Het is altijd spannend als een van je favoriete boeken verfilmd wordt. Komen de beelden overeen met wat je in je fantasie zag? Zijn de thema’s van het verhaal goed weergegeven? En zit die ene zin die je zo mooi vond er wel in, of die ene scène die je zo aansprak? Het is ook niet verwonderlijk dat fans van bijvoorbeeld de Harry Potter-boeken de films uitpluizen en becommentariëren op internetfora, want ze hebben de boeken al -tig keer gelezen en kennen ze van achter naar voren. Om aan hun verwachtingen te voldoen moet een filmmaker wel van heel goeden huize komen. Aan de andere kant zal het duidelijk zijn dat een film aan andere eisen moet voldoen dan een boek. Wat in een boek prachtig werkt in pagina’s vol inspirerend proza, kan in een film een dodelijk saaie episode worden. Veranderingen zijn daarom ook onvermijdelijk, daar moet elke fan zich van bewust zijn. Meestal zie ik daarom film en boek zoveel mogelijk als gescheiden. Jazeker, ik ben fan van de boeken van Tolkien en zie heel veel punten waarin de Lord of the Rings-films van de canon afwijken. Maar de films zijn (ook zonder het boek) waardevol op zichzelf, en wisten de sfeer van het verhaal (in elk geval voor mij) prachtig op te roepen. Dit gaat nog beter als je niet echt fan van het boek was. De vorige Narnia-film Prince Caspian week in belangrijke opzichten van het boek af, maar het boek bevatte weinig scènes die op mij persoonlijk heel veel indruk maakten, dus vond ik de film wel heel onderhoudend. Maar het derde Narniaverhaal, The Voyage of the Dawn Treader, is van de zeven boeken uit de serie mijn favoriete, en dus ging ik afgelopen vrijdag toch met vrees en beven naar de bioscoop. En mijn angst kwam uit: de sfeer van het verhaal die mij zo aansprak vond ik niet terug in de film, en de voor mij het meest aangrijpende scènes waren behoorlijk verbasterd. Het is toch een veeg teken als de beelden uit je eigen fantasie die van de film overtreffen. Gelukkig was er ook heel veel in de verfilming goed gelukt, en sommige verhaalaanpassingen gaven er een mooie structuur aan.
The Voyage of the Dawn Treader begint als Edmund en Lucy, de twee jongste van de vier kinderen Pevensy, tijdens de tweede wereldoorlog verblijven bij hun oom en tante Scrubb. Edmund wil zich inschrijven voor het leger, en vindt het vervelend dat hij als te jong wordt beschouwd. Lucy leest in een brief van Susan dat die verkering heeft, en vraagt zich af of zij ook wel mooi is. En allebei staan ze bloot aan de betweterigheid en pesterijen van hun neefje Eustace Clarence Scrubb (zo vervelend dat hij die naam bijna verdiend had). Hij lacht hen uit om hun verhalen over Narnia. Je moet geen sprookjesboeken lezen, vindt hij, maar opbouwende, intellectuele lectuur. Edmund en Lucy zouden hem het liefst ontlopen, maar als er een toegang tot Narnia opengaat, reist Eustace (tegen zijn zin weliswaar), met hen mee. De drie komen terecht op de Dawn Treader, het schip van hun oude vriend koning Caspian, die op weg is naar de oostelijke eilanden. Hij is op zoek naar zeven Telmarijnse edellieden, die door de tiran Miraz verbannen waren. Onderweg ontdekt het gezelschap dat er sprake is van een mysterieuze groene mist, waar mensen spoorloos in verdwijnen. Het enige wapen ertegen zijn de zeven zwaarden van de edelen, die bij elkaar moeten komen op de tafel van Aslan. Caspian en zijn vrienden nemen die taak graag op zich. Eustace wil het liefst terug naar Engeland. Hij maakt de mensen aan boord van het schip het leven zuur, en ligt vooral in de clinch met de dappere muis Reepicheep, die zich niet graag laat beledigen. De reis van de Dawn Treader voert steeds verder naar het Oosten, en onderweg zal iedereen op de proef worden gesteld. Ook Eustace wordt uiteindelijk geconfronteerd met wat er in zijn hart leeft ...
Het plot-element van de groene mist en de zeven magische zwaarden stamt oorspronkelijk niet uit het boek, maar ik begreep waarom het was toegevoegd: er was anders nauwelijks sprake geweest van een overkoepelende verhaallijn en die heeft een film wel nodig. Om het tempo in het verhaal te houden waren gebeurtenissen die op verschillende eilanden plaatsvonden soms samengevoegd tot een enkel eiland. Ook dat kon ik begrijpen. De karakters van Eustace en Reepicheep waren erg goed weergegeven, en zorgden regelmatig voor een glimlach. De wereld van de film zag er ook mooi uit: het schip, de Dawn Treader is prachtig, de wolken om het donkere eiland zijn indrukwekkend, en de zeeslang is een afschrikwekkende combinatie van cobra en diepzeevis. Wat me een beetje tegenviel was het hoge tempo van de film. Dit was de kortste van de tot op heden drie Narnia-films. Het leidt ertoe dat sommige episodes voor mijn gevoel werden afgeraffeld, zoals op het eiland van eenvoeters: wie dat waren, en waarom ze waren betoverd, werd niet helemaal duidelijk.
Wat mij echter het meest tegenviel was de scène waar ik het meest naar had uitgekeken, die (pas op: spoilers voor wie het boek niet kent) aan het eind van de wereld. In het boek kiezen de reizigers ervoor naar het eind van de wereld te varen uit een gevoel van avontuur. Het is een lange reis, waarvoor ze honger en dorst moeten overwinnen. Het is vooral de reis van Reepicheep, die al van jongs af naar het uiterste Oosten wil trekken. Daarvoor heeft hij zelfs een klein bootje bij zich. Als hij per schip en roeiboot niet verder kan, zou hij zwemmen, en kon hij niet meer verder zwemmen, dan zou hij verdrinken met een poot uitgestrekt naar het Oosten. In de film is het een spontane keuze om naar het Oosten te varen, omdat ze de grote golf toch al aan de horizon zien. Het voelt niet als een lange reis. En zelfs Reepicheeps beslissing om over de golf heen te gaan, lijkt een besluit op het moment, niet iets dat zijn handelen voortdurend vorm heeft gegeven. We vangen als kijkers een glimp op van het land van Aslan daarachter, maar die glimp had op mij niet het effect dat de beschrijving uit het boek had. Voor mij duiden deze scènes uit het boek op het verlangen naar het ‘rijk van de zomer’, de wereld van Christus, en hoe we daardoor voortgedreven worden, en hoe we soms een glimp opvangen uit dat andere land, die ons verlangen tot ondraaglijke hoogten aanwakkert. Dat element was in de film minder aanwezig.
Ook de scene waarbij Eustace van zijn drakenhuid wordt bevrijd, had niet dezelfde impact als de beschrijving uit het boek. Wellicht zou die ook te bloederig zijn geweest voor de film. Het was gelukkig wel duidelijk dat Eustace niet zichzelf kon redden, maar dat Aslan het moest doen. Maar ik had het concept van een drakenvel onder het drakenvel wel verbeeld willen zien. Ook had het wel iets duidelijker kunnen zijn dat het Eustaces innerlijke toestand was, die aan de buitenkant zichtbaar werd. Nu zegt Reepicheep iets als: “Buitengewone zaken gebeuren bij buitengewone mensen.” Dat klinkt wel bemoedigend, maar het feit is dat het bij Eustace niet gebeurde omdat hij zo bijzonder was, maar omdat hij een vervelend pestkopje was.
Genoeg kritiek op de film. Gelukkig zaten er ook mooie boodschappen in. Edmund en Lucy willen namelijk aan het begin allebei anders zijn dan ze zijn. Edmund worstelt ermee dat hij steeds wordt gezien als de jongere broer. In de eerdere avonturen was zijn oudere broer Peter de grote koning, en nu speelt hij tweede viool bij Caspian. Hij wil ook eens de leiding nemen, en macht kunnen uitoefenen over anderen. Het is niet voor niets dat hij weer geconfronteerd wordt met het aanbod van de witte heks uit het eerste deel. Edmund vraagt waarom ze niet verdwenen is, maar ze bevindt zich in zijn hart, dus hij kan niet aan haar ontsnappen. De verleiding blijft.
Ondertussen spiegelt Lucy zich aan haar grote zus Susan, die in haar ogen veel mooier is dan zijzelf. Ze is niet meer het kleine meisje uit de eerste film, nee, ze wil ook mooi gevonden worden, een bewonderaar aan de haak slaan, in de schijnwerpers staan. Uiteindelijk krijgt ze de beschikking over een spreuk waarmee ze haar wens kan laten uitkomen, en net zo mooi kan worden als Susan. Maar als ze die uitspreekt, ontdekt ze al snel dat je moet oppassen met wat je wenst. Omdat zij niet langer Lucy wilde zijn, maar Susan, verdween Lucy en alles wat door Lucy’s unieke verlangen en initiatief in de wereld had plaatsgevonden, zoals de ontdekking van Narnia.
Caspian probeert op zijn beurt te voldoen aan het ideaalbeeld van zijn vader. Hij draagt een ideaal met zich mee in zijn hart, waarbij hij steeds opnieuw tekortschiet. Uiteindelijk moet hij dat ideaal echter achter zich laten. Hij moet zich bij zijn keuzes niet langer laten leiden door het spook van zijn vader in zijn gedachten, maar door liefde voor Narnia en zijn onderdanen. Als hij dat doet, wordt hij de koning zoals hij bedoeld was te zijn, dan wordt hij helemaal zichzelf.
Dit is een bekende valkuil. Ik heb op deze blog al eens geschreven over de zonde van het vergelijken, de keuze jouw belang als persoon af te meten aan de prestaties van anderen, en te willen voldoen aan een maatstaf van buitenaf. Dit is de kern van wat de bijbel zonde noemt: het doel missen. Omdat Lucy zich erop richt te zijn als iemand anders, raakt ze zichzelf kwijt en mist haar leven zijn doel. Dat is zonde. Dit is precies waar de tegenstander de eerste mensen mee verleidde: hij suggereerde dat zoals ze waren niet genoeg was, en ze ‘als God’ konden zijn. Net zo wijs, net zo slim als God. De mensen waren niet meer tevreden over zichzelf en wilden meer. En daardoor verloren ze hun eigenheid, hun betekenis, hun leven. Ze waren namelijk op zichzelf gericht en daardoor misten ze hun doel, datgene waarvoor ze waren geschapen. De verleiding om niet tevreden te zijn met wie je bent, om iemand anders te willen zijn, zit sinds dat moment in ons hart ingebakken, net als bij Edmund, en steekt keer op keer haar kop op. We kunnen er niet aan ontsnappen. Niet zonder hulp. Dat kunnen de kinderen in de film ook niet. Ze hebben het ingrijpen van Aslan nodig.
De glorie van hun leven, hun effect in de wereld, was namelijk niet hun verantwoordelijkheid. Wie zich zorgen maakt of hij wel genoeg presteert, of indrukwekkend genoeg is, komt terecht in de spiraal van vergelijking, en komt uiteindelijk niet tot zijn bestemming. Wat Edmund, Lucy en ook Eustace mochten leren in Narnia, was te vertrouwen op Aslan. Hij had hen naar Narnia geroepen, zonder hen een duidelijke taak of opdracht te geven. Dat betekende dat ze gewoon zichzelf mochten zijn, doen wat uit hun hart opkwam, uit hun liefde voor Aslan en Narnia, de wereld buiten hen. Dan zou gebeuren wat Aslan bedoeld had. Dit is een vorm van geloof: het geloof dat niet zij, maar de Grote Leeuw, de controle hadden over hun bestemming en over Narnia. Het geloof dat uiteindelijk de vervulling van hun leven en van de wereld niet van hun afhing, maar van de Schepper zelf. Het geloof dat wordt uitgedrukt in het lied dat klinkt over de aftiteling (overigens met prachtige beelden voor de liefhebbers van de originele illustraties bij het verhaal): ‘Exactly who you are is just enough.’ (Carrie Underwood, there is a place for us).
Het is genoeg te zijn wie je bent. Niet omdat jij zo geweldig bent, maar omdat degene die je gemaakt heeft en heeft uitgekozen dat zo heeft bepaald. Alles wat hij in je leven laat gebeuren, doet hij om je werkelijke natuur tevoorschijn te brengen. En zelfs al je fouten en verkeerde keuzes vallen bij Hem in het niet. Hij neemt je beslissingen gewoon mee in zijn ontwerp. Hij kent elke uitkomst van elke keuze en zorgt ervoor dat zijn koninkrijk tot stand komt dwars door onze onwil en tegenstand heen. De vraag is: willen wij ons ervoor openstellen dat zijn wil in en door ons heen gebeurt? Willen we in afhankelijkheid leven als onszelf? Of blijven we stug vechten om de verantwoordelijkheid voor onze glorie zelf in handen te houden, om iemand anders te zijn dan wie we zijn? Dat is de keuze die ligt aan de basis van ons geloof. Niet of we zullen bidden of bijbellezen of de kerkdienst zullen bezoeken, maar of we als een kind het koninkrijk van God willen ontvangen. Of we God zijn gang willen laten gaan in ons hart en in ons leven, om ons te bevrijden van onze zelfzucht. Of we willen geloven in Zijn liefde en almacht en vervolgens God, anderen en onszelf willen liefhebben.
In het boek blijkt de leeuw tegelijkertijd een lam te zijn. Dat beeld ontbreekt in de film. Maar wel houdt Aslan Edmund en Lucy voor dat ze Hem in hun eigen wereld ook kunnen leren kennen, zij het onder een andere naam. Hun avonturen in Narnia hadden hen de instelling geleerd waaruit ze in de echte wereld verder mochten leven: uit vertrouwen.