Ik bladerde zojuist door mijn groene aantekenboekje (ongeveer december 2006 tot januari 2008). Daarin staan de aantekeningen die ik gemaakt heb in Australie, rond en op de conferentie die ik daar bezocht. Ik moet zeggen dat het wel herinneringen bij me boven brengt. Wat ik opschreef was namelijk wel heel persoonlijk. Ik herkende er dingen in waar ik nu nog steeds mee worstel, gevoelens die ook nu nog terugkomen. En tegelijk realiseer ik me dat ik in de tussenliggende twee jaar en drie maanden weer verder gegroeid ben. Ik ben weer iets minder onzeker. Ik ben weer iets minder bang ingesteld. Ik voer dat allemaal terug op wat God in mijn leven gedaan heeft. Hij beloofde op die conferentie dat Hij me zou veranderen, en dat ik op Hem kon vertrouwen, en dat heeft hij gedaan. Tegelijk realiseer ik me dat ik mijn belofte van eergisteren, namelijk dat ik vandaag uit de doeken zou doen wat er op die conferentie gebeurde, waarschijnlijk niet kan nakomen. Sommige dingen die ik in die vier dagen heb meegemaakt zijn namelijk te persoonlijk. Mijn ervaringen waren bedoeld voor mij. Het zou voelen als een soort inbreuk op een overeenkomst om die naar buiten te brengen. Maar ik kan misschien wel iets specifieks noemen, dat mij bemoedigde in het schrijven.
Het gaat om de conferentie. Want wie gaat er nou naar Australië voor een conferentie? Een mannenconferentie van een Amerikaanse schrijver. En vooral als je al een keer voor precies dezelfde conferentie naar de Verenigde Staten bent geweest. En CD's van de conferentie tien keer hebt geluisterd in de tussentijd. En een kleine groep door video's met het materiaal hebt geleid. Tot twee keer toe. Ik dus. En ik heb er geen moment spijt van.
John Eldredge is een Amerikaanse schrijver en spreker, in Nederland vooral bekend van zijn boek voor mannen De ongetemde man. De Amerikaanse boektitel is eigenlijk beter: Wild at Heart. Maar met beide titels wordt wel eens de spot gedreven: het zou zijn bedoeling zijn mannen weer macho te maken, om de oermens in ze naar boven te brengen, om mannen te laten buitensporten, jagen en rotsklimmen, en om de kerk te bekritiseren omdat die verwijfd zou zijn. Hij zou mannen en vrouwen weer terugdringen in clichees. Mensen zouden ook misbruik kunnen maken van zijn boodschap, en hun onbeschofte gedrag naar anderen toe wegwuiven onder het motto: ik moet toch wild zijn? Mensen die dit doen hebben de boodschap van John Eldredge niet begrepen. En ze hebben ook niet zijn andere boeken gelezen, anders zouden ze zijn woorden niet zo uit hun verband rukken. Eldredge wil helemaal niet dat mannen wild gaan doen om maar wild te doen. Hij wil helemaal geen macho's maken. Hij wil niet dat mensen in de kaders van clichees worden gebracht. Het gaat niet om een soort nieuw gedrag dat mannen zich eigen moeten maken. Juist niet, want dat zou weer 'doen alsof' zijn.
Nee, wat Eldredge zegt is in het kort: alleen God kan je vertellen wie je bent. En wat langer: zolang we onze identiteit ontlenen aan iets anders dan God, zullen we ons anders voor doen dan we in werkelijkheid zijn. We kunnen kijken naar onze prestaties, naar wat onze vrouw of vrouwen in het algemeen over ons denken, naar onze hobbies, verslavingen, geld en zelfs naar onze religie, en daar onze waarde aan afmeten. Maar al die dingen kunnen het antwoord niet geven op onze diepste vraag. Dat kan alleen God. Hij is de Vader, dat is, degene die identiteit verleent. Hij vraagt ons om onze valse bronnen van leven, onze afgoden, opzij te leggen en Hem de vraag te stellen: Vader, hoe denkt u over mij? Hoe ziet u mij? Wie ben ik? Wat is mijn naam? En vervolgens om uit die nieuwe identiteit te gaan leven. Zo worden we de mensen zoals God ons gemaakt heeft, zo komen de verlangens die Hij in ons hart heeft gelegd tot uiting. Niet omdat wij ze krampachtig gaan nastreven, maar omdat God ze tot vervulling brengt. (Wie mijn boek leest ziet daarin vast een belangrijk thema terug).
Daarom is op de conferenties van John Eldredge veel tijd vrijgehouden voor reflectie. Niet alleen is er gelegenheid om met anderen te praten (tijdens de goede maaltijden ... mmm), maar ook in de momenten van stilte. Na de meeste lezingen worden de bezoekers namelijk naar buiten gestuurd, meestal voor een half uur tot een uur, onder een 'covenant of silence'. Het is dan namelijk niet de bedoeling om met elkaar te praten, maar met God. Dus zoekt iedereen een eigen plek op: op de slaapkamer, in het auditorium, buiten. En daar gaat men zitten. Vaak krijg je vragen mee van de spreker om over na te denken of aan God te stellen. Ze raden aan schrijfmateriaal mee te nemen, zodat je kunt opschrijven wat er in je gedachten opkomt. De indrukken, de woorden.
Op de conferentie die ik bijwoonde in 2005 waren dit heel bijzondere momenten, die me heel diep raakten. En dit was een van de redenen waarom ik weer naar zo'n conferentie wilde. Nu is God niet van een conferentie afhankelijk om tot je te spreken. Maar soms is het goed een gelegenheid te hebben waar je een weekeinde lang wordt gestimuleerd om daadwerkelijk naar God te luisteren en je voor hem open te stellen. En dat kan verrassende resultaten hebben. Deze keer had ik een 'vaste' plek op een klein plateautje, met het volgende uitzicht:
De Grote Oceaan. Niet mis he? Dat is op zichzelf al inspirerend. Maar belangrijker is wat ik van God hoorde. Een van de belangrijkste vragen waarmee we naar buiten gestuurd werden was: vraag God hoe hij over je denkt. Dat was de vrijdagavond. Toen had ik dus niet dit uitzicht, maar zat ik in het maanlicht. De regels in mijn aantekenboekje staan daarom ver uit elkaar en mijn handschrift is niet echt duidelijk leesbaar. Toen ik op mijn vaste plek ging zitten twijfelde ik eraan of ik op deze vraag iets van God zou horen. Op de vorige conferentie was dit namelijk de krachtigste ervaring. En in mijn naiviteit dacht ik dat God toen alles eigenlijk wel gezegd had. Het meeste waar ik op kon hopen was een bevestiging. Ja, wat ik twee en een half jaar geleden tegen je zei is nog steeds waar. Maar ik vergiste me. Ik ging zitten, met mijn aantekenboekje en potlood in de aanslag, en probeerde naar God te luisteren. Ik ging opschrijven wat er in mijn gedachten opkwam. En al in de vijfde regel kwam de schok: God had wel degelijk iets nieuws te openbaren. Hij dacht nog meer van mij dan ik twee jaar geleden gehoord had. Ik geloof dat God toen tegen me zei dat ik zijn ontdekkingsreiziger ben. Nog specifieker: een conquistador. Een ridder die in opdracht van de koning nieuw land verkent en voor zijn volk toegankelijk maakt. Dat kwam er bij mij diep in. (Als ik nu de aantekeningen van eerder die week, ook van mijn tijd met mijn vrienden David en Roland, doorkijk zie ik dat het thema eerder terugkwam. Cynici zullen kunnen zeggen dat ik er in mijn onbewuste mee bezig was. Dat was misschien ook zo. Ik ervoer het in elk geval op dat moment als het spreken van God. Vooral omdat het met een overtuiging kwam die ik op dit punt niet over mezelf zou hebben gehad.) God riep mij om buiten de gebaande paden te gaan die door kerken of andere christenen zijn voorgeschreven, om zijn genade te verkennen en andere mensen uit te nodigen me in die vrijheid te volgen. Ik hoef waarschijnlijk niet uit te leggen waarom dat bemoedigend was voor het boek dat ik het volgende jaar wilde schrijven.
Wat ik dat weekeinde ook van God hoorde, was dat ik niet zelf mijn roeping hoefde te vervullen. Ik hoefde er niet zelf voor te zorgen dat ik Gods conquistador werd. Ik hoefde niet zelf me aan mensen op te dringen. Ik hoefde niet zelf een bepaalde positie te creeren of te verdedigen. God zou het doen. God zou ervoor zorgen dat zijn gedachten over mij vervuld zouden worden, dat ik mijn ware identiteit zou krijgen. Als ik het uit eigen kracht tot stand zou brengen zou het weer een valse bron van leven voor me zijn geworden, een afgod, en zou ik onvrij zijn geworden. Als ik op God zou vertrouwen om het werkelijkheid te maken, zou ik er niet van afhankelijk zijn, maar zou ik vrij blijven in mijn relatie met God. God zou me kansen gaan geven, en mensen zouden me uitnodigen om in mijn glorie te komen. Voor deze lessen was het de moeite waard om bijna 24 uur in een vliegtuig te zitten. Ik ben blij dat ik gegaan ben. Een ding is zeker: zonder mijn reis naar Australie, en zonder de conferentie die ik bijwoonde en zonder mijn twee vrienden David en Roland, zou mijn boek er niet gekomen zijn.