zondag 28 november 2010

Steampunkbatman, film-lijstjes, vliegende pijlinktvissen, spiritualiteit en dankbaarheid

Een wel erg geeky combinatie: Steampunk-batmanfilmposters.

Ik weet niet waarom ik ze nu pas heb ontdekt, de parodie-muziekvideo's van 'Weird Al Yankovic' - hier 'The Saga Begins' (voor de Star Wars-liefhebbers) en 'Jurassic Park'.

Een aardig overzicht van Empire met de 30 stripseries die je gelezen moet hebben. Helaas staat All Star Superman er niet bij. En lees ook deze lijst met animatiefilms voor volwassenen. Ga ik er ook nog een paar van kijken (Les Triplettes de Belleville, bijvoorbeeld). En als we toch bezig zijn met lijstjes: hier zijn de tien 'plotholes' uit films die je waarschijnlijk nog niet waren opgevallen

Een indrukwekkend staaltje goochelen. Het laat zien dat onze hersenen ons wel erg snel voor de gek houden.

Er bestaan niet alleen vliegende vissen, maar ook vliegende pijlinktvissen. Met straalaandrijving!

Een goede videoboodschap van de Naked Pastor over twee vormen van spiritualiteit. Maar anderhalve minuut, dus makkelijk even te kijken.

Michael 'Internetmonk' Spencer herinnert ons eraan dat we allemaal een verhaal hebben. "Some of us have very painful, lonely stories that have caused us to want to find love from other people, and some of those relationships were stupid and wrong. Some of us don’t do what is right very often, because we’ve grown up around people who never taught us right and wrong. Some of us have cruel and mean aspects of our personalities, because of what we’ve experienced that make us suspicious and distrustful of others." Maar God kent al onze verhalen en beziet die met liefde. "I can’t understand a lot of my own story. Some of it makes me angry, and parts make me sad. I have to trust God to know all of it, and to one day put it all together in a resurrected life of perfect happiness. He can hold my story and my journey as a perfect thing in his fatherly hands, because he sees it all in his own purpose, and in the story of Jesus."

Experimental Theology beschrijft wetenschappelijk onderzoek over dankbaarheid: daar worden we echt gelukkiger van! "Gratitude is the exact opposite of habituation. Where habituation causes us to look over or past the blessings we have in life, gratitude re-presents these things and relationships as gifts, keeping them ever new in our hearts and affections. You don't habituate to things you are grateful for. Things don't get old when you count you blessings. So while habituation turns gifts into junk gratitude reverses the process. It turns junk back into gift."

The Thinklings worstelen met de moeilijke tekst Galaten 3:19v: "De wet is later ingevoerd om ons bewust te maken van de zonde, in de tijd dat de nakomeling aan wie de belofte was gedaan nog komen moest. Ze werd door engelen aan een bemiddelaar gegeven. Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God handelt alleen." Ze komen tot de conclusie: "Why is the gospel better than the Law? Why is Jesus more glorious than any other intermediary? Because it is God himself doing the job himself for the people himself all by himself ... He does his job, and ours." Amen.

Niet langer een doetje

Gisteren heb ik geoefend in onaardig zijn. Ja, je leest het goed. Ik ben bot geweest en daar voel ik me trots op. Ik heb iemand afgesnauwd en heb besloten me daar niet schuldig over te voelen. Voor mij is onaardig zijn namelijk heel moeilijk. Ik probeer het altijd iedereen naar de zin te maken, zeg bijna nooit ‘nee’ en laat dus mensen zomaar over me heen lopen. Ik voel me schuldig als ik iemand iets weiger, als ik aan iemand voorbijloop, of als ik iemand boos of chagrijnig maak. En ik denk niet dat dit goede eigenschappen zijn.

Laat ik er maar een voorbeeld van geven (hoewel ik me er een beetje voor schaam) - ik ben een makkelijk doelwit voor oplichters. Een tijd geleden kwam er ‘s avonds laat iemand op me af die vroeg of hij me wat mocht vragen. Natuurlijk zei ik ja. En hij hield een verhaal op over hoe zijn vriendin hem het huis had uitgezet, en hoe hij nergens had om te slapen, en behoefte had aan geld. En hij zou het me terugbetalen. Hij hield een heel verhaal, insinueerde manipulatief dat ik een slecht mens was als ik hem niet op zijn woord zou geloven, en beloofde ook nog eens dat hij me het geld zou teruggeven. En ik was zo stom om er in te trappen en hem meer dan 50 euro te ‘lenen’. Natuurlijk heb ik er nooit iets van teruggezien.
Een andere oplichter kwam met een verhaal hoe hij met zijn auto zonder benzine stond, en terug moest naar Hoek van Holland, en of ik hem geld kon lenen. Als ik hem mijn rekeningnummer gaf zou hij het terugstorten. Als ik hem niet geloofde kon ik meelopen naar de auto, en hij kon me zijn paspoort laten zien. Hij had maar een tientje nodig. En ik trapte er -goedgelovig als ik van nature ben- nog in ook. Dezelfde kerel heb ik sindsdien nog een paar keer gezien. Hij kwam met hetzelfde verhaal, maar gelukkig heb ik ondertussen wel wat geleerd. Zoals de ezel in het spreekwoord probeer ik me zo weinig mogelijk twee maal aan dezelfde steen te stoten.
Gisteren was het weer eens zover. Ik was op weg naar het station en ik hoor iemand roepen: ‘Meneer, meneer’. Uiteindelijk keek ik om. Het was de man van de auto zonder benzine (of hij leek als twee druppels water op hem). ‘Mag ik u wat vragen?’, begon hij. En ik zei behoorlijk hard: ‘Nee’, en liep door. Vervolgens begon hij te schelden: ‘Ik wilde alleen een straatnaam weten.’ Maar even later zag ik hem op het station in de trein naar Rotterdam stappen. Ikzelf voelde me wel een paar minuten schuldig: wat als het niet dezelfde man was, wat als hij inderdaad alleen de weg wilde weten? Maar ik besloot dat ik mijn geweten in dit geval moest negeren. Het is niet nodig dat mensen mij altijd aardig vinden, het is niet een ramp als iemand een keer op mij scheldt, en hoe dan ook is het mijn goed recht om ‘nee’ te antwoorden op een vraag. Uiteindelijk voelde ik me trots op mezelf: ik was een keer onaardig tegen iemand geweest! Eindelijk! Ik hoop nog vaker onaardig te kunnen zijn tegen sommige mensen.

Ik heb tijdens mijn opvoeding ergens het idee meegekregen dat ik altijd aardig moest zijn. Dat ik mensen tevreden moest stellen en dat het onwenselijk was dat anderen boos op mij zouden worden. Zo’n opvoeding wordt nog eens versterkt door een moralistisch religieuze opvoeding. In de kerk wordt geleerd dat je van andere mensen moet houden. Daar is natuurlijk niets mis mee: elkaar liefhebben is inderdaad waar mensen voor zijn geschapen. Maar het gaat erom hoe we dat ‘liefhebben’ definiëren. Liefde wordt in de kerk vaak teruggebracht door een set van regels: dit gedrag is liefhebbend, dit andere gedrag is niet liefhebbend. Zolang je het ene gedrag vertoont zit je goed. Het doet er dan niet toe uit welke motieven je dat bepaalde gedrag uitoefent. Het kan zijn dat je het doet om je maar aan de regels te houden, omdat het een plicht is, of omdat je bang bent voor straf, of om bij anderen in een goed blaadje te staan. Daar kijkt echter niemand naar: of je ‘goed’ of ‘slecht’ bent wordt afgemeten aan je gedragingen. Cijfer je jezelf weg? Geef je van je geld en tijd aan behoeftigen? Kom je anderen te hulp zonder iets terug te verwachten? Vergeef je zelfs je vijanden? Je kunt er een scorelijstje voor bijhouden. Ook de leerregels uit de Bergrede worden tot zo’n lijstje teruggebracht: keer je mensen de andere wang toe als ze je slaan? Geef je ook je hemd als iemand je om je jas vraagt? Ben je wel bescheiden over het goede dat je doet? Zweer en vloek je niet? Ben je bereid je oog uit te rukken als die je in verleiding brengt? En dat terwijl het nu juist Jezus’ punt was met de Bergrede dat het voor God niet ging om het gedrag aan de buitenkant, maar om de motivatie: de reden waarom je dingen doet. Zijn toehoorders zagen moraliteit als een lijstje met gedragingen om aan te voldoen, maar Jezus wilde aantonen dat ze aan de buitenkant aan alle eisen konden voldoen, maar van binnen, in het hart, vervuld konden zijn van haat, zelfzucht en begeerte. Gedrag was volgens hem geen goede maatstaf om iemands moraliteit aan af te meten, het ging om de overtuigingen waar het gedrag uit voortkwam. Helaas vielen Jezus’ volgelingen in dezelfde fout als de moralistische farizeeërs uit Jezus’ tijd en maakten ze eenvoudig een nieuwe lijst met gedragingen om het gedrag aan af te meten.

Het probleem is natuurlijk dat je het juiste gedrag kunt tonen uit volledig zelfzuchtige motieven. John Eldredge, een van mijn favoriete auteurs, schrijft in Wild at Heart hoe sommige ouders, net als sommige kerken, hun kinderen voorhouden dat ze in conflictsituaties hun tegenstander de ‘andere wang moeten toekeren’. Ze zouden zich niet moeten verweren als ze geslagen worden, en eigenlijk pestkoppen en vechtersbazen hun gang laten gaan. Ze zouden niet agressief mogen zijn, en het onrecht maar moeten laten plaatsvinden. Ze moeten vooral aardig zijn. Maar Eldredge zegt, mijns inziens terecht: “Dat is slechts zwakheid. Je kunt geen wang toekeren die je niet hebt.” De andere wang toekeren is geen daad van liefde als je het doet omdat je bang bent voor de ander, omdat je te zwak bent om terug te slaan of omdat je jezelf ziet als iemand die het verdiend heeft geslagen te worden. Zoiets zou pas een daad van naastenliefde zijn als je heel goed weet van jezelf dat je sterk bent, dat je iemand van je af kunt slaan, maar er toch voor kiest het niet te doen. Als je weerloos bent uit een positie van kracht, niet van zwakheid.
In de kerk worden we vaak opgeroepen te ‘zijn zoals Jezus’. Hij schold niet terug toen men hem uitschold, hij liet zich gevangen nemen en naar het kruis brengen. Zo zouden wij ook moeten zijn. Maar Jezus deed die dingen niet omdat hij niet durfde schelden, of omdat hij nu eenmaal zo zwak was dat hij zich niet kon verdedigen. Hij zegt zelf in de bijbel dat hij zijn vader kon vragen om tienduizend engelen, en dat hij die ter beschikking zou krijgen. Hij wist dat hij zelf zo sterk was dat hij maar een woord hoefde spreken en mensen zouden achterover worden geslagen. Nee, dat hij zich liet gevangennemen was een bewuste keuze. Hij was ervan overtuigd dat God dit van hem vroeg (daar ging zijn worsteling in de Hof van Getsemane over) en daarom was hij bereid zijn eigen recht te laten varen. Het was een bewuste keuze en dus een daad van liefde. Het is als met de leeuw Aslan in de Narniaverhalen van C.S. Lewis. Hij is ‘geen tamme leeuw’. Hij is ‘wel goed, maar niet veilig’. Hij heeft wel degelijk scherpe nagels, en kan angstaanjagend hard brullen, maar uit liefde houdt hij zich in.
Subassertiviteit en angst kunnen leiden tot hetzelfde gedrag, maar zijn niet hetzelfde. Deze motieven zijn eigenlijk zelfzuchtig. En in sommige (veel) situaties kan het juist liefdevol zijn om wel scherpe grenzen te stellen, om anderen te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, om duidelijk te maken dat sommige woorden of daden ongewenst zijn. Het kan een daad van liefde zijn om op te komen voor jezelf. In de bijbel laat Paulus zich daarom niet zomaar afranselen door de Romeinen (dezelfde die Jezus afranselden) als hij door hen gevangen is genomen. Nee, hij vertelt ze dat hij Romeins burger is, en dus niet gemarteld mag worden en recht heeft op een rechtvaardige behandeling. En die krijgt hij. Paulus is in dit geval assertief, en daar is niets mis mee. Ergens anders confronteert hij de apostel Petrus ermee dat hij met wettische predikers meedoet en zich afscheidt van de gelovigen uit de volken. Paulus gaat conflict niet uit de weg, en in dit geval is het voor Petrus goed om een spiegel voorgehouden te krijgen. Zijn gedrag zou hem anders verder van het vrije leven van het evangelie vandaan voeren. Paulus’ assertiviteit was een daad van liefde. Hierover schrijven Dan Allender en Tremper in hun boek Liefde die Moed Vraagt. Volgens hen laat echte liefde niet over zich heenlopen, en praat echte liefde de fouten van de ander niet goed. Echte liefde is ook niet mede-afhankelijk (door de ander in staat te stellen zijn schadelijke gedrag voort te zetten). Nee, echte liefde dwingt volgens hen ‘de geliefde … iets te doen aan de innerlijke ziekte die de vreugde wegneemt, zowel bij hemzelf als bij anderen.’

Dat betekent voor iemand die weinig zelfvertrouwen heeft meegekregen, die niet heeft geleerd dat hij voor zichzelf mag opkomen, die over zich laat heenlopen, dat die mag gaan oefenen in ‘nee’ zeggen, in het stellen van grenzen en in het onaardig zijn waar dat nodig is. Daarover gaat het boek No More Mr. Nice Guy, dat ik hier thuis heb liggen. Het gaat over mannen, die hebben geleerd altijd maar ‘ja’ te zeggen, hun moeder een plezier te doen en zich ondergeschikt te achten aan anderen. De boodschap van dit boek is dat je als man voor jezelf en je eigen wensen en belangen moet opkomen. Je hoeft niet per se alle andere mensen te vriend te houden, en het is geen ramp als iemand boos op je wordt. En als je opkomt voor jezelf en je eigen wensen en belangen, zullen andere mensen meer respect voor je hebben.
Ik had het hier ooit over met iemand en die liet vallen dat hoeveel ik ook met dat boek bezig was, ik altijd wel een ‘nice guy’ zou blijven. Ik hoop echter heel erg van niet! En volgens mij bedoelde ze ook niet dat ik altijd een doetje zal blijven, of altijd iedereen over me heen zal laten lopen. Ze bedoelde dat ik altijd een kalm en vriendelijk persoon zal blijven. Hier schiet de Nederlandse taal tekort. In het engels zijn er twee woorden voor ‘aardig’: ‘nice’ en ‘kind’. Het eerste is de soort die over zich heen laat lopen, die eigenlijk te lief is om goed te kunnen zijn. Het tweede is de soort die vriendelijk is uit een bewustzijn van de eigen betekenis en de eigen kracht. Dat is waar ik naar streef: iemand te zijn die anderen in hun waarde laat, en het beste in hen naar voren haalt, maar zonder een doetje te zijn. Ik geloof dat dit ook is wat God met ons voor ogen heeft, en daarom wil ik erin blijven oefenen.

zaterdag 27 november 2010

Filmbespreking: Happy Feet

Een paar jaar geleden waren pinguïns helemaal ‘hot’. Wat natuurlijk ironisch is, aangezien de meeste pinguïns voorkomen in de omgeving van de zuidpool en het daar behoorlijk fris kan zijn. Maar dat geheel terzijde. In elk geval kwamen er kort achter elkaar meerdere films uit waarin deze op het land vrij onhandig ogende in butlerpakjes gestoken zwemmende vogels de hoofdrol speelden, of een de show stelende bijrol. De documentaire March of the Penguins bleek populair, en in de Madagascaranimatiefilms dook een pinguincommando-eenheid op. En de animatiefilms Surf’s up en Happy Feet maakten de vogels meesters in gewoonlijk aan mensen voorbehouden activiteiten, namelijk respectievelijk surfen en tapdansen. Surf’s up maakte de briljante keuze om een documentaire na te bootsen, compleet met interviewfragmenten en af en toe in beeld verschijnende microfoons. Bovendien leende Jeff ‘Big Lebowsky’ Bridges zijn stem aan een van de karakters en waren de surfscènes werkelijk spectaculair. Gekoppeld aan een beproefd plot over een talentvolle jongen zonder vader en een gebroken man zonder visie, leidde dat tot een behoorlijk onderhoudende film.

Happy Feet kiest voor een heel andere benadering. Dat is niet meer dan logisch als je kijkt naar de regisseur: George Miller, bekend van de Mad Max-films. Deze film is dan ook veel realistischer. Vooral wat betreft de animatie. De koude, door de wind geteisterde landschappen zijn bijna fotorealistisch weergegeven, de onderwaterscenes laten je voelen alsof je aan het duiken bent en ook de dieren lijken soms uit een natuurdocumentaire te zijn weggelopen. Dit heeft twee nadelen: sommige visuele grappen werken niet, zoals het moment dat een pinguïn met de voeten eerst uit zijn ei komt - zoiets hoort thuis in een cartoon. En vooral in het begin van de film is het soms moeilijk mee te leven met de pinguïns, aangezien hun gezichten zich niet al te best lenen voor het tonen van emoties. Gelukkig doen de stemmen, de gebaren en de muziek in dit opzicht veel, en uiteindelijk leef je wel mee, maar het is even wennen. Maar de voordelen zijn legio: er zijn prachtige beelden, die zo uit een BBC-serie als Planet Earth afkomstig zouden kunnen zijn, de dreiging van de verschillende zeeroofdieren voelt echt gevaarlijk en de nauwe ontsnappingen zijn echt spannend. De film heeft verder ook goede acteurs gekozen voor de stemmen. Hugh Jackman bootst niet onverdienstelijk Elvis na (hoewel ik soms zijn australische accent hoorde, maar dat was waarschijnlijk omdat ik daar op lette), en er zijn twee rollen voor stemkunstenaar Robin Williams (niet te verwarren met Robby Williams). Wie niet snapt waarom dit een pro is voor een animatiefilm, moet nodig Aladdin weer eens kijken en zich verbazen over zijn ongeëvenaarde talent voor imitatie en improvisatie. Dan is er de aanstekelijke muziek - combinaties van bestaande nummers, een beetje in de stijl van Moulin Rouge - en swingende dans. Voeg daarbij de aaibaarheidsfactor van vooral de jonge keizerspinguins en het moge duidelijk zijn: dit is een geslaagde film. De enige andere schoonheidsfoutjes in mijn opinie zijn de wel heel ver uitgezoomde beelden waarin de aarde vanuit de ruimte zichtbaar is (worden de pinguïns opeens ruimtevaarders?) en het moment dat de vogels met mensen blijken te kunnen communiceren, waardoor ze kennelijk als tweede intelligente soort op deze planeet moeten worden beschouwd. Ondanks die wat ongeloofwaardige ontwikkeling kijk ik uit naar het vervolg, waarvan al een tijdje sprake is.

Een kolonie keizerspinguins ergens op Antarctica heeft al een tijd te lijden onder een dalende visstand. De oude leiders roepen hun onderdanen op te bidden tot de grote Guin en ondertussen niet af te wijken van de regels. Maar in het voorjaar zijn alle zorgen natuurlijk vergeten, want dan draait het in de kolonie maar om een ding: het vinden van een levenspartner. De pinguïns hebben daarvoor een totaal eigen manier. Elke vogel heeft een eigen hartelied, eigenlijk al vanaf dat ze klein zijn. Het geeft uitdrukking aan hun diepste identiteit. En als ze baltsen, zingen ze elkaar toe - als de harmonie tussen de twee liederen klikt, raakt het aan. En dat voorgoed. Zo vinden Memphis en Norma Jean elkaar. En van het een komt het ander. Norma Jean gaat naar zee om vis te vangen, en Memphis blijft achter om op het ei te passen. Als het voorjaar weer aanbreekt, komt de kleine Mumble ter wereld. Het is echter al snel duidelijk dat er iets bijzonders met hem aan de hand is. Hij kan niet zingen. In plaats daarvan blijkt hij een natuurtalent in tapdansen. De leiders vinden dat maar niets. Ze denken zelfs dat zijn afwijking er de oorzaak van is dat de vis wegblijft. Zelfs zijn jeugdliefde Gloria kan hem niet accepteren. Het leidt ertoe dat Mumble de kolonie verlaat en op zoek gaat naar de mystieke wezens, waarvan hier en daar sporen te vinden zijn, en die in staat moeten zijn de vis te laten terugkeren. Zijn tocht brengt hem tot de grens van de bekende wereld en verder ...

Het romantische plot neemt in deze film een grote plek in, zoals in zoveel verhalen: hoe kan iemand die afwijkt van de norm, de ‘geek’ van de klas als het ware, toch de begeerde schoonheidskoningin voor zich winnen? Het blijkt natuurlijk belangrijk jezelf te zijn, en niet te doen alsof (ook niet als je vrienden hebt die een prachtige Latijns-Amerikaanse serenade ten gehore kunnen brengen). Uiteindelijk blijkt wel degelijk een harmonie mogelijk tussen zingen en (tap)dansen, als je er maar voor wilt openstaan.
Een nog belangrijker thema is religie in haar verschillende vormen. Net als in de X-files is de waarheid ergens daarbuiten. Er zijn verschillende aanwijzingen voor het bestaan van machtige wezens buiten de kennishorizon van de zuidpoolbewoners. Een skua (een antarctische roofvogel) is door aliens ontvoerd, en voorzien van een geel label om zijn poot. In het ijs blijkt een monsterlijk voertuig achter te zijn gebleven. En zelfs in deze ongerepte omgeving blijken plastic verpakkingen door te dringen. Maar wie deze wezens zijn, is niet te achterhalen.
Verschillende pinguins reageren op verschillende manieren op de signalen. De strenge predikers van de keizerspinguins ontkennen hun bestaan. Volgens hen leidt het zoeken naar deze wezens alleen maar af van het dienen van de grote Guin, en dat leidt weer tot het wegblijven van voedsel en strengere winters. In plaats van zich bezig te houden met een zoektocht naar de waarheid, moeten pinguïns zich aansluiten bij de groep, zich houden aan de rituelen, en niet protesteren. Hun houding blijkt aan het einde van de film vooral te zijn gemotiveerd door eigenbelang - zodra duidelijk wordt dat hulp afkomstig van zijn uit een andere hoek, slaan ze om als een blad in de wind. Zelfzucht leidt tot religieuze controle.
Dat is ook het geval in een andere kolonie, waar men buigt voor Lovelace. Hij is gezalfd door de mythische wezens, die hun teken op hem hebben achtergelaten, en nu weet hij alle antwoorden. In ruil voor kiezels (het betalingsmiddel in deze kolonie) vertelt hij wat zijn volgelingen willen weten: hij voorspelt hun toekomst, en belooft hen genezing en rijkdom. Hij is een televisiedominee in de pinguïnwereld, een welvaartsprediker, en praat ook nog eens op dezelfde manier. Hij mag dan het bestaan van machten daarbuiten erkennen, maar hij is er niet echt in geïnteresseerd, anders dan als middel om hem een prettig bestaan te bezorgen, voorzien van aandacht en luxe. Ook hier leidt zelfzucht dus tot religieuze controle, zelfs al lijkt deze prediker op het eerste gezicht heel anders dan die in de eerste kolonie.
Beide types krijgen trouwens hun bekomst. De eersten verliezen hun positie als hun ongelijk wordt aangetoond. De tweede stikt letterlijk aan de gevolgen van zijn levensstijl.

De enige onzelfzuchtige in deze film is Mumble, die niet uit is om zichzelf te verheffen, maar de kolonie wil redden door de mysterieuze wezens te vinden. Daarvoor is hij bereid alles op te geven - de acceptatie van zijn ouders, de liefde van zijn leven (hij duwt Gloria van zich weg, omdat hij weet hoe ver hij zal moeten gaan in zijn queeste), het gezelschap van zijn ouders, en zelfs zijn eigen leven. Hij maakt letterlijk een sprong in het diepe. En ligt even later als dood op een vreemde kust. Wie de waarheid wil vinden, moet dus niet zichzelf zoeken, maar moet bereid zijn aan zichzelf en het eigen belang te sterven. Waar hebben we dat eerder gehoord? Dit is het leven waar Jezus zijn volgelingen toe oproept.
Het bestaan waar Mumble vervolgens in terechtkomt heeft ergens een paradijselijk of hemels karakter, en Mumble keert uiteindelijk als boodschapper terug naar de kolonie, waar hij zijn soortgenoten leert hoe ze met de aliens moeten communiceren. Hoewel de vergelijking tussen God en de aliens in deze film natuurlijk mank gaat (wij hoeven God er niet van te overtuigen dat wij een probleem hebben, en het is al helemaal niet zo dat Hij er de oorzaak van is (hoewel we wel geneigd zijn hem de schuld te geven)) zie ik wel een parallel met het leven van de christen. Nadat we alles hebben achtergelaten om de waarheid te zoeken, de woorden die eeuwig leven geven, het water dat in ons binnenste tot een fontein wordt, keren we terug naar onze gemeenschap. We hebben een boodschap. We delen uit van wat we ontvangen hebben. En we kijken uit naar de komst van de Waarheid zelf, van wie wij de boodschappers zijn.

En ten slotte sta ik natuurlijk achter de boodschap van deze film betreffende onze omgang met het milieu. Het is inderdaad een feit dat de oceanen worden leeggevist, en dat zeer waarschijnlijk het evenwicht zich niet zal kunnen herstellen. Voeg daarbij de vervuiling, olielekkages en andere rampen, en de opwarming van de zee door het broeikaseffect, en de toekomst van dieren als de keizerspinguins wordt zorgelijk. Het is wel degelijk onze verantwoordelijkheid als mensen om goed met onze wereld om te gaan. We hebben haar in bruikleen gekregen. En het is toch een kwetsbaar geheel. Best een ernstig verhaal dus, zo’n film over pinguïns.

donderdag 25 november 2010

Een jaar lang bloggen

Het is vandaag (give or take a day) een jaar geleden dat ik (weer) begon met bloggen. Het was mijn vriend Cornell die mij kennis deed maken met blogger. En op 12 augustus 2006 (ja, de tijd vliegt) startte ik met mijn eerste blog: 'Tol Eressea' (Delaatstehaven.blogspot.com), genoemd naar de haven van het elvenrijk Valinor uit Tolkiens epische fantasyverhalen. Vrij snel nadat ik ermee begon, kwam ik te werken bij mijn huidige werkgever, was ik opeens door het reizen laat thuis 's avonds, en bleek het bloggen me toch wel veel energie te kosten. Daarom gaf ik het op 5 maart 2007 al weer op. Ik was het schrijven als een plicht gaan ervaren, en voelde me genoodzaakt de spreekwoordelijke handdoek in de ring te werpen, tot verdriet van mijn grote schare trouwe fans (of fan).
Men zegt echter wel dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Bovendien hebben schrijvers soms behoefte aan een podium, een plek om hun gedachten over allerlei onderwerpen te ventileren, in de hoop dat er mensen zijn die bereid zijn ze te lezen. Lange tijd vervulden het tijdschrift Bode (gevolg door Bodem) voor mij die rol. Bovendien had ik het idee opgevat om een boek te schrijven, waar ik mijn creatieve neigingen natuurlijk goed in kwijt kon. Maar toen het boek af was, en het tijdschrift zou worden opgeheven, zag ik mij plotseling staan zonder zeepkist. Tegelijk was ik me ervan bewust dat een beetje modern schrijver (en zelfs niet zo moderne schrijvers) tegenwoordig aanwezig zijn op internet. Meer excuus had ik niet nodig. En de publicatie van Hete Hangijzers, waaraan ik mijn medewerking had verleend, was de aanleiding voor mijn eerste bericht op het internet in twee jaar en negen maanden, op een totaal nieuwe blog: Indrukwekkende Vrijheid.
De titel van mijn blog is, zoals oplettende lezers vast hebben bespeurd, ontleend aan die van mijn boek. En de opzet ervan was ook breder dan die van mijn vorige. Die was vooral gewijd aan het verlangen naar 'de laatste haven', de goede wereld die komt, en alles wat dat verlangen bij mij opwekte in wetenschappelijke ontdekkingen, boeken, films en andere cultuuruitingen. Indrukwekkende Vrijheid begon wel met een paar wetenschapsberichten, maar vrij snel ontstond er een zeker ritme. Mijn blog begon te bestaan uit behoorlijk lange overdenkingen over uiteenlopende onderwerpen (tja, Goethe schijnt ooit te hebben gezegd dat hij geen tijd had om een korte brief te schrijven, en dus maar een lange stuurde), filmbesprekingen, boekbesprekingen, links naar berichten die ik interessant vindt en door mij genomen foto's.
De eerste paar maanden schreef ik gemiddeld een bericht per dag, maar na mijn Indiareis en de 'post boek dip' die ik doormaakte, werd het mij duidelijk dat ik die productie in elk geval niet kon volhouden. Ik nam me toen voor de lange berichten te bewaren voor het weekeinde (niet dat het me elke keer lukt, maar goed) en de foto's en links voor door de weeks. Het waren vooral de boekbesprekingen die het moesten ontgelden, maar het lijkt alsof de overdenkingen en filmbesprekingen alleen maar langer zijn geworden.
En nu zijn we dus een jaar, 294 berichten en 14 volgers verder. Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik niet had gedacht het zo lang te zullen volhouden. Maar ik had ook niet gedacht zoveel mensen voor mijn schrijfsels te kunnen interesseren. En het einde lijkt nog niet in zicht. Voorlopig ga ik gewoon door met het vullen van het wereldwijde web. En jullie zijn van harte uitgenodigd om te blijven meelezen.

Geel en rood

De volgende foto's heb ik genomen op een tochtje naar Duitsland in september 2008, samen met enkele Amerikaanse vrienden. Onderweg stopten we bij een fotogeniek kasteel (omgebouwd tot hotel) in een mooie omgeving.



Ik vind dit een van mijn mooiste foto's ooit.




woensdag 24 november 2010

Speculatieve biologie, Drake's Fortune, zwevende slangen, evolutie en kunst

Een van mijn meer 'geeky' interesses is die van de 'speculatieve biologie' - waar de vraag wordt gesteld welke soorten zouden zijn ontstaan als de geschiedenis anders was gelopen. Bijvoorbeeld als de dinosaurussen niet waren uitgestorven, of als de mens er niet meer zou zijn, of hoe het leven op andere planeten zich zou hebben ontwikkeld. (Ik verzon vroeger (en nog steeds wel eigenlijk) mijn eigen ecosystemen vol nieuwe dier- en plantensoorten, die soms de achtergrond vormden voor SF-verhalen.) Een van de eersten die dit 'vakgebied' vormde, was Dougal Dixon. Hier zijn een paar van zijn meer bizarre verzinsels. Op de afbeelding: de Vortex, een toekomstige afstammeling van de pinguin.

De beste Harry Potter-fanfilms en -parodieën. Grappig!

Er komt een film van de enige videogame die ik ooit heb uitgespeeld: Drake's Fortune. Een soort moderne Indiana Jones. Gemaakt door de regisseur van Three Kings. Met Mark Wahlberg als Nathan Drake. 

Bizar: grote hoeveelheden mieren blijken zich te gaan gedragen als een vloeistof

En kijk deze video met vliegende (zwevende) slangen: bijzonder fascinerend.

Marnix Medema vervolgt (eindelijk) zijn wetenschappelijke serie over de gemeenschappelijke afstamming van mensen en mensapen. Dit keer wijst hij op de samenstelling van ons genetische materiaal, waarvan sommige gedeeltes lijken op dat van chimpansees en andere op dat van gorilla's. "Deze structuur is exact wat we zouden verwachten als gemeenschappelijke afstamming klopt, en de opmerkelijke coherentie tussen verwachting en observatie is een zeer sterk argument vóór gemeenschappelijke afstamming."

In Christianity Today wordt de vraag gesteld waarom zoveel jonge mensen het geloof verlaten: "Most leavers had been exposed to a superficial form of Christianity that effectively inoculated them against authentic faith. When sociologist Christian Smith and his fellow researchers examined the spiritual lives of American teenagers, they found most teens practicing a religion best called "Moralistic Therapeutic Deism," which casts God as a distant Creator who blesses people who are "good, nice, and fair." Its central goal is to help believers "be happy and feel good about oneself."

Weer een hard, maar eerlijk stuk van de Christian Monist, met een aangrijpend verhaal over goedbedoelende mensen die naar besten weten Gods wil willen volgen. Je kunt nog zo veel bidden, vragen om bijbelteksten, advies van anderen zoeken en 'vliezen leggen', het feit blijft dat we in een gebroken werkelijkheid leven, waar 'shit happens'.

Volgens de blog Experimental Theology is er een probleem in hoe christenen omgaan met kunst. "All too often we settle for something that is functional, but not beautiful. We gravitate toward what is familiar, popular, or commercial, with little regard for the enduring values of artistic excellence." Een van de oorzaken daarvan kan zijn dat we een wereld willen afbeelden zonder de gevolgen van de val, zonder gebrokenheid. Dat zal steeds onecht overkomen. "True beauty isn’t achieved by willfully removing the signs of death, suffering or brokenness. True beauty aims to find God’s grace in unlikely and painful places."

dinsdag 23 november 2010

Resultaat of proces?

We zijn in onze maatschappij gewend succes af te meten aan het behaalde resultaat. Dat werd er de vorige week bij mij weer ingewreven door het beoordelingsgesprek op het werk. Of ik goed had gepresteerd, hing ervan af of ik de doelen had bereikt die we eerder dit jaar hadden afgesproken. En dat zou weer consequenties hebben voor mijn salaris.
Het is slechts een voorbeeld uit duizenden. Denk maar eens terug aan al die jaren op school. Waar werd je op afgerekend? Precies: op je resultaten. Hoe hard je ook werkte, hoe serieus je ook je best deed, wat telde was het aantal fouten op het proefwerk. Bij weinig fouten kreeg je als beloning een hoog cijfer, bij veel fouten werd je gestraft met een onvoldoende. Dat was soms heel frustrerend. Ik besteedde uiteindelijk veel tijd aan het leren van Duitse en Franse woordjes en het in mijn hoofd stampen van de grammatica. Toch kreeg ik keer op keer een onvoldoende. En sommige klasgenoten hoefden alleen maar even in de pauze het boek in te kijken om glansrijk voor de test te slagen. Maar naar de hoeveelheid werk werd niet gekeken, alleen het resultaat telde. En dus leerde ik dat ik alleen positief over mezelf kon denken als ik goede resultaten haalde. Aan de universiteit leidde dat ertoe dat ik ontevreden was toen ik een keer een zeven kreeg, in plaats van een acht of een negen: mijn zelfbeeld was afhankelijk geworden van mijn cijfers. En daarom voelde een ‘voldoende’ bij mijn beoordelingsgesprek dus ook als een veroordeling: ik had immers ook een ‘goed’ of ‘uitmuntend’ kunnen halen.

Er zijn meer terreinen waarop de resultaten tellen. Zo worden van televisieprogramma’s de kijkcijfers bijgehouden en van films de opbrengsten - vallen die tegen, dan wordt er genadeloos met de makers afgerekend, of wordt de serie stopgezet (hoe goed de serie eigenlijk ook is, zoals bijvoorbeeld Firefly). Schrijvers hopen ten eerste dat hun boek uitgegeven wordt (lukt dat niet dan voelt dat als een afwijzing), en vervolgens wachten ze gespannen op de recensies. Zijn die negatief, dan doet zelfs het feit dat het boek uitgegeven is er weinig meer toe. En op het internet kijken bloggers hoe vaak hun pagina wordt bezocht en hoe veel er wordt gereageerd. Is dat te weinig, dan stoppen mensen er snel weer mee. Kennelijk is het aantal lezers dat je bereikt, belangrijk om je succesvol te voelen.
Maar ook in algemene zin beoordelen we de betekenis van ons leven aan de hand van de resultaten die we bereiken. Maak ik carrière? Verdien ik evenveel als mijn leeftijdgenoten? Heb ik een eigen huis? Kan ik me een auto veroorloven? En wat voor een dan? Heb ik een partner kunnen vinden? Heb ik kinderen? En komen die goed mee op school? De media leren ons wat we moeten bereiken om ons succesvol te voelen, wat we tot stand moeten brengen om geslaagd te zijn als mens, werknemer of partner. En als we op een van deze punten tekortkomen, voelt het als een oordeel, net als toen we die onvoldoende kregen op school: we zijn mislukt, we komen niet mee met de rest, we hebben ons doel gemist. Hoe we denken over onszelf, hangt dus af van onze resultaten op het gebied van werk, relaties of bezit. Dat is wat we met de paplepel ingegoten krijgen.

Deze manier van denken dringt zelfs door in de kerk. Ledenaantallen en bezoekers zijn de maatstaven geworden voor geestelijk succes. Hoeveel mensen reageren er op een oproep in de zondagmorgendienst? Hoeveel laten voor zich bidden? Hoeveel wordt er in de collecte gedaan? Ik had laatst een gesprek met een jeugdwerker. Hij vertelde hoe jeugdwerkers soms onderling vergelijken hoe groot hun groepen zijn, en hoeveel jongeren op hun bijeenkomsten komen. Maar dat mensen eigenlijk blij zouden zijn als het maar een klein groepje was, omdat je dan pas goed persoonlijke gesprekken kunt hebben.
Maar we beoordelen ook de resultaten van ons eigen leven. Hoe succesvol ben je in de strijd tegen een bepaalde zonde? In hoeveel tijd heb je de bijbel uitgelezen? Hoeveel samenkomsten heb je bezocht en met hoeveel kennissen heb je over het evangelie gesproken? Heb je bijzondere ervaringen meegemaakt, of in tongen gesproken? Doe je wel genoeg? Afhankelijk van de score op al die punten voelen we ons goed en waardevol als christen, of minderwaardig en veroordeeld.
In een eerder bericht schreef ik al iets over het vergelijken en de schade die daardoor wordt aangericht. Vergelijken is eigenlijk een automatisch gevolg van een nadruk op het behalen van resultaten. Want hoe bepalen we of onze resultaten voldoende zijn? Hoe beoordelen we of we onszelf ermee kunnen complimenteren? Door te kijken naar de resultaten van anderen. Hebben we meer bereikt dan zij, dan zijn wij beter, scoren we lager, dan zijn we slechter. Ik heb het er op deze site zo vaak over, omdat het een valkuil is waar ik zelf vaak in terechtkom.

In de bijbel wordt veel minder nadruk gelegd op de resultaten. Heel wat figuren uit de bijbel zouden eerder geclassificeerd kunnen worden als mislukkelingen. Abraham bijvoorbeeld, die een succesvol bestaan in Ur achterliet om in Kanaän te gaan zwerven, en die daar ook nog eens het mooiste gedeelte aan zijn neef Lot moest afstaan. Hij stierf zonder de vervulling van Gods belofte te zien, van een volk dat het land vulde als de sterren de hemel. Mozes, die veertig jaar lang in de woestijn rondzwierf, voor hij door God naar Egypte werd gestuurd, maar die uiteindelijk zelf niet het beloofde land kon ingaan. Jeremia, die preekte tot hij een ons woog, maar naar wie uiteindelijk niemand luisterde, zodat het volk toch in ballingschap werd weggevoerd. Lees in Hebreeen 11 maar over die zogenaamde ‘geloofshelden’. Bij de meesten wordt gezegd dat ze tijdens hun leven niet kregen waar ze naar verlangden. En dan zijn er nog degenen die in holen moesten leven, die werden gevierendeeld of in stukken gezaagd, of die met kokende olie werden begoten. Ook Jezus zelf boekte tijdens zijn leven weinig resultaat. Toen hij op het eind van zijn bediening gevangen werd genomen, vluchtten al zijn volgelingen. Hij stierf naakt aan een houten paal. Naar menselijke maatstaven was zijn leven mislukt. Wat had hij tot stand gebracht om trots op te kunnen zijn? En hij waarschuwde zijn volgelingen ook dat ze meer zouden kwijtraken dan dat ze zouden winnen, dat ze vervolgd zouden worden en opgejaagd, en dat bovendien wat mensen mooie resultaten vinden, in het koninkrijk van God niet waardevol is (en vice versa). Het gaat Jezus er niet om wat ons leven oplevert. Het ‘cijfer’ dat we van hem krijgen, hangt niet af van onze resultaten.

Maar de gelijkenissen dan van de knechten die geld kregen en daarmee moesten handeldrijven? Zij werden toch wel afgerekend op hun resultaat? Degenen die hun geld hadden verdubbeld werden beloond, de man die niets had verdiend werd gestraft. Dat lijkt toch sterk op een beoordeling naar het resultaat, toch? Maar het punt dat de gelijkenis maakt is niet dat wie het meest weet te verdienen voor God het meest waardevol is. Het gaat erom wie op de Heer vertrouwt, en daarom in actie durft te komen. Waar de knecht zonder resultaat op wordt afgerekend, is niet dat hij geen winst heeft gemaakt, maar dat hij bang was voor de heer. Als hij op de heer had vertrouwd, was hij een ‘goede en trouwe’ dienstknecht geweest, ook al was hij alles kwijtgeraakt.
En hoe zit het met de passages over vruchtdragen? In Johannes 15 staat dat de Vader wil dat wij veel vrucht dragen. Gaat het daar niet om resultaat? Volgens mij niet. Want wat Jezus zegt is dat de ranken (wij) in de wijnstok (Jezus) moeten blijven (door op Hem te vertrouwen). Als wij dicht bij Jezus blijven, ons leven aan Hem ontlenen, dan is het zijn belofte dat we veel vrucht zullen dragen. Daar hoeven wij ons dan niet voor in te spannen, daar hoeven wij niet ons succes aan af te meten, we hoeven het niet eens te meten of te beoordelen. God belooft dat wij vrucht zullen dragen, en dat zullen we. De vrucht van ons leven is afkomstig van God, niet van ons.
Wat voor God telt is niet of wij genoeg mensen bereiken met het evangelie, of we genoeg samenkomsten bezoeken of genoeg bijbelstudieartikelen schrijven. Ook niet of we wel een goede baan vinden of een fijn gezinnetje stichten. Dat zijn allemaal resultaten en uiteindelijk is het God die daarvoor verantwoordelijk is. Wat voor God telt is of we ons door Hem laten liefhebben. Of we ons openstellen voor zijn aanwezigheid. Of we zijn wezen, zijn natuur, in ons laten doordringen. Of we willen wortelen in zijn liefde. Het gaat God dus om het proces. Mijn baas op kantoor houdt het me ook vaak voor, als ik me weer eens zorgen maak dat sommige dingen mislukken of dat ik iets nog niet kan: kijk niet naar het resultaat, kijk naar het proces. De resultaten komen namelijk voort uit het proces. Als ik bijvoorbeeld blijf oefenen in assertiviteit, dan moet ik mezelf niet beoordelen op het feit dat ik nu nog een keer subassertief reageerde aan de telefoon. Nee, ik mag tevreden zijn dat ik oefen, en ik mag er zeker van zijn dat die oefening uiteindelijk vrucht zal afwerpen. Net zo weet ik dat het proces van het vertrouwen op God, het groeien in het accepteren van zijn liefde, het delen in het leven van Jezus, zal leiden tot vrucht in mijn leven. Ik hoef me er geen zorgen over te maken wat die vrucht precies zal zijn, wat de resultaten precies zullen zijn. Ik hoef die niet af te wegen om me succesvol te voelen.

God is verantwoordelijk voor het resultaat, en hij hanteert andere maatstaven over wat succesvol is en niet. Het schijnbare falen van Jezus aan het kruis, waar het hele resultaat van zijn leven tot dan toe te niet werd gedaan, mondde uit in het wonder van de opstanding (helemaal Gods ingrijpen) en alle vernieuwing die daarvan het gevolg was. Ik moet denken aan het verhaal van een Amerikaanse dominee. Heel zijn leven preekte hij trouw in een klein kerkje. Naar menselijke maatstaven was hij weinig succesvol als christen. Tijdens zijn bediening kwam maar een enkel persoon tot geloof. Dat lijkt weinig efficiënt. Maar de persoon die door deze voorganger bij Jezus werd gebracht, heette Billy Graham. En zijn leven had veel meer zichtbaar resultaat: hij schreef tientallen boeken en er kwamen duizenden mensen tot geloof bij zijn campagnes. Was hij voor God succesvoller dan die andere voorganger? Nee: wat telde was dat ze allebei God wilden kennen en zijn liefde wilden ervaren. En ondertussen deden ze trouw wat er op hun pad kwam om te doen, in het vertrouwen dat God dat zou kunnen gebruiken.
Wat het resultaat is van onze inspanningen, is niet aan ons. De bijbel belooft: ‘Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen’ (Prediker 11:1)- wat ik interpreteer als: deel uit van jezelf, en je zult uiteindelijk zien waar het toe heeft geleid (maar waar het toe zal leiden, is niet aan jou). De reden om in actie te komen, om initiatief te nemen, is dus niet om een bepaald resultaat te behalen. We handelen op basis van ons verlangen, op de plek waar we ons bevinden. We leven uit ons hart, onze ware identiteit, waar we ook zijn, met de middelen die we ter beschikking hebben. Wat het oplevert, hoeft ons niet bezig te houden. Ik las laatst op een blog de aanbeveling: ‘Als je blogt, schrijf dan niet om een bepaald aantal lezers te bereiken, of om veel ‘comments’ te krijgen. Schrijf voor jezelf. En als er dan lezers komen, is dat mooi meegenomen.’ Alleen als je schrijft omdat je graag wilt schrijven, zul je het volhouden, want dan raak je niet teleurgesteld als het resultaat uitblijft. En dat geldt voor alles. Ik merkte een paar jaar geleden dat ik veel moeilijker kan schrijven als ik aan mezelf de eis stel dat het uitgegeven moet worden. Ik kan veel makkelijker schrijven als ik het doe omdat ik het leuk vindt, en inspiratie heb. En ik praat veel makkelijker met mensen over het geloof en het volgen van Jezus nu ik niet vindt dat ik mensen tot geloof moet brengen, of bepaalde resultaten moet behalen. Het komt nu voort uit mijn enthousiasme.
Het is dus niet vanzelfsprekend dat je minder doet als je niet op resultaten gericht bent. Wat je doet, doe je uit een andere motivatie. En het zou best wel eens kunnen dat je veel meer energie hebt om allerlei dingen te doen, omdat je geen tijd meer verspilt aan het controleren of je wel genoeg resultaat bereikt. Je bent vrij.

zondag 21 november 2010

Filmbespreking: As it is in Heaven

Als ik me begin dit jaar niet had voorgenomen om niet alleen de geijkte science fiction- en historische actiefilms te kijken, maar ook films die meer aandacht vereisen, had ik As it is in Heaven waarschijnlijk links laten liggen, zelfs na een warme aanbeveling van een kennis. Wat de boer niet kent, eet hij per slot van rekening niet. Maar af en toe buiten de bekende paden treden, af en toe wat anders proeven dan de dagelijkse stamppot, zorgt niet alleen voor een verbreding van je smaak, maar leidt soms ook voor aangename verrassingen. Zo werd ik diep getroffen door deze Zweedse film uit 2004, die me niet alleen herinnerde aan een paar onaangename momenten uit mijn jeugd, maar me ook hoop gaf dat verandering ook voor mij echt mogelijk is.

De internationaal bekende dirigent Daniel Dareus stort tijdens een concert ineen op het podium. Volgens de dokter gaat het om een hartaanval. De gepassioneerde musicus moet het voortaan rustig aan doen. Dus vertrekt hij naar een dorpje in het noorden van Zweden, waar hij een leegstaande school koopt en probeert een leven voor zichzelf op te bouwen. Maar in zo'n kleine gemeenschap, ver van de bewoonde wereld, gaat het nieuws van zijn aankomst natuurlijk rond als een lopend vuurtje. De dominee vraagt of hij zich voor de kerk wil inzetten, de mooie Lena verzoekt hem haar auditietape te beluisteren en gewiekste zakenman Arne biedt hem korting aan op een nieuwe fiets, als hij maar even komt luisteren naar het koor (waarmee hij trouwens grootse plannen heeft). Van het een komt het ander. Al snel laat Daniel de koorleden buikspieroefeningen doen, en zoeken naar 'hun eigen toon'. En Lena en hij groeien ook dichter naar elkaar. Dat alles blijft niet onopgemerkt. Conservatief christelijke elementen in het dorp zijn de beroemde dirigent liever kwijt dan rijk. En de agressieve Conny dreigt met geweld. Maar wat niemand weet is dat Daniel jaren geleden ook in het dorp heeft gewoond, en dat de pijnlijke gebeurtenissen van toen hun sporen hebben achtergelaten. Hij is teruggekeerd naar de leeuwenkuil ...

Deze film van Kay Pollak was in 2005 genomineerd voor beste buitenlandse film, en mijns inziens terecht. Ten eerste wordt het noorden van Zweden op een geloofwaardige, natuurlijke manier in beeld gebracht (op een paar lyrische scenes in het koren na). De sneeuw voelt ook werkelijk koud, en de paden lijken werkelijk modderig. Ook de mensen en de koorrepetities missen de typische 'Hollywood'-glans. Ze zijn allemaal geloofwaardig. Dat komt ook door het sterke acteerwerk. Michael Nyqvist zet een ontwapenende Daniel neer. Zijn pijn en kwetsbaarheid zijn voelbaar, net als zijn verlangen naar bevrijding. En Frida Hallgren is een emotionele Lena, die een sprankelende levenslust combineert met een duidelijke angst opnieuw teleurgesteld te worden. Het einde van de film komt wat gekunsteld over, anders dan het voorafgaande, maar het is in elk geval niet het geijkte triomfalistische slot dat ik half verwacht had. En het vormt wel een mooi sluitstuk van Daniels wens muziek te maken die de harten van mensen kan openen.

Dat was van jongs af aan Daniels wens. Maar de omstandigheden van zijn leven zorgden ervoor dat hij die niet in vervulling kon brengen. De pijn van het pesten en de plotselinge dood van zijn moeder, legden de wortel voor een fanatieke gedrevenheid. Daniel snauwt de orkestleden af, bekritiseert ze en vernedert ze. En hij gaat over zijn eigen grenzen heen, negeert zijn kwetsbaarheid. Hij denkt dat het antwoord is gelegen in technische perfectie en nietsontziende toewijding. Maar de realiteit is hard. Zijn dromen storten ineen. En plotseling moet hij onderaan beginnen, bij een groepje bijeengeraapte amateurs: een dametje van zeventig, een zwakzinnige jongen, een kritische kerkdame en een niet van zijn mobiele telefoon te scheiden zakenman. Nauwelijks materiaal om zijn hoogstaande muzikale doelen mee te verwerkelijken. Maar het geheim van de muziek blijkt niet te liggen in de techniek, maar in de relaties. Eerst moet iedereen zijn eigen toon zien te vinden. Vervolgens moet er met al die tonen een harmonie ontstaan. Dat geldt op het gebied van de muziek, maar vooral op het gebied van de onderlinge relaties. Want tussen de koorleden blijken nogal wat onuitgesproken conflicten aanwezig. Een voor een komen die boven tafel: de vrouw die door haar man geslagen wordt, de bejaarde man die zijn jeugdvriendin nooit vertelde dat hij van haar hield, de zwaarlijvige bas die al 35 jaar wordt gepest, en de jonge vrouw die niet wist dat haar vorige geliefde al getrouwd was. Maar wat bijzonder is: deze openbaringen leiden niet tot verwijdering van elkaar, maar tot toenadering, want ze vinden plaats in een sfeer van nederigheid en acceptatie. Ook Daniel realiseert het zich: hij kan pas muziek maken die de harten van mensen opent, als hij in staat is zich te laten liefhebben door anderen, en hen zelf ook lief te hebben, hoezeer ze ook van hem verschillen. "Ik hou van ze!", roept hij uit.
De onderlinge verzoening en persoonlijke bevrijding wordt door de koorleden uitbundig gevierd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het koor groeit in populariteit. Zelfs enkele opstandige tienermeisjes voelen zich er thuis. Tot afschuw van de dominee, die in het koor een bedreiging ziet van zijn eigen bediening, waar mensen er juist aan worden herinnerd dat ze zondig zijn, en tot geen enkel goed geschikt. Hij richt zijn pijlen op aanstichter Daniel. Religie staat tegenover relatie. Het zal voor reguliere lezers van mijn blog vast geen verrassing zijn dat ik op dit gebied parallellen trok met Jezus en de kerk. Ik ben daarin niet de enige, blijkt ook uit de recensie van Reinier Sonneveld op de christelijke filmsite BlikOpOneindig: "Het religieuze thema komt tot uitdrukking in de messias-achtige positie waarin Daniel rolt. Hij laat het kerkkoor weer genieten, bevrijdt hen van een moralistisch juk, geeft het dorp weer kleur. Deze messias-trek krijgt accent in de tegenstand die Daniel ontmoet in de kerkelijke orde, Farizeeërs, en hoe hij hieronder lijdt en uiteindelijk zelfs sterft." 

Jezus kwam binnen in een samenleving waarin mensen door de wet gebonden waren, waar vrouwen die overspel pleegden werden gestenigd, en waar zieken, kinderen en mentaal achtergestelden werden buitengesloten. Midden in die vijandige samenleving vormde zich rondom hem een gemeenschap van totaal verschillende mensen. Ze kregen elkaar lief, omdat Jezus hen allemaal onvoorwaardelijk liefhad. Ze konden elkaar accepteren, elkaar vergeven, en in opstand komen tegen het onrecht. En deze gemeenschap werd zo populair dat de religieuze machthebbers hun systeem van controle in gevaar zagen komen, het systeem van regels en straf waar ze zich achter verscholen (ze waren namelijk zelf net zo zondig als de hoeren en tollenaars die ze veroordeelden). Dus probeerden ze Jezus uit te schakelen, met hulp van de Romeinen (de film suggereert een relatie tussen de dominee en Conny - die zich uiteindelijk uitleeft op de weerloze, naakte Daniel). Jezus werd uit het systeem gesloten, hij stierf voor de Aardse machtsystemen. En de gemeenschap rondom hem volgde hem 'buiten de legerplaats', zoals het in de bijbel wordt genoemd. Ze gingen hem achterna, de onzekere wereld buiten de systemen in, alleen onderhouden door de liefde voor elkaar. En hun liefde werd een licht dat scheen tot in de verste uithoeken van de wereld, tot in alle natiën, wat in het slot van de film op een prachtige manier zichtbaar wordt gemaakt.

Kortom, volgens mij geeft deze film iets weer hoe de gemeenschap van gelovigen zou kunnen zijn, en hoe zij de wereld weer voor Jezus zou kunnen bereiken. Dit zal dan ook niet de laatste keer zijn dat ik hem bekijk.

vrijdag 19 november 2010

Filmtrailers, nieuw zeepaardje, diepe bacterien, orthodoxie, en toekomstverwachting

Opnieuw een film met James Bond en Indiana Jones - dit keer Harrison Ford en Daniel Craig - namelijk: Cowboys & aliens. (En een superheldenfilm waar buitenaardse wezens en andere planeten in voorkomen: Green Lantern.)

Veel soorten amfibiën staan op uitsterven - daarom is het goed nieuws dat onderzoekers erin geslaagd zijn een van die zeldzame soorten na te kweken in gevangenschap.

Een vrij bizar nieuw zeepaardje, zonder rugvin.

Leven is taai - het komt zelfs voor in de diepste laag van de aardkorst, beneden de basaltlaag, een kilometer onder de grond, waar de temperatuur boven de honderd graden uitkomt. En waarschijnlijk komt het nog wel dieper voor ook.

Niet alleen sterren in ons sterrenstelsel zijn omringd door planeten. Ze blijken ook voor te komen rond sterren van andere sterrenstelsels. Namelijk rond een ster die ooit deel was van een sterrenstelsel dat met het onze is samengesmolten ...

Dinosaurussen in de ruimte ... en meer ideeën over de ontwikkeling van dino's als de asteroïde nooit was ingeslagen.

Fascinerend: niet alleen waren de Vikingen de eerste Europeanen in Noord-Amerika, uit genetisch onderzoek blijkt dat ze duizend jaar geleden ook mensen meebrachten terug naar Europa! Sommige IJslandse mensen blijken ver in hun familie af te stammen van een of meer 'native American' moeders.

Meer over de verschillen tussen de westerse en de oosterse kerk. "The Orthodox don’t emphasize the Cross and forgiveness as much as we do; rather, they see salvation more in terms of Christ’s Incarnation, our union with Him, our glorification, and the renewal of creation. They see Christ’s death on the Cross less as His paying our penalty in our place, more as His victory over death and Satan." Yup. Ik denk dat ik duidelijk oosters ben in mijn denken.

Anders gaan denken over het ontstaan van de aarde en het leven (en de mens) betekent voor christenen dat ze ook anders moeten gaan denken over de toekomst van al die dingen. De wereld die komt is niet het herstel van een paradijs in het verleden, maar het doel waar God al die tijd al naar toe werkte: "Creation groans ... as something even more radically new is being born ... I imagine that Paul would see God at work in this whole process of evolution of our universe over the last 13.7 billion years and the evolution of life on earth over the last 3.8 billion years, and that he would see God in Christ as promising a future not just for human beings but for the whole labouring creation, when God will bring it all to redemption and fulfilment."

Een waardevolle overdenking over de Rabbit Room herinnert ons eraan hoe belangrijk het is ons leven te zien als verhaal. Maar het is niet een verhaal waar wij de hoofdpersoon van zijn. God is zowel de auteur ervan, als de held. "If God is reduced to the role of midget league cheerleader in your life, it’s not Christianity you’re embracing. It’s a Christian-languaged horror story of self-actualized salvation. The truth is so much better! The Gospel frees us from our need to be needed ... We win by losing, triumph by surrender, become heroes –if we ever are– by being rescued." Om even reclame te maken: ik maak hetzelfde punt in mijn hoofdstuk in De Opwindende Laatste Dagen, nog steeds verkrijgbaar!

woensdag 17 november 2010

Wolkenluchten gaan nooit vervelen

Ik heb al een tijd geen wolkenluchten meer op deze blog geplaatst, maar vanaf mijn balkon op de 15e verdieping blijf ik mooie voorbeelden zien, en fotograferen. Zoals de volgende:



Zo zie ik Delft liggen.

En zo Rotterdam ...


dinsdag 16 november 2010

Nieuwe anime, longvissen, bekerplanten, verbeelding, evolutie en verzoening

De trailer voor deze Anime (Japanse animatiefilm) ziet er intrigerend uit: Children who Chase Lost Voices from Deep Below (beetje lange titel). Die ga ik zeker opzoeken als die op DVD beschikbaar is. 

En deze film ziet er ook spectaculair uit: Battle: Los Angeles - een invasie van buitenaardsen, vanuit het gezichtspunt van een soldaat. Sfeervolle muziek erbij, dat ook.

Af te leiden aan de grootte van een fossiele tand, leefde de grootste longvis ooit ten tijde van de dinosaurussen. Deze bereikte een lengte van vier meter en at schildpadden.

Over dinosaurussen gesproken: uit nieuwe berekeningen aan de staart van de Tyrannosaurus rex blijkt dat deze toch snel kon rennen, en dus eerder een roofdier was dan een aaseter!

Er is een nieuw koudwaterrif gevonden onder de kust van Mauritanië. En uit het artikel heb ik geleerd dat er diepzeeschelpen bestaan die 500 jaar oud kunnen worden ...

En wetenschappers ontdekten in Cambodja een nieuw soort vleesetende plant, een bekerplant, die door een ondergrondse wortelstok zelfs bosbranden kan overleven!

SF-auteur John C. Wright toont zijn literaire verwantschap met Tolkien en Lewis: "Nearly every science fiction reader and fantasy reader feels this sensation, and knows deep in his bones that this false and mortal world is not his home. We are in exile here. The science fiction reader in his imagination knows that he is meant for some finer world, perhaps on Mars, perhaps farther than Archenar or Andromeda, perhaps further than the Twenty-Fifth Century. In his imagination, he lives there, not here. This is a shadow or a reflection not of a neurosis but of a deep truth: The Christian in his soul knows that all the sons of Adam are meant for a finer world, a new earth under a new heaven, and in his soul he lives there, not here." en: "We all know or suspect that the modern, scientific, naturalistic account of the cosmos is not the whole of the story of reality, because if material and natural reality were the whole of reality, we who lived in the cosmos would not tell stories, which are unreal, at all."

Meer over creativiteit: wat ons menselijk maakt, is dat we kunnen dichten: "Without language, we are as simple as lab rats. That is not a metaphor, it is the conclusion of scientists studying people who have lost their ability to use words. Arguably, we cannot think without words--at least not as we understand thinking. We are not human without words--at least not as we understand what it means to be human. Without words, we may not be able to carry the imago Dei."

Een voortgaande discussie op Jesus Creed gaat over de implicaties van de evolutie voor theologie. Een belangrijke vraag is wat zonde is. Hebben we van onze voorouders de zelfzuchtige tendensen van de overleving van de sterkste geerfd en konden ze dus niet anders dan zelfzuchtig zijn? Het lijkt alsof er meer aan de hand is: "While it is clear that there is an undeniable connection between human response and natural impulse there is also evidence for an element of control or feedback in human response, albeit imperfect. One researcher commented regarding the response in the brain “this network provides us with the evolutionarily unprecedented ability to control our own neural processing – a feat achieved by no other creature.”  There is an element of our very being, an element consistent with the idea of humans created in the image of God that is not merely reducible to animal instincts and biological encoding.  We can (in theory) choose and we can (in theory) change."

Op Experimental Theology wordt de vraag gesteld welk beeld van God ons traditionele verzoeningsmodel oproept: dat van een boze God, die bovendien boos op ons blijft (hoewel we kunnen 'schuilen' achter Jezus' bloed). Dit zou wel eens (en ik ben het met de auteur eens) een belangrijke reden kunnen zijn waarom mensen het geloof verlaten. Maar wat als Jezus' dood en opstanding iets totaal anders betekenen? "Jesus' resurrection did reveal something which was new--not new to God, but new to us. Jesus revealed that God had and has nothing at all to do with violence, or death, or the order of this world. These are our problems and mask our conceptions of God, of law and order and so forth. In fact, God loved us so much that God longs for us to be free from these things so as to live for ever, with God and each other, starting now."

maandag 15 november 2010

Stripbespreking: De Dienares van Lucifer (Yoko Tsuno 25)

Ik zou waarschijnlijk nooit zoveel verhalen hebben geschreven als ik niet als jonge tiener de Yoko Tsuno-stripverhalen van Roger Leloup had ontdekt. Ik weet nog hoe ik het derde deel (Vulcanus’ Smidse) uit de bibliotheek meenam toen ik dertien of veertien was. Het verhaal maakte zoveel indruk op me dat ik er prompt een eigen variant van tekende. (Ik tekende veel stripverhalen, samen met een van mijn jongere broers. In die periode waren die van mij nog gebaseerd op de GI Joe-tekenfilms die we elke zaterdagmorgen keken.) Toen ik wat zakgeld verdiende, begon ik mijn eigen collectie stripboeken op te bouwen. Een van de eerste stripboeken van de serie die ik zelf kocht, was 'De Danseres van Bali'. Maar ja, daarin figureerden dan ook overlevende Pteranodons (reusachtige vliegende reptielen). Ook 'De Titanen' sprak tot mijn verbeelding, met een reis in een mysterieus gebied met een buitenaardse begroeiing.
De eerste avonturenverhalen die ik schreef toen ik dertien was, gingen over de biologen John en Cliff. Het waren maar korte verhalen, die bovendien niet echt van veel realisme getuigden in de dialogen en de gebeurtenissen (zo had de hoofdpersoon als hij dook een schier onuitputtelijke voorraad kieldolken bij zich, die hij bovendien door het water kon werpen. Ondertussen realiseer ik me dat water daarvoor een iets te grote weerstand heeft). Ik begon mijn serie opnieuw, met enkele kleine aanpassingen. John werd Joost. En de biologen kregen gezelschap van een Japanse, die (hoe origineel) Yoko Oshida heette. Ze ontmoetten haar in het eerste deel -'Het Eiland der Pterodactylen'- waarvoor ik scenes uit 'De Danseres van Bali' gebruikte, en waarin ook mensen uit de toekomst voorkwamen die voor 95 procent waren gebaseerd op de Vineanen uit de Yoko Tsuno-verhalen. Bij mijn verhaal tekende ik ook een voorplaat, waarvoor ik een plaatje uit een stripboek overtrok. De volgende delen van de serie heetten ‘De avonturen van Joost, Cliff en Yoko’. Niet alleen was een van mijn personen op de strips geïnspireerd, maar soms kopieerde ik ook de plots (beter goed gejat dan slecht verzonnen, zeg maar). Zo leek mijn verhaal ‘De Verdwenen Expeditie‘ wel erg veel op ‘De Titanen’ - maar met buitenaardse wezens die op kreeften leken in plaats van op sprinkhanen - en bevatte ‘De Stad van de Haaien’ elementen uit ‘De Aartsengelen van Vinea’ (verloren geachte onderzeese stad die beschaving boven water wil uitroeien). En mijn verhaal ‘De Zwarte Toren’ bevatte het plot en een deel van de ontknoping van ‘De Bliksem van Wodan’ en speelde zich af in een Japan dat duidelijk was gebaseerd op ‘De Dochter van de Wind’.
Ook in de wat meer originele korte science fiction-verhalen die ik schreef toen ik zestien en zeventien was, keerden niet toevallig vaak Japanse vrouwen terug. Ja, ik durf het nu wel toe te geven: Yoko Tsuno was mijn eerste liefde. Toen ik na mijn overspannenheid besloot echt een boek te willen schrijven, begon ik een eerder geschreven kort verhaal aan te passen. En dat had natuurlijk een Japanse als een van de karakters. De invloed van Yoko Tsuno is sterk aanwezig in mijn debuut Neptunus, want niet alleen is Seikyo een Yoko Tsuno-kloon, ook de tekeningen die ik maakte om me een beeld te vormen van het verhaal zijn op de stijl van Roger Leloup gebaseerd. Ik durf zelfs te zeggen dat het einde, waarbij de slechterik niet op een gruwelijke manier aan zijn einde komt, maar overleeft, was ingegeven door de ontknopingen van de Yoko Tsuno-stripverhalen.
En hoewel ik nu twintig jaar ouder ben, hebben de Yoko Tsuno-verhalen van toen nog weinig van hun fascinatie voor me verloren. Ik lees ze nog regelmatig en kijk ook nog steeds of er nieuwe delen in de serie verschijnen. Ik verwacht dat mijn relatie met deze stripserie de komende jaren wel zal blijven bestaan, en kijk er naar uit mijn boeken te delen met mijn neefjes of nichtjes (zoals ik ook mijn jongste broers er ooit enthousiast voor heb gemaakt).

Wat maakte nou dat de Yoko Tsuno-serie me zo aansprak? Waarom had ze zo’n effect op mijn verbeelding? Waarom werd ik er zo door geïnspireerd? Dat was niet alleen door de aantrekkelijke, levenslustige en gevoelige hoofdpersoon (alhoewel die zeker meespeelde. Ik was tiener). Maar om met dat eerste te beginnen: toen Yoko Tsuno eind jaren zestig voor het eerst verscheen was de hoofdpersoon redelijk uniek voor de stripwereld: een jonge vrouw die niet alleen in het plot figureerde om door de held gered te worden, maar die ook niet was voorzien van overdreven proporties, of onthullende kleding. Een vrouw die doortastend en intelligent kon zijn, en tegelijk gevoelig. Iemand die niet terugschrok voor confrontaties met onderaardse lavastromen, reuzeninsecten en laserwapens, maar die tegelijk vriendschappen waardeerde, en waar mogelijk vijanden vergaf. Er zijn slechtere voorbeeldvrouwen denkbaar. Bedenker en tekenaar Roger Leloup heeft gezegd dat hij zijn hoofdkarakter beschouwt als zijn dochter - iemand op wie hij trots is en met wie hij meeleeft, en dat toont zich in zijn verhalen.
De verhalen zijn bovendien uniek door het humanisme dat doorschemert in de plots. Het gaat de hoofdpersonen er niet om de slechterik te verslaan. Nee, als er in het plot al een schurk voorkomt, wordt die meestal het slachtoffer van zijn eigen hoogmoed, meestal doordat de technologische doorbraak die hij voor slechte doelen wil gebruiken, zich tegen hem keert. Vaak probeert Yoko hen te waarschuwen voor de gevolgen van hun handelen, en zet ze daarvoor zelfs haar leven op het spel. En als ze niet willen luisteren, toont ze haar verdriet, ook al hebben de schurken haar eerder nog schade berokkend. Als ze de ander kan redden, zal ze het doen. In ‘De Grens van het Leven’ komt een spion tot inkeer, nadat Yoko dodelijk gewond is geraakt. Hij geeft zijn plan op, om te proberen haar te redden. En in ‘De Titanen’ weet Yoko begrip op te brengen voor de reuzeninsecten die eerst haar vrienden gevangen hadden genomen. Als ze door de kou bevangen dreigen te worden, helpt ze ze om naar de ruimte terug te keren. “Een verschillend uiterlijk doet er weinig toe, zolang het denken maar gericht is op hetzelfde goede doel" - is haar instelling. Respect voor het leven - in welke vorm dan ook, is een steeds terugkerend thema in de Yoko Tsuno-stripverhalen. Zij is ook een van de weinige stripfiguren die blijk geeft van een zeker godsbesef. Ik proefde als jonge lezer deze andere sfeer, en maakte me die eigen voor de verhalen die ik zelf zou schrijven.
Maar vooral waardeerde en waardeer ik de Yoko Tsuno-stripverhalen door de levendige fantasie die tot uiting komt in gedetailleerde tekeningen. Roger Leloup begon als technisch tekenaar (hij tekende onder andere voertuigen voor de Kuifje-strips) en dat blijft zichtbaar in zijn werk. Of het nu gaat om een ruimteschip of om een monorail, om een koepelstad op een andere planeet of een kasteel in Schotland, zijn tekeningen overtuigen. Ik werd in de Yoko Tsuno-verhalen meegenomen naar een andere wereld. In Vulcanus’ Smidse was dat de wereld onder de aardkorst: met gigantische kloven, waarin lava stroomde, en grotten vol reusachtige paddestoelen. In De Drie Zonnen van Vinea was het een ruimtestation in een baan om Saturnus, een planeet die steeds met een kant naar de zon gekeerd was, en een toren die tot in de wolken reikte. In Het Licht van Ixo was het een gemeenschap op een bevroren maan rond een grote gasplaneet. In andere boeken was het Borneo tijdens de tweede wereldoorlog, een verlaten krater in Afghanistan, of Brugge in de zestiende eeuw. Steeds waren deze werelden niet weergegeven als dreigende omgevingen om in te overleven, of als werelden die mooi leken, maar in werkelijkheid gevaarlijk waren. Daarvoor waren ze met te veel liefde tot leven geroepen. Door het lezen was je even werkelijk ‘helemaal van deze wereld’. En bij mij werd het verlangen opgewekt naar andere werelden, naar nieuwe mogelijkheden, naar avontuur, schoonheid en ja, liefde. Iets van de ‘senhnsucht’ of ‘vreugde’ waar Lewis over sprak brachten deze verhalen bij mij te weeg. Ze inspireerden mij in elk geval tot het verzinnen van mijn eigen werelden, en eigen avonturen.

De Yoko Tsuno-serie loopt nu al meer dan veertig jaar, en Roger Leloup nadert de tachtig. Hij kan nog steeds prachtig tekenen, maar ik vind het plot van zijn laatste verhalen niet echt meer geweldig. Ten eerste zijn er teveel bijfiguren gekomen. De rol van Ben en Paul (de oorspronkelijke andere twee leden van het ‘trio uit het onbekende’) werd daardoor steeds kleiner, totdat ze nauwelijks meer iets bijdragen aan de ontknoping. Ook werden de plots steeds ingewikkelder, terwijl in de ontknoping naar mijn gevoel draden bleven liggen. De afwikkeling was niet meer echt geweldig. Zo is in 'De Pagode der Nevelen' niet duidelijk waar de draken vandaan komen, en wat het meisje Liao precies met ze te maken heeft. En in 'De Poort van de Zielen' wordt uiteindelijk niets gedaan met het feit dat de betreffende planeet niet aan de regels van de tijd gehoorzaamt. Het voorlaatste deel, deel 24, leek de trend te keren: goede interactie tussen de karakters, en een sterke ontknoping (in weer een nieuwe omgeving: de Amazone, compleet met gezonken Duitse onderzeeër).
Helaas valt Leloup mijns inziens in 'De Dienares van de Duivel' weer terug in zijn oude patroon. Het verhaal begint sterk. Yoko is uitgenodigd door een vriendin in Schotland. In de ruïne van een oude abdij is namelijk iets uitzonderlijks ontdekt: een jonge vrouw, stevig vastgebonden, die ook na achthonderd jaar geen tekenen van ontbinding vertoont. Yoko heeft al snel door dat het gaat om een robot, die in de Middel-eeuwen uit de aarde tevoorschijn kwam en angst zaaide bij de lokale monniken, die haar zagen als een dienares van de duivel. Om het mysterie op te lossen, roept Yoko de hulp in van haar oude Vineaanse vriendin Khany. Zij bevindt zich op dit moment op Aarde, waar ze haar volksgenoten helpt terugkeren naar hun verre planeet. Samen met haar jonge protegee Emilia, daalt Yoko met haar af onder de aardkorst, naar het rijk van de legendarische Lucifer.
Christelijke ouders moeten zich niet door de titel van het verhaal laten afschrikken. Zoals vaker in dit soort verhalen gaat het hier niet werkelijk om de duivel, maar is er een logische verklaring voor wat bovennatuurlijk lijkt. Mensen gebruiken beelden en ideeën om angst te zaaien en zo controle over anderen te verkrijgen, en dat is een verderfelijke handelswijze.

Voor het eerst sinds het derde album keert Yoko terug onder de aardkorst, en het is erg interessant om te zien hoe de tiener Emilia kennismaakt met de daar aanwezige buitenaardse beschaving. Het gevoel van het ontdekken van een nieuwe wereld wordt weer opgewekt. Ik miste helaas de ondergrondse lavastromen en de wouden van reuzenpaddestoelen. De in dit boek opgevoerde omgeving (een enorme zoutgrot) was mijns inziens minder inspirerend. Uit dramatisch oogpunt is het ook jammer dat Leloup in de laatste pagina’s nog nieuwe technologische ideeën opvoert - apparaten die kunnen krimpen en groeien, maar zonder dat het plot er van afhangt. Daarmee wordt de ontknoping onnodig gecompliceerd, en er zijn al genoeg elementen bij betrokken, zoals draken, telepathie en biotechnologie. Metgezellen Ben en Paul hebben in dit verhaal wel wat te doen, maar spelen niet echt een rol van betekenis als karakters.
Bij de eerste keer lezen ervoer ik daarom iets als teleurstelling. Misschien moet ik accepteren dat de Leloup van dertig jaar geleden niet meer terugkeert. Maar bij een tweede keer begon ik het einde iets meer te waarderen. Vooral omdat het afwijkt van het standaard patroon van deze verhalen. In dit geval wordt wel actief afgerekend met de tegenstander. Sommige machten zijn niet meer in staat zich te bekeren, en een ander leven te kiezen. Dan is medelijden misschien niet op zijn plek. En zo komt de duivel dan uiteindelijk aan zijn einde.
Al met al een redelijk goede aanvulling op de collectie, maar de eerste delen blijven het beste.

zondag 14 november 2010

Het unieke geheim in ons allemaal

Ik weet nog hoe ik een jaar of zeven geleden wandelde in Park Cronesteyn vlak bij Leiden. Ik ging een bocht om en stond op een lange laan. Aan het eind ervan vielen bundels zonlicht door de bladeren. Het mozaïek van licht was zo mooi dat ik mijn adem inhield. Ik kan mijn gevoel van toen maar moeilijk omschrijven. Ik was doordrongen van de schoonheid van de natuur, maar voelde tegelijk een pijnlijk verlangen, als heimwee. Het gevoel zelf was snel voorbij, maar de herinnering bleef. Nog steeds hoop ik tijdens wandelingen hetzelfde uitzicht weer tegen te komen, maar tot nog toe tevergeefs.
Het is een gevoel dat je 'overkomt'. Je kunt het niet opzoeken. Je kunt er niet op rekenen. Maar als het je treft, lijkt het alles te overtreffen. Het is niet slechts het gevoel dat je hebt bij het zien van een mooi landschap, of het lezen van een goed boek. Het is niet alleen de opwinding van een prachtig concert. Nee, in deze ervaring lijkt alles samen te komen. Bij de een gebeurt het als hij een notenprogressie hoort in een bepaald muziekstuk, de ander bij het zien van licht door de wolken, bij weer een ander bij een regel uit een gedicht, die plotseling een snaar in zijn hart lijkt te raken. Voor mijn favoriete auteur C.S. Lewis was het een tuintje van mos, dat zijn broer had gemaakt, muziek van Wagner, de titel van het boek 'The well at worlds end' en de woorden uit een gedicht 'Balder, the beautiful, is dead, is dead'.
Hoe dan ook, hoewel wat het opwekt voor iedereen anders is, is de uitwerking hetzelfde: het gevoel kan je tot tranen beroeren, want je weet op een diep niveau dat deze ervaring van schoonheid (en misschien nog meer: betekenis), is waarvoor je ten diepste bestemd bent, waar je deel van wilt uitmaken. Dit gevoel, dit verlangen, is je ware thuis. Maar tegelijk weet je dat de ervaring aan je greep ontsnapt. Je kunt het niet vasthouden. Op het moment dat je het ervaart is het eigenlijk al verdwenen. En je hebt het gevoel dat eigenlijk ook het landschap of de muziek waardoor het werd opgewekt, eigenlijk niet waren wat je verlangde - ze suggereerden iets van wat je verlangde, maar waren zelf niet de vervulling.

Ik heb het over de emotie die door Lewis werd aangeduid als 'joy' (of 'vreugde', maar het draait om heel wat meer dan alleen een blij gevoel), of als 'sehnsucht'. Het is wat hij in 'The Weight of Glory' aanduidt als 'het ontroostbare geheim in elk van ons'. Tolkien schrijft over een glimp van schoonheid van buiten het gordijn van de wereld 'piercing as grief'.
In het voorwoord bij The Pilgrims Regress geeft Lewis een meer uitgebreide beschrijving: “The experience is one of intense longing. It is distinguished from other longings by two things. In the first place, though the sense of want is acute and even painful, yet the mere wanting is felt to be somehow a delight. Other desires are felt as pleasures only if satisfaction is expected in the near future: hunger is pleasant only while we know (or believe) that we are soon going to eat. But this desire, even when there is no hope of possible satisfaction, continues to be prized, and even to be preferred to anything else in the world, by those who have once felt it. This hunger is better than any other fullness; this poverty better than all other wealth. And thus it comes about, that if the desire is long absent, it may itself be desired, and that new desiring becomes a new instance of the original desire, though the subject may not at once recognize the fact and thus cries out for his lost youth of soul at the very moment in which he is being rejuvenated. This sounds complicated, but it is simple when we live it. ‘Oh to feel as I did then!’ we cry; not noticing that even while we say the words the very feeling whose loss we lament is rising again in all its old bitter-sweetness. For this sweet Desire cuts across our ordinary distinctions between wanting and having. To have it is, by definition, a want: to want it, we find, is to have it. In the second place, there is a peculiar mystery about the object of this Desire. Every one of these supposed objects for the Desire is inadequate to it."

Als dit diepe, bijna pijnlijke verlangen door meer mensen wordt gedeeld dan alleen Lewis en ik (als wij het alleen kenden, zou dat wel heel toevallig zijn), lijkt het iets te raken dat dicht ligt bij wat ons mensen maakt. Maar als het inderdaad zo'n belangrijke menselijke ervaring is, dit verlangen dat in zichzelf boven alle dingen te verlangen is, waarom praten we er dan niet meer over als christenen? Waarom horen we er niet meer over in de kerk? Of in de maatschappij als geheel?
Volgens online encyclopedie Wikipedia was Lewis de eerste die deze ervaring zo uitgebreid beschreef, en daarna eigenlijk alleen mensen die over Lewis schreven. Sterker nog, het artikel over 'Sehnsucht' op wikipedia bestaat voor een groot deel uit citaten van Lewis. Andere schrijvers en artiesten die iets over deze ervaring delen, lijken ervan uit te gaan dat het iets unieks is voor hen alleen: "On the rare occasions we do find it, the writers, especially poets, will more often convey the experience as personally significant but are seemingly unaware that it is a universal human experience; they describe their experience as if it were unique to them, with no hint that they expect their hearers to recognize similar feelings." 
Maar zo uniek blijkt het niet te zijn. Op een C.S. Lewis-forum vond ik een thread met de titel 'Have you experienced joy?'. Er was ook een 'poll' aan verbonden met de vraag: "Have you experienced what Lewis calls joy?" Van de 36 stemmen gingen er 33 naar de optie "Yes, and I think it is spiritually significant." 3 stemmen kozen "No, I have never experienced it." En niemand antwoordde: "Yes, but I attach no spiritual significance to it." Nu is natuurlijk de onderzoekspopulatie (bezoekers van een Lewis-forum) niet helemaal a-select. Toch blijft het percentage van 92 procent dat 'ja, en spiritueel significant' antwoordt, bijzonder hoog. Er zijn in elk geval meer mensen die de ervaring zoals Lewis die beschrijft, herkennen.
Volgens Lewis zelf was deze 'vreugde', dit verlangen, een universeel menselijke ervaring. En ik vermoed dat hij gelijk heeft. Het artikel op Wikipedia geeft een aannemelijke reden waarom we het niet als iets zien dat ieder mens kent: het ontroostbare geheim ligt gewoon te dicht bij ons hart: "It is so deeply personal that it does not occur to the one feeling it that others would have similar experiences and so is rarely communicated verbally. For most people it is something which cannot be put into words."

Volgens mij is het een gemis dat we het niet over dit pijnlijke verlangen hebben met elkaar. Het zou een gevoel van verbinding met elkaar geven: "Ik ben niet de enige die dit zo scherp voelt! Ik ben niet gek!" Maar bovenal zou het ons andere bewoordingen geven om met elkaar te spreken over het geloof. Want het christelijke geloof heeft alles te maken met dit diepgevoelde verlangen naar schoonheid, naar transcendentie. Als we als christenen bij elkaar komen, lopen we het gevaar dat we in technische termen spreken over het geloof. Dogma's, leerregels, discussies over verzoeningstheorieën. Of we maken van het geloof een kwestie van gedrag: regels, wetten, sociale inzet, verplichtingen. Of van uitwendige tekenen en wonderen waarin we moeten delen. Maar het geloof heeft te maken met ons hart, en dus met dit diepe verlangen. Als ons geloof niet tot dit diepe verlangen spreekt (omdat we communiceren op het niveau van dogma's, of gedrag, of uitwendige tekenen), zal het ons nooit vervullen. Dan zullen we misschien intellectueel instemmen met de leer, maar zal een deel van ons hart niet tevreden zijn, en blijven zoeken naar meer. En dit verlangen wordt vaak onderdrukt, of als ontevredenheid of zonde bestempeld. Terwijl deze 'heimwee', deze 'sehnsucht' nu juist niet anders is dan ons verlangen naar God.

C.S. Lewis zelf betoogde dat het zijn zoektocht was naar 'joy' die hem zijn leven lang motiveerde. Hij vond het uiteindelijk op de plek waar hij zich eerst van had afgekeerd: in God en de kerk. Het boek The Pilgrims Regress schreef hij om te vertellen hoe. In het voorwoord schrijft hij: "It appeared to me that if a man diligently followed this desire, pursuing the false objects until their falsity appeared and then resolutely abandoning them, he must come out at last into the clear knowledge that the human soul was made to enjoy some object that is never fully given — nay, cannot even be imagined as given — in our present mode of subjective and spatio-temporal existence. This Desire was, in the soul, as the Siege Perilous in Arthur’s castle — the chair in which only one could sit. And if nature makes nothing in vain, the One who can sit in this chair must exist."
Lewis zegt ergens anders dat voor elk menselijk verlangen in principe een vervulling bestaat. Als we bijvoorbeeld honger hebben, kan dat verlangen vervuld worden. Er bestaat eten! Als we dorst hebben, kan het verlangen naar vocht worden vervuld omdat de substantie 'water' bestaat. Het is volgens hem niet rationeel dat wij mensen zouden verlangen naar iets dat nooit vervuld kan worden. Een slot heeft geen betekenis als er niet een sleutel voor bestaat, een puzzelstuk heeft geen betekenis, zonder puzzel waar het in past. Als we dus in onszelf een verlangen vinden dat door niets op Aarde kan worden vervuld, en vooral als dat type verlangen door zoveel mensen wordt gedeeld, wijst dat er op dat we niet voor de Aarde bestemd zijn.
In feite zijn we sinds de val afgesneden van de realiteit waar we voor zijn geschapen, namelijk de gemeenschap met God, de bron van alle schoonheid, liefde en waarheid. De persoon van God, de dans van de drie-eenheid, is waar we eigenlijk naar verlangen. Daarin te worden opgenomen, deel te gaan uitmaken van die glorieuze werkelijkheid, is onze diepste wens. En die wordt door God vervuld. En niet op de manier van een eenheidsworst. Dit is niet een soort vervulling waarbij we onze persoonlijkheid verliezen, of opgaan in een onpersoonlijk Nirvana. Nee, pas als we in de dans van de drie-eenheid worden opgenomen, worden we voor het eerst echt onszelf. Opnieuw zegt Lewis het (in The Problem of Pain) beter dan ik zou kunnen: "If God had no use for all these differences between individuals, I do not see why He should have created more souls than one ... Your soul has a curious shape because it is a hollow, made to fit a particular swelling in the infinite contours of the Divine substance, or a key to unlock one of the doors in the house with many mansions. For it is not humanity in the abstract that is to be saved, but you - you, the individual reader, John Stubbs or Janet Smith, Blessed and fortunate creature, your eyes shall behold him and not another's. All that you are, sins apart, is destined, if you will let God have His good way, to utter satisfaction ... God will look to every soul like its first love, because He is its first love. Your place in heaven will seem to be made for you and you alone, because you were made for it - made for it stitch by stitch as a glove is made for a hand."

Door met elkaar over dit verlangen te praten, over wat het opwekt, en hoe het je laat voelen, wekken we dus bij elkaar het verlangen op naar de realiteit waar we voor zijn bedoeld: leven in gemeenschap met de Godheid. En dit verlangen motiveert ons om als kinderen van God te leven, om vol te houden als het moeilijk is, om anderen uit te nodigen Hem te volgen. Maar bovenal helpt het ons om beter te zien wie God eigenlijk is, hoe groot hij is. We hebben alle heiligen nodig om de 'hoogte, lengte, breedte en diepte' te kennen van de liefde van God. Dat is omdat wij allemaal op een unieke manier naar God verlangen en Hem ervaren. Lewis zegt het in hetzelfde boek: "Heaven is a city, and a Body, because the blessed remain eternally different: a society, because each has something to tell all the others - fresh and ever fresh news of the 'My God' whom each finds in Him whom all praise as 'our God'. For doubtless the continually succesful, yet never complete, attempt by each soul to communicate its unique vision to all others (and that by means whereof earthly art and philosophy are but clumsy imitations) is also among the ends for which the individual was created."
En daarmee mogen we nu al een begin maken. Wat heeft bij jou laatst dit verlangen opgewekt?