Vorige week had ik een boeiend gesprek met een vriend. Die wees erop dat als christenen met elkaar over de bijbel gaan praten, ze al snel verzanden in ‘welles-nietes’-gesprekken. De gemoederen lopen hoog op en iedereen wil zijn of haar gelijk halen. Dit is goed te zien op christelijke websites en blogs. De vraag van die vriend was, hoe ik de bijbel las. Want ik ben opgegroeid in een geloofsgemeenschap met een nogal stellige eigen bijbeluitleg. Daardoor kreeg ik een verwrongen beeld van wie God was en wat hij van me wilde, en mede daardoor werd ik overspannen. Toch -zei mijn vriend- was het in alles wat ik schreef duidelijk dat ik nog steeds gegrepen ben door de bijbel. Meer dan toen ik nog zoveel bijbelstudie deed, denk ik zelfs. Waardoor heb ik mijn liefde voor de bijbel weten te behouden? En hoe zou je als christenen op zo’n manier met elkaar in gesprek kunnen over de bijbel dat die echt de kans krijgt te spreken, zonder dat er loopgraven worden aangelegd en stellingen worden betrokken, zonder dat christenen andersdenkende gelovigen veroordelen? Ik moest aan deze vragen denken toen ik in het weekeinde de Deense film Babette's Feast keek.
De film, gebaseerd op een verhaal van Karen Blixen (onder de schuilnaam Isak Dinesen),vertelt over twee zussen die leven in een uithoek van Denemarken, ergens halverwege de negentiende eeuw: Martina, genoemd naar Martin Luther, en Philippa, genoemd naar Philip Melanchton. Zijn zijn de dochters van een protestantse dominee, die een eigen strenge religieuze groepering heeft opgericht. Na zijn dood nemen de zussen de leiding over de groep over. Ze leven heel godsdienstig. Hun eten is eenvoudig, ze leven zonder luxe, ze zorgen voor de armen. Geen van beide is ooit getrouwd, hoewel ze de knapste vrouwen van het dorp waren, omdat volgens hun vader aardse relaties niet belangrijk waren vergeleken met het hemelse goed. En geen van beide heeft haar zangtalent ontplooid en ontwikkeld, hoewel ze talentvol waren. Ze hebben zich volledig toegewijd aan de religieuze erfenis van hun vader.
Maar zelfs die droom lijkt uiteen te vallen. Aan de vooravond van de honderdjarige geboortedag van de dominee zijn er spanningen ontstaan in de religieuze groepering. Mensen beschuldigen elkaar, oude koeien worden uit de sloot gehaald, er wordt met de vuisten gezwaaid. Als er niet iets gebeurt, vrezen Martina en Philippa, spat het kleine kerkje uit elkaar.
Er gebeurt echter geen wonder, maar een in hun ogen nog grotere ramp vindt plaats. Hun huishoudster Babette, een vrouw die vijftien jaar geleden uit Frankrijk gevlucht was, heeft een prijs gewonnen in de loterij. Daarvan wil zij een echt Frans diner koken voor op de feestbijeenkomst. Een diner met wijn! De blik in de ogen van de zussen zegt genoeg: dit zijn vleselijke lusten, die de gelovigen afleiden van het dienen van Jezus. Het is de overdaad van een heksensabbat. Eensgezind besluiten de kerkleden dan ook om bij het eten te zwijgen en niets over de gerechten of het drinken te zeggen. Ze zullen er niet van genieten. “Het zal zijn alsof we geen smaakpapillen hebben.” En zo geschiedt. De sfeer aan tafel is kil. Religieuze dooddoeners zijn de enige woorden die klinken. De gasten eten alsof het een straf is.
De enige die de gaven van Babette op waarde weet te schatten is een generaal, die toevallig met zijn tante is meegekomen. Hij heeft maar een keer eerder zoiets goeds gegeten, in het Parijse restaurant, het Cafe Anglais, waar ooit een vrouwelijke chefkok stond. Als ze zien hoe de generaal ervan geniet, durven de anderen zich langzaam maar zeker ook open te stellen voor de maaltijd. En voor elkaar ...
Ik had voordat ik de film keek, al vaker gelezen over dit verhaal, en wel in het boek Genade, wat een Wonder van Philip Yancey. Op basis van zijn beschrijving had ik al een mentale voorstelling van hoe de film zou zijn. Maar die bleek niet overeen te komen met de waarheid. De film was minder grimmig en somber dan ik me hem had voorgesteld, en ook de religieuze sekte-achtige omgeving was minder onderdrukkend dan ik in gedachten had. Dat een deel van het verhaal gaat om het karakter van de generaal, en een Parijse zangdocent, had daar zeker invloed op. De film maakt veel gebruik van ‘voice over’. Dat geeft aan het verhaal nog wat meer het karakter van een fabel, een sprookje. Het is het plot dat het belangrijkst is. De karakters blijven afstandelijk, in elk geval in mijn eigen beleving. Het verhaal had daar wat mij betreft meer ruimte voor mogen nemen. Ik vond zelf ook sommige dialogen niet zo duidelijk, maar dat kan komen door de Nederlandse vertaling. De muziek is eenvoudig, maar wel aangrijpend. De vreugde van een kok in haar element is goed in beeld gebracht. En ik denk dat de film genoeg gelaagdheid bevat om nog een keer te kijken. Absoluut een aanrader, vooral voor filmkijkers die een beeld willen krijgen van hoe extravagant ware genade is.
Want dat is het thema van dit verhaal - de titel van het boek waarin de film werd aangehaald, suggereerde het al. “De genade kwam naar Norre Vosburg, zoals zij altijd komt: gratis, zonder voorwaarden”, zegt Philip Yancey. Babette zet haar hele fortuin in om een enkele overdadige maaltijd klaar te maken. Kosten noch moeite worden gespaard. Ze laat zelfs een zeeschildpad aanrukken. En het blijkt dat ze niets heeft overgehouden, niets om een eigen leven op te bouwen, niets om terug naar Parijs te gaan. Ze heeft alles gegeven. En daar heeft ze geen enkele spijt van. Haar werkgeefsters hadden er niet om gevraagd. Ze hadden zelfs aanvankelijk Babettes aanbod niet willen accepteren. Ze vonden dat zij zelf voor het eten zouden moeten betalen. Maar Babette bleef onvermurwbaar. Zelfs al had ze kunnen vermoeden dat deze eenvoudige mensen die leefden van ‘bierbrood’ haar gave niet op waarde konden schatten, zelfs al kon ze wel weten dat deze boeren niet het verschil tussen een wijn uit 1840 en een uit 1860 konden proeven (‘Het lijkt wel limonade’ - zegt er een in de film), toch zet ze zich volledig in: ze maakt in een simpele keuken een zinnenprikkelend diner, overstelpend goed, zoals dat geserveerd wordt in het Cafe Anglais. Een andere wereld treedt binnen in het simpele vissersdorp. Waarom ze zoiets doet? Het is een geschenk dat ze zelf heeft besloten te geven. ‘Throughout the world sounds one long cry from the heart of the artist: Give me the chance to do my very best.’. Niet omdat iemand er om had gevraagd, niet omdat iemand er recht op kon laten gelden. Ook hoefde niemand er iets voor terug te doen, eraan mee te betalen of er zelfs maar dankbaar voor te zijn. Ze kon het niet meer terugnemen. Eenmaal gegeven, altijd gegeven. En het geschenk dat ze gaf was alles dat ze had.
Het is een beeld van Gods extravagante genade, genade die niet in verhouding staat tot wat wij hebben gedaan of hebben verdiend. Goedheid en schoonheid en liefde en betekenis die God over ons uitstort, gewoon omdat Hij dat wil. Zelfs al kunnen wij het niet bevatten, zelfs al waarderen we het nauwelijks, zelfs al beschikken we niet over de mentale capaciteiten om haar te ontvangen, God geeft ons niet zomaar genade maar ‘zelfs genade op genade’ (Johannes 1:16). Wat hij ons schenkt is buitensporig. Als een ver familielid dat een neefje dat twee wordt, een eigen huis met tuin en auto kado geeft, of een koning die een zwerver bij de poort het koninkrijk schenkt en een kroon opzet. Het is aanstootgevend. Zoveel genade, daar moet toch iets achter zitten? Daar moet Hij toch iets voor terug willen? Maar nee: geen addertjes onder het gras. Hij geeft ons alles wat Hij is, zonder iets achter te houden, omdat Hij nu eenmaal zo is.
De generaal heeft het door: “There comes a time when our eyes are opened and we come to realize that mercy is infinite. We need only await it with confidence and receive it with gratitude. Mercy imposes no conditions. And lo! Everything we have chosen has been granted to us. And everything we rejected has also been granted. Yes, we even get back what we rejected. For mercy and truth have met together, and righteousness and bliss shall kiss one another.”
En deze compleet uit verhouding staande genade kan zelfs christenen veranderen. Wat is het ironisch dat de twee zussen om wie het verhaal gaat, zijn genoemd naar twee hervormers. En wel naar een hervormer die de exorbitante genade van God predikte. Soli gratia, alleen maar genade, zei Luther. En die aan een vriend schreef dat deze als hij zo twijfelde over zijn zondigheid, ‘moedig moest zondigen, om de duivel beschaamd te laten staan’. Niet dat hij bewust kwaad moest doen, maar hij moest zich niet door zijn geweten teneer laten drukken. De genade van God was immers de overstelpende realiteit - daar kon de duivel niet tegenop. Luther kende de genade. Maar, zoals deze film laat zien, zijn volgelingen kenden niet de genade zelf, maar alleen de woorden over de genade. Ze zingen er wel over in hun liederen, en ze halen er teksten over aan uit de bijbel, maar ze beleven de genade niet. Ik moest denken aan de gemeente waar ik opgroeide. Waar zoveel bijbelkennis aanwezig was, waar mensen met gemak allerlei gedeeltes konden citeren, waar de broeders zich elke week samen bogen over het woord, maar waar geen genade was.
De groep die in deze film in beeld wordt gebracht, deed me er sterk aan denken. Ze zaten in hun donkere kleding elkaar maar aan te kijken, deden religieuze uitspraken, en vonden zich heel wat beter dan andere mensen. Ze minachtten het Aardse leven en aardse geneugten, want het ging hen om de hemel. Ze gingen niet alleen in het zwart gekleed, ze maakten elkaar zwart. Met scherpe woorden en pijnlijke beschuldigingen maakten ze elkaar klein. Het geloof werd een beklemmende omgeving, en in die beklemmende omgeving werden mensen beknot. Martina kreeg nooit een relatie, Philippa kreeg nooit zangles. Pijnlijk herkenbaar: mensen begraven hun eigenheid en talenten om de idealen van de groep te dienen.
Maar deze groep baseerde zich op dezelfde bijbel als waar Maarten Luther zich op baseerde toen hij predikte over de genade. De gemeente waar ik opgroeide baseerde zich op dezelfde bijbel - met overgave: deze kerk staat bekend om haar bijbelkennis - dezelfde bijbel waar iemand als Philip Yancey zich op baseert. Dezelfde bijbel die ik nog steeds aanhaal in mijn artikelen op mijn blog. Hoe kan het mogelijk zijn dat diezelfde basis leidt tot zo verschillende mensenlevens? Iemand vertelde me laatst dat zij een gesprek had gehad met collega’s over het christelijk geloof, en dat die collega’s horrorverhalen vertelden over hypocrisie en intolerantie, met het voorbeeld van een vrouw die op haar bruiloft in een zwarte bruidsjurk naar het altaar moest kruipen omdat ze zwanger was geworden voordat ze trouwde. Het is mensonterend! Maar deze gelovigen lezen dezelfde bijbel als ik. En ze zouden mij waarschijnlijk precies kunnen uitleggen aan de hand van citaten waarom wat zij zo’n vrouw aandoen, is wat God bedoelt. Zoals ik met de bijbel in mijn hand precies kon uitleggen waarom onze kerk gelijk had en andersdenkenden ‘het licht niet hadden’.
De oplossing kan niet komen uit de bijbel zelf, niet door die te bestuderen, niet door die aan te halen. De bijbel is slechts een communicatiemiddel, niet de boodschap zelf. Wat ons verandert is een ervaring van de overstelpende genade van God, die is verschenen ‘heilbrengend voor alle mensen’ (Titus 2:11). Het is niet genoeg om over genade te praten, het is niet genoeg er een bijbeluitleg over te kennen en het is ook niet genoeg om erover te zingen. Woorden zijn dood. Kennis maakt opgeblazen, alleen de liefde sticht. Maar de genade is, zoals de maaltijd in deze film, geen concept, maar realiteit. Het is iets tastbaars, iets goeds. Het komt binnen in dit leven. We ervaren het geschenk van Gods liefde in de schoonheid van de natuur, in de relatie met onze medemensen, in onze betekenisvolle bijdrage aan de wereld. In al die goedheid wordt Gods liefde concreet. En al die goedheid is maar een fractie van wat God ons wil geven.
Genade wordt voor ons realiteit, als we ons ervoor open stellen. De gemeenteleden in deze film sluiten zich af voor het geschenk van Babette, omdat ze hun eigen gelijk willen beschermen. Gelukkig is de generaal er, die er wel van weet te genieten. Die de maaltijd ontvangt als een verrassing en zich erdoor laat veranderen. En de twee zussen en hun mede gelovigen volgen uiteindelijk zijn voorbeeld. Ze beginnen daadwerkelijk te proeven. En hun gezichtsuitdrukking verandert. Ze gaan lachen. Mensen vergeven elkaar, de waarheid wordt uitgesproken, relaties worden hersteld. En iemand roept uiteindelijk tot de sterrenhemel: ‘Hallelujah’.
Mijn antwoord op de vraag van mijn vriend zou dus zijn dat bijbelstudie niet moet beginnen met de bijbel - hoe geestelijk dat ook lijkt. Zelfs als we zeggen dat we alleen de bijbel laten spreken, en de schrift recht snijden, ontsnappen we niet aan onze ik-gerichtheid. We passen de bijbel in in ons eigen kleine verhaal, we ontlenen onze betekenis aan onze bijbeluitleg, we beoordelen anderen naar de mate waarin ze het met ons eens of oneens zijn. Net als in de rest van ons leven moeten we ook voor onze bijbeluitleg onze plaats innemen in het verhaal van God. Dat verhaal dat draait om God die met zijn liefde leven schept uit het niets van de dood. Is er een betere definitie van genade? Het leven is het grootste geschenk, gegeven aan wie er niets voor kan terugdoen omdat die dood is. Wij geven toe dat we zwak zijn, dat we ongeneeslijk religieus zijn, dat we uit onszelf geneigd zijn te kiezen voor het oordeel en de wet boven de genade en het leven. We geven onze eigen zekerheid en trots op en vertrouwen op de levenbrengende goedheid van God. We openen onze handen om het geschenk van God te ontvangen. Dan schept God leven in de van zichzelf dode bijbelse woorden (woorden die ertoe kunnen leiden dat gelovigen anderen vernederen als ze voor hun huwelijk zwanger zijn). Dan ontmoeten we in de tekst deze liefdevolle, genadige God, die ons in Jezus alles heeft gegeven wat Hij is. Dan raken onze harten brandende in ons, zoals bij de Emmausgangers. En dan delen we uit wat we ontvangen hebben, niet uit religieuze plicht, maar zoals de generaal in de film, die niet anders kon dan zijn enthousiasme over het eten delen met zijn tafelgenoten. Dan wordt het bijbellezen een feest.
De film, gebaseerd op een verhaal van Karen Blixen (onder de schuilnaam Isak Dinesen),vertelt over twee zussen die leven in een uithoek van Denemarken, ergens halverwege de negentiende eeuw: Martina, genoemd naar Martin Luther, en Philippa, genoemd naar Philip Melanchton. Zijn zijn de dochters van een protestantse dominee, die een eigen strenge religieuze groepering heeft opgericht. Na zijn dood nemen de zussen de leiding over de groep over. Ze leven heel godsdienstig. Hun eten is eenvoudig, ze leven zonder luxe, ze zorgen voor de armen. Geen van beide is ooit getrouwd, hoewel ze de knapste vrouwen van het dorp waren, omdat volgens hun vader aardse relaties niet belangrijk waren vergeleken met het hemelse goed. En geen van beide heeft haar zangtalent ontplooid en ontwikkeld, hoewel ze talentvol waren. Ze hebben zich volledig toegewijd aan de religieuze erfenis van hun vader.
Maar zelfs die droom lijkt uiteen te vallen. Aan de vooravond van de honderdjarige geboortedag van de dominee zijn er spanningen ontstaan in de religieuze groepering. Mensen beschuldigen elkaar, oude koeien worden uit de sloot gehaald, er wordt met de vuisten gezwaaid. Als er niet iets gebeurt, vrezen Martina en Philippa, spat het kleine kerkje uit elkaar.
Er gebeurt echter geen wonder, maar een in hun ogen nog grotere ramp vindt plaats. Hun huishoudster Babette, een vrouw die vijftien jaar geleden uit Frankrijk gevlucht was, heeft een prijs gewonnen in de loterij. Daarvan wil zij een echt Frans diner koken voor op de feestbijeenkomst. Een diner met wijn! De blik in de ogen van de zussen zegt genoeg: dit zijn vleselijke lusten, die de gelovigen afleiden van het dienen van Jezus. Het is de overdaad van een heksensabbat. Eensgezind besluiten de kerkleden dan ook om bij het eten te zwijgen en niets over de gerechten of het drinken te zeggen. Ze zullen er niet van genieten. “Het zal zijn alsof we geen smaakpapillen hebben.” En zo geschiedt. De sfeer aan tafel is kil. Religieuze dooddoeners zijn de enige woorden die klinken. De gasten eten alsof het een straf is.
De enige die de gaven van Babette op waarde weet te schatten is een generaal, die toevallig met zijn tante is meegekomen. Hij heeft maar een keer eerder zoiets goeds gegeten, in het Parijse restaurant, het Cafe Anglais, waar ooit een vrouwelijke chefkok stond. Als ze zien hoe de generaal ervan geniet, durven de anderen zich langzaam maar zeker ook open te stellen voor de maaltijd. En voor elkaar ...
Ik had voordat ik de film keek, al vaker gelezen over dit verhaal, en wel in het boek Genade, wat een Wonder van Philip Yancey. Op basis van zijn beschrijving had ik al een mentale voorstelling van hoe de film zou zijn. Maar die bleek niet overeen te komen met de waarheid. De film was minder grimmig en somber dan ik me hem had voorgesteld, en ook de religieuze sekte-achtige omgeving was minder onderdrukkend dan ik in gedachten had. Dat een deel van het verhaal gaat om het karakter van de generaal, en een Parijse zangdocent, had daar zeker invloed op. De film maakt veel gebruik van ‘voice over’. Dat geeft aan het verhaal nog wat meer het karakter van een fabel, een sprookje. Het is het plot dat het belangrijkst is. De karakters blijven afstandelijk, in elk geval in mijn eigen beleving. Het verhaal had daar wat mij betreft meer ruimte voor mogen nemen. Ik vond zelf ook sommige dialogen niet zo duidelijk, maar dat kan komen door de Nederlandse vertaling. De muziek is eenvoudig, maar wel aangrijpend. De vreugde van een kok in haar element is goed in beeld gebracht. En ik denk dat de film genoeg gelaagdheid bevat om nog een keer te kijken. Absoluut een aanrader, vooral voor filmkijkers die een beeld willen krijgen van hoe extravagant ware genade is.
Want dat is het thema van dit verhaal - de titel van het boek waarin de film werd aangehaald, suggereerde het al. “De genade kwam naar Norre Vosburg, zoals zij altijd komt: gratis, zonder voorwaarden”, zegt Philip Yancey. Babette zet haar hele fortuin in om een enkele overdadige maaltijd klaar te maken. Kosten noch moeite worden gespaard. Ze laat zelfs een zeeschildpad aanrukken. En het blijkt dat ze niets heeft overgehouden, niets om een eigen leven op te bouwen, niets om terug naar Parijs te gaan. Ze heeft alles gegeven. En daar heeft ze geen enkele spijt van. Haar werkgeefsters hadden er niet om gevraagd. Ze hadden zelfs aanvankelijk Babettes aanbod niet willen accepteren. Ze vonden dat zij zelf voor het eten zouden moeten betalen. Maar Babette bleef onvermurwbaar. Zelfs al had ze kunnen vermoeden dat deze eenvoudige mensen die leefden van ‘bierbrood’ haar gave niet op waarde konden schatten, zelfs al kon ze wel weten dat deze boeren niet het verschil tussen een wijn uit 1840 en een uit 1860 konden proeven (‘Het lijkt wel limonade’ - zegt er een in de film), toch zet ze zich volledig in: ze maakt in een simpele keuken een zinnenprikkelend diner, overstelpend goed, zoals dat geserveerd wordt in het Cafe Anglais. Een andere wereld treedt binnen in het simpele vissersdorp. Waarom ze zoiets doet? Het is een geschenk dat ze zelf heeft besloten te geven. ‘Throughout the world sounds one long cry from the heart of the artist: Give me the chance to do my very best.’. Niet omdat iemand er om had gevraagd, niet omdat iemand er recht op kon laten gelden. Ook hoefde niemand er iets voor terug te doen, eraan mee te betalen of er zelfs maar dankbaar voor te zijn. Ze kon het niet meer terugnemen. Eenmaal gegeven, altijd gegeven. En het geschenk dat ze gaf was alles dat ze had.
Het is een beeld van Gods extravagante genade, genade die niet in verhouding staat tot wat wij hebben gedaan of hebben verdiend. Goedheid en schoonheid en liefde en betekenis die God over ons uitstort, gewoon omdat Hij dat wil. Zelfs al kunnen wij het niet bevatten, zelfs al waarderen we het nauwelijks, zelfs al beschikken we niet over de mentale capaciteiten om haar te ontvangen, God geeft ons niet zomaar genade maar ‘zelfs genade op genade’ (Johannes 1:16). Wat hij ons schenkt is buitensporig. Als een ver familielid dat een neefje dat twee wordt, een eigen huis met tuin en auto kado geeft, of een koning die een zwerver bij de poort het koninkrijk schenkt en een kroon opzet. Het is aanstootgevend. Zoveel genade, daar moet toch iets achter zitten? Daar moet Hij toch iets voor terug willen? Maar nee: geen addertjes onder het gras. Hij geeft ons alles wat Hij is, zonder iets achter te houden, omdat Hij nu eenmaal zo is.
De generaal heeft het door: “There comes a time when our eyes are opened and we come to realize that mercy is infinite. We need only await it with confidence and receive it with gratitude. Mercy imposes no conditions. And lo! Everything we have chosen has been granted to us. And everything we rejected has also been granted. Yes, we even get back what we rejected. For mercy and truth have met together, and righteousness and bliss shall kiss one another.”
En deze compleet uit verhouding staande genade kan zelfs christenen veranderen. Wat is het ironisch dat de twee zussen om wie het verhaal gaat, zijn genoemd naar twee hervormers. En wel naar een hervormer die de exorbitante genade van God predikte. Soli gratia, alleen maar genade, zei Luther. En die aan een vriend schreef dat deze als hij zo twijfelde over zijn zondigheid, ‘moedig moest zondigen, om de duivel beschaamd te laten staan’. Niet dat hij bewust kwaad moest doen, maar hij moest zich niet door zijn geweten teneer laten drukken. De genade van God was immers de overstelpende realiteit - daar kon de duivel niet tegenop. Luther kende de genade. Maar, zoals deze film laat zien, zijn volgelingen kenden niet de genade zelf, maar alleen de woorden over de genade. Ze zingen er wel over in hun liederen, en ze halen er teksten over aan uit de bijbel, maar ze beleven de genade niet. Ik moest denken aan de gemeente waar ik opgroeide. Waar zoveel bijbelkennis aanwezig was, waar mensen met gemak allerlei gedeeltes konden citeren, waar de broeders zich elke week samen bogen over het woord, maar waar geen genade was.
De groep die in deze film in beeld wordt gebracht, deed me er sterk aan denken. Ze zaten in hun donkere kleding elkaar maar aan te kijken, deden religieuze uitspraken, en vonden zich heel wat beter dan andere mensen. Ze minachtten het Aardse leven en aardse geneugten, want het ging hen om de hemel. Ze gingen niet alleen in het zwart gekleed, ze maakten elkaar zwart. Met scherpe woorden en pijnlijke beschuldigingen maakten ze elkaar klein. Het geloof werd een beklemmende omgeving, en in die beklemmende omgeving werden mensen beknot. Martina kreeg nooit een relatie, Philippa kreeg nooit zangles. Pijnlijk herkenbaar: mensen begraven hun eigenheid en talenten om de idealen van de groep te dienen.
Maar deze groep baseerde zich op dezelfde bijbel als waar Maarten Luther zich op baseerde toen hij predikte over de genade. De gemeente waar ik opgroeide baseerde zich op dezelfde bijbel - met overgave: deze kerk staat bekend om haar bijbelkennis - dezelfde bijbel waar iemand als Philip Yancey zich op baseert. Dezelfde bijbel die ik nog steeds aanhaal in mijn artikelen op mijn blog. Hoe kan het mogelijk zijn dat diezelfde basis leidt tot zo verschillende mensenlevens? Iemand vertelde me laatst dat zij een gesprek had gehad met collega’s over het christelijk geloof, en dat die collega’s horrorverhalen vertelden over hypocrisie en intolerantie, met het voorbeeld van een vrouw die op haar bruiloft in een zwarte bruidsjurk naar het altaar moest kruipen omdat ze zwanger was geworden voordat ze trouwde. Het is mensonterend! Maar deze gelovigen lezen dezelfde bijbel als ik. En ze zouden mij waarschijnlijk precies kunnen uitleggen aan de hand van citaten waarom wat zij zo’n vrouw aandoen, is wat God bedoelt. Zoals ik met de bijbel in mijn hand precies kon uitleggen waarom onze kerk gelijk had en andersdenkenden ‘het licht niet hadden’.
De oplossing kan niet komen uit de bijbel zelf, niet door die te bestuderen, niet door die aan te halen. De bijbel is slechts een communicatiemiddel, niet de boodschap zelf. Wat ons verandert is een ervaring van de overstelpende genade van God, die is verschenen ‘heilbrengend voor alle mensen’ (Titus 2:11). Het is niet genoeg om over genade te praten, het is niet genoeg er een bijbeluitleg over te kennen en het is ook niet genoeg om erover te zingen. Woorden zijn dood. Kennis maakt opgeblazen, alleen de liefde sticht. Maar de genade is, zoals de maaltijd in deze film, geen concept, maar realiteit. Het is iets tastbaars, iets goeds. Het komt binnen in dit leven. We ervaren het geschenk van Gods liefde in de schoonheid van de natuur, in de relatie met onze medemensen, in onze betekenisvolle bijdrage aan de wereld. In al die goedheid wordt Gods liefde concreet. En al die goedheid is maar een fractie van wat God ons wil geven.
Genade wordt voor ons realiteit, als we ons ervoor open stellen. De gemeenteleden in deze film sluiten zich af voor het geschenk van Babette, omdat ze hun eigen gelijk willen beschermen. Gelukkig is de generaal er, die er wel van weet te genieten. Die de maaltijd ontvangt als een verrassing en zich erdoor laat veranderen. En de twee zussen en hun mede gelovigen volgen uiteindelijk zijn voorbeeld. Ze beginnen daadwerkelijk te proeven. En hun gezichtsuitdrukking verandert. Ze gaan lachen. Mensen vergeven elkaar, de waarheid wordt uitgesproken, relaties worden hersteld. En iemand roept uiteindelijk tot de sterrenhemel: ‘Hallelujah’.
Mijn antwoord op de vraag van mijn vriend zou dus zijn dat bijbelstudie niet moet beginnen met de bijbel - hoe geestelijk dat ook lijkt. Zelfs als we zeggen dat we alleen de bijbel laten spreken, en de schrift recht snijden, ontsnappen we niet aan onze ik-gerichtheid. We passen de bijbel in in ons eigen kleine verhaal, we ontlenen onze betekenis aan onze bijbeluitleg, we beoordelen anderen naar de mate waarin ze het met ons eens of oneens zijn. Net als in de rest van ons leven moeten we ook voor onze bijbeluitleg onze plaats innemen in het verhaal van God. Dat verhaal dat draait om God die met zijn liefde leven schept uit het niets van de dood. Is er een betere definitie van genade? Het leven is het grootste geschenk, gegeven aan wie er niets voor kan terugdoen omdat die dood is. Wij geven toe dat we zwak zijn, dat we ongeneeslijk religieus zijn, dat we uit onszelf geneigd zijn te kiezen voor het oordeel en de wet boven de genade en het leven. We geven onze eigen zekerheid en trots op en vertrouwen op de levenbrengende goedheid van God. We openen onze handen om het geschenk van God te ontvangen. Dan schept God leven in de van zichzelf dode bijbelse woorden (woorden die ertoe kunnen leiden dat gelovigen anderen vernederen als ze voor hun huwelijk zwanger zijn). Dan ontmoeten we in de tekst deze liefdevolle, genadige God, die ons in Jezus alles heeft gegeven wat Hij is. Dan raken onze harten brandende in ons, zoals bij de Emmausgangers. En dan delen we uit wat we ontvangen hebben, niet uit religieuze plicht, maar zoals de generaal in de film, die niet anders kon dan zijn enthousiasme over het eten delen met zijn tafelgenoten. Dan wordt het bijbellezen een feest.