Als schrijvers aan een boek beginnen, weten ze vaak nog niet hoe het gaat aflopen. Oh, ze hebben misschien wel een idee wat de precieze 'twist' in de ontknoping wordt, wie de moord gepleegd heeft, of hoe het goede het kwade overwint, maar de weg daar naartoe is lang niet zeker. Soms gaat het verhaal gewoon met ze aan de loop, gaan de karakters hun eigen leven leiden en blijken er omwegen en zijsporen te zijn die minstens net zo belangrijk zijn voor het geheel als de hoofdweg om te beginnen leek. Het verhaal is in de verbeelding van de schrijver een levend iets, een idee dat zich blijft ontwikkelen, dat blijft groeien, als een zaadje in de Aarde of een kind in de baarmoeder. Er ontstaan steeds nieuwe mogelijkheden die de fantasie van de auteur steevast natrekt tot hun onvermijdelijke einde en steeds nieuwe karakters of karaktereigenschappen die de bedenker minstens evenzeer verrassen als de lezer later. Het schrijven van een roman is iets organisch.
Dat gold zeker voor de serie Memory, Sorrow and Thorn van Tad Williams. Toen hij bij het derde deel was aangekomen was het verhaal zo omvangrijk geworden dat het niet meer in een enkel boek paste. Want wat moesten Rachel the Dragon en de blinde Guthwulf niet allemaal doorstaan in het kasteel de Hayholt? Hoe moesten Miriamele en de monnik Cadrach zich redden op het schip van Baron Aspites? Hoe zou de verloren gewaande ridder Camaris zijn geheugen terugkrijgen? Hoe zou de op de vlucht gejaagde prins Josua in opstand kunnen komen tegen zijn broer? Wat zou de reactie zijn van de elfachtige Sithi op de dood van hun oudste vertegenwoordiger? Kan Maegwin, de leidster van het volk de Hernystiri, haar teleurstelling te boven komen, of zoekt ze haar heil bij de goden? Wat is precies het geheim van de drie zwaarden, en hoe zouden die mysterieuze wapens de plannen van de Stormkoning kunnen dwarsbomen? Wat is precies die valse boodschapper waar de overleden Morgenes in Simons dromen voor waarschuwt? En wat is de boosaardige priester Pryrates eigenlijk van plan met de hoge koning Elias? Teveel vragen om in zeshonderd pagina's te beantwoorden, zelfs voor Tad Williams, dus werd het derde boek van zijn trilogie maar liefst iets van dertienhonderd, veertienhonderd pagina's. Dat vond zijn uitgever wat te lang, en het manuscript werd gepubliceerd in twee delen.
Het eerste deel van To Green Angel Tower heet Siege. Belegering. Want hoewel het gevolg van prins Josua niet meer is dan een groep op de vlucht geslagen ambachtslieden, een verdwaalde ridder en een paar nomadengezinnen, en dus geen gevaar voor de plannen van Pryrates en de Stormkoning, is het voor Elias persoonlijk. Hij rust niet voor zijn broer van de aardbodem verdwenen is. Dus stuurt hij zijn ambitieuze leenheer Fengbald eropuit met de elitesoldaten van de Erkynguard om het groepje verschoppelingen voor eens en altijd uit de weg te ruimen. Het leger trekt naar het oosten en volgt het spoor van de vluchtelingen naar Sesuadra, de steen van het afscheid, de mysterieuze toren waar de prins zonder hand na de val van zijn kasteel naar toe is gevlucht. De berg is omgeven door water, maar terwijl de belegeraars dichterbij komen bevriest het meer. Er wordt in allerijl een verdediging georganiseerd. Gelukkig heeft Josua hulp gekregen van een groep trollen uit het Noorden, en is ook Simon teruggekeerd uit zijn onvrijwillige verblijf bij de Sithi. Omdat hij heeft geholpen bij het terugvinden van het zwaard Thorn, wordt Simon tot ridder geslagen. Hij wordt prompt in het gevaar gedompeld als de belegering een aanvang neemt. Alle pogingen van het laatste verzet tegen Elias lijken echter gedoemd te zijn te mislukken door de aanwezigheid van een verrader, die Fengbald precies de zwakke plek in de verdediging aanwijst ...
Ondertussen bevinden prinses Miriamele en de monnik Cadrach zich aan boord van het schip van de ijdele, maar keiharde graaf Aspites. Hij wil politieke winst slaan uit een huwelijk met de dochter van koning Elias, en houdt haar dus onder toezicht, na haar eerst van haar eer te hebben beroofd. De mysterieuze Niskie, die het schip veilig door woeste wateren zingt, roept de Silkies op (roofzuchtige waterwezens) zodat Miriamele en Cadrach kunnen ontsnappen. Ze komen terecht in een met kanalen doorsneden havenstad, Kwanitupul, en vinden de herberg waar hertog Isgrimnur en moerasman Tiamak wachten, in het gezelschap van iemand die de legendarische ridder Camaris zou zijn. Aspites geeft de achtervolging echter niet zo snel op en het gezelschap wordt gedwongen de moerassen van de Wran in te vluchten. Daar wachten echter heel andere gevaren, zoals de insectachtige Ghants, die opeens opvallend veel intelligentie vertonen ...
Tegelijkertijd heeft Rachel, het hoofd van de schoonmakers van het kasteel de Hayholt, na haar mislukte aanslag op Pryrates een veilige schuilplaats gevonden en een voorraad aangelegd waarmee ze de winter moet kunnen overleven. Door de gangen van het kasteel waart echter nog een andere spookverschijning, de blinde Guthwulf, en ze krijgt medelijden. In de grotten van Hernystir staat Maegwin voor een moeilijke keuze. Haar dromen leken haar eerst naar beneden te voeren, maar daar vond ze geen hulp van de Sithi, alleen hun betreurenswaardige vroegere dienstknechten, de Dwarrows. Nu wil ze advies gaan vragen van de goden. Wat ze hoort zal haar leiden tot een gevaarlijke beslissing. En in het verborgen land van de Sithi heeft Jiriki zijn stamgenoten overgehaald. Na het onrecht dat hen is aangedaan door de Norns komt eindelijk het moment dat de kinderen van de tuin in het Oosten ten strijde zullen trekken. Maar eerst hebben ze een schuld af te lossen aan vroegere bondgenoten ...
In dit boek wordt pas echt duidelijk dat deze serie behoort tot de vroege toppers in het genre. Het blijft duidelijk een fantasyboek in de traditie van Tolkien (en Stephen Donaldson en de wat mindere Terry Brooks, Raymond Feist en Robert Jordan), dat wil zeggen: gesitueerd in een soort alternatieve middeleeuwen, waar magie de plek inneemt van technologie en waar een boze macht uit een ver verleden terug dreigt te komen. Oh, en met een mysterieus artefact waar de mogelijke overwinning van het goede van af lijkt te hangen. Weinige subversieve verhalen dus. Maar onder zijn broers uit het genre is Memory, Sorrow and Thorn een kwalitatief hoogstaande uitschieter. In dit boek begint de worldbuilding van Williams (de manier waarop hij zijn fictieve wereld voorziet van een landschap, een geschiedenis, volken, talen en gebruiken) vruchten af te werpen: het begint een echte plek te worden. Zijn levendige, rijke beschrijvingen zijn niet langer storend, maar beginnen werkelijke beelden op te roepen in je verbeelding. En zijn karakters beginnen te leven. Het zijn niet de standaard helden, die niets fout kunnen doen en die zich nooit vergissen. Het zijn niet vlekkeloze voorbeelden van integriteit en karakter. Het zijn mensen van vlees en bloed, die twijfelen aan zichzelf en hun eigen vaardigheden en die soms keuzes maken die op zijn zachtst als 'dom' zijn te identificeren. De timide Tiamak voelt zich een buitenstaander in het gezelschap van de mensen uit de meer ontwikkelde delen van de wereld, maar wordt vervolgens gedwongen hen rond te leiden door zijn eigen thuisland. De ridder Camaris lijkt tevreden te zijn in zijn zwakzinnigheid: is het wel ethisch hem zijn herinneringen terug te geven? Wat als hij zelf koos voor de vergetelheid? Josua blijft worstelen met de verantwoordelijkheden van de macht: hoe kan hij de mensen die naar hem opzien voor bescherming in een oorlog storten met zijn eigen broer? Miriamele laat iets toe in haar leven waar ze zich later voor schaamt, maar zal ze zichzelf ervan blijven beschuldigen of kan ze het accepteren dat anderen toch van haar houden? En koning Elias, die het hele land in het ongeluk stort, begon als liefhebbende echtgenoot en goede vader. Wat was het dat hem van het ene op het andere moment zo'n ander mens maakte?
In een recensie op het internet (waar anders?) klaagde iemand over het feit dat Simon zo weinig leek te veranderen. 'Nu zijn we al bijna drie boeken verder' was zijn verwijt, 'en nog steeds gedraagt hij zich klunzig als de keukenhulp die hij was, nog steeds maakt hij soms onhandige opmerkingen en nog steeds voelt hij zich snel gepikeerd. Weet hij nou nog niet beter?' Maar dat is juist het punt van dit verhaal: Simon is niet magisch veranderd in een heldhaftige zwaardvechter. Hij is nog steeds zichzelf, nog steeds de onhandige leerling van dokter Morgenes. Er is nog geen jaar verstreken sinds hij uit het kasteel van de koning wegvluchtte en ondertussen heeft hij voor een draak gestaan, heeft hij vrienden gemaakt met trollen, elfen en prinsen, en heeft hij dingen gezien die geen sterveling ooit heeft waargenomen. Maar hij blijft Simon. Het lijkt alsof er niets is veranderd. Anderen denken dat hij een ridder is, een held die zich mag voegen bij de prins en zijn gezelschap, maar hij voelt dat zelf niet als iets dat hij verdiend heeft. Vooral als het gaat om de prinses op wie hij nog steeds verliefd is. Hij ziet er van buiten misschien uit als een man, omdat hij een baard heeft, en hij heeft training gehad in het gebruik van zijn zwaard, maar van binnen is hij nog steeds een jongetje. Die ervaring heb ik zelf ook. Je kunt van alles meemaken. Van baan veranderen. Reizen maken naar verre landen. Nieuwe vriendschappen sluiten en oude verliezen. Boeken lezen en schrijven. Er kunnen jaren voorbijgaan. En soms denk je: er is niks veranderd. Ik werd laatst geconfronteerd met een stuk negatief zelfbeeld, en ik dacht: ik ben nog dezelfde als vijf jaar terug. Toch is het niet zo simpel. We zijn wel degelijk veranderd. Ik blijf nu bijvoorbeeld minder in het negatieve zelfbeeld hangen dan vijf jaar geleden. Ik kom er eerder uit. Zo'n verandering is significant. Maar het is pas later, achteraf, zichtbaar en niet altijd 'van binnenuit'. Zo is het ook met Simon. Langzaam maar zeker groeit hij uit tot de ridder die hij voor anderen eigenlijk altijd al was.
Het meest interessante karakter vind ik de gevallen monnik Cadrach. Dit is volgens mij het karakter dat dit boek verheft boven de rest van het genre. Eerst lijkt hij een schaamteloze dief, die bereid is anderen op te offeren om zelf te kunnen drinken. Dan lijkt hij een verrader in dienst van Pryrates en de zijnen. Vervolgens blijkt hij een verleden gehad te hebben bij het Gilde van de Boekrol. Langzaam maar zeker wordt zijn gebroken karakter duidelijk. Hij heeft keuzes gemaakt waardoor hij zichzelf nu haat. Hij is wantrouwend geworden naar anderen toe. Hij kan niet meer van zichzelf houden en gelooft dus ook niet dat anderen van hem kunnen houden. Als zij wisten wat hij wist ... Hij is een schoolvoorbeeld van iemand met een negatief zelfbeeld. Zal hij er voor kiezen om op te houden met vluchten? Zal hij ervoor kiezen de waarheid onder ogen te zien en open kaart te spelen? Zal hij de moed vinden om van zichzelf te gaan houden? Kan dat, als je gedaan hebt wat hij heeft gedaan? Is er vergeving mogelijk?
Het antwoord op deze vragen bevindt zich niet in dit deel, maar in het volgende. Ik hoop snel een bespreking van To Green Angel Tower Storm te kunnen schrijven ...