vrijdag 31 december 2010

Filmbespreking: Der Untergang

Films kunnen soms tot ophef leiden, misschien nog wel meer dan boeken (vooral nu, want ik geloof dat meer mensen films kijken dan er zijn die boeken lezen). Een film vertelt namelijk een verhaal zowel in woord als in beeld, met kleur en beweging, en het komt zo direct bij de kijker binnen, waar wie een boek leest de inhoud nog filtert door de verbeelding. Sommige films zijn controversieel door de expliciete inhoud, sommige films zijn schokkend door echte of vermeende godslastering (denk aan de ophef rond ‘The Life of Brian’ of ‘The Last Temptation of Christ’). Een film die een paar jaar geleden behoorlijk wat stof deed opwaaien was Der Untergang. En zoals gebruikelijk maakte de controverse meer duidelijk over de filmkijkers dan over de film. Wat mensen tegen de borst stootte was namelijk dat deze film Hitler weergaf als mens: een man die vriendelijk is tegen zijn secretaresse, zijn kok dankt voor het eten, en goed zorgt voor zijn hond. Een man die applaudisseert als kinderen een liedje voor hem zingen, en die met Eva Braun wil trouwen. Hitler wordt niet alleen maar in beeld gebracht als monster, de Fuhrer van het derde rijk, een verpersoonlijking van het kwaad, zonder menselijke eigenschappen.
De kritiek zou zijn dat het kwaad dat Hitler aanrichtte zo gebagatelliseerd zou worden. Maar ik denk dat het tegenovergestelde waar is. Door Hitler neer te zetten als gezichtsloos monster, als het kwaad in eigen persoon, wordt hij van ons gescheiden. Hij is de vijand, de ander, het kwaad buiten ons. Hij is een afwijking, een mutant, niet normaal. Deze anomalie kunnen we bestrijden zonder dat we in ons eigen hart hoeven kijken. We kunnen onszelf blijven beschouwen als de goeden, de normale mensen, die zich nooit zouden verlagen tot wat Hitler heeft gedaan. Het is veilig. Maar toon Hitler als een mens als wij, met menselijke eigenschappen en beweegredenen, en we kunnen niet meer op onze onaantastbare positie blijven staan. We kunnen niet meer volhouden dat wij een ander soort mensen zijn, dat wij tot de categorie van de goeden behoren, dat ons geen blaam treft. Als Hitler een mens is zoals wij, zijn wij niet boven hem verheven. Dat zouden wij tot dezelfde wandaden in staat zijn. Dan zouden wij ook gevoelig zijn voor de verleiding van het kwaad. Dan zouden ook wij kunnen vallen. En dat voelt bedreigend. Daar voelen we ons ongemakkelijk bij. Daarom is het goed dat dit type films wordt gemaakt, want soms is het goed dat we ons wat ongemakkelijk voelen.

Der Untergang toont de laatste dagen van het befaamde Derde Rijk. De Russische troepen zijn tot vlak bij Berlijn genaderd en het bombardement van de stad begint. Hitler weigert echter te vluchten. Hij trekt zich met zijn staf terug in zijn ondergrondse bunker, in de hoop dat er hulptroepen zullen verschijnen. De legerleiding is daar echter niet zo zeker meer van. Het is duidelijk dat de top van de nazi-regering uit elkaar begint te vallen. Hitler wil echter niet van overgave weten. Ook weigert hij Berlijn te laten evacueren. Als de Duitsers niet overleven, hebben ze dat aan zichzelf te wijten. Het liefst zou Hitler heel Duitsland vernietigen, zijn rijk met hem ten onder laten gaan, maar Albert Speer heeft daar een stokje voor gestoken. De gevechten in Berlijn worden ondertussen steeds heviger, en de sfeer in de bunker wordt grimmiger. Uiteindelijk beseft zelfs Hitler dat er geen hoop meer is. De enige optie voor hem en zijn adjudanten is zelfmoord te plegen.

Dit is geen film voor een ontspannen avondje op de bank, niet bedoeld om even je zinnen te verzetten. Deze film vereist je aandacht, en stelt vragen die je uit je comfortzone zullen brengen. Het is meer dan vermaak. De film is bijna een documentaire. Hij is gebaseerd op de getuigenverklaring van Traudl, de secretaresse van Hitler, die de laatste dagen in de bunker zelf heeft meegemaakt (opnames van haar, genomen vlak voor haar dood, openen en besluiten de film). Wat in de film te zien is, is wat er over deze laatste dagen bekend is. Het is een reconstructie die volledig geloofwaardig lijkt. Ook de aankleding is realistisch, heb ik me laten vertellen. De acteurs lijken zelfs fysiek op de personen die ze spelen (ik heb begrepen dat daar zelfs computereffecten voor gebruikt zijn). Het is door het spel van de auteurs dat de film het niveau van een documentaire overstijgt, en je af en toe doet denken dat het opnames betreft van de werkelijke gebeurtenissen. Vooral het spel van Bruno Ganz als Hitler (een heel andere rol dan de zijne in de film Luther, die ik eerder dit jaar heb besproken) is bijna angstaanjagend overtuigend. Je kunt je als kijker nauwelijks aan de indruk onttrekken dat dit is hoe Hitler echt was. Tegelijk is de naïeve maar innemende secretaresse Traudl een goede gids door de nachtmerrie. Met haar identificeren we ons als kijkers, maar dat doet ons tegelijk de vraag stellen naar onze eigen betrokkenheid bij het kwaad. Was haar onschuld en jeugd een excuus voor haar werk voor de Fuhrer?

Dit is boven alles een film over het kwaad. Niet alleen het kwaad van Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, maar ook het kwaad in ieder mens, en ook in jou en mij. De centrale figuur is Hitler. Al in de eerste scenes van de film wordt hij getoond als een normale man, die een secretaresse zoekt. Hij stelt vriendelijke vragen aan de kandidaten voor de functie, en wordt niet boos als iemand een fout maakt bij het overtypen van zijn woorden, maar stelt eenvoudig voor overnieuw te beginnen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij een sympathieke man lijkt. Maar dit is geen film die Hitlers daden goed wil praten: hij heeft niets dan afkeer voor de zwakke Duitsers die de Russen niet konden tegenhouden. Hij heeft alleen oog voor zijn eigen glorie. Op de laatste dag van zijn leven zegt hij nog trots dat ook al valt het Derde Rijk, hij in elk geval Duitsland heeft verlost van het probleem van de Joden. Als hij zich verraden voelt door zijn adjudanten, ook al gaat het om de broer van  zijn verloofde, aarzelt hij niet het bevel te geven hen om te brengen. Maar tegelijk is hij iemand die geeft om het lot van zijn herdershond. Hitler wordt getoond als iemand die volledig overtuigt is van zijn eigen gelijk, zijn eigen positie: hij ziet zichzelf als God.
En weer anderen verafgoden Hitler en het systeem van het Nationaal-Socialisme. Daarbij gaat het in de film met name om Joseph Goebbels en zijn vrouw. Zij schuilen in dezelfde bunker. Vooral Goebbels vrouw gelooft heilig in het Nationaal Socialisme. Voor haar is Hitler een messias. Ze heeft al haar hoop op hem gevestigd. Ze wil ook niet dat haar kinderen zouden leven in een wereld zonder het Nationaal-Socialisme. Alles beter dan dat. Dus ontneemt ze in een gruwelijke scene haar kinderen het leven. Het systeem, de ideologie, heeft in haar hart een belangrijkere plaats gekregen dan het leven, de liefde. Zelfs het protest van haar dochter, die door heeft dat ze een slaapmiddel krijgt toegediend, kan haar hart niet zacht maken. Hierin zie ik een waarschuwing voor iedereen die een ideologie volgt, ook christenen en kerkgangers: pas op dat je de ideologie niet stelt boven de liefde, want als je dat doet zul je onherroepelijk mensen offeren op het altaar van je religie: je medemensen, je familie, zelfs je kinderen.
De film toont echter ook mensen die kiezen voor het goede, zoals de SS-kolonel en arts Ernst Gunther Schenk, die weigert Berlijn te verlaten. Hij riskeert zijn leven om medicijnen te zoeken, en zet zich tot het uiterste in om de levens van de Berlijnse burgers te redden. Hij is een held. Maar uit de geschiedenis weten we dat deze man in concentratiekampen experimenten uitoefende op de gevangenen. Hij was niet onschuldig. Hij verrichte gruwelijke, mensonterende daden. En zijn inzet voor het Duitse volk in Berlijn maakt dat niet ongedaan. Het goede en het kwade bestaan samen in zijn persoon.
En hoe zit het met secretaresse Traudl? Meerdere malen krijgt ze de gelegenheid de bunker te verlaten, maar ze weigert. Ze wil Hitler blijven ondersteunen. Ze claimt dat ze niet afwist van de gruwelen die onder het nazi-regime gebeurden, en niet wist dat Hitler een monster was. Maar was haar naïviteit een excuus? In de beelden voor en na de film zegt ze zelf dat ze het wel had kunnen ontdekken als ze er moeite voor had gedaan. Ze koos er bewust voor onwetend te blijven, en dat maakt haar ook schuldig.

Hetzelfde weekeinde dat ik deze film zag, las ik (toevallig?) een artikel over het bekende ‘Stanford prison experiment’. De onderzoeker die dit experiment uitvoerde heeft er een boek over geschreven: The Lucifer Effect - waarin hij betoogt dat alle mensen, hoe goed ze ook over zichzelf denken, in staat zijn gruwelijke daden te begaan. In het experiment werd een groep studenten willekeurig verdeeld tussen gevangenen en bewakers. De bewakers begonnen hun toevallige machtspositie te misbruiken. Ze behandelden de ‘gevangenen’ steeds slechter, tot mishandeling toe. Het is een huiveringwekkend verhaal, dat niet voor niets het uitgangspunt is geweest voor meerdere films.
Wat er zo angstaanjagend aan is, is dat normale, goed aangepaste jonge mensen, onder de juiste omstandigheden beestachtig gedrag gaan vertonen jegens hun medemensen. Er zijn zeker parallellen aan te wijzen met het nazi-regime. De ‘bewakers’ hadden macht gekregen over de ‘gevangenen’. Maar ze hadden niet alleen ‘macht’ - ze waren ‘de goeden’. De anderen waren immers gevangenen. De bewakers stonden aan de goede kant van de lijn. En dat wilden ze laten merken. Ze versterkten hun positie door de ‘gevangenen’ te vernederen, te onderwerpen. Ze tolereerden geen verzet. Ze maakten de ‘gevangenen’ tot minder dan zichzelf. Ze zagen ze niet meer als personen die waarde hadden en recht hadden op respect. Ze bestonden alleen nog als ‘gevangenen’. Ze waren geen individuen meer, maar een klasse, die minder was. En dus hoefden ze niet als individuen te worden behandeld. Net zo gaf het Nationaal-Socialisme de nazi’s een excuus om zichzelf te zien als ‘beter’ dan heel veel anderen, en dus om die anderen niet langer te behandelen als waardevolle personen, maar hen te onderdrukken, te vernederen en te doden.
Het probleem van het kwaad ligt echter niet in de ideologie. De ideologie is, ik gebruikte het woord al, een excuus. Ik geloof zelfs dat mensen vaak actief zoeken naar een ideologie waardoor ze zichzelf kunnen zien als ‘beter’ of ‘waardevoller’ dan anderen. Ook ik doe dat. Ik ben opgegroeid in een strenge kerk. En wij zagen onszelf als ‘beter’ dan andere christenen. Wij hadden immers het ‘licht’, we wisten hoe we God moesten dienen, hoe we moesten samenkomen, hoe we de bijbel moesten lezen. En dus waren andere christenen ‘minder’. We mochten niet samen met hen het avondmaal vieren, en eigenlijk mochten we ook niet met hen samenwerken in christelijke organisaties. We verketterden ze. (En we verketterden vooral christenen die ooit tot onze groep behoorden, maar van mening veranderd waren. Die werden uit de gemeenschap gestoten, en voortaan genegeerd.) Maar zolang we dachten dat we het gelijk aan onze kant hadden, zagen we dit niet als iets slechts, iets verkeerds. Onze ideologie was een afgod, en elke afgod geeft ons de gelegenheid onszelf te zien als belangrijk, waardevol, betekenisvol (en anderen als onbelangrijk, waardeloos en onbetekenend). Maar de afgoderij lag in ons eigen hart. Dit is blijkens Genesis 3 de kern van onze zondigheid: dat we als God willen zijn, en onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad (waarbij wij natuurlijk ‘goed’ zijn en de ander ‘kwaad’). Dit is de wortel van alle kwaad.

Het ‘Stanford prison experiment’ en films als Der Untergang laten zien dat de neiging onszelf te zien als beter dan anderen, om onszelf bovenaan te zetten, om zelfzuchtig te zijn, in iedereen aanwezig is, hoe aangepast of religieus ook. Het is deel van ons. Het is niet uit te roeien door een geloof aan te hangen, een programma te volgen of goede daden te doen. Deze neiging is niet met een vijf stappen-plan ongedaan te maken (we zouden er alleen maar trots op worden dat we de vijf stappen hebben volbracht). Hoe eerlijker je bent over de zelfzucht en trots in je hart, hoe sterker je beseft dat je jezelf er niet van kan bevrijden. Toch is dat wat we proberen in de maatschappij, maar ook in de kerk. Als we maar genoeg bidden, genoeg bijbel lezen, naar de dienst komen, geven aan goede doelen ... Maar al die dingen zijn maar pleisters op de wonde. Het kwaad blijft in ons schuilen. Wat we nodig hebben is een ingrijpen van buitenaf. We moeten verlost worden. We hebben een redder nodig.
Wat Der Untergang voor mij duidelijk maakt is dat we volledig afhankelijk zijn van God. We zijn volledig aangewezen op genade. Als het van mijn inspanning, of mijn eigen goedheid afhangt, al is het maar een klein beetje, ben ik verdoemd: want, zoals Paulus in Romeinen 7, weet ik dat het goede in mij niet aanwezig is. Ik wil het wel, maar ik kan het niet. Ik zie in mijn leden de wet van het kwaad: dat zelfs al wil ik God dienen, ik toch steeds mezelf op het voetstuk zet. Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen van dit bestaan dat onherroepelijk uitloopt op de dood? God zij dank voor Jezus Christus! Verlossing komt altijd van buitenaf. Niet van binnenuit. God vraagt niet van ons er iets voor te doen. We hoeven het alleen maar te accepteren. Het is genade.

Pluto, potvis, films in 2011, string theory, nieuwjaarstoespraak en Left Behind

Dwergplaneet Pluto bevat mogelijk (als gevolg van de ontwikkeling van hitte door radioactief verval) diep onder zijn oppervlak oceanen! (En dus mogelijk leven?)

De evolutionaire geschiedenis van de mensheid moet weer eens worden herschreven. In een grot in Israël is een anatomisch moderne tand gevonden van 400.000 jaar oud, terwijl moderne mensen pas 200.000 jaar geleden zouden zijn ontstaan.  Dit artikel bevat bovendien een helder overzicht van wat er tot nu toe bekend is over de menselijke evolutie.

Een robot op inspectie bij een diepzeeoliebron in de Golf van Mexico (van die lekkage, weet je nog wel?) filmt een onverwachte bezoeker.

New Scientist geeft een overzicht van twaalf coole dieren die dit jaar op de website zijn voorgesteld. Ik ben altijd onder de indruk van de diversiteit van het leven op onze planeet!

Filmtijdschrift Empire geeft een overzicht van de films om naar uit te kijken in 2011 - gerangschikt op thema.

Stephen Hawking beweerde op basis van de string- (of brane-)theorie dat God niet nodig was voor een verklaring van het universum. Een christenwetenschapper en een filosoof beweren dat deze hogere natuurkunde hun bewondering voor de schepper alleen maar laat toenemen. "You may expect an infinitely creative being to create more than one universe—in fact, many, and maybe more kinds of realities.we serve a God who is easily capable of holding 10500 universes in the palm of his hand." Het artikel vertoont overlap met mijn blogbericht van gisteren, maar bevat ook mooie uitspraken over het belang van de 'schoonheid' van een theorie voor wetenschappers: "The more unifying a theory is, the more beautiful the mathematics are, the more likely that it is true. That is a universal concept among scientists. The universe is structured for beauty and elegance." 

Henk Medema roept zijn lezers op een nieuwjaarstoespraak te schrijven voor zichzelf: "Most of us are not in a position to present their own New Year’s Speech. Or they would not have an audience beyond their own small family circle – and this group might not always be all that  eager to listen… But why don’t you write down, just for yourself, what you see before you for the next 365 days in 2011? Anything less than everything must change does not concur with the gospel of Jesus’ Kingdom. And even if you don’t plan for it: everything will change."

Volgens Mark Galli was de boodschap van de engel aan Maria een boodschap van genade, die ook voor ons geldt: Wij zijn Gods geliefden. Gewoon. Omdat hij het zegt. "Before we could decide for or against God, before we could show him how religious we are, before we could ask forgiveness for our first sin, before we were the apple of our parents' eyes, before the foundation of the world, God favored us. Not because he knew we would blossom into greatness. Not because he saw that we would become good Christians someday. Not even because we were humble enough to know we are not good Christians (which is really a kind of stealth pride!)"

Een al wat ouder commentaar van Experimental Theology op de Left Behind-serie. De antichrist is een idioot: "Why do I draw this conclusion? Well, first, if I was the anti-Christ I would take the time to read the book of Revelation. Shoot, I'd take the time to get a Ph.D. in New Testament apocalyptic literature. Why wouldn't you? I mean, the opposing team just handed you the play book. At the very least the anti-Christ should sit down and watch the End Times 101 educational video left behind at New Hope church."

donderdag 30 december 2010

Buitenaards leven: The truth is out there

Ik stond laatst in de krant. In het Nederlands Dagblad (niet te verwarren met het Algemeen Dagblad). Daar ben ik natuurlijk trots op (en dat mag natuurlijk ook), maar ik wil niet naast mijn schoenen gaan lopen (dat is erg ongemakkelijk, vooral met het weer van de afgelopen weken), dus zou ik aan dit onderwerp nooit een blogbericht wijden, ware het niet dat het onderwerp van het interview (en vooral een citaat uit het interview in EO-programmablad Visie) aanleiding gaf tot een flinke discussie op onze bijbelkring. Ik werd er zelfs van beschuldigd sommige christenen van het geloof te kunnen laten afvallen. Ik geloof dat iemand die door een citaat in een programmablad van zijn geloof afvalt nooit een echt een sterk geloof kan hebben gehad, en ik geloof ook niet dat dit hypothetische gevaar iemand ervan zou moeten weerhouden publiekelijk vragen te stellen en aan heilige huisjes te schudden. Sterker nog: het geloof dat door opmerkingen als de mijne (ja, ik laat de spanning er nog even in zitten) aan het wankelen raakt, is volgens mij geen geloof, maar een vorm van valse zekerheid. Iemand heeft ooit gezegd: het tegenovergestelde van geloof is geen twijfel (zoals mensen soms lijken te denken), maar zekerheid. En later in dit bericht zal ik daar op terugkomen.

Maar goed, het ging dus om de ontdekking van de NASA een tijdje geleden over een levensvorm die arseen zou kunnen inbouwen in DNA in plaats van fosfor. Het was volgens de wetenschappers een ontdekking met grote gevolgen voor de zoektocht naar buitenaards leven, omdat er dus ook leven zou kunnen zijn op planeten met voornamelijk arseen in plaats van fosfor. Het was niet zulk spectaculair nieuws als waar ik op gehoopt had (de aankondiging van buitenaards leven), maar wel interessant. En later bleken de conclusies van het experiment helemaal niet zo betrouwbaar te zijn. Dat arseen was ingebouwd in het DNA was helemaal niet aangetoond, en mogelijk (en zelfs waarschijnlijk) waren de kleine overgebleven hoeveelheden fosfor in het medium voldoende om de betreffende micro-organismen te laten floreren. Een storm in een glas water, dus, en het is erg makkelijk de NASA ervan te verdenken geld nodig te hebben voor nieuwe ruimtemissies. Maar dat ter zijde.
Het nieuws was in elk geval aanleiding voor het Nederlands Dagblad om enkele christen-astronomen en natuurwetenschappers de vraag te stellen of het eventuele voorkomen van leven elders in het heelal in overeenstemming was te brengen met hun christelijke levensovertuiging. Eigenlijk zeiden ze allemaal dat het bestaan van buitenaards leven helemaal niet was aangetoond, maar dat hun geloof er niet door aan het wankelen zou worden gebracht mocht het wel gevonden worden. Behalve deze wetenschappers werd ook ik ondervraagd voor het artikel. Niet omdat ik wetenschapper ben, maar vanuit mijn hoedanigheid als sciencefictionauteur. Daar was ik natuurlijk trots op (want lezers van mijn blog zullen wel doorhebben dat sciencefiction en speculatieve wetenschap tot mijn interessegebieden behoren).
Wat ik betoogde kwam in het kort hier op neer: als er buitenaards leven zou bestaan zou ik er geen probleem mee hebben dat in mijn christelijke wereldbeeld in te passen. Het heelal is enorm groot. Er zijn (geschat) evenveel sterrenstelsels als er sterren in ons melkwegstelsel zijn. En dat zijn er veel, erg veel. De laatste jaren weten we dat veel sterren omgeven worden door planeten. De meeste tot nu toe gevonden planeten zijn veel groter dan de Aarde en bevinden zich heel dicht bij hun sterren (en zijn dus te heet om leven waarschijnlijk te maken). Maar dat is niet omdat er geen kleinere, rotsachtige planeten zijn in de ‘leefbare zone’ (het gebied rond een ster waar op het oppervlak van planeten vloeibaar water aanwezig kan zijn). Het komt omdat onze meettechnieken gewoon nog niet in staat zijn deze planeten te vinden. Hoe nauwkeuriger de apparaten, hoe kleinere planeten we kunnen waarnemen. Afgelopen jaar werd bijvoorbeeld een rotsachtige planeet gevonden rond de ster Gliese 581b, die zich bovendien in de ‘leefbare zone’ zou bevinden. En er zullen er meer volgen. En dan heb ik het nog niet over de manen van grote gasplaneten, die net als de Jupitermaan Europa vloeibare oceanen onder hun ijsmantel kunnen herbergen, opgewarmd door het getijdeneffect, met mogelijk vulkanische activiteit en heetwaterbronnen. Het heelal is zo groot, en er zijn zo veel planeten waar organismes zouden kunnen voorkomen, dat het me erg zou verbazen als er nergens anders leven zou zijn! Zoals in de film Contact (een van mijn favorieten) wordt gesteld: “Het heelal is een erg grote plaats, als er geen leven zou zijn, zou dat verspilling wezen.”

De bijbel toont God als schepper van alles. Hij is creatief. Hij is een kunstenaar, die er plezier in schept een eindeloze variëteit aan sterren, planeten, dieren en planten te creëren. De mens is geschapen naar het beeld van God - inclusief onze creativiteit. En wat doet een menselijke kunstenaar met een leeg doek? Een wit vel papier? Hij vult het! Zijn creativiteit wordt erdoor uitgedaagd! Hij maakt steeds nieuwe vormen en ontwerpen. Net zo is het heelal voor God een enorm doek, een wit vel, waarop hij zich helemaal kan uitleven.
Dat wil niet zeggen dat wij het eventuele leven op andere planeten ooit zullen ontdekken - andere sterrenstelsels dan de onze onttrekken zich al aan onze waarnemingshorizon, we zullen nooit weten wat er zich daar afspeelt, en dat geldt al voor eventuele planeten in andere spiraalarmen van onze eigen melkweg. Maar het feit dat we nooit zullen weten of daar leven voorkomt, wil niet zeggen dat het er niet is. Er waren genoeg gebieden op Aarde waarvan mensen dachten dat er geen leven kon voorkomen. Bijvoorbeeld in de diepzee, in zure of alkalische heetwaterbronnen in Yellowstone, in het ijs van Antarctica of kilometers diep in de aardkorst. Maar op al die plekken hebben we levensvormen aangetroffen. Sterker nog, op aarde geldt dat als het maar enigszins voorstelbaar is dat ergens leven voorkomt, het ook wordt gevonden. Of mensen het kunnen zien of niet is daarvoor geen factor van betekenis. Het leven in de diepzee onttrok zich tot enkele tientallen jaren geleden volledig aan ons oog. Jules Verne dacht nog dat de zee beneden de tweehonderd, driehonderd meter levenloos was. Maar dat blijkt niet juist: er is zelfs een enorme diversiteit aan soorten en vormen, die leven waar mensen het nooit konden waarnemen. Het zou mij dus absoluut niet verbazen als God elders ook zijn creativiteit zou hebben uitgeleefd. Een kunstenaar schept omdat hij lol heeft in het creatieve proces, niet omdat zijn werk per se door anderen gezien moet kunnen worden.

Bovendien geloof ik dat God de mogelijkheid voor het ontstaan van leven in het heelal heeft ingeschapen. Het is een eigenschap van de natuur dat er leven ontstaat. En omdat de natuurwetten overal in het heelal hetzelfde zijn (volgens de heersende theorieën) zouden dezelfde wetten op een andere planeet met geschikte omstandigheden ook kunnen leiden tot leven. Wellicht zelfs tot intelligent leven. Ja, dat komt misschien als een schok voor gelovigen die de mens zien als het centrum van de schepping. Maar het bestaan van intelligent leven elders is niet a priori uit te sluiten. Zoals ik zei: we zullen nooit weten wat er gebeurt in andere sterrenstelsels, welke beschavingen wel of niet opbloeien in andere superclusters, welke bouwwerken misschien oprijzen aan de andere kant van het heelal. En over iets dat we niet kunnen weten, moeten we maar geen uitspraken doen.
Dat hoeven we ook helemaal niet. Wat belangrijk is, is dat God ervoor heeft gekozen zichzelf aan ons te laten zien in de persoon van Jezus. Hij heeft zijn natuur als liefhebbende Vader, als creatieve Schepper, als rechtvaardige Koning aan ons geopenbaard. Hij heeft ons uitgenodigd een relatie met Hem aan te gaan. Dat is het enige dat voor ons telt. Misschien heeft hij dezelfde uitnodiging gedaan aan andere volken elders, misschien heeft hij nog andere schapen niet uit deze stal, maar dat is niet onze zaak. Dat is hooguit voer voor speculatie voor sciencefictionschrijvers (zoals ondergetekende). Larry Norman zong het al in het lied ‘UFO’ : ‘And if there’s life on other planets, I’m sure that He must know, and He’s been there once already and has died to save their souls ...’ Ondertussen is het onze verantwoordelijkheid Jezus te volgen en Hem en onze medemensen lief te hebben, zoals Hij ons dat heeft laten zien.

Met dit punt besloot ik het interview: dat het gevaarlijk is om met absolute zekerheid te beweren dat er nooit buitenaards leven zal worden gevonden, want hoe reageer je dan als het er toevallig wel blijkt te zijn? Je kunt beter een open geest houden en je laten verbazen door de creativiteit van God.
Uit het interview werd een regel aangehaald in de Visie (“Ik zie buitenaards leven niet als iets dat in strijd is met wat ik als christen geloof.”) Kringgenoten spraken me daar onze laatste avond op aan: het zou namelijk lijken alsof ik in (intelligent) buitenaards leven geloof, en sommige christenen zouden daardoor aan het twijfelen gebracht kunnen worden. Laat ik nog maar eens duidelijk stellen. Ik weet niet of er buitenaards leven is. Zolang we geen bewijzen hebben, kan ik niet zeggen dat het er is. (Ik geloofde vroeger ook in het monster van Loch Ness, maar ja, zonder bewijs ... Tegenwoordig ben ik een scepticus op dat gebied). Ik kan eenvoudig niet zeggen dat er buitenaards leven is. Wel kan ik zeggen dat het me niet enorm zou verbazen als het bestaat. Misschien wel op Mars, of op Europa, of elders. Maar ik heb grote problemen met mensen die stellig beweren dat buitenaards leven niet KAN bestaan (bijvoorbeeld omdat de bijbel er niets over zou zeggen, of omdat de mens uniek is, of iets dergelijks). De geschiedenis heeft laten zien dat het heel gevaarlijk is dit soort stellige uitspraken te doen.
Ik herinner me christelijke boeken waarin werd beweerd dat ons zonnestelsel uniek was, dat er geen planeten waren rond andere sterren en dat die ook niet gevonden zouden worden. Ondertussen weten we beter. Anderen schreven dat er geen tussenvormen waren tussen vissen en amfibieën, reptielen en vogels (Archeopteryx was een vervalsing), reptielen en zoogdieren, landdieren en walvissen en apen en mensen. En dat die ook niet gevonden zouden worden. Ondertussen hebben deze schrijvers hun woorden moeten terugnemen: al deze overgangen zijn vrij goed met fossiel materiaal in kaart gebracht. Zo zijn er meer voorbeelden denkbaar. In de middeleeuwen dacht men stellig dat de zon, de planeten en de sterren rond de aarde draaiden, en niet andersom. Dat blijkt anders. En er waren mensen die 100 procent zeker waren dat mensen nooit zouden kunnen vliegen. De gebroeders Wright bewezen het tegendeel. Kortom, het is gevaarlijk volkomen zekerheid te claimen van iets dat je eenvoudig niet kunt weten, iets waar je niet genoeg van afweet om er uitspraken over te doen.

Het is prima om te zeggen dat je niet denkt dat er buitenaards leven bestaat, of dat je het niet ‘gelooft’. Maar dat is iets anders dan claimen dat je het zeker weet. Deze vorm van ‘zeker weten’ schakelt het verstand uit, ze schrijft voor tot welke conclusies onze waarnemingen en beredeneringen moeten leiden, ze dwingt ons in een bepaalde richting, niet op basis van argumenten, maar op basis van stellige aannames. En de zekerheid die op deze stelligheid is gebaseerd, komt tot val als er bewijs wordt geleverd voor haar ongelijk. Ik dacht ooit dat mijn geloof wankelde als er nieuwe fossielen werden gevonden voor tussenvormen, of als er aanwijzingen waren voor een oude leeftijd van het heelal. Maar het was niet mijn geloof dat wankelde, maar de valse stelligheid waarvan ik dacht dat het mijn geloof was.
God roept ons niet op tot een niet beredeneerde zekerheid over het ontstaan van het leven, leven op andere planeten, of het wel of niet kunnen vliegen van mensen. God roept ons op tot een relatie met Hem, een oproep die zichtbaar is geworden in het leven, de dood en de opstanding van Jezus. En we kunnen ons door Hem laten liefhebben, of er nu leven bestaat op Mars, of niet. En vanuit de basis van die relatie met God, vanuit de wetenschap dat we zijn geliefde kinderen zijn, kunnen we in alle vrijheid het door Hem geschapen universum onderzoeken, hypotheses opstellen en toetsen, kijken welke fossielen we vinden in oude aardlagen, en of leven kan bestaan in een giftige arseenomgeving. We mogen zoeken naar nog onbekende planeten en nog onbekende levensvormen, we mogen de sterke en de zwakke kernkracht in formules proberen te vangen en een ‘theory of everything’ proberen op te stellen, we mogen de werking van de hersenen in kaart proberen te brengen, en te bestuderen hoe een embryo zich ontwikkelt in de baarmoeder. We mogen God dienen met ons verstand. We mogen open zijn voor de door Hem gemaakte werkelijkheid, en ons door Hem laten verrassen. Want een ding is zeker: de creativiteit van God is veel groter, afwisselender en boeiender dan onze zogenaamde zekerheid.
Kortom, als er buitenaards leven gevonden wordt, zou ik alleen maar meer reden hebben om God te aanbidden, zou ik alleen maar meer onder de indruk zijn van zijn creativiteit en zou ik alleen maar meer reden hebben om mijn talent als sciencefictionschrijver te blijven ontwikkelen.

woensdag 29 december 2010

Siberische taferelen

Nederland was de afgelopen weken bedolven onder een dik pak sneeuw. Dat leverde prachtige plaatjes op, van bomen waarvan alle takken met een laag wit waren bekleed. Mijn Eindhovense vriend legde uit dat dit alleen mogelijk was omdat het niet al te hard vroor. Want zolang het maar een paar graden vriest, is de bovenste laag watermoleculen op de ijskristallen van de sneeuwvlokken niet werkelijk vast, maar in twee dimensies nog vloeibaar: de moleculen bewegen nog van links naar rechts, maar niet van boven naar beneden, zeg maar. Dat betekent dat als twee vlokken met elkaar in contact komen, de twee 'vloeibare' laagjes met elkaar versmelten: de sneeuw kleeft. Vriest het te hard, dan wordt ook de buitenste laag moleculen vast, en kleven de vlokken niet aan elkaar. Dan valt het dus gewoon van de boomtakken af.







vrijdag 24 december 2010

Olifanten, nieuwe mensen, placebo's, mysterie, op zoek naar God en eenvoudig leven

Er zijn op Aarde niet twee, maar drie soorten olifanten! De Afrikaanse bosolifant is inderdaad een andere soort dan de savanneolifant. Ze verschillen net zo veel van elkaar als de mammoet en de Indische olifant!

Ook interessant: tegelijk met moderne mensen en Neanderthalers leefde er nog een derde mensensoort in Siberië: de Denisovans. Sporen van hun DNA worden teruggevonden in Melanesische populaties (Nieuw Guinea).

Na het grote uitsterven in het Perm, waarbij 90 procent van alle soorten dieren en planten verdween, duurde het 10 miljoen jaar voor de verschillende ecosystemen zich hadden hersteld. Dit blijkt uit een nieuwe opgraving in China, waar veel fossielen van zeedieren worden gevonden.

Placebomedicijnen (pillen van suiker) werken, ook als mensen weten dat ze placebo krijgen! De zelfherstellende mogelijkheden van het lichaam blijven verbazen!

Prachtige foto's van miniaturen: wat blijft er over na de val van de beschaving? Ik heb altijd wel wat met ruïnes gehad.

Volgens Orthodoxe blogger the OrthoCuban zouden evangelischen meer oog moeten hebben voor het mysterie van God. Niet alles is te verklaren. "We come to God in worship and say that he is both unknowable and has revealed himself fully in Jesus Christ. We say that he has fully allowed us to choose, but he has chosen the path in which this world will walk. This is where we acknowledge both mystery and revelation. Finally, this is where we go to the Divine Liturgy and enter into the heavens while at the same time saying that we have yet to arrive."

Paul Abspoel kijkt terug op een uitzending van 'Op zoek naar God'. "Helaas stel ik vast dat het in veel gevallen de christenen zijn die in een nepwereld leven. De echte wereld is buiten. Daar lopen authentieke mensen rond met oprechte vragen. In het christelijke wereldje zie ik helaas te veel mensen die doen alsof ze alles precies op een rijtje hebben en die menen dat ze op elke vraag een gepast antwoord moeten hebben." Een uitzondering was het moment waarop Dennis van der Geest in gesprek ging met William Paul Young, schrijver van The Shack. "Geloof je in liefde? Bid dan tot de Liefde. Het maakt geen deel uit van je hersenen. Liefde is onzichtbaar en toch echt.Het is iets wat waarachtig is. En de Bijbel zegt ook: God is liefde. Als je in liefde gelooft, op anderen gerichte, pure, onbaatzuchtige liefde, moet je tot de Liefde bidden." En als die liefde een persoon voor je wordt, dan heb je God gevonden. Amen.

Chaplain Mike op de Internetmonkblog wijst op een tekst van Paulus waar nooit zoveel aandacht voor is. Zijn conclusie is dat Paulus christenen niet oproept tot een programma van activiteiten. "Paul commends a life that is the very opposite of activist churchianity. Instead, he advocates the way of Christian vocation—Walk humbly and quietly with God. Don’t think it’s your job to change the world. Quit sticking your nose in everybody else’s business. Do your work and do it well. Let Christ’s love for others grow naturally out of that soil. Earn the respect of your neighbors over time as you live your life in Christ. Slow down. Get small. Run quiet. Go deep. Grow up."

Ondertussen wijst de blog Mockingbird ons op het vrij onbekende feit dat atheïst Stalin ooit voor priester studeerde op een seminarie. Hij eindigde echter op een ander pad. Waarom? Omdat christenen vaak kiezen voor macht als beïnvloedingsmiddel boven liefde. "We are still so impressed with power and assertion that we turn the Christian insight, which is clearly the opposite of our idea of power, into power. If we could only convert Congress to Christianity, then everything would be OK. We would have the power brokers on our side. If we could only get people to behave a certain way, everything would be OK." Perfecte macht drijft de liefde uit.

woensdag 22 december 2010

Foto's uit Leiden

Dat ik trots ben op Delft zal voor de lezers van mijn blog zo onderhand wel duidelijk zijn. Wat minder mensen zullen weten, is dat ik ook een zwak heb voor Leiden, waar ik meer dan acht jaar heb gewoond. Vorige week zondag was ik er weer eens, op bezoek bij een vriend die er nog steeds woont, en ik had mijn fototoestel bij me.
De Herengracht, hier heb ik dus gewoond! Enige nadeel: de meerkoeten.






dinsdag 21 december 2010

Animatiefilms, 1884, lemurs, evolutionaire psychologie, Lewis en keuzes maken

Mooi animatiefilmpje voor vissenliefhebbers. The Deep.

Over animatie gesproken, ex-monty python Terry Gilliam helpt mee met de animatiefilm 1884, een bizarre retro-SF film: een verhaal over het jaar 1884, alsof het geschreven was in 1848.

En nog meer animatie: de film Rango ziet er prachtig uit, met mooi woestijnleven en zo te zien een interessant verhaal! En Johnny Depp natuurlijk.

De volgende animatiefilm van studio Ghibli wordt gemaakt door Goro (zoon van Hayao) Miyazaki.

Op Madagascar is een nieuwe halfaap (lemur) ontdekt, met een bizarre veerachtige tong waarmee hij bij nectar kan komen.

Een aardig artikel over een fenomeen waar ik ook wel eens over heb geschreven, namelijk het verklaren van psychologische en sociale fenomenen met behulp van evolutie. "The attempt to explain art, music, literature, and the sense of beauty as adaptations is both trivial as science and empty as a form of understanding. It tells us nothing of importance about its subject matter, and does huge intellectual damage in persuading ignorant people that after all there is nothing about the humanities to understand, since they have all been explained — and explained away."

Een cartoon van de Naked Pastor over gevaarlijke ideeën.

Mijn held C.S. Lewis onderschatte zichzelf, blijkens dit interessante artikel: hij dacht dat men zijn werk vijf jaar na zijn dood niet meer zou lezen.

De Christian Monist richt zijn pijlen weer eens op de christelijke fabel dat als je maar op de juiste manier keuzes maakt, je geen problemen meer zult ervaren. Hij vertelt wat hij zelf heeft meegemaakt en concludeert: "Life has real risks. There is no fairy tale where the happy ending always comes. It doesn't. But, we must be faithful to live with the consequences and not blame God for promises He never made."

Wayne Jacobson denkt na over een citaat uit de nieuwste Narnia-film: 'I have spent too long wanting what was taken from me, instead of what I was given.' Hij concludeert: 'Focus on what you’ve lost in this world and you’ll become a bitter person, driven to destroy others in your misguided attempt to get what’s fair. Focus on what you’ve been given by God, however, and you’ll understand the true joys of heaven. Maybe some of us we have wasted so much time and energy focusing on what we’ve lost, that we’ve lost sight of the gifts he has given us. If Jesus’ life taught us anything it’s that there is still much life, grace, and love even where others seek to exclude us, lie about us, and persecute us.'
 

zondag 19 december 2010

Geloven is mens worden 1: 'In mensen een welbehagen'

Nog een week en het is kerst (of minder dan een week, want ik zet deze blog pas morgen op het internet, wat wil zeggen dat ik hem gisteren schreef). De meeste mensen hebben al hun huis versierd en een kerstboom neergezet. Op de radio kun je de kerstkrakers niet ontlopen (ik betrap mezelf er soms op dat ik ze meeneurie). In winkelcentra lopen kerstmannen rond, en de voorbereidingen voor het kerstdiner worden getroffen. De agenda’s rond deze dagen staan vol met familiebezoeken, vieringen en dat soort zaken. Ikzelf hoop ook volgens goede traditie naar de kerstnachtdienst te gaan, en later in het weekeinde mijn ouders met een bezoek te vereren. Ook op mijn blog ontkom ik niet aan een stukje dat samenhangt met de kerstgedachte. Want kerst (en wat met kerst gevierd wordt), maakt duidelijk waar het in het christelijk geloof ten diepste om draait.
Daar is namelijk nogal wat onduidelijkheid over, ook onder christenen. Onder invloed van Griekse filosofische stromingen is de gedachte de kerk binnengedrongen dat het in het geloof gaat om het ontsnappen uit het huidige, beperkte, Aardse bestaan, om deel uit te maken van een toekomstig, volmaakt, hemels bestaan. De oude Platonisten achtten de materiële wereld als iets minderwaardigs, slechts geschapen door een ‘demiurg’ (een soort ‘schepper’ die onder God stond). De volmaakte God kon de materie immers niet in zijn nabijheid verdragen. Voor bezielde wezens, zoals wij mensen, was deze geschapen wereld een gevangenis. De werkelijke, als enige belangrijke wereld was de wereld van de volmaakte ideeën. De wereld van abstracties, concepten, idealen. Mensen moesten streven naar wat in die wereld thuishoorde, en de geneugten en verlangens van de materiële wereld zoveel mogelijk achter zich laten.

Het is niet moeilijk te zien waar dit soort gedachten wisten binnen te dringen in de christelijke theologie. Ze staken helder de kop op in ketterse leren als de gnostiek, maar wisten ook verborgen post te vatten in schijnbaar orhodoxe overtuigingen. Het idee van de hemel als de perfecte plaats, een soort steriele troonzaal, gescheiden van de Aarde, is hardnekkig. Veel christenen denken dat de verlossing inhoudt dat ze hun Aardse leven achter zich laten, en in deze volmaakte hemel worden opgenomen. Aan de Aarde hoeven ze nooit meer te denken, Aardse relaties zullen geen betekenis meer hebben, Aardse verlangens en passies zullen worden vergeten. God aanbidden tot in eeuwigheid is hun verwachting. Hoewel de opstanding met de mond wordt beleden, is het hemelse bestaan in essentie niet-materieel.
Parallel hieraan heeft de gedachte postgevat dat ons leven in de betekenisloze Aardse woestijn geen betekenis heeft op zichzelf. Het zal immers allemaal vergaan, het is slechts tijdelijk. De schoonheid van de natuur, een passie voor een hobby, een vriendschap of een relatie, een lekkere maaltijd: als het al geen tijdverspilling of zonde is, is het een afleiding van wat echt belangrijk is: het geestelijke leven. Bidden, bijbellezen, kerkdiensten bezoeken, evangeliseren, dit soort religieuze handelingen hebben als enige echte waarde.  Dat is waar onze energie op gericht moet zijn. Alleen deze dingen blijven namelijk waardevol in de eeuwigheid, de rest zal ‘als door vuur’ vergaan, net als deze Aarde en alle materie. (Jawel, de bijbel leert de schepping van een nieuwe Aarde, maar de specifieke eindtijdsleer van de kerk waarin ik opgroeide zei dat die bedoeld was voor Israel en niet voor de gelovigen uit de volken.) Consequentie van deze visie is dat bijvoorbeeld vriendschappen met ongelovigen niet belangrijk zijn in zichzelf, maar vooral als gelegenheid om ze over Jezus te vertellen. Ik was ooit teleurgesteld als op een verjaardagsfeestje het gesprek niet over het geloof ging: het was een verspilde avond. En tegelijk leer je de verlangens die gekoppeld zijn aan het Aardse, lichamelijk leven te wantrouwen. Ascetisme in de oude kerk (de pilaarheiligen en mensen die zich lieten inmetselen) was een gevolg van dit soort denken. Maar hoe veel kerken omgaan met seksualiteit is een teken dat de verwarring nog steeds bestaat. Ik leerde dat mijn seksuele verlangens iets zondigs waren, wat (zoals je zult begrijpen) tot veel problemen leidde in mijn persoonlijke leven. Maar ik heb ook een tijd lang mijn liefde voor het lezen en schrijven van verhalen onderdrukt, om in plaats daarvan mezelf nieuw-testamentisch Grieks te leren en bijbelteksten te memoriseren, want dat zou God meer waarderen.
En nog steeds hangt om het christelijk geloof het aura van ‘wereldvreemdheid’. Christenen staan bekend om waar ze allemaal tegen zijn (en splintergroeperingen zoals de Westboro Baptists (‘God hates fags’) dragen daar niet aan bij natuurlijk). Het lijkt alsof ze alles willen verbieden waar mensen van genieten: ‘Je mag niets meer.’. En tegelijk moeten christenen van alles, van de verplichte aanwezigheid in een (vaak saaie, want Aardse zaken als mooie muziek en inspirerende kunst zijn slechts afleiding) kerkdienst op zondag, tot bidden, bijbellezen, teksten memoriseren, evangeliseren et cetera. Wie zich verdiept in het christelijk geloof ziet zich geconfronteerd met een lijst activiteiten waarvoor 24 uur in een dag niet genoeg zijn.

Als we het kerstverhaal serieus zouden nemen, zouden we echter een heel ander beeld krijgen van het christelijk geloof. Het is namelijk het verhaal hoe God zich identificeert met lichamelijke mensen, met een materiële wereld. ‘Vrede op Aarde, in mensen een welbehagen’, proclameerden de engelen (Lukas 2:14). Dat was de boodschap die door de gebeurtenissen van die nacht zichtbaar werd. De eeuwige, almachtige, alwetende God, het volmaakte, heilige opperwezen, sloot zich aan bij zijn eigen schepping. Hij deelde volledig in de menselijke ervaring. Hij deed niet alsof, het was geen toneelspel, nee: God was de huilende, poepende, af en toe overgevende baby in de stal van Bethlehem. De Schepper achtte het lichamelijke bestaan van mensen niet beneden zich, Hij had geen minachting voor processen als ademhaling, spijsvertering, voortplanting, hoe bloederig en ingewikkeld die ook kunnen zijn. Hij vond zichzelf niet verheven boven het zwoegen voor het dagelijks brood, de gebrekkige communicatie met medemensen, de bezorgdheid over oorlog en ziekte. Hij koos er uit eigen beweging voor volledig in het mens-zijn te delen, een materieel wezen te worden in een materiële wereld. Jezus wordt in de bijbel ook ‘Immanuel’ genoemd, wat wil zeggen: ‘God met ons’. God zoekt ons op en verbindt zich aan ons.
De incarnatie (het theologische woord voor het mens worden van God) bevestigde daarmee de boodschap van de Scheppingsverhalen. Die vormden al een scherp contrast met de legendes en mythes van de omringende beschavingen. De verhalen uit Genesis bevatten geen ‘demiurg’ of tussenpersoon, die een defecte, minderwaardige creatie afleverde. Nee: de bijbel beschrijft een bovennatuurlijke, almachtige God, die uit het niets een prachtig heelal tot aanzijn roept. Een heelal dat niet zelf goddelijk is, dat niet deelt in de goddelijke natuur, dat materieel is, maar dat wel ‘goed’ is. De woorden ‘God zag dat het goed was’, die volgen op Gods scheppingshandelingen, verlenen de materiële wereld waarde. Het is duidelijk niet iets slechts, maar iets moois, iets waardevols. Omdat God dat waardeoordeel erover uitspreekt. En dat geldt al helemaal voor dat bijzondere wezen, de mens. Die was naar Gods beeld geschapen, zijn afbeelding weergegeven in materiële vorm. Geen geestelijk wezen gevangen in vlees, niet opgesloten in een beperkt lichaam, maar een enkele onverdeelde mens. Het materiële aspect, het lichaam, hoort onlosmakelijk bij het beelddrager zijn van God. En van dit wezen dat volledig thuishoort in de geschapen werkelijkheid, verklaart God dat het niet alleen maar ‘goed’, maar ‘heel goed’ is. De bijbel laat geen ruimte voor de Griekse ideeën van een minderwaardige, slechte schepping.

De vleeswording van Christus is als het ware Gods handtekening onder het scheppingsverhaal. Een zichtbare verklaring van de waarde die Hij er over heeft uitgesproken. Hij brengt in praktijk wat hij gezegd heeft, en verklaart het lichamelijke bestaan goed en gezegend. We hoeven daar niet aan te twijfelen. Volgens de bijbel is Jezus na eenmaal geboren te zijn als mens, altijd mens gebleven. Ook na zijn opstanding uit de dood. Hij liet niet zijn lichamelijkheid achter zich, alsof het slechts een soort verkleedpartij voor hem was geweest. Hij bestond niet alleen verder als een ‘geest’. Nee, het graf was leeg en Jezus was bij zijn verschijning herkenbaar als zichzelf. Zijn identificatie met ons was niet slechts een tijdelijke gril. Ze liet een eeuwige intentie van de Godheid zien, niet om het materiële, het lichamelijke, het menselijke af te schaffen, maar om het te verheffen. Voortaan zouden deze dingen namelijk geassocieerd zijn met de Schepper zelf.
Ik heb jaren geleden een kerstpreek gehouden in de kerk in Alphen aan den Rijn waar ik toen op zondag heen ging. Het was niet lang nadat de Alphense spruitjesteler Henk Angenent de elfstedentocht had gewonnen. Daardoor was Alphen opeens positief in het nieuws. De jaren daarvoor was Alphen in het nieuws geweest door de aanwezigheid van gif op een vuilstort onder de golfbaan. Dat gaf Alphen een negatief imago. Nu werden wij, Alphenaren, opeens geassocieerd met Henk Angenent. Dat gaf ons een veel positiever beeld van onszelf. En nu is de hele mensheid, het hele menselijke bestaan, geassocieerd met de schepper zelf. Niemand zal ooit meer mogen twijfelen aan de inherente waarde en betekenis van elk individueel mens, en de ervaringen, verlangens en kenmerken die hem of haar menselijk maken. De engelen zeiden het al: “In mensen een welbehagen.”

Maar Gods intenties eindigden hier niet mee - Hij heeft grote plannen voor de mens en de geschapen werkelijkheid. Wat die zijn en hoe het vooruitzicht daarvan ons leven nu kan beinvloeden, bewaar ik voor deel 2 van dit artikel.

zaterdag 18 december 2010

Rijp voor de sloop

Er wordt in Delft de komende jaren hard gewerkt aan de nieuwe spoortunnel. Maar daarvoor moet eerst nog heel wat worden afgebroken, ook bij mij in de buurt. Dat levert mooie plaatjes op.





Om ook nog wat kleur in deze blog te hebben, een van mijn favoriete onderwerpen voor foto's: mosjes!

vrijdag 17 december 2010

Botslakken, Piraten, superhelddino's, vrije wil, intellectuele vrijheid en alomtegenwoordigheid

De gezonken kadavers van dode walvissen vormen een apart biotoop in de diepzee. Ze bieden een plotselinge overvloed van vetten en eiwitten waar verschillende dieren jarenlang van kunnen leven. Heel wat soorten lijken specifiek aangepast voor een bestaan op botten van walvissen en er zijn aanwijzingen dat die afstammen van soorten die leefden op gezonken botten van uitgestorven dieren als zeereptielen en dergelijke. Dat geldt bijvoorbeeld voor de botslakken: slakkensoorten die op walvisbotten leven en ze zelfs eten!

De 'zee-engel', een soort zwemmende naaktslak, ziet er schattig uit, maar blijkt een dodelijk roofdier. Mooi filmpje, maar waarom ze er in Japan de muziek uit de film Nausicaa onder moeten zetten? Rare jongens, die Japanners.

De trailer voor de vierde Pirates of the Caribbean-film suggereert een ouderwets goed avontuur, en veel Captain Jack Sparrow! (En Penelope Cruz, ook niet onaardig natuurlijk).

En de trailer voor de animatiefilm Summer Wars is ook veelbelovend! Hij is in Nederland al te huren bij de betere videotheek, in elk geval bij die bij mij in de buurt! Binnenkort een recensie dus.

Voor de SF-film Gravity, van regisseur Alphonso Cuaron, is een nieuwe acteur gevonden: George Clooney. Hij speelde ook een astronaut in de remake van Solaris, een film die ik binnenkort maar weer eens moet bekijken.

Wel erg geeky combinatie: dinosaurussen en superhelden.

Een vorm van vrije wil lijkt kenmerkend voor alle dieren. Ook fruitvliegjes blijken te kunnen kiezen (volgens mij schreef ik daar al over in mijn boek, trouwens). Er ontspint zich trouwens in de comments een interessante discussie over het bestaan van vrije wil.

Interessant interview met filosoof Evert Jan Ouweneel (zoon van Willem): "Het viel ons op dat het in de meeste Grote Verhalen óf aankomt op de goede wil van de mens, óf aankomt op het verlangen naar een hemelse werkelijkheid. En dat terwijl wij juist het onvermogen van de mens zagen en zochten naar een helpende Hand om deze áárde te herstellen. We zochten nieuwe moed om door te leven en nieuwe hoop om door te geven." Een heel herkenbare reis van iemand uit hetzelfde 'kerkgenootschap' als ik. Een echte broeder! En hij komt uit op een herkenbaar punt. "Alleen de Bijbel vertelt over een God Die belooft de aarde te herstellen. Niks voorwaardelijks dus, maar een belofte."

De Naked Pastor geniet van zijn intellectuele vrijheid sinds hij de kerk heeft verlaten. "Some commenters, all of whom I appreciate and respect, now ask if I am a believer or an atheist. I can’t answer that question. But I personally take it as a compliment that I am difficult to label. I have always rejected labels, and I will continue to do so." Ik vraag me af of we als gemeenschappen van Jezus-volgers op een oprechte manier intellectuele vrijheid kunnen nastreven - vragen blijven stellen - labels verwerpen. Is dat mogelijk?

De Rabbit Room stelt de vraag hoe ons leven zou veranderen als we echt zouden geloven dat God alomtegenwoordig is, dat wil zeggen: hier bij je aanwezig, in het nu. Dat we hem niet hoeven op te roepen, niet bij hem hoeven komen, maar dat we, zoals Paulus al zegt, in hem bewegen, leven en zijn. "Can it be possible that the manifestation of that Presence is merely awaiting our recognition, our trust, our faith-response to the Fact of omnipresence that is stated in the Word of God? ... Would every moment become a different facet of worship? Would washing dishes or writing a song or spending time with my children become a form of worshiping God?"

Goede woorden van Wayne Jacobson, gebaseerd op een geschenk van zijn kleindochter - het is niet het geschenk dat de waarde van de gever bepaalt, maar de gever die de waarde van het geschenk bepaalt: "Religious obligation led us to believe that our worthiness to God derived from the quality of work we can do, the gifts we can give, or the heights we can achieve. Jesus taught us something different. Because we are already special to God, even our most immature and faltering attempts bring great joy to his heart."

donderdag 16 december 2010

De dans van de liefde 2: Durven zijn wie je bent

Mensen zijn geschapen voor relaties - met de wereld, met andere mensen en met God. Hierin vinden we onze betekenis. Maar tegelijk ligt op dit gebied ook onze grootste pijn. Want we zijn pas echt vrij binnen onze relaties, als we er niet langer onze waarde als individu aan ontlenen, als ons zelfbeeld er niet meer van afhangt. We laveren alleen tussen de valkuilen van afhankelijkheid en controle door als we tevreden kunnen zijn met onszelf, zoals we zijn. Dat was het tweede inzicht dat zich de afgelopen weken aan mij opdrong. Of beter gezegd: dat zich weer aan mij liet zien, want ik heb hierover natuurlijk uitvoerig geschreven in mijn boek Indrukwekkende Vrijheid. Ergens over schrijven en het in praktijk brengen zijn echter twee verschillende zaken.

Ik (en ik vermoed met mij ook wel anderen) zit zo in elkaar dat ik voor mijn betekenis als persoon vaak kijk naar de wereld om mij heen. Ik ontleen mijn eigenwaarde bijvoorbeeld aan mijn werk. Hoeveel ik presteer, of ik geen fouten maak, of ik de deadlines wel haal. Mijn relatie met mijn werk, iets buiten mij, beïnvloedt hoe ik mezelf zie: als iemand die ik kan liefhebben, of als iemand die ik moet veroordelen. Net zo als de verfbladders in mijn keuken me minderwaardig kunnen laten voelen, of de grootte van mijn boekenkast me positief over mezelf kunnen laten denken. Ik heb een relatie met spullen en die geeft mij betekenis.
Ik ontleen mijn eigenwaarde nog meer aan mijn relaties met andere mensen. Zijn mijn ouders tevreden over mij, of bekritiseren ze mijn overtuigingen en mijn prestaties? Dat maakt een groot verschil. Hoeveel vrienden heb ik, en waarderen ze mijn gezelschap? Daar hangt veel van af. Maar zelfs een beschuldigende blik van een onbekende die ik aanstoot in de trein, kan me een schuldgevoel geven, en me slecht laten denken over mezelf. Natuurlijk is er niks mis met het waarderen van een compliment, en het is ook niet erg om te balen van kritiek, en de mening van anderen kan me best bemoedigen of corrigeren, maar zowel het positieve als het negatieve zouden eigenlijk mijn basale zelfbeeld niet moeten laten wankelen.
Ten slotte is mijn relatie met God een belangrijke factor voor mijn zelfbeeld. Bid ik wel genoeg? Geef ik wel genoeg in de collecte? Doe ik geen verkeerde dingen? Als God voor mijn gevoel wel boos op mij moet zijn, val ik in een negatieve spiraal. Als ik een tijdje lang zijn stem niet hoor, en geen gemeenschap met Hem ervaar, vind ik mezelf een mislukkeling.

Op al deze manieren maak ik mij voor mijn eigenwaarde afhankelijk van mijn relaties met mijn omgeving. Dat betekent dat ik gecontroleerd kan worden door datgene of diegene met wie ik een relatie heb. Ik zou bijvoorbeeld mijn werk niet kunnen loslaten, of verslaafd raken aan het kopen van boeken, of nooit tevreden zijn met mijn huis. Ook kunnen mensen mij manipuleren en controleren. Ze kunnen dreigen hun vriendschap te verbreken, en mij zo voor hun karretje spannen. Ze kunnen me ertoe brengen in te gaan tegen mijn overtuigingen, alleen om hun goede oordeel over mij te behouden. En ‘last but not least‘ zou ik me laten controleren door mijn beeld van mijn relatie met God (of het beeld dat de religie daarvan schetst). Wie mij een beetje kent, weet dat dit mij lang parten speelde: het idee dat ik niet goed genoeg zou zijn voor God, bracht me ertoe ver over mijn grenzen te gaan wat betreft bijbelstudie en bidden en mezelf te straffen met schuldgevoel, tot ik overspannen werd.
De andere kant van de medaille is dat wij, als wij voor onze eigenwaarde afhankelijk zijn van onze relaties met de wereld buiten ons, zelf zullen gaan controleren en manipuleren. We zullen namelijk alles in het werk stellen om positief over onszelf te blijven denken. We zullen resultaten verdraaien op het werk, fouten verdoezelen, of anderen benadelen om een goede beoordeling te houden op het werk. We zullen andere mensen voorliegen, dreigen of een schuldgevoel aanpraten om te zorgen dat ze ons niet in de steek laten. We zullen God proberen op onze hand te houden door ons aan de buitenkant vlekkeloze gedrag (hoewel we van binnen natuurlijk niet veranderd zijn).
Kortom: omdat er iets van onze relaties afhangt, zijn we in al die relaties niet langer vrij. We zijn niet vrij om oprecht te kiezen voor de ander, zonder iets terug te verwachten. Of om de ander los te laten als hij afscheid neemt, zonder hem of haar daarvoor te gaan haten.

Hoe belangrijker de relaties voor ons zijn, hoe desastreuzer het effect als we ervan afhankelijk zijn. Neem het fenomeen van de ‘loverboys’ - die inspelen op de onzekerheid van meisjes, en hen het gevoel geven dat ze mooi, belangrijk en geliefd zijn. En vervolgens dreigen de relatie te verbreken als die meisjes niet voor hen de prostitutie ingaan. Maar ook in normalere relaties speelt dit fenomeen. Zo kan iemand bijvoorbeeld het idee hebben dat hij niets waard is, en een mislukkeling is, zolang hij of zij geen partner heeft. Vervolgens wordt deze persoon juist daardoor onzeker en bang voor afwijzing, omdat zijn of haar eigenwaarde afhangt van de reactie van de ander. Maar ook als deze persoon een partner vindt, wordt het probleem daardoor niet opgelost. Hij/zij zal nog steeds zijn eigenwaarde van de relatie laten afhangen, en dus de andere manipuleren of zelf open staan voor manipulatie.

Het punt is dat al onze relaties zich buiten ons bevinden. En hoe intiem ze ook zijn, hoe mooi en kostbaar ze ook zijn, ze blijven van onze kern gescheiden. We blijven onszelf, individuen. Ons diepste ik, onze kern, is uiteindelijk op zichzelf aangewezen. Ik las hiervoor in een boek van Wayne Dyer (Het heft in eigen handen) ooit de term ‘Existentiële eenzaamheid’. In de kern van ons bestaan zijn we alleen.  Geen mens kan ons namelijk helemaal kennen, niemand kan onze diepste gedachten lezen, onze drijfveren begrijpen, onze geheimen accepteren. We proberen hierover wel te communiceren, maar onze pogingen zijn gedoemd te mislukken, omdat niemand dezelfde ervaringen heeft opgedaan als wij, dezelfde boeken heeft gelezen of dezelfde reizen heeft gemaakt - en dus kent niemand dezelfde connotaties bij woorden als wij, en begrijpt niemand de precieze betekenisnuances die wij aan begrippen verbinden. We moeten altijd maar gokken dat iemand onze woorden zo interpreteert als wij ze bedoelen.
We worden dus in al onze relaties uiteindelijk op onszelf teruggeworpen. Of we verliezen onszelf, door onze verslavingen, manipulatie, of passiviteit. We laten de voorwerpen of personen uit de buitenwereld definiëren wie we zijn. Of we accepteren onszelf, en gaan vervolgens vrij de relatie aan met de wereld, met mensen en met God.
Laat ik het iets anders verwoorden: We zijn als het ware opgesloten in onze hersenen. En onze enige celmaat zijn we zelf. Stel je voor dat je je hele leven in een gevangeniscel zit samen met iemand die je niet mag, die je veroordeel, die je minderwaardig vindt, of van wie je bang bent. Of alleen al iemand die snurkt, of die na het eten met zijn lippen smakt, of iets anders doet dat je ergert, dag na dag na dag. Dat zou de hel zijn. Je kunt dit leven alleen volhouden als je degene met wie je bent opgesloten leert accepteren, als je van hem leert houden. Zelfs van die eigenaardigheden waar je je zo aan ergert. Zelfs van zijn domheid, of zijn vreemde lachje, of zijn voortdurende cynisme. Je kunt het alleen volhouden als je van hem houdt ondank zijn donkere kant, die niet lijkt te kunnen veranderen, van zijn woede, zijn depressie, zijn verslavingen. Als je hem dat alles vergeeft. De tekst uit de bijbel waar Jezus zegt dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf wordt wel eens verkeerd uitgelegd. Maar hoe dan ook: als je niet onvoorwaardelijk jezelf accepteert, kruipt voorwaardelijkheid binnen in je andere relaties. Pas als je jezelf kunt omarmen zoals je bent, kun je ook anderen omarmen zoals zij zijn.

Paulus zegt dat hij heeft geleerd in alle omstandigheden tevreden te zijn, zowel in overvloed als in gebrek (Filippenzen 4:11). Dit betekent dat zijn eigenwaarde, zijn zelfbeeld, niet wordt bepaald door zijn relatie met bezit, met zijn omgeving, met zijn omstandigheden. Hij heeft vrede in zichzelf, hij heeft zijn celgenoot omarmd, en dus raakt hij niet van streek als hij een keer te weinig te eten heeft. Hij voelt zich geen mislukkeling als mensen hem uitjouwen. Hij is niet terneergeslagen als hij in de gevangenis wordt gezet. En hij beschuldigt God niet van liefdeloosheid als hij schipbreuk leidt. Aan de andere kant kan hij ongedwongen genieten als hij een keer een meevaller heeft. Hij heeft werkelijke aandacht voor andere mensen, en probeert hen niet aan zich te binden om zijn wil te doen (vergelijk bijvoorbeeld Filemon:14: "U moet mij niet een gunst verlenen omdat ik u onder druk zet, maar omdat u het zelf wilt."). Paulus waardeert wat men voor hem doet, en is dankbaar voor een goede maaltijd of een lekker bed. Paulus is vrij.
Dit is de vrijheid van de drie personen van de drie-eenheid. Zij geven van zichzelf ongedwongen en uit vrije wil aan de anderen, zonder iets terug te verwachten of een rekening bij te houden. Maar tegelijk (en ja, dit is speculatief) zijn Vader, Zoon en Geest individuen die zichzelf volledig accepteren. Ze hebben de anderen niet nodig om hun zelfbeeld op te krikken, hun zelfacceptatie hangt niet af van wat de anderen hen geven. Ze kunnen -het klinkt bijna oneerbiedig- met zichzelf alleen zijn. Juist daardoor zijn ze vrij om lief te hebben. Elkaar, maar ook ons. Dat God in zijn drie personen volledig zeker is van zijn waarde en betekenis, garandeert dat hij ons niet zal manipuleren of controleren. Hij heeft niets van ons nodig. Hij heeft niet onze aanbidding nodig om te beseffen dat hij glorieus is. Hij heeft niet onze dienstbaarheid nodig om te weten dat hij autoriteit heeft. Hij heeft niet onze aandacht nodig om zichzelf geliefd te voelen. Juist omdat hij ons niet nodig heeft, kan hij ons liefhebben. Liefhebben met een liefde die niets kost, waar geen voorwaarden aan verbonden zijn, en waarvoor je niet de kleine lettertjes hoeft door te pluizen. Gods relaties met de wereld, met ons, en in zichzelf zijn volkomen vrij.

En die vrije liefde van God maakt ook ons vrij. God heeft ons namelijk lief zoals we zijn, niet omdat hij ons nodig heeft of van ons afhankelijk is. Het is zijn vrije keuze. Een belofte. Onvoorwaardelijk. En dat onvoorwaardelijke geschenk van God verleent ons elke betekenis, eigenwaarde en zelfrespect die we nodig hebben. Het feit dat God ons accepteert, dat Hij ons omarmt, met onze duistere plekken (die Hij in Jezus voor eens en altijd uit de vergelijking heeft verwijderd) geeft een volkomen zekerheid. Als wij onszelf niet accepteren, zouden we strenger zijn dan God! Dat zou hoogmoedig zijn. Als we dit aanvaarden, als we ons door God laten liefhebben, hebben we geen andere relatie met iets buiten ons meer nodig. We hebben geen spullen meer nodig om ons belangrijk te voelen, want God vindt ons belangrijk. We hebben geen vrienden meer nodig om ons geliefd te voelen, want God houdt van ons. 
Het gaat ons voortaan niet meer om wat we doen of bereiken, ook niet of we relaties hebben of niet. Het gaat alleen om wie we zijn: geliefden. De enige manier om te ervaren dat we er mogen zijn, is door al die bronnen van acceptatie en zekerheid buiten ons los te laten en ons te laten liefhebben. Voor ons verslaafde, manipulatieve en onzekere mensen voelt dat heel kwetsbaar. Het lijkt alsof we tekortschieten, alsof we niet nuttig zijn, alsof we niet langer geliefd zijn, onze betekenis als zand uit onze vingers loopt. Maar in werkelijkheid ontdekken we zo aan welke relaties met mensen of omstandigheden buiten ons we onze identiteit hebben opgehangen en hoe feilbaar deze externe bronnen van betekenis zijn. Pas als we nutteloos zijn, ontdekken we wie we zijn. En dan komen we tot leven, zoals een Belgische non opmerkte.

woensdag 15 december 2010

Het is echt winter

Nog wat foto's van vorige week ...




Maar gelukkig: over anderhalve week hebben we de langste nacht achter de rug en komt de lente steeds dichterbij. Alhoewel voor sommige rozen de zomer nog nauwelijks over lijkt.

dinsdag 14 december 2010

Filmbespreking: Scott Pilgrim vs. The World

Disney heeft aangekondigd na Rapunzel (nu in de bioscoop) geen sprookjesfilms meer te maken. Het jonge publiek zou uitgekeken zijn op de geijkte prinsessenverhalen, en zou zoeken naar andere, meer hippe rolmodellen. Nu waren de Disneysprookjesfilms slechts slappe aftreksels van de oorspronkelijke verhalen, verlevendigd met grappige bijfiguren en voorzien van standaard ‘happy end’. Wie de verhalen van Grimm en Andersen zelf heeft gelezen, weet dat daar geen komische karakters aan zijn toegevoegd, en dat het einde ervan niet noodzakelijk plezierig is. Ze bevatten ook gruwelijke elementen die nooit in een Disneyfilmscript terecht zouden komen. Dat de traditionele Disneyfilms niet meer zo populair zijn, zegt daarom niets over de zeggingskracht van sprookjes. Dit zijn namelijk volksverhalen die al eeuwen lang worden doorverteld in verschillende streken van Europa, en die zo zijn gedestilleerd tot de mythische kern. Ze gaan over angsten en idealen die diep in de ziel van de mens geworteld zijn. Ze geven ons een gelegenheid om ons eigen leven, onze familiedynamiek, en onze fouten en tekortkomingen te spiegelen, en inspireren ons wellicht om de extra mijl te gaan, en toch weer risico te nemen en onze nek uit te steken. Daarom zullen er ook zonder Disney altijd sprookjesverhalen worden verteld, in alle media. Verhalen die overeenkomen met de vormen en structuren van ons collectieve onderbewustzijn. Dit weekeinde zag ik twee films die gezien kunnen worden als sprookje. En de beste van deze twee was niet de derde Narnia-film (hoeveel symboliek die ook bevatte), maar een flitsende, dynamische, soms grove stripverfilming over een jonge muzikant in Toronto, voorzien van een flinke dosis computerspelbeeldtaal. Want als je het plot van deze film terugbrengt tot zijn essentie blijft er een sprookje over.

Scott Pilgrim is de held uit de titel, een werkloze jongen van 23, die inwoont bij een homoseksuele vriend, en zich vooral bezighoudt met gamen en basgitaar spelen in zijn band Sex Bo-bomb. Hij date een meisje van 17, de Chinese Knives Chau, maar zonder intentie iets serieuzers met haar aan te gaan. Eigenlijk is hij wel tevreden met de status quo. Tot hij op een feestje de jonge vrouw tegenkomt over wie hij kort tevoren heeft gedroomd. Hij is totaal geobsedeerd van deze Ramona Flowers, en rust niet voor ze heeft toegezegd met hem uit te gaan. Zijn geluk is echter van korte duur. Als Sex Bo-bomb optreedt op een bandjeswedstrijd wordt Scott als vanuit het niets aangevallen. Wat blijkt: als Scott met Ramona uit wil blijven gaan, moet hij het opnemen tegen de Bond van Boosaardige Exen: de zeven ex-vriendjes van zijn nieuwe vriendin. Een relatie met iemand aangaan blijkt nog helemaal niet zo eenvoudig. Maar terwijl Scott zich bij zijn vrienden beklaagt over de bagage van Ramona, vergeet hij voor het gemak even zijn eigen verantwoordelijkheid: want hij heeft het nog niet uitgemaakt met Knives, en heeft Ramona ook niet over haar verteld. Als Scott een vrouw voor zich wil winnen, zal hij bereid moeten zijn voor haar te vechten ...

Wie mijn korte samenvatting van de film leest, zou misschien nog een traditionele romantische komedie verwachten. Maar als er een ding is dat Scott Pilgrim niet is, is dat wel traditioneel. Ja, hij is enorm grappig, vol hilarische visuele vondsten (vooral voor wie wel eens computerspelletjes heeft gespeeld, zoals Super Mario Brothers). Hij is ook romantisch, maar op een niet zoetsappige manier. Het verhaal wordt snel verteld, maar is door slim gebruik van tekstballonnen goed te volgen, en de ontknoping is mooi. Maar de film is bovendien luid (punkachtige garage rock speelt een grote rol) en vol actie: de gevechten van Scott tegen de zeven exen van Ramona zijn gemodelleerd naar vechtspellen op de computer, animatie en Kungfufilms, vol special effects, vlammende zwaarden en zonder enig respect voor de wetten van de fysica. Verslagen ‘bad guys’ vallen ook als in de computerspellen uiteen in stapels muntjes, en Scotts score loopt steeds verder op. De omstanders doen ondertussen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat de poptempel om hen heen door twee vechtersbazen wordt afgebroken. Dit is zo’n verhaal waarbij het geen zin heeft te vragen wat er nou echt is, en wat fantasie. Wat speelt zich in Scotts hoofd af en wat daarbuiten? Daar gaat het verhaal niet om. Het is net als met Calvin & Hobbes, ook bij die strip is het niet te zeggen wat werkelijkheid is en wat verbeelding, en het antwoord daarop zal er ook niet komen. Je moet het maar nemen zoals het is: een hilarisch, uitbundig, hip verhaal met een groot hart. Het is als met alle sprookjesverhalen: je moet erin geloven.

De beste sprookjes zijn moralistische verhalen, en meestal is de boodschap dat mensen de verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun beslissingen en zich niet moeten verschuilen achter excuses, achter onwetendheid, achter de keuzes van anderen. We leven in een werkelijkheid waar onze acties consequenties hebben, waar regels gelden. En wij hebben de verantwoordelijkheid om daarnaar te handelen. Zo zijn er ook wetmatigheden in onze relaties met anderen, en vooral in de liefde.
Een van die ‘wetten‘ is dat je niet met twee mensen tegelijk verkering moet hebben, en dat je vooral niet over deze relaties moet liegen. Dit verraad beschadigt namelijk de ander in zijn of haar vertrouwen, en de pijn daarvan kan een heel leven blijven bestaan. Zelfs als het voor jou makkelijker is de waarheid te verzwijgen of een dubbelleven te leiden, behoor je (ik zei al: het is een morele wet) het belang van de ander hoger te achten. Je moet (jazeker, zo werkt de morele wet) het beste zoeken voor de ander, dat is: de ander liefhebben als jezelf. Dat is volgens de bijbel de essentie van de hele wet, de regel onder alle andere regels. En daarbij hoort eerlijkheid, het aangeven van grenzen, en als je hebt gefaald: het erkennen van je fout en het zoeken naar verzoening. De liefde stelt de ander boven de zelfzuchtige neiging tot bescherming van het eigen belang. Dit is een vorm van ‘sterven aan jezelf’. Het voelt soms ook zo. Soms doen we alles liever dan toegeven dat we fout zaten, en dat we de ander onrecht hebben gedaan.
Maar dit is de weg van de hoop. Want wie in sprookjes kiest voor de weg van de nederigheid, lijkt misschien zwakker dan de mensen die liegen, bedriegen, zichzelf verrijken en anderen vertrappen, maar halen uiteindelijk vaak toch de overhand. Het is een plotselinge omkering, die J.R.R. Tolkien in zijn bekende essay ‘On Fairystories’ een eucatastrofe noemt. De hoofdpersoon, die de dood in de ogen keek, krijgt de overwinning in zijn schoot geworpen, en de zelfzuchtigen, machtigen en rijken van de wereld zullen beschaamd staan. Zo gebeurt het misschien niet vaak in de echte wereld, maar daarom is het juist zo belangrijk dat het gebeurt in sprookjesverhalen. Deze waarheid staat kennelijk in het hart van mensen geschreven. Het is niets anders dan goed nieuws.

Deze film volgt hetzelfde patroon. Als een ridder die een jonkvrouw moet bevrijden neemt Scott het op tegen steeds sterkere draken (sommige van zijn tegenstanders werpen werkelijk met vuur). Maar hij wil zijn eigen zwakheid niet onder ogen zien. Hij is niet eerlijk tegen zijn oude vriendin Knives Chau en ook niet tegen Ramona. Hij wil niet de minste zijn. En daardoor verliest hij alles. Hij wordt zijn huis uitgezet, hij verliest zijn plek in de Sex Bo-Bombs, Ramona is terug bij haar oude vriend, en die is zo sterk dat hij Scott zonder veel moeite doodt. Letterlijk. Maar dit is een film die knipoogt naar computerspellen. Als hij dood is (en niks meer kan doen om zijn situatie te veranderen) ziet Scott de realiteit van zijn leven onder ogen, en erkent hij dat hij anderen onrecht heeft gedaan. En dan blijkt opeens dat hij een extra leven heeft (jazeker) en krijgt hij de kans om opnieuw het gevecht aan te gaan. Maar nu is hij eerlijk, naar zichzelf toe en naar anderen. Hij biecht tegen zowel Knives als Ramona op dat hij hen allebei bedrogen heeft, hij neemt zijn schuld op zich, en hij neemt het (nu werkelijk onzelfzuchtig) op tegen zijn tegenstander. Hij houdt zelfs Ramona niet tegen als ze bij hem weg wil lopen. Hij laat anderen vrij en manipuleert ze niet langer. Hij is als iemand die (ook letterlijk) opnieuw geboren is.

Maar dan staat hij tegenover zijn grootste vijand ooit (pas op: ik verklap hier het einde) - Nega-Scott. Zijn schaduwzijde, zijn donkere kant. Hoe kun je ooit jezelf overwinnen? Hoe kun je ooit je donkere kant verslaan? Je bent het immers zelf! De anderen, Knives en Ramona, wachten buiten de deur wie dit epische gevecht zal overleven. De spanning is te snijden. Eindelijk gaat de deur open. Scott en Nega-Scott komen samen naar buiten. “We bleken veel met elkaar gemeen te hebben”, zegt Scott als ze afscheid hebben genomen van elkaar. “Misschien gaan we nog een keertje poolen samen.” Daar zit ook een belangrijke les in. Ik had het er laatst over met iemand, die suggereerde dat we allemaal twee ‘ikken’ hebben, het ‘echte ik’, dat zich laat zien als we onbeschaamd ergens van genieten, ons enthousiasme tonen, en liefhebben. Maar ook het ‘valse ik’ of het ‘uber-ich’, het ideaal waar we nooit aan kunnen voldoen, de stem die ons steeds beschuldigt, die ons veroordeelt en afwijst. Bij sommige mensen is dit tweede ik als een draak die steeds als het echte ik zijn kop opsteekt er een walm van vlammen over uitblaast. Kritiek, boze woorden, schuldgevoel. Het echte ik verschrompelt er in.
En het lijkt wel dat hoe meer je tegen die draak vecht, hoe sterker hij wordt. Kracht volstaat niet. In plaats daarvan, zei mijn adviseur, zou je kunnen leren om met de draak te dansen, en daarbij zelf de maat aan te geven. Omarm deze kant van je persoon, leer hem kennen, en leer hem zijn plek. Hij mag dan vuur blazen, maar hij heeft het niet voor het zeggen. Dan reduceer je zijn vlammen uiteindelijk tot rookwolkjes. Jezus beweert dat we onze vijanden moeten liefhebben, en dat we door ze lief te hebben ‘vurige kolen op hun hoofd stapelen’. De onvoorwaardelijke liefde voor de vijand is wat hem uiteindelijk verandert. Net zo moeten we de vijand in ons eigen hart niet haten, bestrijden of vervloeken, maar ook onszelf liefhebben. Want ook voor de vijand in ons eigen hart geldt dat het onvoorwaardelijke liefde is die hem kan veranderen. We hebben de vijanden, die buiten ons en die in ons, niet lief omdat ze hun fouten door de ogen zien, of omdat we hun zonden tegen ons goedpraten. Nee, we hebben ze lief omdat God onvoorwaardelijk van ze houdt, van de mensen die ons kwaad doen, en van het ‘valse ik’ dat ons kwaad doet. En God belooft dat hij het is die deze vijanden kan veranderen, hen uit de dood laten opstaan, als wij ze maar willen loslaten. Een waarheid uit een onwaarschijnlijke bron, en ook dat is een thema uit sprookjes.

Helaas heeft deze film niet lang in de Nederlandse bioscoop gedraaid, maar hou de videotheek of internetwinkel in de gaten: ik vind het een aanrader.

maandag 13 december 2010

Filmbespreking: The Voyage of the Dawn Treader

Het is altijd spannend als een van je favoriete boeken verfilmd wordt. Komen de beelden overeen met wat je in je fantasie zag? Zijn de thema’s van het verhaal goed weergegeven? En zit die ene zin die je zo mooi vond er wel in, of die ene scène die je zo aansprak? Het is ook niet verwonderlijk dat fans van bijvoorbeeld de Harry Potter-boeken de films uitpluizen en becommentariëren op internetfora, want ze hebben de boeken al -tig keer gelezen en kennen ze van achter naar voren. Om aan hun verwachtingen te voldoen moet een filmmaker wel van heel goeden huize komen. Aan de andere kant zal het duidelijk zijn dat een film aan andere eisen moet voldoen dan een boek. Wat in een boek prachtig werkt in pagina’s vol inspirerend proza, kan in een film een dodelijk saaie episode worden. Veranderingen zijn daarom ook onvermijdelijk, daar moet elke fan zich van bewust zijn. Meestal zie ik daarom film en boek zoveel mogelijk als gescheiden. Jazeker, ik ben fan van de boeken van Tolkien en zie heel veel punten waarin de Lord of the Rings-films van de canon afwijken. Maar de films zijn (ook zonder het boek) waardevol op zichzelf, en wisten de sfeer van het verhaal (in elk geval voor mij) prachtig op te roepen. Dit gaat nog beter als je niet echt fan van het boek was. De vorige Narnia-film Prince Caspian week in belangrijke opzichten van het boek af, maar het boek bevatte weinig scènes die op mij persoonlijk heel veel indruk maakten, dus vond ik de film wel heel onderhoudend. Maar het derde Narniaverhaal, The Voyage of the Dawn Treader, is van de zeven boeken uit de serie mijn favoriete, en dus ging ik afgelopen vrijdag toch met vrees en beven naar de bioscoop. En mijn angst kwam uit: de sfeer van het verhaal die mij zo aansprak vond ik niet terug in de film, en de voor mij het meest aangrijpende scènes waren behoorlijk verbasterd. Het is toch een veeg teken als de beelden uit je eigen fantasie die van de film overtreffen. Gelukkig was er ook heel veel in de verfilming goed gelukt, en sommige verhaalaanpassingen gaven er een mooie structuur aan.

The Voyage of the Dawn Treader begint als Edmund en Lucy, de twee jongste van de vier kinderen Pevensy, tijdens de tweede wereldoorlog verblijven bij hun oom en tante Scrubb. Edmund wil zich inschrijven voor het leger, en vindt het vervelend dat hij als te jong wordt beschouwd. Lucy leest in een brief van Susan dat die verkering heeft, en vraagt zich af of zij ook wel mooi is. En allebei staan ze bloot aan de betweterigheid en pesterijen van hun neefje Eustace Clarence Scrubb (zo vervelend dat hij die naam bijna verdiend had). Hij lacht hen uit om hun verhalen over Narnia. Je moet geen sprookjesboeken lezen, vindt hij, maar opbouwende, intellectuele lectuur. Edmund en Lucy zouden hem het liefst ontlopen, maar als er een toegang tot Narnia opengaat, reist Eustace (tegen zijn zin weliswaar), met hen mee. De drie komen terecht op de Dawn Treader, het schip van hun oude vriend koning Caspian, die op weg is naar de oostelijke eilanden. Hij is op zoek naar zeven Telmarijnse edellieden, die door de tiran Miraz verbannen waren. Onderweg ontdekt het gezelschap dat er sprake is van een mysterieuze groene mist, waar mensen spoorloos in verdwijnen. Het enige wapen ertegen zijn de zeven zwaarden van de edelen, die bij elkaar moeten komen op de tafel van Aslan. Caspian en zijn vrienden nemen die taak graag op zich. Eustace wil het liefst terug naar Engeland. Hij maakt de mensen aan boord van het schip het leven zuur, en ligt vooral in de clinch met de dappere muis Reepicheep, die zich niet graag laat beledigen. De reis van de Dawn Treader voert steeds verder naar het Oosten, en onderweg zal iedereen op de proef worden gesteld. Ook Eustace wordt uiteindelijk geconfronteerd met wat er in zijn hart leeft ...

Het plot-element van de groene mist en de zeven magische zwaarden stamt oorspronkelijk niet uit het boek, maar ik begreep waarom het was toegevoegd: er was anders nauwelijks sprake geweest van een overkoepelende verhaallijn en die heeft een film wel nodig. Om het tempo in het verhaal te houden waren gebeurtenissen die op verschillende eilanden plaatsvonden soms samengevoegd tot een enkel eiland. Ook dat kon ik begrijpen. De karakters van Eustace en Reepicheep waren erg goed weergegeven, en zorgden regelmatig voor een glimlach. De wereld van de film zag er ook mooi uit: het schip, de Dawn Treader is prachtig, de wolken om het donkere eiland zijn indrukwekkend, en de zeeslang is een afschrikwekkende combinatie van cobra en diepzeevis. Wat me een beetje tegenviel was het hoge tempo van de film. Dit was de kortste van de tot op heden drie Narnia-films. Het leidt ertoe dat sommige episodes voor mijn gevoel werden afgeraffeld, zoals op het eiland van eenvoeters: wie dat waren, en waarom ze waren betoverd, werd niet helemaal duidelijk.
Wat mij echter het meest tegenviel was de scène waar ik het meest naar had uitgekeken, die (pas op: spoilers voor wie het boek niet kent) aan het eind van de wereld. In het boek kiezen de reizigers ervoor naar het eind van de wereld te varen uit een gevoel van avontuur. Het is een lange reis, waarvoor ze honger en dorst moeten overwinnen. Het is vooral de reis van Reepicheep, die al van jongs af naar het uiterste Oosten wil trekken. Daarvoor heeft hij zelfs een klein bootje bij zich. Als hij per schip en roeiboot niet verder kan, zou hij zwemmen, en kon hij niet meer verder zwemmen, dan zou hij verdrinken met een poot uitgestrekt naar het Oosten. In de film is het een spontane keuze om naar het Oosten te varen, omdat ze de grote golf toch al aan de horizon zien. Het voelt niet als een lange reis. En zelfs Reepicheeps beslissing om over de golf heen te gaan, lijkt een besluit op het moment, niet iets dat zijn handelen voortdurend vorm heeft gegeven. We vangen als kijkers een glimp op van het land van Aslan daarachter, maar die glimp had op mij niet het effect dat de beschrijving uit het boek had. Voor mij duiden deze scènes uit het boek op het verlangen naar het ‘rijk van de zomer’, de wereld van Christus, en hoe we daardoor voortgedreven worden, en hoe we soms een glimp opvangen uit dat andere land, die ons verlangen tot ondraaglijke hoogten aanwakkert. Dat element  was in de film minder aanwezig.
Ook de scene waarbij Eustace van zijn drakenhuid wordt bevrijd, had niet dezelfde impact als de beschrijving uit het boek. Wellicht zou die ook te bloederig zijn geweest voor de film.  Het was gelukkig wel duidelijk dat Eustace niet zichzelf kon redden, maar dat Aslan het moest doen. Maar ik had het concept van een drakenvel onder het drakenvel wel verbeeld willen zien. Ook had het wel iets duidelijker kunnen zijn dat het Eustaces innerlijke toestand was, die aan de buitenkant zichtbaar werd. Nu zegt Reepicheep iets als: “Buitengewone zaken gebeuren bij buitengewone mensen.” Dat klinkt wel bemoedigend, maar het feit is dat het bij Eustace niet gebeurde omdat hij zo bijzonder was, maar omdat hij een vervelend pestkopje was.

Genoeg kritiek op de film. Gelukkig zaten er ook mooie boodschappen in. Edmund en Lucy willen namelijk aan het begin allebei anders zijn dan ze zijn. Edmund worstelt ermee dat hij steeds wordt gezien als de jongere broer. In de eerdere avonturen was zijn oudere broer Peter de grote koning, en nu speelt hij tweede viool bij Caspian. Hij wil ook eens de leiding nemen, en macht kunnen uitoefenen over anderen. Het is niet voor niets dat hij weer geconfronteerd wordt met het aanbod van de witte heks uit het eerste deel. Edmund vraagt waarom ze niet verdwenen is, maar ze bevindt zich in zijn hart, dus hij kan niet aan haar ontsnappen. De verleiding blijft.
Ondertussen spiegelt Lucy zich aan haar grote zus Susan, die in haar ogen veel mooier is dan zijzelf. Ze is niet meer het kleine meisje uit de eerste film, nee, ze wil ook mooi gevonden worden, een bewonderaar aan de haak slaan, in de schijnwerpers staan. Uiteindelijk krijgt ze de beschikking over een spreuk waarmee ze haar wens kan laten uitkomen, en net zo mooi kan worden als Susan. Maar als ze die uitspreekt, ontdekt ze al snel dat je moet oppassen met wat je wenst. Omdat zij niet langer Lucy wilde zijn, maar Susan, verdween Lucy en alles wat door Lucy’s unieke verlangen en initiatief in de wereld had plaatsgevonden, zoals de ontdekking van Narnia.
Caspian probeert op zijn beurt te voldoen aan het ideaalbeeld van zijn vader. Hij draagt een ideaal met zich mee in zijn hart, waarbij hij steeds opnieuw tekortschiet. Uiteindelijk moet hij dat ideaal echter achter zich laten. Hij moet zich bij zijn keuzes niet langer laten leiden door het spook van zijn vader in zijn gedachten, maar door liefde voor Narnia en zijn onderdanen. Als hij dat doet, wordt hij de koning zoals hij bedoeld was te zijn, dan wordt hij helemaal zichzelf.

Dit is een bekende valkuil. Ik heb op deze blog al eens geschreven over de zonde van het vergelijken, de keuze jouw belang als persoon af te meten aan de prestaties van anderen, en te willen voldoen aan een maatstaf van buitenaf. Dit is de kern van wat de bijbel zonde noemt: het doel missen. Omdat Lucy zich erop richt te zijn als iemand anders, raakt ze zichzelf kwijt en mist haar leven zijn doel. Dat is zonde. Dit is precies waar de tegenstander de eerste mensen mee verleidde: hij suggereerde dat zoals ze waren niet genoeg was, en ze ‘als God’ konden zijn. Net zo wijs, net zo slim als God. De mensen waren niet meer tevreden over zichzelf en wilden meer. En daardoor verloren ze hun eigenheid, hun betekenis, hun leven. Ze waren namelijk op zichzelf gericht en daardoor misten ze hun doel, datgene waarvoor ze waren geschapen. De verleiding om niet tevreden te zijn met wie je bent, om iemand anders te willen zijn, zit sinds dat moment in ons hart ingebakken, net als bij Edmund, en steekt keer op keer haar kop op. We kunnen er niet aan ontsnappen. Niet zonder hulp. Dat kunnen de kinderen in de film ook niet. Ze hebben het ingrijpen van Aslan nodig.
De glorie van hun leven, hun effect in de wereld, was namelijk niet hun verantwoordelijkheid. Wie zich zorgen maakt of hij wel genoeg presteert, of indrukwekkend genoeg is, komt terecht in de spiraal van vergelijking, en komt uiteindelijk niet tot zijn bestemming. Wat Edmund, Lucy en ook Eustace mochten leren in Narnia, was te vertrouwen op Aslan. Hij had hen naar Narnia geroepen, zonder hen een duidelijke taak of opdracht te geven. Dat betekende dat ze gewoon zichzelf mochten zijn, doen wat uit hun hart opkwam, uit hun liefde voor Aslan en Narnia, de wereld buiten hen. Dan zou gebeuren wat Aslan bedoeld had. Dit is een vorm van geloof: het geloof dat niet zij, maar de Grote Leeuw, de controle hadden over hun bestemming en over Narnia. Het geloof dat uiteindelijk de vervulling van hun leven en van de wereld niet van hun afhing, maar van de Schepper zelf. Het geloof dat wordt uitgedrukt in het lied dat klinkt over de aftiteling (overigens met prachtige beelden voor de liefhebbers van de originele illustraties bij het verhaal): ‘Exactly who you are is just enough.’ (Carrie Underwood, there is a place for us).
Het is genoeg te zijn wie je bent. Niet omdat jij zo geweldig bent, maar omdat degene die je gemaakt heeft en heeft uitgekozen dat zo heeft bepaald. Alles wat hij in je leven laat gebeuren, doet hij om je werkelijke natuur tevoorschijn te brengen. En zelfs al je fouten en verkeerde keuzes vallen bij Hem in het niet. Hij neemt je beslissingen gewoon mee in zijn ontwerp. Hij kent elke uitkomst van elke keuze en zorgt ervoor dat zijn koninkrijk tot stand komt dwars door onze onwil en tegenstand heen. De vraag is: willen wij ons ervoor openstellen dat zijn wil in en door ons heen gebeurt? Willen we in afhankelijkheid leven als onszelf? Of blijven we stug vechten om de verantwoordelijkheid voor onze glorie zelf in handen te houden, om iemand anders te zijn dan wie we zijn? Dat is de keuze die ligt aan de basis van ons geloof. Niet of we zullen bidden of bijbellezen of de kerkdienst zullen bezoeken, maar of we als een kind het koninkrijk van God willen ontvangen. Of we God zijn gang willen laten gaan in ons hart en in ons leven, om ons te bevrijden van onze zelfzucht. Of we willen geloven in Zijn liefde en almacht en vervolgens God, anderen en onszelf willen liefhebben.

In het boek blijkt de leeuw tegelijkertijd een lam te zijn. Dat beeld ontbreekt in de film. Maar wel houdt Aslan Edmund en Lucy voor dat ze Hem in hun eigen wereld ook kunnen leren kennen, zij het onder een andere naam. Hun avonturen in Narnia hadden hen de instelling geleerd waaruit ze in de echte wereld verder mochten leven: uit vertrouwen.