Hoe wij de werkelijkheid ervaren wordt niet in de eerste plaats bepaald door de werkelijkheid zelf - die IS gewoon - maar door de betekenis die wij aan de werkelijkheid toekennen, oftewel: het verhaal dat wij over de werkelijkheid vertellen. We verzamelen ervaringen uit het verleden, waarschuwingen of aanbevelingen van anderen, en de heersende normen en waarden uit de cultuur, en koppelen die aan mensen of voorwerpen in de wereld om ons heen. Deze beelden vormen als het ware ‘labels’ waarmee we wat we zien of ervaren kunnen interpreteren. Het gaat hierbij niet om de manier waarop we rationeel over de werkelijkheid denken, of over wetenschappelijke beschrijvingen. Mensen zijn niet in de eerste plaats rationele wezens, maar verbeeldende wezens. We zijn wezens die betekenis creeren, scheppers gemaakt naar het beeld van de Schepper. Ik kan daardoor bijvoorbeeld weten dat er in de Middellandse Zee geen gevaarlijke haaien zwemmen. En toch kan ik bang worden als ik bij het snorkelen het melodietje uit ‘Jaws’ neurie. Doordat ik die film heb gezien, associeer ik het blauwe water zonder bodem met haaienaanvallen. Ik heb er het beeld bij van bloed en gevaar. En ik zwem snel terug naar waar ik de rotsen wel onder me kan zien. Dit is dus geen rationele gedachte, maar een beeld dat ik zelf heb gevormd, of in me heb laten vormen. Ik vertel voortdurend verhalen over wat ik zie en hoor (of herhaal de verhalen die mij door de cultuur verteld worden). Dit is de basis van bijvoorbeeld vooroordelen en discriminatie, maar ook van fobieen en dwanggedachten. Verhalen kunnen, zoals wordt geillustreerd in de film Inception, hardnekkig zijn - ze kunnen ons hele leven op de kop gooien.
Ook hoe wij mensen ons geloof beleven, is voor een groot gedeelte afhankelijk van de beelden die wij in ons hart hebben van het voorwerp van ons geloof. Mijn serie blogberichten ‘Terug naar de basis’ is aan dit idee gewijd. We geloven niet in de eerste plaats omdat we verstandelijk overtuigd zijn van een set theologische dogma’s, we geloven ook niet omdat we een kortstondig goed gevoel hadden tijdens een samenkomst. We geloven omdat we om de een of andere reden WILLEN geloven. We WILLEN dat dit verhaal waar is - omdat we verlangen naar de nieuwe werkelijkheid die erin wordt aangekondigd, omdat we hopen beloond te zullen worden, of omdat we bang zijn voor straf als we er niet in geloven. Ons geloof is een keuze, we maken keuzes op basis van onze verlangens, en onze verlangens worden gevormd, niet door hoe we over dingen denken, maar door de betekenis die we eraan hechten, het verhaal dat we erover vertellen. We kunnen dus redeneren tot we een ons wegen, we kunnen mensen onderdompelen in warme emoties, maar we zullen niemand tot geloof kunnen brengen tenzij we hem of haar naar het geloof kunnen laten verlangen. Dan moet hij of zij in het hart zulke verhalen gaan koppelen aan God, Jezus, de hemel of de kerk, dat hij of zij deze dingen gaat zien als iets goeds, iets waardevols en iets begerenswaardigs. Daardoor zal het individu vanzelf op weg gaan, en de verstandelijke onderbouwing vinden voor zijn keuze, en de emoties ervaren die eruit voortkomen.
Andersom, als mensen verstoorde en verwrongen beelden met zich meedragen van God, van Jezus, van de hemel of de kerk, zullen ze deze dingen nooit zien als ‘goed’ als ‘waardevol’ of als ‘begerenswaardig’. Zelfs als ze intellectueel instemmen met de dogma’s, zelfs als ze door alle emotionele hoepels springen, zullen ze zich nooit met hun hele hart en ziel aan God kunnen overgeven. Ze zullen zich houden bij gedragingen en uiterlijkheden. Ze zullen een moreel leven leiden, ze zullen vallen in de Geest of demonen uitdrijven, ze zullen meewerken in bedieningen en de wereld overtrekken, of te vuur en te zwaard dwaalleren bestrijden - allerlei dingen waar ze zichzelf met behulp van externe motivatie als angst en beloning toe kunnen zetten. En ze zullen dat wellicht verwarren met wat het werkelijk betekent te geloven, zodat ze hun eigen uiterlijke tekenen gaan verwachten van anderen of aan hen gaan opleggen. Maar ze zullen God, Jezus, de hemel en de gemeenschap van de heiligen niet liefhebben.
Maar dat is waar het om gaat. Het gaat erom dat we we van God gaan houden. Het is als met een relatie tussen man en vrouw - ook die is niet in eerste plaats gebaseerd op een verstandelijke afweging, of op een kortstondig fijn gevoel. Nee, we gaan een relatie met iemand aan, omdat we naar die persoon zijn gaan verlangen. We zijn betekenis aan hem of haar gaan toekennen, een betekenis zo groot dat we heel graag bij die ander willen zijn, hem of haar beter willen leren kennen, en onszelf uiteindelijk aan hem of haar willen geven. Tot geloof komen is dus te vergelijken met verliefd worden - we worden verliefd op God, omdat we zien dat hij zo goed is, zo liefdevol, zo glorieus, dat we niets anders willen dan dicht bij Hem zijn, Hem kennen en door Hem gekend worden. En we ontdekken deze dingen over God in de persoon van Jezus. In Hem is de goddelijke volheid zichtbaar geworden. Hij is de incarnatie van de Schepper zelf, tastbaar, voelbaar, zichtbaar. Toen ze hem ontmoetten, lieten Jezus’ discipelen hun vissersspullen achter en volgden hem. ‘Naar wie zouden wij anders gaan? U spreekt woorden van eeuwig leven!’. Hun hart was door Jezus gewonnen, en ze hadden er alles voor over om bij Hem te horen.
Nu is het echter tweeduizend jaar later, en is Jezus niet meer onder ons. We moeten het, zo lijkt het, doen met de verhalen die al die jaren in de kerk over Hem zijn verteld. Jezus’ volgelingen lieten vier boeken en een heleboel brieven achter over hun belevenissen met hem, en later zijn er nog veel meer verhalen verteld al de eeuwen door. Maar de realiteit is dat die verhalen bij elkaar op dit moment een beeld scheppen van Jezus dat helemaal niet zo uitnodigt om Hem te volgen. Jezus is niet meer iemand voor wie wij alles zomaar achterlaten. Ons hart is niet meer brandende in ons, als we over Hem horen, we kijken er niet meer naar uit Hem te ontmoeten. Want wij kijken naar Hem door een bril die is gekleurd door religie, of anders gezegd: we zien hem door een mist van vooroordelen en interpretaties. We zien Hem als een religieus concept, een idee. Of als een man die lang geleden leefde. We zien hem als een serieuze asceet, die voortdurend ernstig om zich heen keek. Of als een activist, die altijd werkte. Of we zien hem als een slachtoffer, iemand die over zich heen liet lopen.
Kijk naar hoe Jezus wordt afgebeeld in onze kunst. “All the famous works of Him were ... of a wispy, pale Jesus, looking haunted, a ghostlike figure floating along through life making strange gestures and undicipherable statement. The Nativity scenes were particularly ridiculous. The classic art ... portrays a rather mature baby, very white, radiantly clean as no baby is ever clean, arms outstretched to reassure the nervous adults around him, intelligent, without need, halo glowing, conscious with an adult consciousness. Superbaby. This infant clearly never pooped his diapers. He looks ready to take up the prime ministership.” Dit is geen Jezus van wie we kunnen houden. De beelden die we van hem hebben meegekregen, de verhalen die we over Hem vertellen, moeten dus veranderen.
Het citaat hierboven is van John Eldredge, uit zijn boek Beautiful Outlaw, waarin hij een pleidooi houdt om Jezus opnieuw te leren kennen als de levende, passionele en intentionele persoon die hij is, of zoals de ondertitel zegt: ‘Experiencing the playful, disruptive, extravagant personality of Jesus’. Eigenlijk zou je dit boek kunnen zien als de logische conclusie van de vorige boeken van Eldredge. Ik zal maar gewoon toegeven dat ik een fan van hem ben. Niet alleen heb ik de meeste van Eldredges boeken in de kast staan en meerdere malen gelezen, ik ben ook actief geweest op een internetforum over zijn werken, ben op twee mannenconferenties geweest van zijn organisatie, in Amerika en in Australie, heb twee keer een mannengroep geleid naar aanleiding van Wild at Heart en heb verschillende lezingen gegeven over zijn werk. Dat is in de eerste plaats vanwege zijn manier van schrijven. Hij heeft een vrij dichterlijke manier van uitdrukken (hij heeft een tijd in het theater gewerkt, dat kan meespelen), waarbij hij prachtige beschrijvingen geeft van omgevingen en ervaringen. Hij is open en eerlijk over zijn eigen worstelingen, en maakt zichzelf niet groter dan hij is. Hij geeft voorbeelden uit films (voor mij als filmliefhebber een plus) en boeken (Dallas Willard, George MacDonald, Buechner et cetera). Maar vooral schrijft hij over onderwerpen die mij na aan het hart gaan.
Volgens John Eldredge zijn verhalen zo belangrijk voor mensen, omdat we daadwerkelijk in een groot, episch verhaal leven. En de kenmerken van onze verhalen zeggen iets over dat grote verhaal. In elk episch verhaal ontdekt de held bijvoorbeeld dat er een grotere wereld is, waarvan hij het bestaan daarvoor hooguit had vermoed. Deze grotere wereld is de bovennatuurlijke werkelijkheid van God, die ons op het oog heeft. Eldredge noemt dit de ‘heilige romance’. Wij zijn bedoeld om in een innige relatie met God te leven. De held ontdekt in epische verhalen ook dat er een oorlog aan de gang is. Er is een strijd om ons hart gaande, een kosmische strijd. We zijn leugens gaan geloven over onszelf, over de wereld om ons heen en over God. Daardoor zijn we niet de personen zoals God ons bedoeld heeft, maar leven we uit een valse identiteit, we doen alsof. Maar de held van het liefdesverhaal laat het daar niet bij. Hij komt voor ons tussenbeide, om te redden wat verloren was: ons hart, onze identiteit. Hij gebruikt alles in ons leven om onze aandacht te trekken en ons voor zich te winnen. En de hoofdpersonen in de epische verhalen ontdekken dat ze zelf een rol hebben te vervullen. God heeft ons gemaakt met een bedoeling. Wat die bedoeling is, ontdekken we door te kijken naar onze verlangens. Die zijn niet slecht, ze zijn geen afleiding van waar het werkelijk om gaat, maar ze laten zien waar God ons voor geschapen heeft. Ons verlangen naar schoonheid, naar intimiteit, naar avontuur, maar ook onze individuele verlangens, weerspiegelen Gods beeld. Ook de verlangens die samenhangen met onze mannelijke of vrouwelijke identiteit. Door al wandelend met God onze verlangens tot leven te laten komen, vervullen we Gods bedoeling met ons en worden we helemaal onszelf. Dit is totaal iets anders dan puur religieuze plichtsbetrachting, dit is een leven dat voortkomt uit het door God herstelde hart. Onze keuzes winnen zo aan betekenis, we kunnen ‘mindere minnaars’ achter ons laten, en de tegenstander weerstaan. En voor ons ligt het ‘happy end’ - onze blijde hereniging met de held, aan het eind van de geschiedenis.
In dit alles bleef tot nu toe een belangrijke vraag onbeantwoordt, namelijk wie is die held van het verhaal nou eigenlijk. Oh ja, hij heet Jezus, en we weten wat hij heeft gedaan. Maar hoe is hij? Hoe is zijn karakter? Hoe ziet hij er uit? Hoe gaat hij met ons om? Dit zijn belangrijke dingen om te weten, als we inderdaad leven in een ‘heilige romance’. Als ons verhaal ten diepste een liefdesverhaal is, moet Jezus iemand zijn van wie wij kunnen houden. Niet alleen maar om wat hij ons geeft, of wat hij voor ons doet. Nee, om wie hij is als persoon. Een man kan een vrouw nog zoveel kadootjes geven, of zoveel klusjes voor haar opknappen, als hij niet echt is, als hij niet vriendelijk is, een gevoel voor humor heeft, als hij niet eerlijk is, en niet slim, zal ze niet werkelijk van hem gaan houden. Volgens John Eldredge heeft de religie van de held van het verhaal een saai karakter gemaakt, een tweedimensionaal iemand, uit karton gesneden, een cliche, geen mens van vlees en bloed. Van cliches kun je niet houden - die zijn onpersoonlijk. Daarom wil Eldredge de held van het verhaal opnieuw aan ons voorstellen. Maar nu niet door een bril van religieuze vooroordelen. Hij wil hem nu vooral laten zien als ademend, zwetend, levend mens - als een echt persoon. Als iemand van wie wij zouden kunnen gaan houden. Hij vertelt daarom een heel aantal verhalen en anecdotes uit de Evangelien na, maar nodigt ons uit om er eens anders naar te kijken.
Dan zien we hoe speels Jezus met zijn discipelen omgaat, hoe hij hen benadert op een frisse, humoristische wijze in plaats van streng en saai. Bijvoorbeeld als hij Petrus -de visser- een muntstuk laat halen uit de bek van een vis, of als hij doet alsof hij niet met de Emmausgangers mee naar binnen wil gaan om te eten. “Well, nice talking to you chaps. So sorry for your loss. Hope things turn out. But I’ve got to get going ... Oh, all right, if you insist, I’ll dine with you.” Jezus die doet alsof! Als hij niet iemand was geweest met wie mensen konden lachen, zou hij waarschijnlijk geen vriend van tollenaars en hoeren zijn geweest.
Maar tegelijk gaat Jezus doelgericht te werk. Hij weet wat zijn missie is, en hij handelt ernaar, bijvoorbeeld bij de reiniging van de tempel. “Can you picture Gandhi or Buddha storming into the polling place of a local election, shouting, overturning tables, sending the participants fleeing? Now throw a small carnival into the mix, which they also need to rout. Impossible. Whoever did this would have to be really committed to clear the building. Fierce and intentional.”
Jezus was daarnaast extravagant vrijgevig. Hij was scheutig met zijn tijd en met zijn gaven, zoals bij de bruiloft te Kana of zijn genezingen. Hij is scheutig met zichzelf. “Jesus doesn’t only give his life for mankind, he also gives his life to mankind. It is showered upon us daily like manna.”
Tegelijk is Jezus ongelofelijk eerlijk. Hij zegt waar het op staat, tegen de Farizeeen, tegen Martha en Maria, tegen zijn discipelen. Hij maakt niks mooier dan het is. Zo voorspelt hij zijn volgelingen dat ze zullen lijden. “Maybe this is just what they need to hear. Consider the alternative - what if he told them: ‘Everything is going to be fine. Just love, and everyone will love you’. Then when reality hit and they found themselves bitterly hated and persecuted, they would feel betrayed.”
Maar daarbij is Jezus schandalig vrij, als hij praat met een Samaritaanse vrouw bij een waterput, of de wetten van de Sabbat breekt, of een melaatse aanraakt. “Now, Jesus is defiled. At least, in the eyes of all the proper authorities he is ... this would be the social equivalent of a rising priest or pastor giving their most important message of the year, then stepping outside onto the front porch of the church, lighting a cigarette, and taking a good long shot of tequila straight from the bottle as the congregation files past. Metaphorically speaking. Jesus doesn’t seem to care. Or better, he cares very deeply about the RIGHT things.”
Jezus gebruikte zijn vrijheid echter niet onbezonnen, nee, hij was slim, zelfs sluw. In zijn dialogen met de Farizeeen vangt hij ze in hun woorden, en laat hij ze sprakeloos achter. Maar hij gaat ook zo te werk met de vrouw bij de put: “Jesus is setting a trap. She throws one verbal jab after another, like a waitress in a rough cantina. He has the deftness of a bullfighter. She’s snarky, then defensive; he’s gracious and engaging ... Jesus takes the inirect approach. Playful and cunning. Very cunning.”
Hij zet die slimheid niet in voor zijn eigen gewin, maar toont juist oprechte nederigheid. Als hij de voeten van de discipelen wast, en als hij voor Pilatus staat. “If Jesus was pretending to be a man, then his life is so far beyond ours it can’t really be a model for us to follow ... But what we are witnessing when Jesus ‘disciples’ his followeres, is something like the emperor stepping down in the arena to face the lions with us, show us how it’s done, using only the tools available to us. Staggering. And so hopeful.”
Hij handelt daarnaast uit oprechte motieven. Hij is altijd zichzelf. Alles wat hij deed, deed hij uit liefde! “In this forest of fig leaves, where you are never sure you are getting the true person, there is nothing false about Jesus.’
Kortom, Jezus is prachtig, mooi, indrukwekkend. “He is the playfulness of creation, scandal and utter goodness, the generosity of the ocean and the ferocity of a thunderstorm; he is cunning as a snake and gentle as a whisper; the gladness of sunshine and the humility of a thirty mile walk by foot on a dirt road. Reclining at a meal, laughing with friends, and then going to the cross. That is what we mean when we say Jesus is beautiful.’
Deze levende, ademende Jezus uit de evangelien, is iemand van wie wij kunnen gaan houden. Hij is een persoon, hij is echt. En zijn persoonlijkheid is niet veranderd. Dit is wie hij ook nu nog is. Hij is ook nu humoristisch, doelgericht, vrijgevig, eerlijk, vrij, slim, nederig, oprecht en mooi. Dit is het karakter van de held van het verhaal, die ook de held wil zijn van ons verhaal. Hij is niet beperkt tot de pagina’s in een 2000 jaar oud boek, we kunnen hem op dit moment op deze manier ervaren. Hij wil namelijk ook zo met ons omgaan, zoals hij met zijn volgelingen omging in zijn leven op Aarde. John Eldredge geeft hiervan veel persoonlijke voorbeelden, en voorbeelden van zijn vrienden. Als wij ons voor hem openstellen, als we hem vragen echt zichzelf aan ons te laten zien, zullen we zijn speelse benadering gaan opmerken, zullen we merken hoe hij doelgericht dingen in ons leven aanpakt, zullen we veel van hem krijgen, maar zal hij ons ook de waarheid zeggen. We zullen soms naar adem happen als we zien hoe vrij hij ons wil maken, maar tegelijk merken dat hij altijd bereid is van zijn glorie af te zien. We zullen zijn slimheid, zijn oprechtheid, zijn schoonheid ervaren.
En daardoor zullen we gaan veranderen. We zullen zelf ook deze eigenschappen, deze kwaliteiten gaan vertonen. Als we genieten van de relatie met Jezus, als hij echt zichzelf mag zijn in zijn omgang met ons, zullen ook wij onszelf worden. Dan zullen ook wij gaan leven. “Jesus is not merely a model - that would be unreachable, crushing. He is the MEANS by which God is restoring our humanity. This is what Christianity is supposed to do to a parson. This happens as his life invades ours. You get to live his life. Or what is salvation after all?”
Ik merkte dat dit boek mijn verlangen om Jezus als persoon te kennen in mijn leven deed toenemen. Binnenkort wil ik het een tweede keer lezen, nog aandachtiger. En vervolgens de Evangelien lezen zonder de religieuze interpretaties automatisch op de tekst te leggen. Mijn hoop is dat ik nog meer onder de indruk kom van Jezus, van zijn persoon, van zijn karakter. Dat de beelden die ik in mijn hart van hem meedraag, gaan veranderen. Dat ik hem beter wil leren kennen, vaker met Hem wil omgaan, zijn stem wil horen. Dat ik ernaar ga uitzien hem te ontmoeten in Zijn koninkrijk. Dat ik van Hem ga houden.
Ook hoe wij mensen ons geloof beleven, is voor een groot gedeelte afhankelijk van de beelden die wij in ons hart hebben van het voorwerp van ons geloof. Mijn serie blogberichten ‘Terug naar de basis’ is aan dit idee gewijd. We geloven niet in de eerste plaats omdat we verstandelijk overtuigd zijn van een set theologische dogma’s, we geloven ook niet omdat we een kortstondig goed gevoel hadden tijdens een samenkomst. We geloven omdat we om de een of andere reden WILLEN geloven. We WILLEN dat dit verhaal waar is - omdat we verlangen naar de nieuwe werkelijkheid die erin wordt aangekondigd, omdat we hopen beloond te zullen worden, of omdat we bang zijn voor straf als we er niet in geloven. Ons geloof is een keuze, we maken keuzes op basis van onze verlangens, en onze verlangens worden gevormd, niet door hoe we over dingen denken, maar door de betekenis die we eraan hechten, het verhaal dat we erover vertellen. We kunnen dus redeneren tot we een ons wegen, we kunnen mensen onderdompelen in warme emoties, maar we zullen niemand tot geloof kunnen brengen tenzij we hem of haar naar het geloof kunnen laten verlangen. Dan moet hij of zij in het hart zulke verhalen gaan koppelen aan God, Jezus, de hemel of de kerk, dat hij of zij deze dingen gaat zien als iets goeds, iets waardevols en iets begerenswaardigs. Daardoor zal het individu vanzelf op weg gaan, en de verstandelijke onderbouwing vinden voor zijn keuze, en de emoties ervaren die eruit voortkomen.
Andersom, als mensen verstoorde en verwrongen beelden met zich meedragen van God, van Jezus, van de hemel of de kerk, zullen ze deze dingen nooit zien als ‘goed’ als ‘waardevol’ of als ‘begerenswaardig’. Zelfs als ze intellectueel instemmen met de dogma’s, zelfs als ze door alle emotionele hoepels springen, zullen ze zich nooit met hun hele hart en ziel aan God kunnen overgeven. Ze zullen zich houden bij gedragingen en uiterlijkheden. Ze zullen een moreel leven leiden, ze zullen vallen in de Geest of demonen uitdrijven, ze zullen meewerken in bedieningen en de wereld overtrekken, of te vuur en te zwaard dwaalleren bestrijden - allerlei dingen waar ze zichzelf met behulp van externe motivatie als angst en beloning toe kunnen zetten. En ze zullen dat wellicht verwarren met wat het werkelijk betekent te geloven, zodat ze hun eigen uiterlijke tekenen gaan verwachten van anderen of aan hen gaan opleggen. Maar ze zullen God, Jezus, de hemel en de gemeenschap van de heiligen niet liefhebben.
Maar dat is waar het om gaat. Het gaat erom dat we we van God gaan houden. Het is als met een relatie tussen man en vrouw - ook die is niet in eerste plaats gebaseerd op een verstandelijke afweging, of op een kortstondig fijn gevoel. Nee, we gaan een relatie met iemand aan, omdat we naar die persoon zijn gaan verlangen. We zijn betekenis aan hem of haar gaan toekennen, een betekenis zo groot dat we heel graag bij die ander willen zijn, hem of haar beter willen leren kennen, en onszelf uiteindelijk aan hem of haar willen geven. Tot geloof komen is dus te vergelijken met verliefd worden - we worden verliefd op God, omdat we zien dat hij zo goed is, zo liefdevol, zo glorieus, dat we niets anders willen dan dicht bij Hem zijn, Hem kennen en door Hem gekend worden. En we ontdekken deze dingen over God in de persoon van Jezus. In Hem is de goddelijke volheid zichtbaar geworden. Hij is de incarnatie van de Schepper zelf, tastbaar, voelbaar, zichtbaar. Toen ze hem ontmoetten, lieten Jezus’ discipelen hun vissersspullen achter en volgden hem. ‘Naar wie zouden wij anders gaan? U spreekt woorden van eeuwig leven!’. Hun hart was door Jezus gewonnen, en ze hadden er alles voor over om bij Hem te horen.
Nu is het echter tweeduizend jaar later, en is Jezus niet meer onder ons. We moeten het, zo lijkt het, doen met de verhalen die al die jaren in de kerk over Hem zijn verteld. Jezus’ volgelingen lieten vier boeken en een heleboel brieven achter over hun belevenissen met hem, en later zijn er nog veel meer verhalen verteld al de eeuwen door. Maar de realiteit is dat die verhalen bij elkaar op dit moment een beeld scheppen van Jezus dat helemaal niet zo uitnodigt om Hem te volgen. Jezus is niet meer iemand voor wie wij alles zomaar achterlaten. Ons hart is niet meer brandende in ons, als we over Hem horen, we kijken er niet meer naar uit Hem te ontmoeten. Want wij kijken naar Hem door een bril die is gekleurd door religie, of anders gezegd: we zien hem door een mist van vooroordelen en interpretaties. We zien Hem als een religieus concept, een idee. Of als een man die lang geleden leefde. We zien hem als een serieuze asceet, die voortdurend ernstig om zich heen keek. Of als een activist, die altijd werkte. Of we zien hem als een slachtoffer, iemand die over zich heen liet lopen.
Kijk naar hoe Jezus wordt afgebeeld in onze kunst. “All the famous works of Him were ... of a wispy, pale Jesus, looking haunted, a ghostlike figure floating along through life making strange gestures and undicipherable statement. The Nativity scenes were particularly ridiculous. The classic art ... portrays a rather mature baby, very white, radiantly clean as no baby is ever clean, arms outstretched to reassure the nervous adults around him, intelligent, without need, halo glowing, conscious with an adult consciousness. Superbaby. This infant clearly never pooped his diapers. He looks ready to take up the prime ministership.” Dit is geen Jezus van wie we kunnen houden. De beelden die we van hem hebben meegekregen, de verhalen die we over Hem vertellen, moeten dus veranderen.
Het citaat hierboven is van John Eldredge, uit zijn boek Beautiful Outlaw, waarin hij een pleidooi houdt om Jezus opnieuw te leren kennen als de levende, passionele en intentionele persoon die hij is, of zoals de ondertitel zegt: ‘Experiencing the playful, disruptive, extravagant personality of Jesus’. Eigenlijk zou je dit boek kunnen zien als de logische conclusie van de vorige boeken van Eldredge. Ik zal maar gewoon toegeven dat ik een fan van hem ben. Niet alleen heb ik de meeste van Eldredges boeken in de kast staan en meerdere malen gelezen, ik ben ook actief geweest op een internetforum over zijn werken, ben op twee mannenconferenties geweest van zijn organisatie, in Amerika en in Australie, heb twee keer een mannengroep geleid naar aanleiding van Wild at Heart en heb verschillende lezingen gegeven over zijn werk. Dat is in de eerste plaats vanwege zijn manier van schrijven. Hij heeft een vrij dichterlijke manier van uitdrukken (hij heeft een tijd in het theater gewerkt, dat kan meespelen), waarbij hij prachtige beschrijvingen geeft van omgevingen en ervaringen. Hij is open en eerlijk over zijn eigen worstelingen, en maakt zichzelf niet groter dan hij is. Hij geeft voorbeelden uit films (voor mij als filmliefhebber een plus) en boeken (Dallas Willard, George MacDonald, Buechner et cetera). Maar vooral schrijft hij over onderwerpen die mij na aan het hart gaan.
Volgens John Eldredge zijn verhalen zo belangrijk voor mensen, omdat we daadwerkelijk in een groot, episch verhaal leven. En de kenmerken van onze verhalen zeggen iets over dat grote verhaal. In elk episch verhaal ontdekt de held bijvoorbeeld dat er een grotere wereld is, waarvan hij het bestaan daarvoor hooguit had vermoed. Deze grotere wereld is de bovennatuurlijke werkelijkheid van God, die ons op het oog heeft. Eldredge noemt dit de ‘heilige romance’. Wij zijn bedoeld om in een innige relatie met God te leven. De held ontdekt in epische verhalen ook dat er een oorlog aan de gang is. Er is een strijd om ons hart gaande, een kosmische strijd. We zijn leugens gaan geloven over onszelf, over de wereld om ons heen en over God. Daardoor zijn we niet de personen zoals God ons bedoeld heeft, maar leven we uit een valse identiteit, we doen alsof. Maar de held van het liefdesverhaal laat het daar niet bij. Hij komt voor ons tussenbeide, om te redden wat verloren was: ons hart, onze identiteit. Hij gebruikt alles in ons leven om onze aandacht te trekken en ons voor zich te winnen. En de hoofdpersonen in de epische verhalen ontdekken dat ze zelf een rol hebben te vervullen. God heeft ons gemaakt met een bedoeling. Wat die bedoeling is, ontdekken we door te kijken naar onze verlangens. Die zijn niet slecht, ze zijn geen afleiding van waar het werkelijk om gaat, maar ze laten zien waar God ons voor geschapen heeft. Ons verlangen naar schoonheid, naar intimiteit, naar avontuur, maar ook onze individuele verlangens, weerspiegelen Gods beeld. Ook de verlangens die samenhangen met onze mannelijke of vrouwelijke identiteit. Door al wandelend met God onze verlangens tot leven te laten komen, vervullen we Gods bedoeling met ons en worden we helemaal onszelf. Dit is totaal iets anders dan puur religieuze plichtsbetrachting, dit is een leven dat voortkomt uit het door God herstelde hart. Onze keuzes winnen zo aan betekenis, we kunnen ‘mindere minnaars’ achter ons laten, en de tegenstander weerstaan. En voor ons ligt het ‘happy end’ - onze blijde hereniging met de held, aan het eind van de geschiedenis.
In dit alles bleef tot nu toe een belangrijke vraag onbeantwoordt, namelijk wie is die held van het verhaal nou eigenlijk. Oh ja, hij heet Jezus, en we weten wat hij heeft gedaan. Maar hoe is hij? Hoe is zijn karakter? Hoe ziet hij er uit? Hoe gaat hij met ons om? Dit zijn belangrijke dingen om te weten, als we inderdaad leven in een ‘heilige romance’. Als ons verhaal ten diepste een liefdesverhaal is, moet Jezus iemand zijn van wie wij kunnen houden. Niet alleen maar om wat hij ons geeft, of wat hij voor ons doet. Nee, om wie hij is als persoon. Een man kan een vrouw nog zoveel kadootjes geven, of zoveel klusjes voor haar opknappen, als hij niet echt is, als hij niet vriendelijk is, een gevoel voor humor heeft, als hij niet eerlijk is, en niet slim, zal ze niet werkelijk van hem gaan houden. Volgens John Eldredge heeft de religie van de held van het verhaal een saai karakter gemaakt, een tweedimensionaal iemand, uit karton gesneden, een cliche, geen mens van vlees en bloed. Van cliches kun je niet houden - die zijn onpersoonlijk. Daarom wil Eldredge de held van het verhaal opnieuw aan ons voorstellen. Maar nu niet door een bril van religieuze vooroordelen. Hij wil hem nu vooral laten zien als ademend, zwetend, levend mens - als een echt persoon. Als iemand van wie wij zouden kunnen gaan houden. Hij vertelt daarom een heel aantal verhalen en anecdotes uit de Evangelien na, maar nodigt ons uit om er eens anders naar te kijken.
Dan zien we hoe speels Jezus met zijn discipelen omgaat, hoe hij hen benadert op een frisse, humoristische wijze in plaats van streng en saai. Bijvoorbeeld als hij Petrus -de visser- een muntstuk laat halen uit de bek van een vis, of als hij doet alsof hij niet met de Emmausgangers mee naar binnen wil gaan om te eten. “Well, nice talking to you chaps. So sorry for your loss. Hope things turn out. But I’ve got to get going ... Oh, all right, if you insist, I’ll dine with you.” Jezus die doet alsof! Als hij niet iemand was geweest met wie mensen konden lachen, zou hij waarschijnlijk geen vriend van tollenaars en hoeren zijn geweest.
Maar tegelijk gaat Jezus doelgericht te werk. Hij weet wat zijn missie is, en hij handelt ernaar, bijvoorbeeld bij de reiniging van de tempel. “Can you picture Gandhi or Buddha storming into the polling place of a local election, shouting, overturning tables, sending the participants fleeing? Now throw a small carnival into the mix, which they also need to rout. Impossible. Whoever did this would have to be really committed to clear the building. Fierce and intentional.”
Jezus was daarnaast extravagant vrijgevig. Hij was scheutig met zijn tijd en met zijn gaven, zoals bij de bruiloft te Kana of zijn genezingen. Hij is scheutig met zichzelf. “Jesus doesn’t only give his life for mankind, he also gives his life to mankind. It is showered upon us daily like manna.”
Tegelijk is Jezus ongelofelijk eerlijk. Hij zegt waar het op staat, tegen de Farizeeen, tegen Martha en Maria, tegen zijn discipelen. Hij maakt niks mooier dan het is. Zo voorspelt hij zijn volgelingen dat ze zullen lijden. “Maybe this is just what they need to hear. Consider the alternative - what if he told them: ‘Everything is going to be fine. Just love, and everyone will love you’. Then when reality hit and they found themselves bitterly hated and persecuted, they would feel betrayed.”
Maar daarbij is Jezus schandalig vrij, als hij praat met een Samaritaanse vrouw bij een waterput, of de wetten van de Sabbat breekt, of een melaatse aanraakt. “Now, Jesus is defiled. At least, in the eyes of all the proper authorities he is ... this would be the social equivalent of a rising priest or pastor giving their most important message of the year, then stepping outside onto the front porch of the church, lighting a cigarette, and taking a good long shot of tequila straight from the bottle as the congregation files past. Metaphorically speaking. Jesus doesn’t seem to care. Or better, he cares very deeply about the RIGHT things.”
Jezus gebruikte zijn vrijheid echter niet onbezonnen, nee, hij was slim, zelfs sluw. In zijn dialogen met de Farizeeen vangt hij ze in hun woorden, en laat hij ze sprakeloos achter. Maar hij gaat ook zo te werk met de vrouw bij de put: “Jesus is setting a trap. She throws one verbal jab after another, like a waitress in a rough cantina. He has the deftness of a bullfighter. She’s snarky, then defensive; he’s gracious and engaging ... Jesus takes the inirect approach. Playful and cunning. Very cunning.”
Hij zet die slimheid niet in voor zijn eigen gewin, maar toont juist oprechte nederigheid. Als hij de voeten van de discipelen wast, en als hij voor Pilatus staat. “If Jesus was pretending to be a man, then his life is so far beyond ours it can’t really be a model for us to follow ... But what we are witnessing when Jesus ‘disciples’ his followeres, is something like the emperor stepping down in the arena to face the lions with us, show us how it’s done, using only the tools available to us. Staggering. And so hopeful.”
Hij handelt daarnaast uit oprechte motieven. Hij is altijd zichzelf. Alles wat hij deed, deed hij uit liefde! “In this forest of fig leaves, where you are never sure you are getting the true person, there is nothing false about Jesus.’
Kortom, Jezus is prachtig, mooi, indrukwekkend. “He is the playfulness of creation, scandal and utter goodness, the generosity of the ocean and the ferocity of a thunderstorm; he is cunning as a snake and gentle as a whisper; the gladness of sunshine and the humility of a thirty mile walk by foot on a dirt road. Reclining at a meal, laughing with friends, and then going to the cross. That is what we mean when we say Jesus is beautiful.’
Deze levende, ademende Jezus uit de evangelien, is iemand van wie wij kunnen gaan houden. Hij is een persoon, hij is echt. En zijn persoonlijkheid is niet veranderd. Dit is wie hij ook nu nog is. Hij is ook nu humoristisch, doelgericht, vrijgevig, eerlijk, vrij, slim, nederig, oprecht en mooi. Dit is het karakter van de held van het verhaal, die ook de held wil zijn van ons verhaal. Hij is niet beperkt tot de pagina’s in een 2000 jaar oud boek, we kunnen hem op dit moment op deze manier ervaren. Hij wil namelijk ook zo met ons omgaan, zoals hij met zijn volgelingen omging in zijn leven op Aarde. John Eldredge geeft hiervan veel persoonlijke voorbeelden, en voorbeelden van zijn vrienden. Als wij ons voor hem openstellen, als we hem vragen echt zichzelf aan ons te laten zien, zullen we zijn speelse benadering gaan opmerken, zullen we merken hoe hij doelgericht dingen in ons leven aanpakt, zullen we veel van hem krijgen, maar zal hij ons ook de waarheid zeggen. We zullen soms naar adem happen als we zien hoe vrij hij ons wil maken, maar tegelijk merken dat hij altijd bereid is van zijn glorie af te zien. We zullen zijn slimheid, zijn oprechtheid, zijn schoonheid ervaren.
En daardoor zullen we gaan veranderen. We zullen zelf ook deze eigenschappen, deze kwaliteiten gaan vertonen. Als we genieten van de relatie met Jezus, als hij echt zichzelf mag zijn in zijn omgang met ons, zullen ook wij onszelf worden. Dan zullen ook wij gaan leven. “Jesus is not merely a model - that would be unreachable, crushing. He is the MEANS by which God is restoring our humanity. This is what Christianity is supposed to do to a parson. This happens as his life invades ours. You get to live his life. Or what is salvation after all?”
Ik merkte dat dit boek mijn verlangen om Jezus als persoon te kennen in mijn leven deed toenemen. Binnenkort wil ik het een tweede keer lezen, nog aandachtiger. En vervolgens de Evangelien lezen zonder de religieuze interpretaties automatisch op de tekst te leggen. Mijn hoop is dat ik nog meer onder de indruk kom van Jezus, van zijn persoon, van zijn karakter. Dat de beelden die ik in mijn hart van hem meedraag, gaan veranderen. Dat ik hem beter wil leren kennen, vaker met Hem wil omgaan, zijn stem wil horen. Dat ik ernaar ga uitzien hem te ontmoeten in Zijn koninkrijk. Dat ik van Hem ga houden.