Het tweede boek van een fantasytrilogie (of het tweede deel van een trilogie in het algemeen) is altijd een uitdaging. Want het verhaal wordt opgezet in het eerste boek. De ontknoping volgt in het derde boek. En het tweede boek dient eigenlijk nergens anders voor dan om de hoofdpersonen op de juiste plek te krijgen voor de ontknoping. Als lezer weet je vaak dat er niet werkelijk iets op het spel staat: wat echt belangrijk is, komt pas in deel drie. In sommige gevallen pakt een tweede deel goed uit: The Empire Strikes Back, en de film The Two Towers zijn voorbeelden.
Stone of Farewell, het tweede deel van de serie Memory, Sorrow and Thorn, van Tad Williams behaalt dat niveau niet. Dat wil niet zeggen dat het een slecht boek is. Verre van. Ik heb het met erg veel plezier gelezen. Dit keer geen traag begin waar je doorheen moet ploeteren. En dit keer ook geen overduidelijk imitatie van Tolkien, maar meer originele verhaallijnen. De hoofdpersonen worden sympathiek neergezet en hun worstelingen zijn in emotioneel opzicht herkenbaar. Je gaat ernaar uitkijken ze te volgen in elke nieuwe paragraaf. Ze worden 'levend' en als dat gebeurt heeft de schrijver het mijns inziens goed gedaan. Er zijn beschrijvingen van nieuwe omgevingen die je een gevoel geven van overweldigende schoonheid, en van gruwelen die je doen huiveren (letterlijk bijna, want het kwaad verspreidt zich hier door een kille storm). Tegelijk krijg je in dit boek meer zicht op de motivaties van de 'tegenstanders'. Ze willen meer dan alleen maar alles in hun macht krijgen. Ze hebben redenen voor wat ze doen. En elke tegenstander heeft een andere reden, soms heel invoelbaar.
Maar ondanks al deze positieve punten bleef ik in dit boek het gevoel houden dat het alleen maar opbouwde naar het echte werk, deel drie. Ik bleef het idee houden dat het er alleen toe diende de personen daar te krijgen waar het echte verhaal kon beginnen. Vanuit de eerste keer dat ik de boeken las had ik ook erg weinig onthouden van dit deel, meer van deel een en van deel drie. Ik weet niet of elke lezer dat zal hebben, maar bij mij speelde het mee.
Aan het eind van The Dragonbone Chair werd Naglimund, het kasteel van prins Josua, ingenomen door het leger van zijn broer, de koning Elias. De prins kon, samen met een klein groepje getrouwen, op het laatste moment ontsnappen naar het grote bos Aldheorte. Maar hun vlucht is ontdekt. De boosaardige Norns uit het noorden jagen hen op. Ze worden gered door de mysterieuze vrouw Geloe, die hen adviseert te reizen naar de Afscheidssteen aan de andere kant van het woud. Josua, die weinig hoop meer heeft, besluit haar advies te volgen.
Ondertussen waren Simon, de trol Binabik en de soldaten Haestan en Sludig naar het noorden gereisd op zoek naar het legendarische zwaard Thorn. Dat zou namelijk wel eens de enige verdediging kunnen zijn tegen de macht achter koning Elias, de mysterieuze stormkoning. Ze vonden het zwaard, dat werd bewaakt door een draak. Simon, met meer geluk dan wijsheid, wist het beest te doden, maar hield er wel een litteken aan over. Hij komt bij in de bergstad van de trollen, waar zijn vriend Binabik gevangen blijkt te zitten omdat hij zijn plicht als nieuwe wijze man niet is nagekomen. Het lukt Simon de trollen te overtuigen dat Binabik een belangrijke rol speelt en de groep kan op weg naar de Afscheidssteen. Maar uit het noorden achtervolgt hen een magische storm, die het land midden in de zomer met sneeuw bedekt. En de mensen die ze onderweg tegenkomen zijn ook niet altijd even vriendelijk.
Prinses Miriamele, de dochter van koning Elias, had Naglimund stiekem verlaten om hulp te vragen van haar familie uit het zuidelijke Nabban (niet wetende dat die familie Josua al ter hulp was gekomen, maar verraden was). Ze wordt begeleid door de monnik Cadrach, die nogal eens naar de fles grijpt en minder betrouwbaar blijkt te zijn dan Miriamele dacht. Hun omzwervingen brengen hen in het centrum van de Aedonitische kerk, waar de Lector zich opmaakt om de koning en priester Pryrates te verketteren ...
Dan is er nog de prinses Maegwin van de keltische Hernystiri. Hun volk is door de vikingachtige Rimmersmen onder de voet gelopen en nog een klein overblijfsel leeft teruggetrokken in de grotten. Op basis van een droom dringt Maegwin steeds verder in de diepten door, op zoek naar de legendarische Sithi. Zij hoopt van hen hulp te ontvangen. Maar wat ze vindt is niet een stad van de Sithi, maar iets heel anders.
In de Hayholt, het paleis van Elias, worstelt Guthwulf met zijn loyaliteit aan de koning, tot hij op het punt staat zich aan te sluiten bij Josua. En Rachel, hoofd van de kamermeisjes, zint op wraak nadat ze heeft gehoord dat Pryrates Simon en dokter Morgenes heeft vermoord ...
Veel verhaallijnen, toch wel verrassende ontwikkelingen, sympathieke personen. Dit ontwikkelt zich in dit deel (maar vooral in de volgende twee boeken) tot een fantasyserie die bij de klassiekers mag horen. Maar een plek bij de klassiekers is alleen weggelegd voor boeken die je laten nadenken, die iets meer te zeggen hebben dan 'het goede overwint' of 'als je maar gelooft in jezelf kun je meer dan je denkt'. Daarom dat boeken van David Eddings, Raymond Feist, Robert Jordan en Terry Brooks wat mij betreft niet in dat lijstje staan. Maar dit boek zeker wel.
Een van de interessante thema's is dat van vrijheid en lotsbepaling. Nou komt dat vaker voor in fantasyboeken, maar hier vond ik het goed uitgewerkt. Laat ik kijken of ik onder woorden kan brengen wat ik bedoel. Er is in dit boek geen profetie die de overwinning belooft, die zegt dat er een held zal opstaan of iets dergelijks. Alleen suggesties van een gedicht geschreven door een gek. Niet erg betrouwbaar. Het is echter het enige dat de goede hebben om hoop uit te putten. Tegelijk lijkt de macht van de stormkoning te spotten met Aedon, de god waarin de mensen hier geloven. De 'vuurdansers' in Nabban lachen de kerk uit en stellen dat de komst van de stormkoning onvermijdelijk is. Deze macht zal met alle zwakke mensen afrekenen en niks overlaten van degenen die tegen hem gesteld zijn. De Lector van de kerk neemt duidelijk stelling tegen het kwaad, maar als hem iets heel ergs overkomt, waarom grijpt god niet in? Waarom laat hij toe dat een belangrijk instituut vernietigd wordt? Maar als er geen god is, waarom hebben duidelijk goede personages als de Lector en Dinivan (lid van de orde van de boekrol) dan wel vertrouwen in hem? Verder in het Noorden worstelt Simon ook met deze vraag. Er zijn vrienden van hem gestorven. De macht van de stormkoning lijkt niet te stuiten. En hij is steeds maar op de vlucht. Als god zo goed en groot is, dan zou hij dat toch niet toelaten? Simons keuzen worden hem steeds weer ontnomen, zijn leven wordt steeds voor hem bepaald, en dat verwijt hij god. Hij is in verzet. Dit had hem niet mogen overkomen, vindt hij. Hetzelfde geldt voor Josua, die ook steeds op de vlucht is, die wordt opgejaagd, en wiens keuzes voor hem bepaald worden. En Miriamele, in de macht van Cadrach, die misschien minder goede bedoelingen heeft. Wordt zij gebruikt voor een doel? Moeten Simon, Josua en Miriamele er achter komen dat de stormkoning achter de gordijnen alles onder controle had en hen manipuleerde om zijn eigen slechte plannen te verwezenlijken? Zouden ze dan niet net zo 'bezeten' zijn als de suicidale 'vuurdansers' of de nieuwe lakei van de koning, Hengfisk?
Interessant genoeg is de suggestie dat het diepste conflict niet is tussen goed en kwaad, maar tussen zijn en niet-zijn. Dat heeft te maken met vrijheid. Met je eigen keuzes kunnen maken. Je eigen leven richting kunnen geven. Zo lang je geen beslissingen kunt maken die jouw werkelijkheid veranderen, ben je niet vrij, ben je geen eigen persoon, ben je in feite dood. (Voor meer uitleg daarover: zie mijn boek. Hee, het blijft mijn eigen blog! Ik mag wel wat reclame maken.) Dat is waar Simon, Josua en Miriamele (en anderen) onder gebukt gaan. Ze zijn slaaf van de omstandigheden, hun keuzes worden voor hen bepaald (voor Simon eenmaal letterlijk, als hij onder controle komt van een manipulatieve dame onderweg), en daardoor zijn ze in de macht van het niet-zijn. En het niet-zijn is nog angstaanjagender dan de dood, vooral als je bewust bent van het feit dat je niet kunt kiezen. Dat je niet bent. Het is wat de duivel wil. Macht uitoefenen over anderen, hun keuzevrijheid beperken, zodat ze niet zijn. Zodat ze minder worden dan zichzelf. Dat laat dit boek zien. Het verlangen naar macht van bijvoorbeeld Pryrates, leidt ertoe dat hij anderen alleen gaat zien als instrumenten om die macht te bereiken, en hen ook zo gaat behandelen. Niet als personen.
Daar tegenover staat iemand als Josua, die weigert mensen te dwingen hem te volgen. Die niet gebruik wil maken van zijn naam en positie om gunsten van mensen te verkrijgen. Die de route neemt van de minste. Heel mooi. Het is ook de manier van God (en de reden dat Simon zo boos op God wordt). Hij overheerst ons niet. Hij bepaalt onze keuzes niet. Hij manipuleert ons niet. Hij wil dat we zijn, niet dat we niet zijn. Hij wil dat we leven. En dat betekent dat hij ons vrij laat. Uiteindelijk loopt het hem niet uit de hand. Ik denk niet dat Tad Williams christen is, maar ook in deze serie loopt het natuurlijk uiteindelijk uit op een overwinning van het goede. Die zal niet aan God worden toegeschreven. Het zal iets zijn dat de mensen, trollen en Sithi hebben bereikt. Maar is dat niet juist de manier waarop God werkt? Dat hij door de vrije keuzes van mensen heen zijn koninkrijk laat ontstaan? Dat het juist in die kleine kansen, die risico's, die momenten van vrijheid is dat zijn wil gebeurt? Ik geloof van wel. En dit boek herinnerde mij daaraan.
Wat mij ook raakte was de persoon van Josua. Omdat ik zelf aan het nadenken was over negatief zelfbeeld en dergelijke, was ik getroffen door de tekenen daarvan in Josua. Hij geeft zichzelf de schuld van de val van Naglimund (en het conflict met zijn broer), en ziet zichzelf niet als iemand die de loyaliteit van anderen waard is. Hij wil niet zijn vrienden in het onheil storten doordat ze hem volgen, want hij gelooft niet dat hij in staat is de overwinning te halen. In het boek wordt hij hierop aangesproken door zijn ridder Deornoth: "You are a better enemy to yourself than Elias can ever be! Your blame, your guilt, your failed duty! If Usires Aedon were to return to Nabban today and again be hung on the Tree in the temple garden, you would find a way to blame it on yourself! No matter who is speaking the evil, I will listen to a fine man slandered NO LONGER!" Dat raakte me, in combinatie met een aanvaring op mijn werk eerder deze week. Bij een negatief zelfbeeld spreek je kwaad over jezelf. En daardoor verminder je jezelf, maak je jezelf minder dan je bent. En zo raak je ook keuzevrijheid kwijt (uit eigen keuze) en wordt je een speelbal van je schuldgevoelens, van degenen die je denkt te hebben mishaagd, van je eigen te hoge maatstaven. Ik wil ook niet langer kwaad spreken van mezelf, maar met mijn zwakheden gewoon mezelf zijn.
Een boek dat dit bij mij losmaakt, hoort thuis bij de klassiekers.