helemaal recht doen aan wat ervoor kwam. Het klopte wat het plot betrof wel (hoewel het wat klinisch was), maar thematisch voor mijn gevoel niet. Ik zal hier later in de filmbespreking op terugkomen.

Het verhaal van deze film zou zijn gebaseerd op de ideeën van theoretisch natuurkundige Kip Thorne. En ik denk dat veel mensen die kritiek hebben op deze film, en op het einde ervan, zich niet realiseren met welke vragen de wetenschap zich op dit moment bezighoudt. Het gaat namelijk niet om het vallen van bollen van een scheve toren, of reacties in een reageerbuisje. De vragen die wetenschappers stellen zijn veel fundamenteler. Het gaat om de verschillende natuurkrachten en of die wellicht tot een enkele basis te herleiden zijn. Het gaat om de eerste microseconden na de oerknal en hoe de natuurwetten toen ‘uitkristalliseerden’. Het gaat om de vraag hoe het kan dat die natuurwetten het ontstaan van (intelligent) leven mogelijk maken. Ideeën om hiervoor verklaringen te geven, postuleren het bestaan van parallelle universa (zoveel dat alles wat mogelijk is, ook bestaat), waarvan wij toevallig in een bewoonbare leven. Anderen suggereren dat leven en intelligentie zelf de reden zijn voor de leven mogelijk makende eigenschappen van ons heelal. Er is een groep van wetenschappers die suggereert dat ‘leven’ een eigen ‘natuurkracht’ is, die ook moet worden meegenomen bij het zoeken naar de ‘grand unifying theory’. Anderen gaan verder, en stellen dat intelligentie, het kunnen begrijpen van het heelal, ook realiteit heeft (en geen illusie is, voortgebracht door zenuwcellen), en dus ook deel moet uitmaken van de ‘grand unifying theory’. En uitgaande van het idee uit quantummechanica dat een waarnemer bepaalt hoe een quantumfunctie uiteindelijk uiteenvalt, zeggen zij dat het universum levensvatbaar is voor ‘waarnemers’, omdat er ‘waarnemers’ zijn. Ze postuleren zelfs een verre toekomst waarin alle materie in het heelal deel uitmaakt van intelligentie. Die dus tegen de stroom van de tijd in, door het waarnemen ervan, de geschiedenis bepaalt.
Deze ideeën zijn controversieel, maar worden wel serieus genomen. Want anders zijn er maar twee mogelijkheden: dat alles wel heel toevallig is, of dat er een ontwerper is (en beide zijn niet echt wetenschappelijke uitspraken). Wie hierover een vrij toegankelijk boek wil lezen, raad ik ‘The Goldilocks Enigma’ aan van Paul Davies (zie mijn recensie). Ik herkende veel van de theorieën uit dit boek in Interstellar, van het serieus nemen van menselijke intelligentie (en nog radicaler: liefde) als werkelijke, relevante eigenschappen van ons universum tot het idee van een doorontwikkelde intelligentie die haar eigen verleden bepaalt aan toe. De film lijkt vergezocht, maar is het dus helemaal niet.
En ik vind het zelf wel fascinerend dat menselijkheid, intelligentie en liefde, nu eens serieus genomen worden in de science fiction. Ik moest denken aan C.S. Lewis, die in ‘Miracles’ ook suggereert dat het feit dat wij personen zijn, niet een toevallig voortvloeisel is van bewegingen van atomen in onze hersenen, maar daar los van staat. Ons denken wordt niet veroorzaakt door atoombewegingen, maar zet zelf atomen in beweging. Maar (anders dan Lewis betoogt) hoeft dat niet te betekenen dat ons denken ‘bovennatuurlijk’ is. Waar het wel op duidt, volgens mij, is dat dit heelal niet slechts ‘materieel’ is (het is in elk geval niet zo eenvoudig als ‘atomen’ en ‘energie’, denk aan de begrippen van ‘donkere materie’ en ‘donkere energie’, en bizarre zware deeltjes die toch geen interactie aangaan met reguliere materie). Het heelal is niet koud en dood als een aflopend uurwerk, maar een levende plek. Een plek waar achter de atomen en fotonen begrip en liefde zindert. En dat suggereert de aanwezigheid van persoonlijkheid, van een persoon. (Coopers dochter Murph zegt het van haar ‘geest’, dat ze die geen ‘geest’ noemt omdat ze er bang van is, maar omdat ze hem als persoon ervaart).

Dat vond ik een relevant punt in het script. Liefde is namelijk altijd persoonlijk. Niet abstract. Er worden twee mogelijke motivaties tegenover de liefde gezet. De eerste is die van de overleving van de soort. Als er niet individuele kolonisten naar een andere planeet gebracht kunnen worden, moet in elk geval de menselijke soort blijven bestaan. Al is het door het opkweken van eerder ingevroren bevruchte eicellen met behulp van draagmoeders. In plaats van liefde voor concrete individuen, wordt gesuggereerd dat de mens moet opgroeien tot ‘liefde voor de soort’.
Degenen die dit voorstellen klinken als het karakter Weston in het boek ‘Out of the Silent Planet’ van C.S. Lewis. Hij vindt ook dat hij, zelfs als hij de slechtste dingen doet aan individuen, toch gedreven wordt door liefde, omdat hij wil dat de mens zich over het heelal verspreidt. Lees het maar in zijn eigen woorden: “Life is greater than any system of morality; her claims are absolute. It is not by tribal taboos and copy-book maxims that she has pursued her relentless march from the amoeba to man and from man to civilization.She has ruthlessly broken down all obstacles and liquidated all failures and today in her highest form civilized man - and in me as his representative, she presses forward to that interplanetary leap which will, perhaps, place her for ever beyond the reach of death. It is in her right, the right, or, if you will, the might of Life herself, that I am prepared without flinching to plant the flag of man on the soil of Malacandra: to march on, step by step, superseding, where necessary, the lower forms of life that we find, claiming planet after planet, system after system, till our posterity - whatever strange form and yet unguessed mentality they have assumed - dwell in the universe wherever the universe is habitable.” C.S. Lewis maakt die houding subtiel belachelijk door de vertaling die Ransom geeft.
De vergissing is natuurlijk dat we als mensen personen zijn en onze liefde dus ook persoonlijk is. En wat we liefhebben is ook concreet, persoonlijk, buiten ons. Ja, we kunnen vechten voor idealen, maar als dat ten koste gaat van individuen, is dat geen liefde. Als we individuen opofferen voor iets abstracts, zijn we liefdeloos. Dan staan we aan de kant van de duivel en niet van God. Ook in deze film offeren de voorstanders van het ‘redden van de soort’ individuen op voor hun ideaal, door ze niet de waarheid te vertellen, en te scheiden van hun geliefden. Een teken dat deze benadering niet een liefdevolle motivatie is.
Een heel andere motivatie is die van de individuele overleving. Een karakter betoogt zelf dat onze hechting aan individuen, zoals kinderen, onze overlevingsdrift bevordert. Als we in onze laatste momenten onze geliefden voor ons zien, geeft dat ons de kracht om nog iets harder te vechten. Zo staat zelfs onze hechting aan anderen ten dienst van onszelf. Dit karakter betoogt dat alles wat mensen doen, zelfs ‘liefde’, uiteindelijk zelfzuchtig is. En ook dit karakter is bereid anderen op te offeren voor zijn eigen overleving. Uiteindelijk lijkt het zelfs bereid de hele mensheid op te offeren, om zelf maar in leven te blijven. 
Cooper laat echter zien dat zijn liefde voor zijn kinderen niet ingegeven is door overlevingsdrang. Want om hen de kans te geven te overleven, is hij bereid zichzelf op te offeren. Hij stelt het slagen van zijn missie boven zijn eigen voortbestaan, zelfs boven het terugzien van zijn kinderen. Hij wil in de diepste diepte verdwijnen, als zij maar gered worden. Zoals Jezus het zegt: ‘Groter liefde heeft geen, dan wie zijn leven opgeeft voor zijn vrienden.’ Liefde wordt uiteindelijk gekenmerkt door wat je bereid bent van je zelf op te geven voor je concrete, persoonlijke geliefde. Tot aan je leven toe.
En ik geloof dat deze onzelfzuchtige liefde voor concrete individuen de grondslag is van het universum.

Maar in het slot van de film, hoe slim het ook is geschreven, wordt dit punt, waarschijnlijk onbedoeld, volledig onderuit gehaald (ik geef hier een paar plotpunten weg, dus pas op!). De film wil een te afgerond verhaal vertellen, en sluit zijn eigen wereld dus hermetisch af. In plaats van een open universum, met een persoonlijke liefde achter het universum, waarin alles mogelijk is, blijkt het heelal toch klein te zijn. Ondanks alle dimensies, is het beperkt. De mens en zijn intelligentie en zijn liefde, blijkt toch alles wat er is. En intelligentie en liefde worden daardoor toch weer gereduceerd tot causaliteit. Gebeurtenissen blijken elkaar abstract te moeten opvolgen. En de macht achter het universum blijkt te worden gedreven door overlevingsdrift. Want als Cooper niet geslaagd was, zou die macht ook niet hebben bestaan. De slang heeft zich in zijn eigen staart gebeten en dus zichzelf opgegeten. De film die zo hoopvol en inspirerend wilde zijn (en wat mij betreft gedurende twee uur ook was), blijkt uiteindelijk toch net zo kil en deprimerend als alle andere sciencefiction films. Jammer. Als dit verhaal al zo mooi verteld kon worden, hoe gaaf zou dan een werkelijk hoopvol verhaal niet kunnen zijn?

donderdag 4 september 2014

Gedicht: Survival of the fittest

Survival of the fittest

Waterweegbree in gelid
buigt in de bruine stroom.
Ik zie parende libellen
als juwelen dansen op
een vloer van zon en schaduw.
Rietpluimen glanzend paars.
Spin weeft unieke cirkels
met een eindeloos geduld.
Geen geluid. De rust is diep
als in een boek van Thijsse.

Maar ik moet terug naar huis
over het zwarte asfalt.
Opdringerig motorlawaai.
Mijn hand tegen het glas gedrukt.
De tuin maakt plaats voor
blokkendozen. Grijze steen
vol schreeuwerige logo's.
Gehaaste drommen mensen
voegen zich naar de vormen
in regels vast beklonken.

De wereld die wij maakten
was niet voor ons bedoeld,
maar voor wie wij dienden:
abstracte idealen, macht
en efficiëntie kil.
Die konden hier floreren.
Techniek overheerst natuur
zonder om ons te geven.
Wij wilden zelf regeren,
maar zijn toen slaaf geworden.

vrijdag 16 maart 2012

Filmbespreking: John Carter

Er worden genoeg sciencefictionfilms gemaakt tegenwoordig, vooral als je de superheldenfilms daar ook onder schaart (en deze gaan vaak over wetenschappelijke doorbraken, bizarre technologie of genetische mutaties, wat vaak terugkerend thema’s zijn in SF-verhalen). Maar de meeste van deze films gaan over invasies van buitenaardse wezens in onze tijd, of ze laten een totalitaire samenleving uit de nabije toekomst zien. Ze spelen zich af op onze planeet, en vaak ook nog in het begin van de 21ste eeuw. Dat betekent niet dat het geen leuke, of interessante films zijn - sommig ervan horen tot mijn favorieten. Maar deze verhalen missen een element dat kenmerkend is voor de sciencefictonliteratuur, het gevoel van ontzag en verwondering, in het Engels ‘sense of wonder’. De ervaring dat je je adem inhoudt als de hoofdpersoon de luchtsluis opent en voor het eerst voet zet op een vreemde planeet. De vervreemding van het zien van groene luchten en zwarte boombladeren, van zesbenige paarden en blauwe reuzen. De sensatie van nederigheid bij de confrontatie met een glanzende monoliet of een ruimtebasis zo groot als een maan. Het gevoel even in een andere wereld te zijn.
Volgens schrijvers als G.K. Chesterton en J.R.R. Tolkien helpt dit gevoel van verwondering ons om het wonder te zien van de wereld waar wij zelf in leven. Als we ons verbazen over het zwarte gras op een buitenaardse planeet, staan we misschien ook wel weer versteld dat het gras bij ons groen is. Als we onder de indruk zijn van zesbenige paarden, zijn we het misschien ook weer van vierbenige paarden. Op deze manier helpt de beste sciencefiction ons weer een heldere blik te krijgen op de uniekheid van de werkelijkheid buiten ons - ze verplaatst ons even uit de wereld binnen ons hoofd, waar we bezig zijn met onze eigen belangen, onze eigenwaarde, ons ‘ego’, en geeft ons oog op de concrete voorwerpen, planten, mensen die los van ons bestaan. Als wij ons daarover verwonderen, geven we ze betekenis, en dit is een vorm van liefhebben.
Volgens mij is verwondering een ervaring die hoort bij het menszijn en een die vooral christenen zouden moeten kunnen waarderen. Wie zich niet over Zijn schepping kan verwonderen, verwondert zich immers niet om de Schepper. En nee, die verwondering kan niet abstract blijven. Je kunt je niet verwonderen over de ‘schepping’ als zodanig, alleen over de unieke, individuele onderdelen ervan. Daar begint de liefde. Als je die unieke delen leert waarderen, ontwikkel je waardering voor het geheel van het kunstwerk, en voor de Kunstenaar van wie het afkomstig is. Wie geen bewondering heeft voor het unieke, wie de waarde van het individu niet kan inzien, ziet ook niet de waarde in van het geheel. Die trekt zich terug in zichzelf, en houdt zich alleen bezig met zijn eigen belangen. Hij laat de wereld achter, of ziet die als instrument om zijn eigen ego te dienen, en weg te gooien als hij zijn doel heeft gediend.
Helaas worden er weinig films gemaakt die zich ver in de toekomst afspelen, en/of op andere planeten. Dit jaar is wat dat betreft een erg goed jaar, met later in het jaar Prometheus van Ridley Scott, en nu al John Carter: een film die zich dan wel afspeelt in het verleden, maar is gesitueerd op Mars. Niet het levenloze Mars dat we kennen op basis van onze wetenschap, maar het Mars zoals de eerste SF-auteurs zich voorstelden: een woestijnwereld bewoond door oude beschavingen, met de resten van hoge cultuur en technologie die niet van magie is te onderscheiden. Een plek waar nog avontuur mogelijk was, en waar heldendaden konden worden verricht. Een wereld die als geen ander bij haar lezers van toen het gevoel van verwondering opwekte. En het is geen toeval dat die wereld in deze film in beeld wordt gebracht, want het is een verfilming van een van die oorspronkelijke verhalen: A Princess of Mars van Edgar Rice Burroughs (de schrijver van onder andere Tarzan).

De film begint echter niet op Mars, maar op Aarde, waar een cynische veteraan John Carter (hij vocht tijdens de burgeroorlog voor de verliezende zuidelijken) aanwijzingen heeft waar hij een grot vol goud kan vinden. Zijn doel is zich met dat goud van de wereld te kunnen terugtrekken. Maar zijn lot kan hij niet zo makkelijk ontlopen. Als hij in de grot terecht komt vindt hij een zilveren medaillon. En door dat aan te raken wordt hij verplaatst naar een vreemde zanderige wereld met twee manen en een veel geringere zwaartekracht. Bij het verkennen van zijn nieuwe omgeving wordt hij gevangen genomen door een bizar groen wezen met vier armen. Hij blijkt zich te bevinden op Barsoom, de naam van de lokale bevolking voor Mars. Hij beschikt hier over een grotere kracht dan op Aarde, en kan enorme sprongen maken. Eigenschappen die hem snel tot oorlogsleider van de intelligente reptielen maken.
Barsoom wordt echter ook bewoond door mensen. Mensen die, hoe kan het ook anders, in een oorlog verwikkeld zijn. De leider van een roofzuchtig volk heeft een mysterieus wapen in handen gekregen, en bedreigt nu de vrije stad Helium. Zijn prijs? Een huwelijk met Dejah Thoris, strijder, wetenschapper en dochter van de koning. En niet van zins te trouwen met een schurk. Haar vlucht wordt ontdekt en haar luchtschip aangevallen. John Carter komt echter tussenbeide. Dejah ziet in hem de mogelijke bevrijder voor haar volk, maar Carter wil niets liever dan terug naar zijn grot met goud op Aarde. Zijn antwoord is gelegen in het mysterieuze medaillon. Samen met Dejah en een van de vierarmige wezens reist hij naar een van de weinige rivieren die op Mars is overgebleven, een waterstroom die voert naar de poort van Issis. Daar zal de aardman een levensveranderende keuze maken ...

Ik had vrij hoge verwachtingen van de film. Niet alleen omdat hij gebaseerd is op een klassieker uit het genre, maar ook omdat hij gemaakt is door de regisseur van mijn favoriete SF-film ooit: Wall-E! Hoewel John Carter die belofte niet waarmaakte, is het toch een onderhoudende avonturenfilm. Veel dingen werkten heel goed in de film. De andere wereld was mooi weergegeven, hoewel het niet hielp dat de Aardse scenes zich ook een woestijngebied afspeelden. De vierarmige Tharks waren niet alleen mooi ontworpen, er was ook goed nagedacht over hun biologie, hun cultuur (als een intelligent wezen eieren legt in plaats van baby’s krijgt, waar leidt dat toe?) en over hun gebaren (hoe gebruik je immers vier handen?). Maar ook de menselijke culturen waren fantasievol weergegeven: ik was echt onder de indruk van het ontwerp van de vliegende schepen (het verhaal werd geschreven voordat er vliegtuigen bestonden). De verbazing van een Marsmens over het feit dat schepen op Aarde op de zee varen was een mooi detail. De kostuums waren ook mooi, maar omdat ik geen fan ben van tatoeages werd ik een beetje afgeleid. De film bevat aanstekelijke humor, in de naamsverwarring over John Carter, en in een buitenaards wezen dat wel heel veel wegheeft van een trouwe hond. Er is een briljante scene waarbij een gevecht wordt afgewisseld met beelden uit het verleden van Carter. Het plot zat ook goed in elkaar, met een fascinerende ontknoping en een paar mooie onverwachte wendingen aan het eind. Ik wil de film dan ook zeker nog een keer kijken op blu ray.
Toch is het geen nieuwe klassieker. Vooral niet vergeleken met Avatar, een film die in heel wat opzichten lijkt op deze. Een element is dat de wereld niet zo sterk is opgebouwd (waar komen de mensen op Mars vandaan?), maar belangrijker is dat de relatie tussen de hoofdpersonen niet zo geloofwaardig is. In Avatar was je er als kijker getuige van hoe Jake en Neytiri samen optrokken en er een band tussen hen ontstond. Het was goed voor te stellen dat ze door wat ze samen doormaakten van elkaar gingen houden. En ook zag je hoe de wereld van Pandora een leegte in Jake wist te vullen, waardoor hij uiteindelijk besloot tegen zijn eigen volk te gaan strijden.
John Carter vertrouwt in mijn beleving meer op het feit dat het een avonturenfilm is en de kijker dus automatisch verwacht dat de hoofdpersonen verliefd worden, dan dat het werkelijk invoelbaar wordt gemaakt. Want wat ziet de prinses nou in de Aardman? Het is niet dat ze hem nodig heeft, want ze is prima in staat zichzelf te verdedigen: een echte moderne vrouw (anders dan in het boek, aldus John C. Wright, en ook niet realistisch voor de tijdsperiode, want zonder geweren zijn vrouwelijke soldaten niet tegen mannen opgewassen). En Carters obsessie met teruggaan naar de Aarde maakt hem ook niet aantrekkelijker. Andersom is er ook geen signaal van diepe gesprekken of gedeelde ervaringen die de twee dichter bij elkaar zouden kunnen brengen. En op deze relatie is de karakterontwikkeling van Carter gebaseerd, dit moet zijn omwenteling aannemelijk maken. Dat doet het dus niet. En dus bleef hij een persoon op afstand, met wie ik me niet werkelijk kon identificeren - zelfs met Wall-E had ik meer.

Dat maakt dat mijn gedachten over de diepere betekenis van de film van een wat meer klinische aard zijn. Ik moest er wat meer naar zoeken. Ik geloof dat de diepere betekenis er wel is, maar hij zou indringender zijn bij een meer invoelbare ontwikkeling van de hoofdpersoon. Zijn uitgangspositie is namelijk wel interessant. John Carter heeft aan het begin van de film namelijk niets meer om voor te vechten. Mensen zijn volgens hem gewelddadige, oorlogszuchtige wezens, ongeacht aan welke kant ze staan. Hij wil niets meer met hun conflicten van doen hebben. Ik ging direct wat rechterop zitten: dit betekende natuurlijk dat Carter in de loop van het verhaal wel weer een reden zou vinden om zich bij een conflict aan te sluiten. Maar wat zou krachtig genoeg zijn om zijn cynisme over de wereld te kunnen doorbreken?
Hij is niet de enige in de film die cynisch is over de wereld, en die de waarde van menselijke individuen en beschavingen relativeert. De Thern, onsterfelijke wezens met een bijna goddelijke macht, blijken de gebeurtenissen op Mars te manipuleren. Ze vernietigen zelf de planeet niet. Nee, dat doen de mensen. Zij leiden het alleen in de goede banen. Het gaat altijd op dezelfde manier, vertelt er een tegen Carter. De mensen nemen in aantal toe en komen met elkaar in botsing, en terwijl ze elkaar bestrijden putten ze de grondstoffen van de planeet uit, totdat er niets meer over is. Het is nu eenmaal hun natuur. Op Mars. En op Aarde, is natuurlijk de suggestie. En deze Thern zijn ook op Aarde geweest. Als ze hun werk op de rode planeet hebben afgerond, kunnen ze zich wijden aan de onze. Deze wezens halen hun energie uit de ondergang van werelden. Ze zijn als het ware kosmische aasgieren. Sterker nog: zo zien ze er ook uit. Grijze kleren, hoge kragen, kale hoofden en starende ogen. Voor een SF-verhaal een fantastisch idee! Want hun beeld van de menselijke natuur is ergens wel correct.
Welk argument is krachtig genoeg om weerstand te bieden tegen dit cynisme? Wat is in staat om je ertoe te brengen de wereld als waardevol te zien en haar bewoners als betekenisvol, zo zeer dat je bereid bent ervoor de vechten? Zo zeer dat je je leven ervoor op het spel wil zetten? Wat kan John Carter in staat stellen het zwaard op te nemen tegen de Thern? Niet een theorie over de menselijke natuur. Niet een religieus of filosofisch betoog. Niet een wetenschappelijke verhandeling. Geen algemeenheden of abstracties. Intellectuele leerstellingen hebben in zichzelf geen kracht. Niemand is ooit gestorven voor een wiskundige formule, niemand heeft zich opgeofferd voor een idee. Zelfs de betogen van de knappe prinses over haar eigen beschaving kunnen Carter daar niet enthousiast voor maken.
Niet de algemene, geabstraheerde idealen uit de ideeenwereld van Plato motiveren ons, en brengen ons tot actie, maar de unieke, concrete voorwerpen in onze wereld maken ons enthousiast. Ik ben niet begeesterd over vissen als concept, ik ben begeesterd over deze specifieke vissen. Ik vind niet het idee van een zonsondergang mooi, ik geniet van deze, specifieke zonsondergang, in dit moment dat nooit meer terugkomt. Ik houd niet van de mensheid, ik houd van unieke mensen. Ik houd van een unieke vrouw in het bijzonder: mijn vriendin. Niet omdat ze in het algemeen een vrouw is, maar omdat ze uniek zichzelf is. En ik geloof dat hoe meer waarde we hechten aan de concrete, unieke mensen en voorwerpen buiten ons, hoe meer we onszelf daarvoor op het spel willen zetten. We willen ons opofferen, we willen zwak worden, omdat we iets buiten onszelf betekenisvol zijn gaan vinden. Dit is een uniek christelijke gedachte, want de meeste andere godsdiensten ontnemen de materiele werkelijheid juist zijn betekenis. Christenen weten echter dat het nu precies de scheppende liefde van God is die alles om hen heen (zichzelf incluis) een ondeelbare, onschatbare betekenis geeft. Dit betekent ook dat gelovigen niet de mensheid als abstractie moeten liefhebben, en niet goed moeten doen ‘in het algemeen’. Nee, ze worden opgeroepen individuele, unieke mensen lief te hebben (om wie ze zijn als individu), en goed doen aan specifieke personen. Als ze dat doen, hebben ze ook de God lief die al deze mensen hun unieke betekenis heeft geschonken.
Dit wordt in de film in beeld gebracht in de vierarmige Tars Tarkas, die als enige van zijn ras weet wie van de jongere generatie zijn dochter is, en haar liefheeft. En in John Carter, die zich realiseert dat hij meer geeft om Dejah Thoris dan om zijn goudgrot op Aarde. En die omdat hij van Dejah houdt, ook houdt van haar wereld, en niet alleen haar wil redden, maar ook het stervende Barsoom. Vanwege een enkel persoon bindt hij de strijd aan met een vijandige samenleving, en een bijna goddelijk ras van cynische ‘gieren’. De liefde voor het unieke gaat vooraf aan de liefde voor het algemene. Het zou alleen nog indrukwekkender zijn geweest als de kijker had geweten waarom Carter zo van deze vrouw was gaan houden. Nu blijft dat algemeen, en niet concreet. En dat werkt niet. 

zondag 28 maart 2010

Van creationist naar evolutionist (5): geen kleine God

In mijn opsomming van links gisteren zat er ook eentje naar het bericht van The Christian Monist, getiteld: 'Children of a lesser God?' Daarin vertelt hij hoe hij van medegelovigen de beschuldiging naar het hoofd geslingerd krijgt dat hij gelooft in een te kleine God, omdat hij eraan twijfelt of de Aarde wel in zes dagen geschapen is, of dat sommige wonderverhalen die mensen enthousiast vertellen wel echt gebeurd zijn. De suggestie lijkt dat als je als christen van geloof in jonge aarde-creationisme overgaat naar het idee van de schepping als een langer ontstaansproces dat kan worden beschreven door de wetenschappelijke theorieën van de 'oerknal' en evolutie, je de macht, invloed en aanwezigheid van God daardoor kleiner zou maken.
Ik geloof echter dat het tegenovergestelde waar is. De bovenstaande visie gaat vrij duidelijk uit van een 'god van de gaten'. Een god die alleen aanwezig is, die zich alleen laat kennen, in wat wij niet met behulp van onze zintuigen waarnemen of met behulp van ons verstand kunnen beschrijven. Een god die zodra we ergens een verklaring voor hebben, het veld moet wijken. Ik heb al eerder (in mijn bespreking van de film Angels and Demons) geprobeerd uit te leggen waarom dat 'god van de gaten'-idee te kort schiet. Het feit dat we vanuit de natuurkunde weten hoe een bliksem ontstaat (veranderingen van elektrische lading) en de daaropvolgende donder (schokgolven door plotseling opgewarmde lucht), doet niets af aan het feit dat God de bliksem uitzendt en spreekt door de donder, zoals de bijbel het wil. In het tweede deel van deze bescheiden serie berichten kwam ik tot de conclusie dat God een god van de processen is, die werkzaam is in wat wij beschouwen als de uitwerking van natuurwetten of het toeval. Volgens Hebreeen 1:3 draagt God alles wat er is door het woord van zijn kracht. In Handelingen 17 stelt Paulus dat wij in God leven, bewegen en zijn. Dat suggereert dat God niet alleen maar iemand is die af en toe van buiten af ingrijpt in het heelal, en de rest 'gaat automatisch'. Nee, alles wat in het heelal gebeurt, gebeurt omdat God het wil. Hij laat, zegt Paulus in Handelingen 13, het regenen op goeden en slechten. We kunnen aangeven hoe het komt dat het regent (verdamping, wolken, vochtigheidsgraad), maar tegelijk is het God die de regen schenkt. Hij is de drijvende kracht achter de trilling van elke atoom, het signaal van elke neuron, achter de glans van elke ster. Als Hij zich invloed van het heelal zou aftrekken, zou het ophouden te bestaan.
Hieraan zijn nog wel enkele filosofische problemen verbonden, zoals het probleem van het kwaad. Ik geloof dat God de vrije keuze van zijn schepselen belangrijk vindt. Het is duidelijk dat door de vrije beslissingen van mensen (en engelen) het kwaad in de wereld is gekomen. Daardoor gebeuren er in het heelal, op Aarde en in ons leven kwade dingen: botsende sterren, aardbevingen, vloedgolven, virussen, kanker, zelfzucht, zonde, et cetera. Ik geloof dat het uiteindelijk Gods respect voor onze vrije keuze is dat Hij die gevolgen van keuzes laat plaatsvinden, maar dat Hij ook een keer de keten van oorzaak en gevolg zal verbreken, en zijn eigen wil weer zal laten gebeuren 'op de Aarde, zoals in de hemel'.

Maar dat is voor dit bericht enigszins 'besides the point'. Wat ik wil betogen is dat dit beeld van God, als de Schepper die betrokken is op elk stukje van het heelal, een groter beeld van God is dan dat van de god van de gaten, die alleen in het onverklaarbare en bovennatuurlijke een rol lijkt te spelen. En in dit 'God als onderhouder van alles'-beeld maakt het niet uit hoe groot en hoe oud het universum is. Wat de omvang en leeftijd van het heelal ook is: God draagt en onderhoudt het en laat zijn wil geschieden. Hij is immers eeuwig en alomtegenwoordig en almachtig! Als het heelal iets van 10 tot de macht 23 elektronen bevat (wat ik wel eens heb horen zeggen), kent God ze allemaal en houdt hij ze in stand (voor zolang ze in stand blijven). Hij kent alle sterrenstelsels, tot daar waar wij ze niet meer kunnen zien. En hij ziet alle bacteriën, ook die in de diepzee, of in de Aardkorst, waar geen menselijke boor of graafmachine ooit zal doordringen, en onderhoudt ze (zoals hij volgens de bijbel de bloemen van het veld en de vogels van de lucht onderhoudt). Hoe meer we weten van de omvang van het heelal en de hoeveelheid leven op Aarde (en wellicht daarbuiten), hoe groter we zullen gaan denken over God. Kijk maar eens het bekende filmpje over 'de machten van tien'. Je hoofd zal al snel gaan draaien over de grootte van het heelal. Toch zegt Jesaja: "In zijn ogen zijn de volken als een druppel in een emmer, als een stofje op een weegschaal; de eilanden weegt hij als zandkorrels." (40:15).
Het grootste sterrenstelsel is slechts een stofje op de weegschaal voor hem. Is het dan onredelijk om te geloven dat Hij ook een grote hoeveelheid tijd kan hebben geschapen? Als we een groot universum accepteren, is het dan niet passend ook een oud universum te accepteren? Natuurwetenschappelijk gezien is het niet meer dan logisch, aangezien ruimte en tijd bij elkaar lijken te horen. Volgens de meeste theorieën ontstond de tijd net als de ruimte bij de 'oerknal'/schepping, en krijgt de tijd haar richting door de uitdijing van de ruimte. Als we willen blijven vasthouden aan een 'jong' universum, moeten we eigenlijk geloven in een 'klein' universum (en in een God die een universum heeft gemaakt dat alleen de illusie geeft van groot te zijn).
Sommige christenen doen dat ook. Met het schaamrood op mijn wangen moet ik vertellen van een achter-oom van mij (Ab Klein Haneveld), die meent dat wij leven aan de binnenkant van een bol met een omtrek van 40.000 kilometer, dat de zon en maan en planeten heel klein zijn en in het midden van die bol zweven, dat de door ons waargenomen afstand een illusie is door veranderingen in de lichtsnelheid. Deze theorie van de Holle Aarde verklaart volgens hem het best de bijbelteksten. Daarover kun je discussiëren, maar wat die theorie in elk geval doet is de Schepping heel klein maken. Alles wat God geschapen heeft is te vatten in een bol met een omtrek van 40.000 kilometer. Daarbuiten is niets (misschien gesteente?). Alles van betekenis speelt zich af in maar een heel klein belletje water, lucht en leven. Dat bovendien maar zesduizend jaar (of daaromtrent) bestaan heeft. Dit universum van de Holle Aarde voelt benauwd aan. Ik zou er claustrofobisch van worden. En wat zegt dit over de God waar deze Klein Haneveld in gelooft? Deze moet ook een kleine, claustrofobische God zijn, die niet geniet van het maken van sterrenstelsels, die niets op heeft met processen, die alles klein, compact en overzichtelijk wil houden. Een kleine God. Maar is een god die een heelal heeft gemaakt dat maar zesduizend jaar bestaat (en kennelijk niet veel groter kan zijn dan zesduizend lichtjaar) niet net zo klein?
Nee, dan geloof ik liever in een God die een heelal maakt dat vele miljarden lichtjaren groot is en vele miljarden jaren oud is. Een God die de sterren rijkelijk heeft uitgezaaid over zijn creatie, allemaal uniek. Die kwistig is met het verspillen van energie en leven. Die overborrelt van creatieve ideeen, zowel in het grote (neutronensterren, quarksterren, quasars), als in het kleine (leven in de diepzee, grotten, et cetera). Een God die niet bang is van tijd en ruimte, maar die om die grote afstanden en lange periodes lacht! Maar ook een God die intens betrokken is bij elk onderdeel van die prachtige schepping. Die intens betrokken is op ons, zijn schepselen. Die grote God vindt ons waardevol, kostbaar. Zo kostbaar dat Hij mens is geworden om ons te redden.
Dat is pas een grote God.

Ik sprak hier over met de vriend die een paar weken geleden bij mij op bezoek was. Hij zei met enige verwondering: 'Ik dacht dat God kleiner voor me zou worden als ik het proces van de evolutie zou ervaren. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Hij is juist groter geworden!' Zo is het net. Hoe meer we weten over de geschiedenis van het universum en over ons ontstaan, hoe groter de God wordt in wie we geloven. Hoe meer we begrijpen, hoe meer we Hem kunnen aanbidden. En hoe meer we ons realiseren hoe weinig we eigenlijk kunnen bevatten van de dimensies van het heelal, en van zijn Liefde.

donderdag 24 december 2009

Boekbespreking: In the courts of the crimson kings


Er is in ons tijdsgewricht een genre fantastische literatuur dat in geen enkele andere periode zou kunnen zijn ontstaan. Het zijn de boeken waarin de vraag wordt gesteld: 'Wat als alle andere boeken uit het genre nou eens waar zouden zijn?'. En dat vervolgens volledig serieus uitwerken. Nu wordt de fantastische literatuur natuurlijk per definitie gedefinieerd door de vraag 'Wat als?'. Maar die vraag wordt dus nu gesteld over het genre zelf. Bijzonder postmodern, en tegelijk eindeloos fascinerend.

Ik bespreek binnenkort een boek dat dit concept uitwerkt in een fantasysetting. In the courts of the crimson kings gaat uit van sciencefiction (net als zijn voorganger The sky people). Deze boeken spelen zich af in een alternatief universum waarin de sciencefictioncliche's uit de jaren '30 en '40 waarheid blijken te zijn. Toen astronoom Lowell in deze wereld kanalen zag op Mars, had hij gelijk. En onder de wolken van Venus schuilt geen dodelijke, hete zwavelatmosfeer, maar een overdadig oerwoud, compleet met dinosauriërs, sabeltandtijgers, neanderthalers, primitieve prinsessen, en mysterieuze artefacten. Mars is daarentegen koud en droog, de woonplaats van een duizenden jaren oude beschaving, met onbekende technologieën, ingewikkelde rituelen en dodelijke efficiëntie, die een gedoemde strijd voert tegen de oprukkende woestijn. Verder zijn er zwaardgevechten, ruines van steden, ridders op sprekende vogels en (gelukkig) zeppelins. Beide omgevingen zouden zo uit de verhalen van iemand als Edgar Rice Burroughs kunnen komen. En aan de eind van dit boek blijkt ook de rest van het melkwegstelsel met de oude SF klassiekers overeen te stemmen. Vol levensvatbare planeten en onbegrijpelijke structuren.
Onze kennis van naburige planeten en sterren heeft deze visie op het heelal verouderd gemaakt. We kunnen de oude verhalen niet meer serieus nemen. Zelfs de Mars- en Venusboeken van C.S. Lewis lijken eerder fantasy dan sciencefiction, omdat de werkelijkheid de fantasie heeft achterhaald. Het geweldige idee van schrijver S.M. Stirling is echter om het idee weer serieus te nemen en ook wetenschappelijk aanvaardbare redenen aan te dragen waarom Mars en Venus zo overeenkomen met de Pulp-varianten daarvan. Een van zijn manieren is om de geschiedenis van de Aarde gelijk te houden en serieus na te denken welke gevolgen het zou hebben als astronomen op Mars en Venus tekenen van leven zouden waarnemen. (Een versnelde ruimtewedloop onder andere). Daarnaast bevatten beide boeken uittreksels uit parallelle encyclopedieën, die precies uiteenzetten hoe de planeten functioneren en hoe factoren als evolutie en (bio)technologie de meest bizarre omstandigheden mogelijk maken. Zo is er zelfs een logische verklaring voor de sprekende vogels (en nog meer bizarre wezens, zoals organische verrekijkers, die zich verbinden met je hersenen, en geweren die gevoed moeten worden. Er is zelfs een gevecht met verwilderde motoren!). De hoofdpersonen zijn bovendien normale mensen, met specifieke interesses, waar je je mee kunt identificeren. Deze factoren maken dat je dit alternatieve universum dus wel serieus neemt. En dus weer wel kunt verlangen dat deze eindeloos fascinerende werelden werkelijkheid waren.

De beschrijvingen van deze werelden vormen ook de grootste kracht van de boeken. De verhalen zijn niet enorm diep (wat natuurlijk met de inspiratiebronnen overeenkomt). In In the courts of the crimson kings is het 2000 en gaat archeoloog Jeremy Wainman op expeditie naar een verloren stad. Als bodygoard huurt hij de martiaanse Teyud za-Zhalt. Het wordt al snel duidelijk dat hun landschip wordt gevolgd door piraten. En het komt tot een confrontatie nadat in de verloren stad een verloren gewaande schat wordt herontdekt. Het wordt duidelijk dat Teyud meer is dan ze lijkt. Ze is de dochter van de keizer van de machtigste staat op Mars. En er zijn meerdere partijen uit op haar dood. Jeremy is meer gaan voelen voor Teyud en dat lijkt wederzijds. En dat maakt ook hem een kostbaar speelstuk in de strijd om de troon ...

Het verhaal is voor wat het wil zijn behoorlijk bevredigend, maar het is geen ware klassieker. Het bevat geen diepere boodschap of beschouwing van ons menselijke wereldbeeld. Het wil je een spannend avontuur laten meebeleven. En dat doet het. Interessant genoeg is het in dit boek niet de stoere man die de weerloze vrouw van de schurken redt, maar andersom (in dat opzicht modern). De Martiaanse maatschappij is interessant (want heel anders dan de onze, maar wel geloofwaardig). Er wordt gesuggereerd dat de Martianen geen religie kennen of een equivalent daarvan. Dat lijkt me gezien de aard van de menselijke natuur en de bekende beschavingen op Aarde onwaarschijnlijk. Het ontbreken van religie maakt dat er minder grote conflicten zijn, maar het zou ook wel eens een reden kunnen zijn voor hun geringere exploratiedrang. Ze hebben maar weinig hoop. Wel interessant is de manier waarop de Martianen zich uitdrukken: met complexe volzinnen, vol moeilijke woorden! (Komt me bekend voor) En het is aardig om verwijzingen te vinden naar Star Trek, Indiana Jones en The Princess Bride (onder andere). Er komen zelfs marsmannetjes met ogen op steeltjes in voor!

Ik probeer altijd na te gaan of een boek een bepaald verlangen bij me opwekt. Dit boek wekt het verlangen op naar andere werelden dan de onze, naar het vreemde en mooie. Maar het schept ook het idee van mogelijkheden. Dat doen alle alternatieve geschiedenisverhalen en eigenlijk alle sciencefictionverhalen. Wat als? Wat als de wereld nu eens anders was dan hij nu was? Wat als dit niet de enige mogelijkheid was? Dat kan ons eraan herinneren dat deze wereld niet vanzelfsprekend is, maar heel bijzonder. Onze wereld is namelijk het gevolg van een keuze. De keuze van de Schepper. En is dus uniek. We leven in dit alternatief en niet in een van de miljoenen andere. G.K. Chesterton (ja, die weer), zegt ergens dat we ons weer erover moeten verbazen dat gras groen is en niet rood of blauw, en dat de lucht blauw is en niet paars of geel. En daarbij helpen de verhalen waarbij het gras inderdaad rood is en de lucht geel. Of waarin Mars en Venus overeenkomen met de planeten uit oude sciencefiction. Want ook zonder jungles en oude beschavingen zijn deze werelden uniek en bijzonder en waard om te bewonderen en te bestuderen. Ze zijn een onbetwist meesterwerk. En ik hoop ooit mee te maken dat er mensen lopen op het zand van het echte Mars (sprekende vogels of niet).

Voor de geïnteresseerden nog een andere bespreking van dit boek.

zondag 20 december 2009

Filmbespreking: Ponyo on the cliff by the sea


Wat als Andersens De Kleine Zeemeermin een meisje van vijf was? Haar vader een teleurgestelde menselijke tovenaar? Haar moeder een zeegodin? Haar prins een jongetje in een Japanse kustplaats? En wat als ze in staat was een gat in de wereld te openen waardoor uitgestorven zeewezens in onze wateren tevoorschijn komen?

Het antwoord is zoiets als de tekenfilm Poyo on the cliff by the sea, of in het kort: Ponyo, de nieuwste film van Hayao Miyazaki. Hij wordt wel eens de Japanse Walt Disney genoemd, maar die vergelijking doet hem mijns inziens tekort, vooral als je het hebt over de Disneyfilms van de laatste jaren. Hooguit de films van Pixar komen enigzins in de buurt van de meeslepende verhalen, goed ontwikkelde karakters en prachtige beelden van de films van Miyazaki. En ook hier gaat de vergelijking mank. De Pixar-films zijn eenvoudiger, minder gelaagd en de werelden die ze tonen zijn minder bizar (maar tegelijk wonderlijk en aansprekend) als deze. Bovendien kiest Miyazaki (met zijn studio Ghibli) onderwerpen voor zijn films waar men bij westerse studio's niet eens aan zou denken: middeleeuws Japan (met reuzenzwijnen en natuurgoden), postapocalyptische landschappen (met reuzeninsekten en robotten), vliegende forten, Europese steden waar heksen boodschappen rondbrengen, een koninkrijk van katten of een alternatieve middellandse zee waar een piloot met een varkensgezicht op luchtpiraten jaagt. Alle films van deze schrijver en tekenaar die ik tot nu toe gezien heb, spraken tot mijn verbeelding, schiepen omgevingen waar ik in wilde verdwijnen, en brachten onderwerpen aan het licht om over na te denken. Ondanks steeds terugkerende thema's (sterke heldinnen, bezorgdheid voor het milieu, vliegtuigen en vliegscenes) is elke film van Miyazaki iets totaal nieuws. Wat wel steeds geldt, is dat ze mooi getekend zijn (realistischer dan sommige andere animefilms met grote ogen en overdreven bewegingen), prachtige achtergronden bevatten en karakters die je sympathie opwekken, zelfs de (zogenaamde) schurken.

Dat geldt ook voor deze film, hoewel de tekenstijl (zonder hulp van computers) wat eenvoudiger is dan anders. De achtergronden zijn minder gedetailleerd, maar dat geldt niet voor de personen. Over elke beweging, elke gezichtsuitdrukking is nagedacht. Hoe personen bewegen en wat ze zeggen, het voelt echt (ook al zijn de gebeurtenissen om hen heen fantastisch). De kinderen zijn echt kinderen, de vrouw wiens man op zee is, is gefrustreerd zoals ze dat in het echt waarschijnlijk zou zijn. En de prehistorische vissen zien eruit als prehistorische vissen (hoewel er volgens mij een paar verzonnen zijn). Het verhaal is vrij eenvoudig en vergeleken met andere films staat er weinig op het spel. Maar wat er op het spel staat is genoeg, gezien vanuit de visie van een kind van vijf: een vriendschap, een afwezige vader, een moeder die aan de andere kant van het water is. Het is erg belangrijk voor iemand die zich kan opwinden over het vinden van een goudvis, en die een boot vouwt voor een bejaarde in het opvangcentrum waar zijn moeder werkt. Deze film is dan ook geschikt voor kinderen (hoewel er wel een paar indrukwekkende scenes zijn).
Er zijn enkele overeenkomsten aan te wijzen tussen deze film en Avatar. Ook hier staat het milieu op het spel, en strijdt de zee (ironisch genoeg ook hier vertegenwoordigd door een mens) tegen de vernietigende invloed van de mensheid. De beelden van vervuiling in de haven spreken boekdelen. Ook hier maakt iemand de oversteek van de ene wereld naar de andere. Zelfs het slot was in beide films even abrupt. Maar de oplossing hier is niet een totale oorlogvoering, maar juist verzoening. Erg mooi.

Ik heb ze al eens genoemd: de prehistorische vissen (voor wie mij kennen behoeft mijn enthousiasme geen nadere uitleg). In haar transformatie van vis tot meisje brengt Ponyo de macht van de zee in beweging. Vloedgolven overspoelen het stadje van Sosuke (de jongen die haar in visvorm had gered en voor wie ze haar nieuwe vorm aanneemt). Met de golven komen vissen tevoorschijn die de wereld miljoenen jaren niet heeft gezien: kwastvinnigen, kaakloze vissen, onbeschrijfbare wezens, trilobieten, zeeschorpioenen enzovoorts (sommige bij hun correcte wetenschappelijke naam genoemd). Kalm zwemmen ze over de verlaten kustweggetjes, kronkelen ze tussen boomtakken en vullen ze de straten van de stad. Een bizar, maar tegelijk eindeloos boeiend, schouwspel. Ik moest denken aan een stripboek dat ik ooit heb gelezen uit de serie Ragebol (De droom van de walvis), waarin ook beelden voorkwamen van vissen die door een stad zwommen, in de rij voor het stoplicht, of in plaats van trams over de rails. Bijna twintig jaar nadat ik dit verhaal in de bibliotheek heb gelezen, komen die plaatjes nog terug in mijn dromen.
Wat maakt deze beeldtaal zo krachtig (niet alleen voor mij, maar blijkens deze film ook voor iemand als Hayao Miyazaki)? Het heeft volgens mij te maken met het onwerkelijke effect van het zien van vissen op een plek waar je die niet verwacht. De wereld onder water komt op ons gewoon al vreemd en anders over: er zijn dieren die op planten lijken, vissen in de meest vreemde vormen, veelpotige krabben en kreeften, en nog veel meer levensvormen die we niet kunnen thuisbrengen. En om die hele vreemde wereld dan te zien op een plek die voor ons zo gewoon als wat is: onze stad, met zijn bekende straten, huizen, winkels en auto's, waar we gewoonlijk zonder ze te zien aan voorbijlopen, doet ons met een schok ontwaken. Opeens gaan we weer bewust kijken naar de wereld om ons heen. Die is namelijk bijzonder, ook zonder bizarre prehistorische vissen. Anders gezegd: de ervaring van verwondering en bewondering die we krijgen bij het snorkelen (boven een koraalrif of in de middellandse zee of gewoon in een plas of meertje), ervaren we nu in onze dagelijkse omgeving. Er vindt een transformatie plaats (in deze film vrij letterlijk en meerdere malen), en onze wereld zal nooit meer dezelfde zijn.
Het is een beetje vergelijkbaar met het effect van sneeuw. Als de straten van de stad wit zijn, als je overal sneeuwpoppen ziet en kinderen op sleeën, waar anders de gebruikelijke studenten voorbij fietsen, ga je met andere ogen naar je omgeving kijken. Je krijgt nieuwe ogen. Ik geloof dat we als christen altijd op deze frisse manier moeten kijken naar de wereld en de mensen om ons heen. We moeten ons blijven verwonderen, over alles en iedereen. En een film als deze helpt daarbij.

As je nog een mening nodig hebt behalve de mijne: hier is de bespreking van Steven Greydanus. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik een paar opmerkingen van hem heb overgenomen, dus hoor ik te verwijzen naar het origineel!

De zon scheen in mijn aquarium

En dan zie je dit: van boven naar beneden: Neolamprologus multifasciatus bij hun schelpen, Pseudomugil furcatus (die zwemmen zo snel dat het moeilijk is ze op de foto te krijgen), Paracyprichromis brieni (mannetje), en nog eens de Neolamprologus multifasciatus in een gevecht verwikkeld (ik heb drie mannetjes, dan krijg je dat).




 
 
En als toegift nog een prachtige zonsopkomst.

zaterdag 19 december 2009

Filmbespreking: Avatar


Hoe kan een film meer overeenkomen met mijn specifieke vorm van verbeelding? Met mijn verlangen om andere werelden te verkennen en de schoonheid te ontmoeten van het andere? Misschien als er wat meer echte vissen in hadden gezeten en niet alleen op koraal geinspireerde planten. Verder zou ik het eigenlijk niet weten. Een blauwe gasplaneet in de lucht, goed ontworpen en biologisch samenhangende buitenaardse levensvormen (die ook wel wat op dinosaurussen leken), een overtuigend vormgegeven vreemd oerwoud, dat licht gaf in het donker, strijd tussen techniek en natuur, een T-rex van de lucht, ruimteschepen (die er functioneel uitzagen), inventieve scifi-actiescenes, deze film had het allemaal. Mijn broers, met wie ik erheen was, hebben mij meermalen in enthousiasme mijn handen zien uitstrekken naar het bioscoopscherm.

Ik weet nog hoe ik bijna tien jaar geleden op internet een eerste versie las van dit verhaal, toen ook al Avatar geheten. Het bevatte al het concept van de film, de giftige atmosfeer, de vliegende 'banshees', en nog bizardere levensvormen en een overweldigende strijd aan het einde. Ik weet nog dat ik het toen een fantastisch verhaal vond, en het idee dat de regisseur van Titanic (Ja, ik ben fan) en The Abyss (een van mijn favoriete films!), hem zou gaan maken, was bijna te goed om waar te zijn. Nou goed, ik heb er dan ook tien jaar op moeten wachten. Maar gisteren was het dan zo ver. En het wachten was niet tevergeefs.
Dit is werkelijk een overweldigende ervaring. Je wordt als kijker ondergedompeld in de wereld van Pandora (de planeet, of beter maan, waar het verhaal zich afspeelt). Dat komt niet alleen door het overtuigende ontwerp van de buitenaardse ecologie, maar ook door de 3-D. Hiervoor heeft James Cameron speciale technieken ontwikkeld, maar dat heeft zeker vruchten afgeworpen. Er kwamen geen speren uit het scherm zetten, maar er zat juist extra diepte in het beeld. Zo begint de film met een miniem druppeltje. Prachtig. Je vergat als kijker daardoor dat je in een zaal zat. Zelfs de ondertitels verstoorden het effect niet teveel. Het leek of ze er rekening mee hadden gehouden dat je maar op een diepte tegelijk kunt kijken. Ik kreeg er geen hoofdpijn van, zoals ik dat bij Beowulf wel kreeg. De 3-D hausse wordt door filmmakers aangegrepen om te voorkomen dat mensen de bioscoop verlaten en in plaats daarvan films downloaden. Geen verkeerde reden als het zulke ervaringen oplevert als dit!

Het blijkt wel dat ik enthousiast ben over deze film. Ik ben van plan hem nog minstens een keer in de bioscoop te zien en ik weet zeker dat ik hem op blu-ray zal gaan aanschaffen. Toch heb ik ook wel oog voor de tekortkomingen ervan. Zo duurt hij eigenlijk een half uur te lang (het middengedeelte is wat traag wat het verhaal betreft) en blijven veel van de karakters (menselijk en buitenaards) beperkt tot clichés. Van de stoere bevelhebber en de hebzuchtige manager tot de goede wetenschapper (met de naam Grace, dat zegt wel genoeg), van het wijze opperhoofd en de mysterieuze hogepriesteres tot de eerst afstandelijke maar later toch sympathieke krijger. Wie ook maar een western gezien heeft kent deze types wel. Sommige recensies verwijten regisseur James Cameron daarom dat hij teruggrijpt op verouderde stereotypes. Niet alle indianenstammen waren namelijk wijs of leefden in eenheid met de natuur. En niet alle westerse mensen (Europese Amerikanen) zijn gierige, gewelddadige, onsympathieke monsters. Deze recensenten vergeten volgens mij dat wat tegenwoordig in een western niet meer kan (stereotype roodhuiden), wel kan in een SF-film. Die beoogt namelijk geen realiteit weer te geven, maar een ideaal. Stel nu dat deze mensen wel een echt natuurvolk waren, stel dat het wel mogelijk was dat wezens op zo'n manier met elkaar en de schepping omgingen. Zou het voor iemand die zich onder hen begeeft dan niet een verleiding zijn zich bij hen aan te sluiten? Dat is de vraag die in dit verhaal wordt gesteld. 
De film krijgt ook kritiek vanwege het sausje van milieuactivisme dat er bovenop ligt, en de regisseur wordt verweten dat hij zichzelf tegenspreekt door hoog ontwikkelde technologie te gebruiken voor een film die het gebruik van technologie veroordeelt. De film veroordeelt echter niet technologie als zodanig, maar het gebruik van technologie zonder oog voor de waarde van natuur en mensenlevens. Techniek als verlengstuk van de menselijke begeerte (naar geld in deze film, en naar macht en naar seks). Met een vuistbijl in de hand kan een enkele mens hooguit een ander in elkaar timmeren, maar met een vloot ruimteschepen, helicopters, robots en vlammenwerpers is hij in staat een hele planeet aan zich te onderwerpen. Ik vond het juist angstwekkend realistisch hoe de leidinggevenden van deze kolonie (gesticht door bedrijven) overgaan op volkerenmoord. "Er is een ding dat aandeelhouders vervelender vinden dan slechte berichten in de pers", zegt er een. "Dat zijn slechte kwartaalcijfers."  Ik was erg teleurgesteld dat een van mijn favoriete SF-auteurs, een christen nog wel, in een blog deze film afdeed als anti-Amerikaanse, anti-kapitalistische, anti-militaire new age propaganda. Goed, Avatar was niet subtiel (het verschil tussen de goeien en de slechten is nogal zwart-wit), maar onze menselijke zucht naar macht en geld mag toch wel bekritiseerd worden? En er mag toch een pleidooi gehouden worden om zorgvuldig om te gaan met planten en dieren, onze medemensen en het hele eco-systeem? Het moge duidelijk zijn: ik vind milieu-activisme niet verkeerd.
Er is ook niets mis met een technologische beschaving. Technologie kan goed of kwaad worden gebruikt, het is niet in zichzelf goed of kwaad. Het probleem zit hem in de mens die de technologie toepast. Daarom is het antwoord van Avatar eigenlijk ook te simpel. Je ontsnapt niet door van de Aarde naar een andere planeet te verhuizen. Je draagt de menselijke natuur nog steeds met je mee. Maar daarom hoeft het nog niet verkeerd te zijn ernaar te verlangen te ontsnappen? (Zoiets zei Tolkien ook over escapisme: het is voor de gevangene niet verkeerd te verlangen naar de echte wereld buiten zijn cel. De enigen die dat willen voorkomen zijn de gevangenisbewaarders.)

Het verhaal begint met marinier Jake Sully, op weg naar de beboste maan Pandora, waar zijn tweelingbroer onlangs om het leven is gekomen. Zijn broer werkte mee aan het Avatarproject, waarbij mensen de bestuurders zijn van kloons van de inheemse wezens (de Na'Vi, compleet met eigen taal). De atmosfeer van Pandora is namelijk zo giftig dat mensen op zichzelf niet lang in de buitenlucht kunnen verblijven. De Avatar van Jake's broer is compatibel met Jake's DNA. En zo'n kloon is nogal duur, dus mag hij zijn broers taak overnemen. Jake heeft echter zelf ook een goede reden om mee te werken. Hij is vanaf het middel verlamd, en dit is voor hem de enige manier om weer te kunnen lopen. De scenes waarin hij in zijn Avatarvorm zijn eerste stappen zet, laten goed zijn uitbundige vreugde zijn, en zijn teleurstelling als hij uit zijn cocon moet stappen, is voelbaar. Al tijdens de eerste missie in het oerwoud gaat het echter mis. Jake raakt gescheiden van zijn team. Voor hij door woeste roofdieren kan worden opgegeten, wordt hij gered door Neytiri, de dochter van het opperhoofd van de lokale Na'Vi-stam. Er volgt een teken van hun god Eywe en vervolgens wordt Jake in de stam ingelijfd (compleet met een rit op een vliegend draakachtig wezen). Hij geniet van zijn vrijheid, totdat het menselijke huurlingenleger ten tonele verschijnt. Dan moet hij kiezen: vecht hij mee met zijn soortgenoten, of kiest hij voor de wezens met wie hij vrienden is geworden? En dan volgen er explosies, buitenaardse paarden die op tanks inrennen, gevechten tussen helicopters en draken (die niet in die andere drakenfilm Reign of Fire voorkwamen), opoffering en nauwe ontsnappingen, en de vraag of de natuur niet een handje kan meehelpen in de strijd?

In zijn kern is dit een mythisch verhaal. We zien zelfs heel letterlijk de held uit twee werelden, degene van de 'sky people' die deel gaat uitmaken van het volk van de Na'vi en uiteindelijk hun redder wordt. Een interessant symbool van incarnatie (niet re-incarnatie). En een prachtige illustratie van een diep menselijk verlangen om een eenheid te vormen met de wereld om ons heen.
Deze film toont namelijk  letterlijk een wereld waarin alles met elkaar verbonden is: van de kleinste mosjes en vliegjes tot de grootste monstervogels en woudreuzen. Elke levensvorm staat in contact met alle anderen. (Geen zorgen, het is geen fantasy, maar sciencefiction. De wetenschappers vinden elektrochemische signalen die worden uitgewisseld via de wortels van de bomen. Volgens hen ontstaat er door de vele contacten tussen de wortels letterlijk een 'wereldgeest'). Alles maakt deel van het ene geheel, en vervult daarin zijn eigen taak. Hier op Aarde zijn ecosystemen al nauw verweven gehelen, waarbij de ene soort op de andere is aangewezen en er vormen van samenwerking tussen onverwante wezens ontstaan die de verbeelding tarten (tussen mieren en schimmels (als voedsel en als ziekte), tussen anemonen en vissen, tussen jagers en prooien). Op Pandora heeft de natuurlijke selectie ervoor gezorgd dat 'mensen' en dieren letterlijk een eenheid kunnen worden. Elke soort heeft namelijk een uitsteeksel, dat zich kan hecht aan hetzelfde uitsteeksel bij een ander. Zo kunnen hun bedoelingen en motieven elkaar versterken. De Na'Vi kunnen zich zo hechten aan monsterlijke paarden of 'banshees', en met hen samenwerken. Ze hoeven geen geweld te gebruiken om een ander wezen hun wil op te leggen, ze vormen een natuurlijke eenheid.
Op de een of andere manier voelt dat als iets moois. Ik geloof dat het een beeld geeft van hoe de mens bedoeld was. In de bijbel wordt tegen de mens gezegd: "Bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen." Het is makkelijk dat 'onder gezag brengen' te lezen als onderwerpen, controleren, beheersen, exploiteren (precies wat de mensheid doet in deze film: "Wat zijn nou een paar bomen, als je er een kostbaar mineraal onder vandaan kunt halen?" Men ziet niet de waarde van het individuele dier of de indivduele mens). De bedoeling komt dichter in de buurt van rentmeesterschap. Vergelijk het met een tuinman die elke plant in de tuin  snoeit en bemest tot de mooiste bloemen verschijnen. Die de potentie ziet en ontwikkelt, en alles wat de tuin bedreigt vernietigd. Als je het scheppingsverhaal leest, lijkt de schepping een geschenk dat de mens is toevertrouwd. Niet om er naar eigen wil over te kunnen beschikken, maar als een dynamische plek van schoonheid, intimiteit en betekenis, waar de mens van mocht genieten, die de mens mocht verkennen en die de mens tot groei en bloei mocht brengen. Daarvoor zijn we bedoeld: de kroon op de schepping. De goede heersers, onder wie elke vogel, elke bloem en elke vis volledig tot zijn recht komt. En die zelf in relatie stonden met de Schepper, die op zijn beurt hen leven, adem en alles gaf. Die met hen wandelde in de tuin, in de avondschemering, en zijn hart met hen deelde, zoals zij hun leven deelden met de honden, de katten en de gordeldieren.
Maar dat is verloren gegaan toen de mens koos zijn positie als schepsel onder God te verlaten en zijn eigen heer te zijn. Toen we gingen doen wat goed was in onze eigen ogen, en Gods opdracht in de steek lieten. De natuur is sinds dat moment niet de veilige, goede plaats waarvan we voelen dat ze die moet zijn, en wij zijn niet de verantwoordelijke, goede rentmeesters over de schepping, wie we voelen dat we moeten zijn. Bioindustrie, kap van het regenwoud, uitstervende diersoorten, virusziekten, en doorgefokte huisdieren die in de natuur niet meer kunnen overleven (en het in gevangenschap ook niet lang meer maken): het evenwicht lijkt steeds verder door te slaan. De balans raakt steeds verder verstoord. En we weten niet hoe we hier verandering in moeten brengen.
Dat kunnen we ook niet zelf. Maar de bijbel belooft dat we eens zullen worden hersteld tot onze oorspronkelijke positie. Jesaja beschrijft een toekomst waarin de dieren onderling in vrede zullen leven, waarbij een jongen een beer zal weiden en een baby zijn hand zal steken in het hol van een adder. Een toekomst waarin de velden genoeg opbrengen om iedereen te onderhouden en waarin groei, ontwikkeling en bloei de kernwoorden zijn. De beelden van Openbaringen spreken van bomen die twaalf keer per jaar vrucht dragen, en die vruchten dragen die  genezing brengen aan de volken. Ze beschrijven een nieuwe hemel en nieuwe aarde, waar de mens opnieuw als koning zal heersen. Maar niet meer hoogmoedig. Dan zullen we regeren als koningen onder de Koning der koningen, als heren onder de Heer der heren. We zullen de positie innemen waarvoor we bedoeld zijn, in een wederkerige relatie met de drie-enige God aan de ene kant en een wederkerige relatie met onze medeschepselen aan de andere kant. Er zal een eenheid zijn. Het evenwicht zal zijn hersteld. En die levensbrengende regering zal zich tot in eeuwigheid uitstrekken, van de ene kant van het heelal naar het andere.
De film Avatar geeft ons dus een glimp van de relatie die we ooit in werkelijkheid met de schepping zullen hebben. Een glimp die verlangen opwekt. Bij mij in elk geval wel.

dinsdag 15 december 2009

Octopi, quarksterren en sociopaten


Octopussen worden al vaker beschouwd als buitengewoon intelligende wezens. Nu blijkt dat ze ook in staat zijn gereedschap te gebruiken. En de mens speelt er een belangrijke rol in. Het gaat namelijk om halve kokosnootschalen die door mensen als afval in zee worden geworpen. Octopussen blijken te hebben geleerd dat deze schalen prima geschikt zijn als schuilplaats en bovendien nog draagbaar zijn ook. Dit lijkt een teken van intelligentie. Zouden deze ongewervelde dieren zichzelf herkennen in een spiegel, of kunnen doorkrijgen waar een spiegel toe dient? Varkens kunnen dat wel.

Nu nog theoretisch, maar wel intrigerend: quarksterren. Het zou gaan om een tussenstadium tussen neutronsterren en zwarte gaten. Beide ontstaan door het instorten van grote zware sterren. Afhankelijk van het gewicht van de ster eindigt dit proces in een neutronster of in een zwart gat. In de eerste is de materie zo dicht opgepakt dat de afzonderlijke atomen uit elkaar zijn gevallen tot neutronen. In de tweede vormt de materie een 'singulariteit', die zo zwaar is, dat het zelfs licht aantrekt. Wat er zich achter de 'event horizon' bevindt, weten we eigenlijk niet. Volgens wetenschappers is er dus een tussenstadium mogelijk. Sterren die te zwaar zijn om een neutronster te worden, maar te licht voor een zwart gat, worden een quarkster. In deze ster vallen de neutronen uiteen tot quarks. Dit zijn de enige omstandigheden in het universum waarin losse quarks langdurig kunnen blijven bestaan. Hoe dit er uitziet is nog mysterieus, maar volgens de onderzoekers zou de ster materie die ermee in aanraking komt ook veranderen in quarks. Een soort galactische borg, dus, of Galactus, de verorberaar van werelden uit het Marvel-universum.

Nog meer astronomisch nieuws: er zijn aardeachtige planeten gevonden in een baan om sterren die op de zon lijken. Dit suggereert dat zonnestelsels die lijken op de onze vaker voorkomen. Volgens onderzoekers is het een kwestie van tijd voor er rotsachtige planeten worden aangetroffen in de 'bewoonbare zone' rond geschikte sterren.

Onder Yellowstone (waar ik geweest ben in 2008) bevindt zich een echte 'hot spot'. Een uitbarsting van deze oude supervulkaan zou dus nog explosiever kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht.

Een aantal interessante citaten uit het boek Welcoming justice. Het is dat mijn lijstje voor volgend jaar al vol staat, anders zou ik dit boek er waarschijnlijk wel op zetten. 

Een waarschuwing voor kerkmensen: pas op voor sociopathische voorgangers. Ik heb ooit gelezen dat een buitenproportioneel deel van de managers sociopathische tendensen lijkt te vertonen, dat wil zeggen dat ze weinig last hebben van hun geweten en over mensen heen walsen om hun persoonlijke doelen te bereiken. Het blijkt dat dit ook geldt voor mensen op leidinggevende posities in de kerk. Dit geeft een extra dimensie aan mijn bericht van gisteren.

zaterdag 5 december 2009

Taai leven ...


Ik ben nogal gefascineerd door de vele, soms uitermate vijandige omgevingen waar leven kan voorkomen en de aanpassingen die ervoor nodig zijn om op die plaatsen te overheersen. Zojuist kwam ik een interessante lijst tegen van de top tien van plaatsen waar je geen leven verwacht, maar waar het er toch is. Fascinerend leesvoer!
De foto is van de 'Devil's hole pupfish'. Een killifish uit Death Valley in de Verenigde Staten, waar hij leeft in een ondergronds water, alleen bereikbaar door een spleet in de rots. Hij heeft een aantal unieke kenmerken, zoals het ontbreken van buikvinnen! Helaas zijn er nog maar weinig over, het is de zeldzaamste vis ter wereld. En het lukt ook niet goed hem in gevangenschap te kweken ... Op dit moment voeren ze de vissen bij en nu lijkt het weer beter te gaan.

woensdag 2 december 2009

Terug naar het cambrium?


Hoe zag het leven op Aarde eruit voordat de mens er was? Voordat er leven op land was? Voordat er vissen waren? Bijvoorbeeld in het cambrium, honderden miljoenen jaren geleden? We zullen het nooit weten. Alles wat we vinden zijn fossielen, afdrukken in het gesteente. Hoe de levensvormen zelf er uitzagen en hoe ze zich gedroegen zullen we nooit te weten komen. Niet dat het niet leuk is erover te speculeren! Het boeit mij in elk geval wel. Ik was laatst met een vriendin in het nationaal natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden en heb weer uitgebreid genoten van de fossielen die daar staan opgesteld. Sommige wezens lijken op die van nu: slakken blijven slakken, in welk tijdperk ze ook leven. Andere soorten zijn werkelijk bizar, zoals Halucigenia en anderen uit de Burgess Shale.
Toch is er nu  nog een omgeving waarin de omstandigheden van toen worden benaderd. Dat is onder de ijskap van Antarctica. Het is een van de meest onbereikbare biotopen op Aarde, en een van de minst levensvatbare. Het is er koud, meestal donker en voedsel is er ook maar weinig. Niet geschikt voor vissen, krabben en kreeften. Er moeten dieren leven die weinig nodig hebben, langzaam groeien en zich langzaam voortbewegen. Uit de BBC-serie Life komt dit filmpje over het leven onder het ijs. Er is een zeeleeuwenpup op de bodem terechtgekomen, en dat is een onverwachte kans voor de bodembewoners: zeesterren, zee-egels, zeespinnen en: drie meter lange wormen. Het is een eigen wereld, eindeloos fascinerend.
Volgens mij moet het er zo ook aan toe zijn gegaan in het Cambrium. Ik hoop dat we in de wereld die komt de gelegenheid krijgen om deze vraag te beantwoorden, en te ontdekken wat de creativiteit van de schepper in die vroegere tijdperken allemaal tot stand heeft gebracht!

Ook in latere tijdperken nam het leven trouwens vrij aparte vormen aan. Zo vindt je hier de beschrijving en illustraties van een vreemd reptiel uit het Trias. Inderdaad: er is meer aan de prehistorie dan alleen dinosaurussen. Deze lijkt wel een beetje op een draak: met het zeil van botuitsteeksels op z'n staart en z'n vreemde korte poten. Mogelijk was het een waterdier. Hoe het dier leefde en wat het at, weten we niet en zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid weten.

Niet dat het leven nu minder bizar is. Zo maakt de Zuid-Amerikaanse 'Club winged manakin' indruk op de vrouwtjes, niet door te fluiten, maar door viool te spelen. Volgens onderzoekers klinkt het geluid dat hij voortbrengt tenminste als een viool. De mannetjes van deze soort gebruiken hun veren als stemvork, door ze te laten trillen met 1500 Hz. Alle veren trillen op deze frequentie, maar omdat deze soort twee holle veren heeft, klinkt het luider. Zelfs vogels vinden vioolmuziek dus romantisch!

Dan nog wat filmnieuws. Ik vond online de trailer voor de nieuwe film van Jean Pierre Jeunet, Micmacs. Jean Pierre Jeunet is bekend van films als Amelie, A very long engagement en City of the lost children. Deze film lijkt ook weer vol bizarre personages, vervreemdende beelden en ingenieuze vondsten, maar net als de andere ook met een groot en warm hart. Ik weet zeker dat ik een van mijn broers wel meekrijg naar deze films. En dat ik er weer genoeg in zal vinden om over na te denken en te schrijven.

donderdag 26 november 2009

Aanwijzingen voor leven op Mars!



Belangrijk nieuws vandaag: nieuwe analyses van de bekende marsmeteoriet hebben sterkere aanwijzingen opgeleverd dat er leven bestaat (of heeft bestaan) op Mars. De steen, gevonden op de zuidpool, bevat resten die heel erg lijken op fossielen van miniatuurbacteriën (nou zijn bacteriën natuurlijk al heel klein, maar deze bolletjes in de steen waren nog veel kleiner). De steen bevatte ook hele kleine magnetietkristallen. Deze kunnen van natuurlijke oorsprong zijn, maar worden op Aarde ook afgezet door zogenoemde 'magnetische bacteriën'. De kristallen die door bacteriën worden gevormd, verschillen echter van natuurlijk voorkomende kristallen, en er zijn tests die het verschil kunnen aantonen. Deze tests zijn uitgevoerd op de meteoriet van Mars, en de kristallen komen overeen met degene die op Aarde door bacteriën worden afgezet. Yes!
Het is natuurlijk geen hard bewijs, maar samen met de sterke aanwijzingen dat Mars in het verleden warmer was en over meren, rivieren en zelfs een oceaan beschikte, de suggestie dat er soms nog steeds vloeibaar water over het Marsoppervlak stroomt, de onverklaarbare periodieke aanwezigheid van methaan in de atmosfeer van Mars, het voorkomen van bacteriën diep in de aardkorst onder met Mars vergelijkbare omstandigheden, en natuurlijk de ontegenzeggelijke coolheid van buitenaards leven, neemt de kans dat er bacteriën bestaan op Mars wel toe. Dat er meercellig leven is, laat staan intelligent leven, dat is helaas niet aan de orde.
Kort geleden werd nog naar buiten gebracht dat de zilte oceaan onder het ijs van de Jupitermaan Europa honderd maal zoveel zuurstof zou bevatten dan eerder werd aangenomen, genoeg om grote, complexe levensvormen te onderhouden! Het zuurstof ontstaat door het effect van straling in de kilometersdikke ijslaag. Het is nog maar een kwestie van tijd voor we onze buren in het heelal ontmoeten!